Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Wiersma over het bericht 'Grote zorgen Tweede Kamer na onderzoek salafistische moskeescholen'
Vragen van het lid Wiersma (VVD) aan de Ministers van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en van Justitie en Veiligheid over het bericht «Grote zorgen Tweede Kamer na onderzoek salafistische moskeescholen» (ingezonden 11 september 2019).
Antwoord van Minister Koolmees (Sociale Zaken en Werkgelegenheid), mede namens de
Minister van Justitie en Veiligheid (ontvangen 14 januari 2020) Zie ook Aanhangsel
Handelingen, vergaderjaar 2019–2020, nr. 384.
Vraag 1
Bent u bekend met het bericht «Grote zorgen Tweede Kamer na onderzoek salafistische
moskeescholen»1? Hoe beoordeelt u dit onderzoek van het NRC en Nieuwsuur?2
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Hoe beoordeelt u dit nieuws, zeker nadat eerder dit jaar de AIVD al wees op salafisten
die via informeel onderwijs en weekendscholen een steeds stevigere greep op het onderwijs
in Nederland krijgen?3 Welke stappen heeft u gezet naar aanleiding van dit AIVD-onderzoek?
Antwoord 2
Het kabinet vindt het in geen geval acceptabel indien mensen in Nederland onze vrijheden
misbruiken om antidemocratische, anti-integratieve en onverdraagzame boodschappen
te verspreiden. Het kabinet heeft daartoe een aantal maatregelen in gang gezet. We
werken met de Taskforce Problematisch Gedrag en Ongewenste Buitenlandse Financiering
aan een integrale aanpak van problematisch gedrag en ongewenste buitenlandse financiering.4 Binnen deze Taskforce werken de ministeries van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (inclusief de AIVD), Justitie en Veiligheid
(inclusief de NCTV), Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en Buitenlandse Zaken nauw samen
met politie en gemeenten. Ten aanzien van informele scholing wordt in opdracht van
SZW een verkenning uitgevoerd, waarin ook gekeken wordt naar de mogelijkheden voor
toezicht en kwaliteitsverbetering bij informele scholing. De resultaten van dit onderzoek
worden begin volgend jaar verwacht.
Daarnaast is het goed om te beseffen dat degenen die het meest door deze praktijken
geraakt worden de islamitische gemeenschappen zelf zijn. Zij worden dubbel geraakt.
Ten eerste direct door de problematische invloed van deze salafistische aanjagers,
waardoor kinderen met de rug naar de samenleving komen te staan en zij zich steeds
minder thuis voelen in hun eigen land. En ten tweede omdat de islamitische gemeenschappen
ten onrechte als geheel worden aangekeken op het problematisch gedrag van deze kleine
groep. Zo wakkeren zij bewust polarisatie aan en dat is onacceptabel. Het kabinet
steunt de mensen binnen de islamitische gemeenschappen die de signalen uit de Nieuwsuuruitzendingen
evenzeer onacceptabel vinden. Het is dan ook van het grootste belang dat van binnenuit
tegengeluid komt en weerbaarheid wordt versterkt. Daarover zijn we voortdurend met
vertegenwoordigers van islamitische gemeenschappen in gesprek.
Vraag 3, 8 en 10
Deelt u de mening dat hier sprake lijkt te zijn van een zeer goed georganiseerde,
geraffineerde en uitgekiende strategie van vijftig salafistische organisaties met
enkel het doel om met hun salafistische lesmethoden kinderen los te weken van de Nederlandse
samenleving? Deelt u de mening dat er dus geen sprake lijkt van een incident?
In hoeverre was u bekend met de genoemde werkwijze en de vijftigtal organisaties die
op deze manier het onderwijs ontwrichten? Welke salafistische groeperingen, zowel
beschreven in dit artikel als daarbuiten, houdt in u de gaten omdat zij een kwalijke
invloed hebben op het onderwijs? Welke stappen zet u tegen deze groepen?
Was u bekend met het feit dat er concreet lesmateriaal bestaat dat bijdraagt aan het
indoctrineren in salafistisch gedachtegoed, zoals beschreven in dit artikel?
Antwoord 3, 8 en 10
In het Dreigingsbeeld Terrorisme, Extremisme en Radicalisering rapporteert de NCTV
geregeld over de invloed van salafistische «aanjagers» (of voormannen) op informele
islamitische lesinstituten. De inschatting van de NCTV is al langer dat deze aanjagers
gebruik maken van een infrastructuur van religieuze instellingen. Deze infrastructuur
is de afgelopen jaren door een aantal Nederlandse salafistische aanjagers opgebouwd.
