Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Van der Graaf over het rapport 'EU Drug Markets Report 2019'
Vragen van het lid Van der Graaf (ChristenUnie) aan de Minister van Justitie en Veiligheid over het rapport «EU Drug Markets Report 2019» (ingezonden 27 november 2019).
Antwoord van Minister Grapperhaus (Justitie en Veiligheid) (ontvangen 16 januari 2020).
Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2019–2020, nr. 1242.
Vraag 1
Heeft u kennisgenomen van het rapport «EU Drug Markets Report 2019» van het European
Monitoring Centre for Drugs and Drug Addiction en Europol?1
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Wat vindt u van het gegeven dat Nederland, naast Spanje, een centrale rol speelt in
de cannabishandel binnen de Europese Unie (EU) en vaak het bronland vormt van inbeslaggenomen
cannabis? Hoe verklaart u dit en denkt u dat het Nederlandse softdrugsbeleid bijdraagt
aan deze negatieve koploperspositie?
Antwoord 2
Het gedoogbeleid dat Nederland sinds de jaren ’70 kent is gericht op de verkoop van
cannabis in coffeeshops aan consumenten, vanuit het doel om een scheiding te creëren
tussen de markten van soft- en harddrugs. De productie van cannabis wordt niet gedoogd,
maar is verboden en wordt ook vervolgd. Elk jaar worden duizenden hennepkwekerijen
opgerold.
Nederland is een belangrijk transport- en distributieland met belangrijke logistieke
knooppunten, zoals de Rotterdamse haven. De keerzijde hiervan is dat criminele samenwerkingsverbanden
(CSV’s) de Nederlandse infrastructuur en korte distributielijnen naar het buitenland
misbruiken voor de handel in drugs. Dat is een serieus probleem. De aanpak van georganiseerde
ondermijnende drugscriminaliteit in Nederland is dan ook één van mijn prioriteiten.
Vraag 3
Wat vindt u van het gegeven dat Nederland, naast België en Spanje, een centrale rol
speelt in de binnenkomst en verhandeling van cocaïne en heroïne? Hoe verklaart u dit?
Op welke wijze draagt de normalisering van harddrugsgebruik bij aan een «gunstig ondernemersklimaat»
voor cocaïnehandelaren in Nederland?
Antwoord 3
Zoals in het antwoord op vraag 2 vermeld, is Nederland een belangrijk transport- en
distributieland met belangrijke logistieke knooppunten zoals de Rotterdamse haven.
De keerzijde hiervan is dat CSV’s hier misbruik van maken voor de handel in drugs.
Uit de Nationale Drug Monitor 2018 van het Trimbos-instituut blijkt dat het aantal
mensen in Nederland in de leeftijdscategorie van 15 tot en met 64 jaar dat ooit cocaïne
heeft gebruikt, in de periode 2014–2017 is toegenomen van 5,1% naar 6,2%. Vergeleken
met andere landen in de Europese Unie is dit bovengemiddeld hoog. Voor de Europese
Unie als geheel bedroeg dit 5,1% in 2017. Het toegenomen gebruik van cocaïne in Nederland
wijst erop dat het gebruik van deze drug in bepaalde groepen in de samenleving meer
geaccepteerd is geraakt.
Uiteraard spinnen cocaïnehandelaren garen bij de groei van hun afzetmarkt. Ik spreek
gebruikers van harddrugs voortdurend aan op het feit dat zij met hun levensstijl criminaliteit
financieren die onze samenleving ontwricht. Samen met de Staatssecretaris van Volksgezondheid,
Welzijn en Sport bezie ik momenteel op welke wijze extra kan worden ingezet op het
tegengaan van de normalisering van drugsgebruik. Hierover zal ik uw Kamer in het voorjaar
nader infomeren.2
In mijn brief van 18 oktober jl. heb ik uw Kamer voorts geïnformeerd over het breed
offensief tegen georganiseerde ondermijnende criminaliteit.3 Het breed offensief bestaat uit een combinatie van preventieve en repressieve maatregelen:
oprollen, afpakken en voorkomen. Nederland heeft een open economie, een gunstige geografische
ligging en een goede logistieke, financiële en digitale infrastructuur die gunstig
zijn voor het ondernemersklimaat. De aanpak is dan ook gericht op zowel bron-, transit-
en bestemmingslanden als op logistieke knooppunten en op samenwerking met private
partijen en branches. Een plan waarin deze contouren worden uitgewerkt volgt in het
voorjaar.
