Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van de leden Den Boer en Van der Graaf over de herbenoeming van burgemeesters
Vragen van de leden Den Boer (D66) en Van der Graaf (ChristenUnie) aan de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties over de herbenoeming van burgemeesters (ingezonden 20 december 2019).
Antwoord van Minister Knops (Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties) (ontvangen
14 januari 2020).
Vraag 1
Kent u artikel 61A van de Gemeentewet dat ziet op de herbenoeming van burgemeesters?
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2, 3 en 4
Herinnert u zich uw beantwoording bij het algemeen overleg over lokale democratie,
gehouden op 27 juni 2019, waar u aan het lid Drost (CU) toezegde de huidige herbenoemingsprocedure
van burgemeesters te bespreken tijdens uw reguliere overleg met de Commissarissen
van de Koning?
Herinnert u zich het antwoord op vraag nr. 108, ingediend bij de feitelijke vragenronde
van de Begroting Binnenlandse Zaken 2020 en uw toezegging om op 25 november 2019 over
dit onderwerp te spreken tijdens het reguliere overleg met de Commissarissen van de
Koning en dat u hierna de Tweede Kamer zou informeren over de uitkomsten?
Wat was de uitkomst van het gesprek?
Antwoord 2, 3 en 4
Ik herinner mij wat er is besproken tijdens het algemeen overleg lokale democratie
van 27 juni 2019 en het antwoord op de vraag bij de feitelijke vragenronde van de
Begroting Binnenlandse Zaken 2020.
In het algemeen overleg is door het lid Drost gewezen op een mogelijk verschil van
inzicht tussen gemeenteraad en burgemeester bij een tweede herbenoemingsprocedure.
Het ging daarbij om de situatie dat een burgemeester graag nog een derde ambtstermijn
wil, terwijl de gemeenteraad openstaat voor een nieuwe burgemeester. Bij een dergelijke
procedure geldt dat de burgemeester al bijna twaalf jaar in zijn of haar ambt zit.
Het lid Drost vroeg of er bij een herbenoemingsprocedure voor een derde ambtstermijn
van een burgemeester sprake kan zijn van andere kandidaten en heeft verzocht dit vraagstuk
te inventariseren bij de commissarissen van de Koning met het oog op hun rol bij (her)benoemingsprocedures
van burgemeesters. Ik heb dit vraagstuk inmiddels bij de commissarissen van de Koning
geïnventariseerd via hun kabinetschefs. Daar kwam het volgende beeld uit naar voren,
waarmee ik invulling geef aan de toezegging om uw Kamer te informeren.
Bij een herbenoeming is per definitie slechts sprake van de zittende burgemeester;
van andere «kandidaten» kan geen sprake zijn. Men ziet geen meerwaarde in bijvoorbeeld
het stellen van een maximum van twee ambtstermijnen. Achtergrond is dat herbenoeming
maatwerk is. Per gemeente en burgemeester kan de situatie verschillen. De ene burgemeester
is na de eerste termijn al toe aan een andere stap, terwijl de andere burgemeester
bijna twintig jaar het ambt kan bekleden in goede samenwerking met de gemeenteraad.
Het beeld is daarmee divers. Tevens wordt bij een maximum van twee termijnen gevreesd
voor de aantrekkelijkheid van het ambt. Er kan een trend ontstaan waarbij de einddatum
van de tweede ambtstermijn en het solliciteren voor een volgende functie dominant
worden gedurende de tweede ambtstermijn van een burgemeester. Hierdoor ontstaat het
risico dat burgemeesters minder lang blijven dan gemeenteraden wensen.
De algehele consensus is wel dat er van een automatisme van herbenoeming geen sprake
kan zijn – dat is ook niet het uitgangspunt van artikel 61a Gemeentewet – maar dat
er aandacht is voor de positie en loopbaan van burgemeesters. Hierbij heeft de vertrouwenscommissie
een belangrijke rol, met name in de klankbordgesprekken met de burgemeester. In die
klankbordgesprekken worden afspraken gemaakt, zodat duidelijk is wat men van elkaar
verwacht. De commissarissen van de Koning en hun kabinetschefs zijn daarnaast belangrijke
vertrouwenspersonen van burgemeesters als het gaat om ontwikkeling en vervolgstappen.
