Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van de leden Van Nispen, Van Dam, Groothuizen, Helder, Kuiken, Van Wijngaarden en Van den Berge over het boek ‘Moordsporen, op zoek naar de waarheid achter cold cases’
Vragen van de leden Van Nispen (SP), Van Dam (CDA), Groothuizen (D66), Helder (PVV), Kuiken (PvdA), Van Wijngaarden (VVD) en Van den Berge (GroenLinks) aan de Minister van Justitie en Veiligheid over het boek «Moordsporen, op zoek naar de waarheid achter cold cases» (ingezonden 14 november 2019).
Antwoord van Minister Grapperhaus (Justitie en Veiligheid) (ontvangen 21 januari 2020)
Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2019–2020, nr. 985.
Vraag 1
Bent u bereid kennis te nemen van het boek «Moordsporen, op zoek naar de waarheid
achter cold cases»?1
Antwoord 1
Ik ben door mijn ambtenaren over de inhoud van het boek ingelicht.
Vraag 2
Wat is in algemene zin uw reactie op zaken waarin mogelijke ongerijmdheden zijn gevonden
of twijfel is blijven bestaan over de ware toedracht van overlijdens? Deelt u in algemene
zin de mening dat het belangrijk is voor het vertrouwen in de opsporing dat zo min
mogelijk twijfel blijft bestaan over de waarheid achter mogelijk niet adequaat onderzochte
zaken, niet alleen voor de waarheidsvinding maar ook voor de rouwverwerking van nabestaanden?
Antwoord 2
Ja, de Minister voor Rechtsbescherming en ik hebben in onze brief van 16 januari 20192 onderkend dat de twijfel bij nabestaanden over de oorzaak van het overlijden van
hun naaste kan leiden tot veel onzekerheid en onrust. Het is van groot belang dat
de vragen van nabestaanden beantwoord worden en dat zij helderheid verkrijgen over
de doodsoorzaak van hun dierbare. Dat is niet alleen een belang van de nabestaanden,
maar ook een belang van de samenleving als geheel, alsmede in het belang van de opsporing
indien er vermoedens zijn van mogelijke strafbare feiten.
Vraag 3
Wat is uw reactie op de stelling in het boek dat in de opsporing lang niet altijd
ruimte is voor kritiek, dat de signalen van klokkenluiders lang niet altijd op prijs
worden gesteld, dat opsporingsinstanties niet transparant genoeg zouden zijn en meer
zouden kunnen doen om van fouten te leren? Welke ruimte ziet u hier voor verbeteringen?
Antwoord 3
Het is van groot belang om van fouten te leren. Het realiseren van een cultuur waarin
fouten worden besproken is één van de doelstellingen van de Ontwikkelagenda opsporing.
De politie heeft geconstateerd dat het realiseren van de ontwikkeling in de opsporing
meer eigenaarschap in de operatie vereist. De politie en OM hebben bij iedere eenheid
een veiligheidsthema gekozen waarop het lerend vermogen binnen de recherche een impuls
krijgt.
In het halfjaarbericht politie najaar 2019 heb ik uw Kamer nader geïnformeerd over
de inzet van de politie om een divers, inclusief en veilig werkklimaat te bevorderen.3 Ik heb daarbij aangegeven welke verschillende loketten binnen de politie aanwezig
zijn waar medewerkers terecht kunnen met een klacht of vraag, afhankelijk van het
soort klacht.
Bij de arrondissementsparketten zijn regionale reflectiekamers ingesteld en op landelijk
niveau is er een landelijke reflectiekamer. In complexere onderzoeken (dus ook bij
levensdelicten en/of andere ernstige strafbare feiten) worden te nemen beslissingen
in het opsporingsonderzoek besproken met andere – niet bij de zaak betrokken – officieren
van justitie en politiefunctionarissen zijn. Tegenspraak en reflectie hebben hiermee
een formeel karakter gekregen door middel van het ter discussie stellen van hypothesen
en beslissingen, hiermee wordt tunnelvisie voorkomen. De recherche officier van justitie
heeft – samen met de kwaliteitsofficier van justitie – de rol om gebruikmaking van
de reflectiekamer te bevorderen.
Per 1 januari 2020 is bij de politie in aanvulling op de reeds bestaande voorzieningen
voor het melden en afhandelen van interne klachten en misstanden een ombudsfunctionaris
aangesteld. Hierover heb ik u in mijn brief van 20 december jl. nader geïnformeerd.4 De ombudsfunctionaris is onafhankelijk en heeft meerdere rollen. Naast informeren,
adviseren, kan zij onderzoek (laten) doen naar meldingen over bejegening van medewerkers
en leidinggevenden, alsmede over de sociale veiligheid in de organisatie, zoals discriminatie,
pesten en andere grensoverschrijdende omgangsvormen. De ombudsfunctionaris adviseert
direct aan de korpschef en kan naar aanleiding van het onderzoek aanbevelingen aan
hem doen.