Daarnaast heeft de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport in zijn
brief aan uw Kamer van 16 december jl. laten weten een strategische verkenning te
laten uitvoeren naar specifiek het gebruik van cocaïne in Nederland.4 Doel van deze verkenning is het krijgen van zicht op de verschillende groepen cocaïnegebruikers
en op de meest effectieve preventieaanpak voor deze groepen.
Vraag 4
Wat vindt u van het gegeven dat Nederland het centrale land is geworden voor de productie
van MDMA en amfetaminen? Hoe verklaart u deze ontwikkeling? Op welke wijze draagt
de normalisering van harddrugsgebruik bij aan een «positief ondernemersklimaat» voor
producenten van, en handelaren in MDMA en amfetaminen in Nederland?
Antwoord 4
Zoals eerder genoemd is Nederland een belangrijk transport- en distributieland met
belangrijke logistieke knooppunten. Dat maakt Nederland in algemene zin ook aantrekkelijk
voor de productie en doorvoer van drugs. Waarom Nederland zich in het bijzonder heeft
ontwikkeld tot veruit het grootste productieland van MDMA en amfetaminen in Europa
kan ik niet verklaren. Dat het gebruik van MDMA door bepaalde groepen in de samenleving
steeds normaler wordt gevonden, betekent niet dat de samenleving als geheel tolerant
is ten aanzien van de productie van synthetische drugs en de daar onlosmakelijk mee
verbonden criminaliteit, onveiligheid en milieuschade. Dat neemt niet weg dat de normalisering
van het gebruik van drugs mij grote zorgen baart. In dat kader verwijs ik graag naar
de in het antwoord van vraag 3 genoemde afspraak met de Staatssecretaris van Volksgezondheid,
Welzijn en Sport inzake het tegengaan van de normalisering van drugsgebruik.
Vraag 5
Wat vindt u van het gegeven dat 61% van het online aanbod van heroïne in de Europese
Unie, 47% van het online aanbod van cocaïne en 50% van het online aanbod van MDMA
vanuit Nederland wordt aangeboden?
Antwoord 5
Gezien de positie van Nederland als belangrijk productie- en doorvoerland van drugs
binnen de Europese Unie is een prominente aanwezigheid van Nederlandse handelaren
op het Darkweb niet verwonderlijk. In het rapport wordt opgemerkt dat het totale aantal
handelaren en transacties niet kan worden afgeleid uit het aantal aanbiedingen voor
een bepaalde drug die op het Darkweb zijn aangetroffen. De genoemde percentages moeten
daarom met enige voorzichtigheid worden geïnterpreteerd. In het bijzonder kunnen zij
niet zo worden gelezen dat 61% van alle heroïne, 47% van alle cocaïne en 50% van alle
MDMA in de Europese Unie uit Nederland afkomstig zouden zijn. Tegelijkertijd vraagt
de sterke vertegenwoordiging van Nederlandse drugshandelaren op het Darkweb om een
passende reactie. Om die reden is door dit kabinet ook geïnvesteerd in extra expertise
en onderzoek op het Darkweb, onder meer met het oog op drugswinsten en criminele geldstromen.
Er wordt hierbij door de politie ook samengewerkt met Europol.
Vraag 6
Hoe duidt u de ontwikkeling dat Mexicaanse drugsbendes steeds nauwer betrokken lijken
te raken bij de Europese drugsmarkt en de Nederlandse in het bijzonder? Bent u bereid
de aanbeveling over te nemen om de bedreigingen die dit met zich meebrengt in kaart
te brengen om hier vervolgens indien nodig tegen op te treden?
Antwoord 6
Op dit moment is het beeld dat sommige Nederlandse drugsproducenten, vooral in Brabant,
naast MDMA ook het meer winstgevende methamfetamine (crystal meth) gaan produceren
of daarop overstappen. Gebleken is dat zij voor wat betreft de productie in enkele
gevallen gebruik hebben gemaakt van expertise uit Mexico. Zoals ik uw Kamer berichtte
in mijn brief van 10 september 20195 en in mijn beantwoording van de schriftelijke vragen van het lid Laan-geselschap
d.d. 28 augustus 2019 houd ik de betrokkenheid van de Mexicaanse kartels scherp in
het oog. De politie staat in nauw contact met de Mexicaanse autoriteiten, de Amerikaanse
DEA, maar ook met bijvoorbeeld Canada en Australië en landen met mogelijke afzetmarkten
in Oost-Europa om ontwikkelingen op dit vlak doorlopend te monitoren.
