Verslag van een wetgevingsoverleg : Verslag van een wetgevingsoverleg, gehouden op 18 november 2019, over integratie en maatschappelijke samenhang (beleidsartikel 13 van de begroting van SZW)
35 300 XV Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (XV) voor het jaar 2020
Nr. 90 VERSLAG VAN EEN WETGEVINGSOVERLEG
            
Vastgesteld 20 december 2019
De vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid heeft op 18 november 2019
                  overleg gevoerd met de heer Koolmees, Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
                  over:
               
– het wetsvoorstel Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Sociale
                           Zaken en Werkgelegenheid (XV) voor het jaar 2020 (Kamerstuk 35 300 XV);
– de brief van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid d.d. 21 oktober 2019
                           inzake aanbieding onderzoek (non-)bereik VVE inburgeraars (Kamerstuk 32 824, nr. 284);
– de brief van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid d.d. 11 november 2019
                           inzake stimuleren leren en ontwikkelen bij individuen en bedrijven (Kamerstuk 30 012, nr. 123);
– de brief van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid d.d. 12 november 2019
                           inzake inburgering Turkse asielstatushouders (Kamerstuk 32 824, nr. 288);
– de brief van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid d.d. 11 november 2019
                           inzake rapport «Turkse Nederlanders en hun binding met Nederland» (Kamerstuk 32 824, nr. 286);
– de brief van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid d.d. 13 november 2019
                           inzake periodieke uitvoeringsbrief inburgering (Kamerstuk 32 824, nr. 289).
Van dit overleg brengt de commissie bijgaand geredigeerd woordelijk verslag uit.
De voorzitter van de commissie, Rog
De griffier van de commissie, Esmeijer
Voorzitter: Gijs van Dijk
Griffier: Kraaijenoord
Aanwezig zijn negen leden der Kamer, te weten: Becker, Van den Berge, Gijs van Dijk,
                  Jasper van Dijk, De Graaf, Kuzu, Paternotte, Peters en Slootweg,
               
en de heer Koolmees, Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid.
Aanvang 16.02 uur.
De voorzitter:
Goedemiddag allemaal. Hierbij heet ik u van harte welkom bij de vergadering van de
                     vaste Kamercommissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid, waar we vandaag het wetgevingsoverleg
                     op de rol hebben staan voor het onderdeel Integratie en maatschappelijke samenhang,
                     beleidsartikel 13 van de begroting SZW 2020. Ik heet de Minister van Sociale Zaken
                     en Werkgelegenheid hartelijk welkom, de collega-Kamerleden en ook alle mensen die
                     aanwezig zijn in de zaal of op een andere manier het debat volgen.
                  
Bij een wetgevingsoverleg gelden er geen maximumspreektijden, maar om het overleg
                     binnen drie uur af te ronden – het staat gepland tot 19.00 uur – zijn er wel indicatiespreektijden
                     met de leden gecommuniceerd en ook vastgelegd in de procedurevergadering. Ik doe een
                     beroep op de leden om zich hieraan te houden en hun betoog wellicht nog wat in te
                     dikken, want we hebben een hoop onderwerpen. We hebben ook een Minister die daar nog
                     op moet antwoorden. Ik heb de Minister vooraf hetzelfde verzoek gedaan. Hij heeft
                     gezegd dat hij zich daaraan gaat houden, althans dat gaat hij proberen.
                  
Ik wil voorstellen voor de eerste termijn van de Kamer twee keer twee interrupties
                     te hanteren en ik vraag u, die interrupties ook kort te houden. Aangezien dit een
                     wetgevingsoverleg is, kunnen leden desgewenst moties indienen in de tweede termijn.
                     Bij een wetgevingsoverleg hanteren we de begrotingsvolgorde. Daarmee is de heer De
                     Graaf van de PVV als eerste aan de beurt.
                  
De heer De Graaf (PVV):
Dank u wel, voorzitter, voor deze uitgebreide inleiding, ook voor de kijkers thuis
                     en de mensen hier aanwezig, zodat iedereen helemaal doorheeft hoe het loopt. Dit wetgevingsoverleg
                     (WGO) is onderdeel van de begrotingsbehandeling van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
                     en mede de reden waarom ik, omdat ik één overleg niet genoeg acht – er is zo veel
                     te bespreken, zoals de voorzitter al zei – dat ik er volgende week ook zal zijn bij
                     de begroting van SZW in de plenaire zaal.
                  
