Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Regterschot over de artikelen ‘Ouders Thijs H.: wij smeekten ggz om hulp’ en ‘Ouders Thijs H. smeekten GGZ om hulp, maar opname was ‘onnodig’’
Vragen van het lid Regterschot (VVD) aan de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport over de artikelen «Ouders Thijs H.: wij smeekten ggz om hulp» en «Ouders Thijs H. smeekten GGZ om hulp, maar opname was «onnodig»» (ingezonden 21 november 2019).
Antwoord van Staatssecretaris Blokhuis (Volksgezondheid, Welzijn en Sport) (ontvangen
17 januari 2020). Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2019–2020, nr. 1078.
Vraag 1
Heeft u kennisgenomen van de nieuwsartikelen: «Ouders Thijs H.: wij smeekten de ggz
om hulp»1 en «Ouders Thijs H. smeekten GGZ om hulp, maar opname was «onnodig»»?2
Antwoord 1
Ja, ik heb kennis genomen van de nieuwsartikelen over de ouders van Thijs H. Ik kan
mij voorstellen dat deze ervaring voor de ouders om niet te worden gehoord buitengewoon
pijnlijk moet zijn om vervolgens te worden geconfronteerd met het incident dat zich
een dag later heeft voltrokken.
Vraag 2
Bent u het ermee eens dat, zoals in de artikelen gesteld wordt, de adviezen van de
commissie Hoekstra, die in 2015 een rapportage heeft gepresenteerd, niet worden nageleefd?
Zo nee, kunt u aangeven welke acties u sindsdien heeft ondernomen?3
Antwoord 2
Ik ben het niet met de stelling eens dat de adviezen van de commissie Hoekstra niet
worden nageleefd. Het rapport van de heer Hoekstra is mede aanleiding geweest tot
het instellen van het Aanjaagteam voor personen met verward gedrag, later het Schakelteam
en recent het installen van 10 regio-adviseurs in het kader van het Verbindend Landelijk
Ondersteunings Team (VLOT).
Daarnaast zijn verschillende acties ondernomen die uitvoering geven aan de aanbevelingen:
Vroegsignalering is gestimuleerd onder andere door financiering vanuit het actieprogramma
van ZonMw door het steunen van initiatieven als de Wijk GGD‘er en het realiseren van
meldpunten waar burgers met hun signalen terecht kunnen. De samenwerking tussen partners
in de zorg- en veiligheidsketen is verbeterd, met name door aansluiting bij de ggz
aanbieders bij de zorg- en veiligheidshuizen. Overal in het land is invulling gegeven
aan de beoordelingsfunctie, zodat mensen snel kunnen worden doorgeleid naar de juiste
vormen van hulp en begeleiding. Er is gewerkt aan passend vervoer voor de doelgroep
en er zijn initiatieven gesteund als «streettriage», waarbij politie en ggz samen
op straat triage uitvoeren en hulp bieden. Inmiddels is een ketenveldnorm ontwikkeld
die partijen in staat stelt om beveiligde intensieve zorg beter kunnen organiseren.
Met verzekeraars zijn er afspraken gemaakt over de beschikbare capaciteit aan beveiligde
plaatsen. Ook zien we in specifieke regio’s dat er goede stappen worden gezet. Zo
heeft het Zorg- en Veiligheidshuis Rotterdam-Rijnmond een grote stap gezet met de
ontwikkeling van een nieuw risicotaxatie instrument. Met het nieuwe instrument wordt
breed gekeken naar de aanwezige risico’s en is de kans kleiner dat risico’s op gevaar
worden gemist. Dit instrument is toepasbaar in zowel het zorg- als veiligheidsdomein
en wordt begin 2020 beschikbaar gesteld aan alle zorg- en veiligheidshuizen. Gemeenten,
verzekeraars en aanbieders werken aan het verstevigen van de GGZ-expertise in de wijk.