Eind november is de politie nog voor overleg in Mexico geweest. Zoals uit het EU Drug
Markets Report blijkt is de toename van de productie van en de handel in methamfetamine
geen exclusief Nederlands probleem, maar een probleem dat meerdere EU-landen raakt.
Daarom is de bestrijding van methamfetamine één van de onderwerpen binnen het project
EMPACT Synthetische Drugs. De EU-landen delen actief informatie via Europol, waarna
analyse plaatsvindt. Op basis daarvan wordt ook met niet-EU-landen de samenwerking
gezocht naar aanleiding van concrete uitkomsten. Binnen het project EMPACT Synthetische
Drugs wordt ook met de EMCDDA samengewerkt.
Vraag 7
Heeft u kennisgenomen van de constatering dat naast grote havens (zoals Rotterdam)
ook kleinere havens (zoals Vlissingen) gebruikt worden in de drugshandel? In hoeverre
vindt er samenwerking en afstemming plaats tussen havensteden op landelijk en internationaal
niveau ten einde gezamenlijk, consistente maatregelen te treffen tegen drugshandel?
Kan een nadere intensivering van deze uitwisseling gewenst zijn zoals ook de onderzoekers
adviseren?
Antwoord 7
Dat ook kleinere havens worden misbruikt voor de handel in drugs is al enige tijd
bekend. Het Nationaal Dreigingsbeeld 2017 maakte melding van het feit dat cocaïne
bestemd voor Nederlandse criminelen ook het land binnenkomt via kleinere havens zoals
Vlissingen en Amsterdam.6 In de strijd tegen maritieme smokkel werken de grotere havens zoals Rotterdam met
een aantal kleinere zeehavens samen.
De samenwerking vindt plaats via de leden van de Kerngroep Cocaïnestromen, een operationeel
overleg van de Nederlandse zeehavens en de zeehavens van Antwerpen en Gent. Hieraan
nemen betrokkenen van politie, Openbaar Ministerie, Douane, en de Koninklijke Marechaussee
van Nederland en België deel. In het overleg wordt kennis – over cocaïnestromen, modus
operandi, netwerken e.d. – gedeeld. Ook worden gezamenlijke projecten opgezet, zowel
regionaal als landelijk en internationaal («upstream disruption»). In juli dit jaar
is op initiatief van burgemeester Aboutaleb de joint governance conferentie van zeehavens
Antwerpen en Rotterdam georganiseerd, waarbij ook betrokkenen van andere havens waren
uitgenodigd. Doelstelling van deze conferentie was het verbeteren van de samenwerking,
kennisuitwisseling, handelingsperspectief en het opwerpen van barrières tegen georganiseerde
criminaliteit.
Verder neemt Nederland deel aan het Maritiem Analyse en Operatie Centrum – Narcotica
(MAOC-N), een maritiem samenwerkingsverband van zeven EU-lidstaten dat als doel heeft
om de drugssmokkel in Europa tegen te gaan. Net als de overige landen heeft de politie
een liaisons officer in het MAOC in Lissabon geplaatst om de informatie-uitwisseling
tussen de deelnemende landen te faciliteren. Binnen MAOC-N wordt samengewerkt bij
de bestrijding van de smokkel van verdovende middelen over zee (irreguliere vaart)
en door de lucht over de Atlantische Oceaan naar Europa en de westkust van Afrika,
met de mogelijkheid de operaties uit te breiden naar onder andere het westelijk deel
van het Middellandse Zeegebied.
Ook in diverse landen buiten de Europese Unie zijn liaison officers van de politie
en Koninklijke Marechaussee geplaatst, waaronder Colombia en Peru. De liaison officers
werken nauw samen met de politiële autoriteiten van deze landen met als doel informatie
uit te wisselen over verdachten en criminele organisaties die zich bezighouden met
cocaïneproductie en -handel in deze regio. Tot slot werkt de politie samen met strategische
partners zoals de Amerikaanse Drug Enforcement Administration. Door effectief en slim
in te grijpen in het begin van de keten vermindert de toestroom van cocaïne naar Nederland.