Voorzitter. De integratie die wij op dit moment kunnen waarnemen, zien we vooral in
                     groepen van islamieten, mohammedanen. Waar deze groepen vroeger veelal gescheiden
                     leefden, zien wij nu dat bijvoorbeeld Turken en Marokkanen ook gezamenlijk moskeeën
                     opzoeken. Dat hadden we tien jaar geleden niet kunnen bevroeden. Ik wil de Minister
                     feliciteren met zijn integratieresultaat op dit punt. Dat was cynisch.
                  
Zijn die groepen dan ook beter aangesloten bij de Nederlandse maatschappij? Dat is
                     de vraag. Daarop is het antwoord helaas ontkennend. Het Sociaal en Cultureel Planbureau
                     liet ons vorig jaar al zien dat mohammedanen steeds beter samenhangen en goed voor
                     elkaar zorgen, maar dat de kring niet of slechts een klein beetje wordt geopend voor
                     mensen die geen mohammedanen zijn. Wil een westerling met al zijn goede wil proberen
                     die kring te openen, dan is dat moeilijk. De enige manier is meestal eigenlijk bekering
                     tot de islam, al helemaal als je met een moslim of moslima wilt trouwen. Er vindt
                     dus op dat gebied wel wat integratie plaats, maar de sharia is dan leidend en niet
                     de Nederlandse cultuur. Dat is kassa voor Allah.
                  
Een klein deel met een islamitische achtergrond integreert wel goed en de eerste stap
                     die de meesten daarbij hebben gezet, is heel waardevol en heel gedurfd: afstand nemen
                     van de islam. Deze mensen hebben vaak relaties met originele Nederlanders, zegt het
                     SCP, en heel veel vaker betaald werk dan de meeste Turken, Marokkanen, Somaliërs,
                     Afghanen en anderen van de islamitische kunne. Ik ken enkele islamverlaters persoonlijk.
                     Wat was het voor hen moeilijk om los te komen uit de oude verbanden, en wat hebben
                     zij er vreselijk de pest in dat de poorten van ons land nog steeds openstaan voor
                     massa's immigranten uit islamitische landen! Niet omdat ze de anderen het succes van
                     het leven in Nederland niet gunnen. Nee, eerder omdat ze weten dat het aanhangen van
                     de islam een belemmering is voor het leveren van een waardevolle bijdrage aan de Nederlandse
                     maatschappij.
                  
Natuurlijk, iedereen heeft voorbeelden in de trant van: die doet het goed en die doet
                     het ook goed. Dat weten we allemaal, maar dat zijn de uitzonderingen. Het is namelijk
                     de minderheid die het heel goed doet. Ze verdienen ook geen extra schouderklopje,
                     want Nederlands spreken, een opleiding volgen, werken en belasting betalen is normaal
                     en dat behoeft geen bos bloemen of een veer in de bips.
                  
De voorzitter:
Meneer De Graaf, u heeft een interruptie van de heer Van den Berge van GroenLinks.
De heer Van den Berge (GroenLinks):
De PVV verwijst naar het Sociaal en Cultureel Planbureau, op zich interessant, maar
                     dan weet de PVV ongetwijfeld ook dat het Sociaal en Cultureel Planbureau net voor
                     de zomer, in juni, een rapport heeft gepubliceerd, waaruit blijkt dat drie kwart van
                     de Nederlanders zich zorgen maakt over toenemende polarisatie in dit land. Dan vraag
                     ik mij toch af waarom de PVV daar nu in dit debat aan bijdraagt, door alle moslims
                     op één hoop te gooien en door termen te gebruiken die misschien voor een deel van
                     de islamitische gemeenschap gelden, maar zeker niet voor al die 100.000 moslims in
                     Nederland. Ik ben benieuwd hoe de heer De Graaf daartegen aankijkt.
                  
De voorzitter:
De heer De Graaf.
De heer De Graaf (PVV):
Het zijn er geen 100.000, maar minimaal 1 miljoen. Maar voorzitter, «bijdragen aan
                     de polarisatie» ... Polarisatie is het verschillen van mening en dat u die meningen
                     tegenover elkaar mag zetten, is de basis van een democratie. GroenLinks wil dus geen
                     polarisatie, maar wil dat iedereen hetzelfde denkt en dat iedereen in hetzelfde straatje
                     loopt. Dan krijg je een polonaise in plaats van een debat dat is nooit goed voor een
                     levendige democratie. Dat is niet handig. Het SCP heeft dat vlak voor de zomer inderdaad
                     gezegd, maar ze hebben daar ook bij aangetekend dat het maar kleine groepen zijn die
                     de polarisatie werkelijk vormen. De PVV doet bijvoorbeeld mee aan het maatschappelijk
                     debat. Dat wordt door velen gezien als polarisatie. Nou, prima. Welkom. Koop een taart
                     en vier het. Daarnaast zien we, hartstikke actueel, natuurlijk wel zorgelijke zaken
                     rondom bijvoorbeeld Kick Out Zwarte Piet. Dat is ook een kleine groep. De PVV is wat
                     groter dan Kick Out Zwarte Piet. Die bestaat geloof ik uit twaalf mensen die een omgeving
                     ronselen om mee te doen aan demonstraties om ons cultureel erfgoed af te pakken met
                     Zwarte Piet voorop. Geef ze geen vinger, want dan krijgen ze straks een hele hand
                     en dan is kerst ook aan de beurt. Er zijn dus veel mensen die zich zorgen maken om
                     de polarisatie, maar slechts kleine groepen nemen eraan deel, zegt het SCP.
                  