Er is dus veel gebeurd de afgelopen periode en de komende tijd zullen we in blijven
zetten op implementatie en verdere uitrol van de genoemde maatregelen.
Vraag 3
Bent u ervan op de hoogte dat de ouders van Thijs H. tweemaal hebben aangedrongen
op de spoedopname van Thijs H.? Zo ja, bent u van mening dat beter naar de ouders
van Thijs H. geluisterd had moeten worden?
Antwoord 3
Ik heb kennisgenomen van het artikel. De instelling heeft een melding gedaan over
de gebeurtenissen bij de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ). Op verzoek van
de IGJ heeft de instelling vervolgens onderzoek laten doen door een onafhankelijke
commissie. De IGJ is nu in de afrondende fase met betrekking tot de beoordeling van
de onderzoekrapportage en behandeling van deze melding.
Gelet op de grote maatschappelijke impact van de gebeurtenissen omtrent de zorgverlening
aan de betrokken cliënt en de betrokken instelling, is de IGJ voornemens om inzicht
te geven in haar oordeel en wijze van afhandeling. Dit zal gebeuren in de vorm van
een (beperkte) publicatie. Hierbij wordt rekening gehouden met de medische geheimhoudingsplicht
waar ook de inspectie aan gebonden is, als ook met de wens vanuit de samenleving om
meer inzicht te krijgen in hetgeen is voorgevallen.
Vraag 4
Deelt u de observatie dat, zoals de familie van Thijs H., familie te vaak niet of
niet juist bij de behandeling van een cliënt wordt betrokken? Deelt u de observatie
dat behandelaars vaak niet weten wat de mogelijkheden hierin zijn en dat de verschillen
tussen instellingen groot zijn? Zo ja, waarom is dit zo en denkt u niet dat dit anders
moet? Welke concrete acties kunnen wij hierop verwachten?
Antwoord 4
Ik kan, gelet op de lopende onderzoeken, geen inhoudelijke uitspraken doen over deze
vreselijke gebeurtenissen. In het algemeen kan ik zeggen, dat ik het van belang vind
dat familie en naasten voldoende inspraak hebben bij de zorg van hun naaste. Dat gebeurt
in de praktijk al vaak, hoewel de familierelaties dat niet altijd makkelijk maken.
Op 1 januari 2020 is de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz) in werking
getreden. In deze wet wordt geregeld dat familie en naasten meer mogelijkheden hebben
tot inspraak en betrokkenheid: bij de voorbereiding, de uitvoering en de beëindiging
van verplichte zorg. Familie en naasten hebben onder de nieuwe wet meer doorzettingsmacht
als zij zich zorgen maken om hun naaste. De familie kan een melding doen bij de gemeente.
Gemeenten moeten onderzoek doen als de familie vindt dat verplichte zorg nodig is.
De gemeente moet de uitkomsten van dit onderzoek altijd naar de officier van justitie
sturen. Op deze manier wordt gestimuleerd dat meldingen van familie altijd serieus
worden meegewogen.
Vraag 5
Klopt het dat de administratieve lasten voor instellingen zijn toegenomen en dat medewerkers
hierin verstrikt raken? Hoe gaat dit opgelost worden, zodat zorgverleners gewoon weer
zorg kunnen verlenen? Welke concrete acties kunnen wij verwachten?
Antwoord 5
Het klopt dat de administratieve lasten zijn toegenomen. In de zorgsector en ook specifiek
in de GGZ is dit een punt van aandacht. In het in juli 2018 gesloten hoofdlijnenakkoord
met de GGZ sector is daarom een afspraak gemaakt om een substantiële verlaging van
administratieve lasten voor de zorgprofessional en zorginstelling te bewerkstelligen,
zoals dit is opgenomen in de sectorplannen Regeldruk en Rechtmatige zorg. Aan dit
hoofdlijnenakkoord wordt thans uitvoering gegeven.
Bij brief van 4 oktober 2019 heb ik samen met de andere bewindslieden van VWS u de
rapportage over de voortgang van het programma (Ont)Regel de Zorg toegestuurd.