Vraag 8
Heeft u kennisgenomen van de vele aanbevelingen die toezien op het creëren van groter
bewustzijn ten aanzien van gezondheidsschade, financiële schade, milieuschade, corruptie
en werving van kwetsbare jongeren? Ziet u deze aanbevelingen als een ondersteuning
om te komen tot meer bewustwording en een stevige aanpak van normalisering van drugs
conform de aangenomen motie Voordewind/Van Dam?7
Antwoord 8
In de aanpak van georganiseerde ondermijnende criminaliteit neemt
vergroting van het bewustzijn in de samenleving een centrale plaats in. Bestuurders,
beleidsmakers, ondernemers en professionals moeten hun rol bij het ontstaan én tegengaan
van ondermijnende criminaliteit herkennen en daarnaar kunnen handelen. Ook de gebruiker
van drugs moet zich van de gevolgen van zijn of haar gebruik bewust zijn. Zo is het
in de eerste plaats van groot belang dat de individuele gebruiker zich bewust is van
de gezondheidsschade die gepaard gaat met drugsgebruik. Dat de gezondheidsrisico’s
groot zijn blijkt uit het aantal geregistreerde gezondheidsincidenten als gevolg van
drugsgebruik in Nederland. Tussen 2009 en 2018 zijn er ruim 45.000 acute gezondheidsincidenten
geregistreerd, in 2018 waren dit er 6.100 (Monitor Drugs Incidenten 2018, Trimbos
instituut). Het drugspreventiebeleid van de Staatssecretaris van Volksgezondheid,
Welzijn en Sport richt zich daarom voor een groot deel op het geven van voorlichting
aan (potentiële) gebruikers en hun omgeving over de gezondheidsrisico’s van drugsgebruik.
Drugsgebruik heeft echter ook gevolgen die de individuele gebruiker overstijgen en
de samenleving als geheel raken. De productie van en handel in drugs vergiftigen onze
leefomgeving met geweld en intimidatie, en soms ook letterlijk, met drugsafval dat
in de natuur wordt gedumpt of in het riool wordt geloosd. Individuele gebruikers moeten
niet langer van deze gevolgen van hun gedrag weg kunnen kijken. Ik zet daarom in op
bewustwording, en weet me daarin gesteund door de aanbevelingen uit het rapport van
de EMCDDA. Overigens ben ik me er daarbij van bewust dat bewustwording bij gebruikers
nog niet vanzelfsprekend betekent dat zij hun gedrag zullen veranderen. Op dit moment
ontwikkelt het Trimbos-instituut in opdracht van de voorzitter van het Strategisch
Beraad Ondermijning (SBO) een pilotaanpak om na te gaan op welke wijze gebruikers
van partydrugs effectief op hun verantwoordelijkheid kunnen worden aangesproken. Deze
pilot wordt medio 2020 uitgevoerd. Verder zal ik uw Kamer in het voorjaar in het kader
van de uitwerking van het breed offensief tegen georganiseerde criminaliteit informeren
op welke wijze de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en ik verder
kunnen inzetten op het tegengaan van normalisering, zoals bedoeld in de door uw Kamer
aangenomen motie van de leden Voordewind en Van Dam8.
Vraag 9
Heeft u kennisgenomen van de aanbevelingen die toezien op de relatie van drugshandel
en andere criminele handelingen zoals mensenhandel? Bent u bereid zich in te spannen
om in Europees verband de aanbeveling over te nemen om partnerschappen in de bestrijding
van deze vormen van criminaliteit te versterken?
Antwoord 9
In de EU-beleidscyclus voor bestrijding van georganiseerde criminaliteit is bestrijding
van de drugscriminaliteit één van de prioriteiten. In de onder de beleidscyclus vallende
EMPACT-projecten wordt operationele actie ondernomen, waarbij voor een aanzienlijk
deel wordt gefocust op het uitschakelen van zogeheten «High Value Targets»: personen
en/of infrastructuur die voor internationaal opererende CSV’s onmisbaar zijn om hun
criminele praktijken voort te kunnen zetten. Dergelijke CSV’s zijn zeer vaak bij meerdere
vormen van criminaliteit betrokken, zoals mensenhandel en witwassen. De EMPACT-projecten
kennen daarom een multidisciplinaire aanpak. Eerder informeerde ik uw Kamer dat Nederland
in 2019 trekker is geworden van het EMPACT-project Trafficking in Human Beings (THB;
mensenhandel). De deelname aan het EMPACT-project is multidisciplinair, waarbij politie,
inspectie SZW, Koninkelijke Marechaussee en OM nauw samenwerken. Als driver van EMPACT
THB zet Nederland zich in om dit samenwerkingsverband meer multidisciplinair te maken;
zo worden gemeenten bij EMPACT-activiteiten betrokken en wordt de samenwerking met
NGO’s en opvangorganisaties bevorderd. Ook is er binnen EMPACT THB aandacht voor de
relatie tussen migratie en uitbuiting. Nederland participeert bijvoorbeeld in het
deelproject Nigeriaanse mensenhandel, dat wordt geleid door Duitsland.9
Met de EU-beleidscyclus ligt er een goede basis voor de aanpak van de zware internationale
(drugs)criminaliteit. Ik maak mij er in Europa sterk voor om internationale en multidisciplinaire
samenwerking verder uit te bouwen, zowel in multilateraal als in bilateraal verband.