Gedurende de tweede ambtstermijn intensiveren de commissarissen deze gesprekken, juist
vanwege het feit dat twaalf jaar een lange periode is waarin er politiek en maatschappelijk
veel in een gemeente kan veranderen.
Vraag 5, 6 en 7
Hoe beoordeelt u de bevoegdheden van de gemeenteraad bij een herbenoeming van een
burgemeester, nadat hij of zij al aan de media bekendmaakt op te willen gaan voor
een nieuwe termijn? Bent u het eens dat de gemeenteraad dan geen mogelijkheden heeft
om een nieuw profiel op te stellen of gesprekken te voeren met andere kandidaten?
Deelt u de mening dat een gemeente in zes jaar tijd ingrijpend kan veranderen en dat
het daardoor wenselijk zou kunnen zijn om, alvorens een herbenoemingsprocedure te
starten, de gemeenteraad een nieuw profiel op te laten stellen voor de functie van
burgemeester? Bent u bereid de gemeentewet daarop aan te passen?
Kent u het principe van het «3-5-7-loopbaanbeleid» bij het Rijk en ziet u, met dat
principe in het achterhoofd, kansen om dit principe ook toe te passen in de herbenoemingsprocedure
van Burgemeesters? Hoe staat de Minister tegenover het onderzoeken van de lengte van
de termijn van de burgemeester bij een herbenoeming?
Antwoord 5, 6 en 7
Op basis van artikel 61a van de Gemeentewet beveelt de gemeenteraad, na overleg met
de commissaris van de Koning, een burgemeester wel of niet aan voor herbenoeming.
Die procedure is adequaat geregeld.
Het is gebruikelijk dat de zittende burgemeester voorafgaand aan de procedure bekend
maakt of hij een tweede termijn ambieert; dat doet niets af aan de positie van de
raad. Zoals gezegd in antwoord op de vragen 2, 3 en 4 is bij een herbenoeming slechts
sprake van de zittende burgemeester. Van het opstellen van een nieuw profiel of het
voeren van gesprekken met andere kandidaten, kan per definitie geen sprake zijn. Bij
herbenoeming toetst de vertrouwenscommissie en uiteindelijk de raad het functioneren
van de burgemeester aan de eisen en verwachtingen zoals geformuleerd in de profielschets
bij de benoeming, en spreekt zij haar verwachtingen uit voor de komende periode, zodat
de burgemeester zijn of haar functioneren daarop kan aanpassen. Herbenoeming is geen
heroverweging van de zittende burgemeester; zie ook Kamerstukken 33 691, nr. 3. Ik zie dan ook geen aanleiding om de Gemeentewet op dit punt aan te passen. Ik deel
de mening dat een gemeente flink kan veranderen in zes jaar tijd, maar ben ook van
mening dat de huidige procedure dit adequaat kan opvangen.
Ik ben bekend met het principe van het «3-5-7-loopbaanbeleid» bij het Rijk. Een burgemeester
is echter een politiek ambtsdrager en niet een topambtenaar waar het 3-5-7-principe
voor geldt. Het burgemeestersambt verschilt per gemeente en is in vele opzichten geen
reguliere baan. Loopbaanbegeleiding van burgemeesters kent dan ook een eigen dynamiek.
Het gesprek over loopbaanontwikkeling van burgemeesters vindt plaats in de klankbordgesprekken
met de vertrouwenscommissie en de gesprekken met de commissaris van de Koning. Naar
mijn mening wordt daarmee op de juiste manier aandacht gegeven aan de individuele
loopbaanontwikkeling van burgemeesters.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
R.W. Knops, minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.