Nederland kent tientallen salafistische aanjagers, die veelal verbonden zijn aan salafistische
centra in hun woonomgeving, maar daarnaast prediken op allerlei plaatsen in het land.
De meesten hebben een sterke online aanwezigheid. Ook beschreef de NCTV al eerder
hoe salafistische voormannen of aanjagers voortdurend nieuwe educatieve en vormende
initiatieven opzetten en mede hierdoor de informele islamitische lesinstituten domineren.
Mede door de studie in Saoedi-Arabië komen salafistische predikers beschikbaar die
het salafistische gedachtegoed verspreiden en salafistische organisaties in Nederland
versterken. Dit heeft bijgedragen aan salafistische dominantie in het Nederlandstalig
aanbod van islamitische kennis: zowel in boeken, online als in islamitische jongerenverenigingen
en het informele islamitische onderwijs dat in Nederland wordt gegeven. Het kabinet
maakt zich daar zorgen over. De overheid constateert groeiende impact van individuen
(aanjagers) en organisaties die vanuit bepaalde salafistische leerstellingen (eventueel
middels heimelijke activiteiten) aanzetten tot haat, onverdraagzaamheid, afwijzen
van het gezag van de overheid en van de instituties van de democratische rechtsorde,
een anti-integratieve opstelling en het trachten om de vrijheid van anderen (waarbij
valt te denken aan verkettering, gepaard gaand met uitsluiting en zelfs bedreiging)
in te perken. Deze aanjagers hebben een onevenredige impact binnen islamitische gemeenschappen
in Nederland door hun actieve sociale media gebruik, aanbod van niet-regulier onderwijs
en uitgeverijen. Dit is zorgwekkend en dient te worden tegengegaan.
Vraag 4 en 5
Bent u het eens met de stelling dat dit onacceptabel is? Deelt u de mening dat alleen
een harde aanpak dit tegen kan gaan? Welke stappen heeft u gezet om deze vorm van
gestructureerde indoctrinatie via informeel onderwijs tegen te gaan?
Wat is uw aanpak voor scholen waar deze salafistische lessen gegeven worden? Hoe gaat
u ervoor zorgen dat dit soort onderwijsindoctrinatie via bijvoorbeeld weekendscholen,
met als enige doel het omver werpen van Nederland, per direct aan banden worden gelegd?
Antwoord 4 en 5
We werken met Rijkspartners en gemeenten aan een integrale aanpak van problematisch
gedrag en ongewenste buitenlandse financiering. Een beschrijving hiervan is, zoals
ik ook hierboven heb aangegeven, eerder aan uw Kamer gestuurd.5 Daarnaast zetten we in op het uitbreiden van de mogelijkheden om in te grijpen. Ten
eerste zetten we in op het transparant maken van internationale geldstromen (donaties)
naar maatschappelijke organisaties. Dit voorstel is onlangs naar de Raad van State
gezonden voor advies. Ten tweede wordt een proeve van wetgeving voorbereid om financiële
stromen uit onvrije landen richting maatschappelijke organisaties te verbieden. De
inzet voor deze proeve is deze begin dit jaar aan de Raad van State voor te leggen
voor advies. Ten slotte hebben we recent een wetsvoorstel aan uw Kamer aangeboden,
waarmee de mogelijkheden worden verruimd voor het verbieden van rechtspersonen waarvan
de werkzaamheden in strijd zijn met de openbare orde, als bedoeld in artikel 2:20
BW.6
Ten aanzien van informele scholing wordt in opdracht van SZW een verkenning uitgevoerd,
waarin ook gekeken wordt naar de mogelijkheden voor toezicht en kwaliteitsverbetering
bij informele scholing. De resultaten van dit onderzoek worden begin dit jaar verwacht.
In de tussentijd worden binnen de Taskforce Problematisch Gedrag en Ongewenste Buitenlandse
Financiering zorgwekkende signalen bijeengebracht en werken we met Rijk en gemeenten
aan een gezamenlijke aanpak.
Vraag 6
Bent u bereid de onderwijsinspectie de bevoegdheid te geven om ook bij informeel onderwijs
te toetsen op burgerschap om zo bij anti-integratief en segregerend onderwijs tot
sluiting te kunnen overgaan? Welke stappen zet u nu om sluiting af te dwingen?