In een proef met de vermindering van regeldruk in ambulante teams bij Arkin zijn heel
positieve resultaten geboekt.
Vraag 6
Welke beleidskeuzes gaat u de komende maanden maken om het tekort aan personeel op
te lossen?
Antwoord 6
Ik blijf de komende periode vol inzetten op de beschikbaarheid en inzetbaarheid van
medewerkers. Daartoe is er conform de maximale raming van het Capaciteitsorgaan financiering
beschikbaar voor extra opleidingsplaatsen voor de ggz.
De VWS brede aanpak van personeelstekorten met het actieprogramma Werken in de Zorg
wordt gecontinueerd. Daarbij wordt de komende periode extra nadruk gelegd op behoud
van medewerkers en anders werken. Voor een uitgebreid overzicht van de voortgang van
het Actieprogramma Werken in de Zorg verwijs ik u naar de op 20 december 2019 verzonden
voortgangsrapportage (TK 2019–2020, 29 282, nr. 391).
Vraag 7
Klopt het dat de verschijnselen die Thijs H. vertoonde, veroorzaakt konden worden
door dexamfetamine, dat wordt voorgeschreven tegen ADHD? Zo ja, had dit, vooral na
de signalen van de familie, niet veel beter gemonitord moeten worden?
Antwoord 7
Ik kan niet ingaan op deze vraag omdat het om een individuele casus gaat. Het is aan
de directe zorgverleners om te bepalen of een geneesmiddel bij een specifieke patiënt
tot bijwerkingen leidt.
Vraag 8
Wat vindt u van de oproep in het artikel om meer aandacht te geven aan bijwerkingen
van medicatie in de opleidingen van professionals?
Antwoord 8
Het is heel goed als in de opleiding van professionals meer aandacht is voor medicatie
in het algemeen en het belang van goed gebruik en alertheid op ontstaan en voorkomen
van bijwerkingen in het bijzonder. Deskundigen van organisaties als het College ter
Beoordeling van Geneesmiddelen (CBG) leveren hier reeds een bijdrage aan. Zo verzorgt
het CBG bijvoorbeeld een onderdeel van de opleiding van klinisch farmacologen.
Vraag 9
Wat vindt u van het feit dat er nog zoveel geheimzinnigheid over deze zaak is, waarbij
het lijkt alsof de instelling geen openheid van zaken wil geven? Deelt u daarnaast
de opvatting dat van deze casus geleerd kan worden, maar niet als het, zoals in deze
zaak, in nevelen gehuld blijft en vindt u ook dat andere instellingen die tegen dezelfde
problemen aanlopen, van deze casus moeten kunnen leren?
Antwoord 9
Ik herken het beeld niet dat er sprake is van geheimzinnigheid, zoals u stelt. Wel
klopt het dat, zoals gebruikelijk tijdens de looptijd van een onderzoek, geen publieke
mededelingen worden gedaan over deze specifieke casus. Ik wijs erop dat een deel van
de beperkte informatiedeling inherent is geweest aan het strafrechtelijk onderzoek.
Verder is het een afweging van de betrokken instelling om wel of geen uitlatingen
te doen. Hierbij speelt het aspect van privacy en in het bijzonder de medische geheimhoudingsplicht.
Uiteraard begrijp ik de maatschappelijke behoefte om zoveel mogelijk openheid te kunnen
ervaren rondom wat er is gebeurd, maar daarbij dient wel rekening te worden gehouden
met lopende onderzoeken en het medisch beroepsgeheim. Dit neemt niet weg dat de sector
van ieder incident, hoe tragisch ook, kan leren en dat dit ook nu het geval is. Vanuit
mijn rol zal ik dit ook blijven aanmoedigen en ik kom hier op terug in de brief die
uw Kamer van mij ontvangt over de leercultuur in de GGZ.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
P. Blokhuis, staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.