Vraag 4
Bent u bereid specifiek kennis te nemen van de beschrijving van de zaak Larissa Dumont,
een jonge vrouw die met een doorgesneden hals dood werd aangetroffen in haar manege?
Deelt u de mening dat het zeer onbevredigend is dat deze zaak door de politie en het
openbaar ministerie (OM) destijds niet beschouwd werd als misdrijf en nu nog steeds
niet, maar waar allerlei getuigen en deskundigen inmiddels zeer serieuze kanttekeningen
bij plaatsen, maar er geen serieuze stappen worden gezet om andere scenario’s en een
mogelijk misdrijf nader te onderzoeken?
Antwoord 4
De zaak Larissa Dumont is mij bekend. Het OM heeft naar aanleiding van een artikel
in de Telegraaf van 5 juli 2014 waarin werd geschreven dat Larissa Dumont door een
misdrijf om het leven zou zijn gekomen en niet door een paardenbeet zoals in 1997
werd geconcludeerd nader onderzoek naar deze zaak gedaan. In een uitgebreid persbericht
van 8 december 2016 zijn de conclusies van dit onderzoek weergegeven (https://www.om.nl/@97054/cold-case-onderzoek/). Het OM heeft naar aanleiding van de recente kanttekeningen aangegeven dat er destijds
uitgebreid onderzoek is gedaan waarbij meerdere deskundigen zijn ingeschakeld, hetgeen
niet leidde tot de conclusie dat er sprake is geweest van een misdrijf.
Vraag 5
Wat is uw reactie op het voorstel van advocaat Job Knoester om een onafhankelijke
commissie op te richten, een loket waar nabestaanden mogelijk niet adequaat onderzochte
zaken kunnen aanmelden waarna experts (zoals advocaten, (oud)rechercheurs, officieren
van justitie en rechters, wetenschappers) deze zaken onder de loep kunnen nemen, zodat
onafhankelijk en objectief onderzoek (als second opinion) plaatsvindt? Bent u bereid
er over na te denken een dergelijk loket in te richten, vanwege het belang dat het
voortbestaan van ernstige twijfel over de waarheid zoveel mogelijk voorkomen moet
worden? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 4 en 5
Indien nabestaanden na het overlijdensonderzoek twijfels hebben over de conclusies
daarvan, kunnen zij deze kenbaar maken aan de officier van justitie. Deze kan vervolgens
nader onderzoek laten verrichten, als de van nabestaanden verkregen informatie daartoe
aanleiding geeft. Er loopt op dit moment een pilot second opinion in Noord-Holland.
Deze pilot ziet erop om twijfel bij nabestaanden over de conclusie van het OM over
de doodsoorzaak zoveel mogelijk weg te nemen. In de pilot zal een andere officier
van justitie samen met de politie het dossier en het te verrichten onderzoek herbezien.
In het geval het OM wel een strafrechtelijk onderzoek heeft ingesteld en het onderzoek
volgens het OM te weinig aanknopingspunten heeft opgeleverd voor vervolging, kunnen
nabestaanden een review aanvragen conform de aanwijzing Review (tweede beoordeling)
van het OM.
Als uiterste middel bestaat er voor de gevallen waarin nabestaande vermoeden hebben
van een misdrijf reeds een (wettelijke) voorziening om beklag te doen over het niet
opsporen van een delict. Op grond van artikel 12 Wetboek van strafvordering kunnen
belanghebbenden een klacht indienen wanneer een officier van justitie het besluit
heeft genomen een delict niet of niet-verder te vervolgen. Als een opsporingsinstantie
na aangifte beslist om geen opsporing te verrichten, kunnen nabestaanden – alvorens
een dergelijke artikel-12-klacht in te dienen – aan de officier van justitie een bevestiging
vragen dat (ook) niet zal worden vervolgd. In het kader van de modernisering van het
Wetboek van Strafvordering is een nieuwe procedure ontworpen waarin het niet-opsporen
wel reden kan zijn voor een klacht bij het gerechtshof, zij het nadat daartegen eerst
een klacht is ingesteld bij de officier van justitie en die negatief heeft beslist.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
F.B.J. Grapperhaus, minister van Justitie en Veiligheid
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.