Antwoord 6
In de onderwijswetgeving voor het funderend onderwijs stelt de wetgever vanuit zijn
grondwettelijke verantwoordelijkheid voor het onderwijs eisen aan het formele onderwijs
waarmee kinderen aan de leerplicht kunnen voldoen en waarmee zij worden voorbereid
op een vervolgopleiding en deelname aan de samenleving. De Inspectie van het Onderwijs
houdt toezicht op de naleving van die eisen aan het formeel onderwijs. Het toevoegen
van informeel onderwijs aan dit wettelijke regime past niet bij deze verantwoordelijkheid
van de staat voor het formeel onderwijs. In Nederland kennen we daarnaast al lange
tijd naast het formeel onderwijs een scala van uiteenlopende vormen van informeel
onderwijs, zoals huiswerkbegeleiding, samen leren in het buurthuis, de zondagschool
en ook het principe van de weekendschool. Ouders hebben het recht om hun kinderen
hieraan te laten deelnemen. Het is niet passend bij de taak en opdracht van de Inspectie
van het Onderwijs om op dergelijke vormen van informeel onderwijs toezicht te houden.
Vraag 7
Bent u het eens met de stelling dat de onderzochte salafistische lessen op alle mogelijke
manieren aangepakt moeten worden en niet zonder consequenties mogen blijven voor de
betreffende scholen, de betreffende docenten en ook de ouders die moedwillig kiezen
hun kinderen hier naartoe te sturen?
Antwoord 7
In het belang van de kinderen zet het kabinet in op het uitbreiden van de mogelijkheden
om in te grijpen. Uit onderzoek van het WODC blijkt dat diverse salafistische organisaties
streven naar een exclusieve beheersing van onder meer onderwijs.7 Problematische aanjagers lijken ook te beschikken over hoogwaardig lesmateriaal in
het Nederlands. Ook weten we dat bij sommige islamitische ouders de behoefte leeft
om hun kinderen te laten onderwijzen in hun religieuze tradities. In Nederland is
daar ook ruimte voor. Het is daarom van groot belang dat overheden met gemeenschappen
blijven samenwerken aan bewustwording van dit soort problematische invloeden en aan
het waarborgen van een veilige omgeving waar kinderen les kunnen krijgen in taal,
cultuur en religie. Vanuit de Taskforce Problematisch Gedrag en Ongewenste Buitenlandse
Financiering wordt hier dan ook aan gewerkt.
Vraag 9
Bent u voornemens aanvullende maatregelen te nemen naar aanleiding van deze berichtgeving?
Zo nee, waarom niet? Zo ja, welke?
Antwoord 9
Zoals bekend werken Rijkspartners en gemeenten aan een integrale aanpak van problematisch
gedrag en ongewenste buitenlandse financiering. Specifiek voor informele scholing
wordt in opdracht van SZW een verkenning uitgevoerd, waarin ook gekeken wordt naar
de mogelijkheden voor toezicht en kwaliteitsverbetering. De resultaten van dit onderzoek
worden begin dit jaar verwacht. De Taskforce Problematisch Gedrag en Ongewenste Buitenlandse
Financiering is beschikbaar om gemeenten te adviseren als er vragen zijn naar aanleiding
van de berichtgeving.
Vraag 11 en 12
Hoe beoordeelt u de bizarre uitspraken van de diverse docenten uit het genoemde artikel,
zoals Aboe Aicha? Bent u het eens met de stelling dat dit soort docenten op alle mogelijke
manieren uit het onderwijs verbannen dienen te worden? Wat is uw weging van de verschillende
uitspraken uit het artikel, zijn bepaalde uitspraken in het kader van haatzaaiing
of opruiing bijvoorbeeld strafbaar?
Was u ervan op de hoogte dat de docenten al sinds de jaren 80 worden opgeleid om het
salafisme te verspreiden? Wat gaat u eraan doen om de opleiding van deze docenten
te stoppen? Welke strafrechtelijke stappen kunnen er worden genomen om deze docenten
te vervolgen en bent u bereid die te zetten?
Antwoord 11 en 12
Het Wetboek van Strafrecht (Sr) kent verschillende artikelen waarin uitingen strafbaar
zijn gesteld. Denk aan: eenvoudige belediging (art. 266 Sr), groepsbelediging (137c
Sr) aanzetten tot haat, geweld of discriminatie (art. 137d Sr), bedreiging (art. 285
Sr) en opruiing tot een strafbaar feit (art. 131 Sr). Zoals gebruikelijk doet het
Openbaar Ministerie op voorhand geen uitspraken over de vraag of bepaalde uitlatingen
strafbaar zijn of niet en of het OM daar een onderzoek naar doet o.a. omdat dit per
geval afhankelijk is van de feiten en omstandigheden.