Zonder vooruit te lopen op de integrale besluitvorming over het Meerjarig Financieel
Kader 2021–2027 van de Europese Unie en ingepast binnen de kabinetsinzet voor een
modern en financieel houdbaar MFK, maak ik me daarbij in binnen- en buitenland sterk
voor voldoende budget voor Europol en Eurojust, om zo deze agentschappen in samenwerking
met de lidstaten zo goed mogelijk in staat te stellen de georganiseerde criminaliteit
in samenhang te bestrijden.
Vraag 10
Deelt u de constatering dat het rapport duidelijk laat zien dat Nederland een zeer
negatieve en prominente rol vervult binnen de Europese productie en handel van drugs?
Welke mogelijkheden biedt dit gegeven, in combinatie met de aanbevelingen om juist
te investeren in de bestrijding van drugscriminaliteit indrug hubs, om ook Europese financiële ondersteuning te vragen bij de aanpak van ondermijning
en drugscriminaliteit?
Antwoord 10
Die constatering acht ik gerechtvaardigd. Nederlandse opsporingsinstanties kunnen
(net als die uit andere lidstaten), aanspraak maken op verschillende Europese gelden.
Dit gebeurt ook regelmatig. De tweejaarlijkse internationale conferentie over de bestrijding
van synthetische drugs, SYNDEC, voor het laatst gehouden afgelopen november, wordt
grotendeels met Europees geld gefinancierd. De gelden zijn onder andere afkomstig
uit het Fonds voor de Interne Veiligheid (Internal Security Fund (ISF)). De gelden
uit het fonds worden op verschillende manieren besteed. Een deel van het geld, ongeveer
€ 342 miljoen, is in beheer van de Europese Commissie zelf. Hiervoor wordt elk jaar
opnieuw een werkprogramma vastgesteld. De Commissie financiert hiermee kortlopende
projecten die kunnen worden ingediend in het kader van specifieke calls. Het komt
voor dat deze het terrein van drugsbestrijding bestrijken, maar dat is momenteel niet
het geval.
Onderdeel van het deel dat in beheer is van de Europese Commissie is de financiering
via Europol van acties in het kader van de EMPACT-projecten. Hieronder vallen ook
projecten op het gebied van de bestrijding van drugscriminaliteit, waaraan ook door
Nederlandse opsporingsinstanties wordt deelgenomen.
Een tweede deel van het ISF, ongeveer € 662 miljoen, wordt door de lidstaten zelf
beheerd. In Nederland gebeurt dat door de Verantwoordelijke Autoriteit voor AMIF (Asylum,
Migration and Integration Fund) en ISF, onderdeel van het Ministerie van Justitie
en Veiligheid. De Nederlandse subsidieregeling ISF bestaat uit twee onderdelen: (1)
politiesamenwerking, criminaliteitsbeheersing en crisisbeheersing en (2) buitengrenzen/visa.
Ook vanuit het Justice-programma, het Health-programma en Horizon 2020 van de EU is
periodiek voor dit doel geld beschikbaar. Deze programma’s zijn in beheer van de Europese
Commissie zelf en er wordt elk jaar opnieuw een werkprogramma voor vastgesteld.
De bestrijding van drugshandel en -productie is in de JBZ-raad van 17 mei 2017, opnieuw
als één van de EU-prioriteiten op het gebied van georganiseerde misdaad vastgesteld.
Hiermee is verzekerd dat het onderwerp ook de komende jaren onderdeel zal uitmaken
van de verschillende programma’s.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
F.B.J. Grapperhaus, minister van Justitie en Veiligheid
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.