Vraag 13
Wie financiert deze instellingen die informeel onderwijs geven? Welke stappen zet
u om deze financiering en inmenging tegen te gaan? Welke mogelijkheden ziet u om de
genoemde scholen, de betrokken organisaties en hun besturen aansprakelijk te stellen?
Kunnen we de buitenlandse financiering van dit soort initiatieven stoppen?
Antwoord 13
De financiering van instelling waar informele scholing aangeboden wordt, is onderdeel
van de verkenning naar informele scholing die wordt uitgevoerd door RadarAdvies. Zoals
bekend zetten we in op het transparant maken van internationale geldstromen (donaties)
naar maatschappelijke organisaties. Dit voorstel is onlangs naar de Raad van State
gestuurd voor advisering. Ook wordt een proeve van wetgeving voorbereid om financiële
stromen uit onvrije landen richting maatschappelijke organisaties te verbieden. De
inzet voor deze proeve is deze begin dit jaar aan de Raad van State voor te leggen
voor advies.
Vraag 14
Hoe weegt u de uitspraken van salafistische docenten in relatie tot de criteria die
we hanteren om buitenlandse haatpredikers de toegang tot Nederland te weigeren? Welke
binnenlandse maatregelen neemt u om te verhinderen dat dit soort types hun gif verspreiden?
Is het op basis van lokale bevoegdheid mogelijk om deze mensen te weigeren, zodat
we zorgen dat deze mensen kinderen niet kunnen beïnvloeden? Welke maatregelen neemt
u hiervoor?
Antwoord 14
In mijn brieven aan Uw Kamer van 28 mei 20188 en van 20 december 20179 over het instrumentarium bij de aanpak van extremistische sprekers heb ik de mogelijkheden
beschreven om extremistische sprekers te weren of het spreken te belemmeren. Voor
sprekers die niet uit Nederland kunnen worden geweerd, concentreert de aanpak zich
op het weerbaar maken van de samenleving via de zogenoemde driesporen-aanpak (dialoog,
aanspreken en handhaven) bij problematische gedragingen. De aanpak zal vaak niet-justitieel
van aard zijn. Bij wetsovertreding is de rol van de overheid duidelijk: handhaven,
straffen. Dit ligt anders bij meer sluipende processen, zoals het ondermijnen van
de democratische rechtsstaat of het aantasten van verhoudingen tussen burgers. De
driesporen-aanpak wordt door gemeenten toegepast in geval van omstreden sprekers die
actieve onverdraagzaamheid of andere vormen van anti-integratief gedrag uiten dat
niet strookt met de uitgangspunten van de Nederlandse rechtsstaat. Hierbij heeft de
overheid de mogelijkheid om duidelijk te maken welke gedragingen en uitingen, offline
of online, als ongewenst worden beschouwd.
Vraag 15
In het artikel kunt u lezen dat in 2015 de Syriër Ahmed Salam zijn strategie al in
een lezing verspreidde, was u hiervan op de hoogte? Zo nee, waarom bereikt dit nieuws
u nu pas? Zo ja, waarom zijn er geen stappen gezet om te zorgen dat deze strategie
zich niet verspreidt?
Antwoord 15
Over specifieke casuïstiek doet het kabinet zoals gebruikelijk geen uitspraken.
Vraag 16
Zijn er cijfers bekend over hoeveel docenten zijn opgeleid om deze salafistische lessen
te geven en hoeveel er nog in opleiding zijn? Bent u bereid om een actieplan op te
zetten om deze opleidingen door imams per direct te eindigen?
Antwoord 16
Voor zover bekend zijn er geen opleidingen in Nederland om deze lessen te geven.
Vraag 17
Bent u bereid vanuit het oogpunt van integratie, in navolging van voorbeelden rond
bijvoorbeeld sektes, een apart team te formeren dat in dit soort gevallen op alle
vlakken kan optreden, van de vergunningsaanvraag voor de locatie tot de strafbaarheid
van uitspraken, aanpak richting ouders, et cetera?
Antwoord 17
De Taskforce Problematisch Gedrag en Ongewenste Buitenlandse Financiering werkt aan
een integrale aanpak met Rijkspartners en gemeenten voor dit soort problematiek.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
W. Koolmees, minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid -
Mede namens
F.B.J. Grapperhaus, minister van Justitie en Veiligheid
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.