De heer Van den Berge (GroenLinks):
GroenLinks gelooft inderdaad in dialoog en verbinden. Wat de heer De Graaf nu hier
                     doet – hij lijkt er nog trots op te zijn ook – is de polarisatie, waar driekwart van
                     de Nederlanders zich zorgen over maakt, vergroten. Kick Out Zwarte Piet, waar de heer
                     De Graaf het over heeft, had een week geleden een vreedzaam congres en toen zijn ze
                     aangevallen met vuurwerk en zijn ze geïntimideerd. Dan zou het de heer De Graaf sieren
                     als hij zou zeggen: dat vind ik ook niet oké; laten we het gesprek aangaan, niet polariseren
                     en geen olie op het vuur gooien.
                  
De heer De Graaf (PVV):
GroenLinks is voorstander van een dialoog. Dialoog is nou eenmaal een onderdeel van
                     polarisatie en andersom. Ik kan geen dialoog met een ander voeren zonder van mening
                     met diegene te verschillen. Wat voor dialoog heb je als je van mening verschilt? GroenLinks
                     doet hier aan begripsvervaging. «Dialoog» klinkt dan heel nobel en «polarisatie» klinkt
                     dan heel lelijk, maar daarmee verhult GroenLinks natuurlijk dat ze het liefste zien
                     dat iedereen hetzelfde denkt als GroenLinks en iedereen dadelijk 80 gaat rijden, of
                     40 of helemaal geen auto meer rijdt, om maar eens een voorbeeld uit een andere portefeuille
                     erbij te trekken. Dat heeft natuurlijk geen zin. Je komt alleen maar verder als je
                     inderdaad tegenover elkaar durft te staan, verschillende meningen durft te hebben
                     en ook durft te luisteren naar die andere mening, maar GroenLinks heeft daar geen
                     boodschap aan. Die willen alleen maar in de linkse polonaise lopen, ergens ver links
                     van het midden; ik weet niet waar precies. Dat is natuurlijk geen democratie. Dan
                     kom je in een dictatuur terecht als je niet oppast.
                  
De voorzitter:
Nog een interruptie van de heer Paternotte.
De heer Paternotte (D66):
De heer De Graaf vindt dat de Marokkaanse gemeenschap zich meer open moet stellen.
                     Ik ben benieuwd of hij daar zelf ook iets aan kan bijdragen. U legt eigenlijk de schuld
                     bij de islam, de religie, die je kunt afleggen. Uw voorman Geert Wilders heeft een
                     heel andere overtuiging. Die vindt dat het probleem van Marokkanen is dat ze Marokkanen
                     zijn. Hij wil ook minder Marokkanen. Hij had het bij Algemene Beschouwingen aan het
                     begin van deze begrotingsbehandelingen over het Marokkanenprobleem. Begrijp ik van
                     u dat er niet zoiets is als een Marokkanenprobleem, maar dat u zegt dat het puur het
                     geloof is? Neemt u daarmee afstand van wat de heer Wilders zei?
                  
De heer De Graaf (PVV):
Dat is één vraag met vijf, zes aspecten.
De voorzitter:
Met een kort antwoord.
De heer De Graaf (PVV):
Ik zal hem eerst ontleden. Het is een lange vraag en kort daarop antwoorden is natuurlijk
                     lastig, want er zitten al vijf, zes aspecten in die ene vraag. Uiteraard onderschrijf
                     ik dat er een Marokkanenprobleem is in Nederland. Ik heb zelf meegeholpen aan die
                     beeldvorming. Dat zien we natuurlijk nog steeds in de negatieve statistieken van bijstandsafhankelijkheid
                     en de criminaliteitsstatistieken. Dat moet je kunnen benoemen. Als je dat niet durft
                     te benoemen, dan heb je dus weer geen dialoog. Dan heb je ook weer geen discussie,
                     want dan moet het weer op een zachte manier of je moet het afdekken of je moet het
                     proberen ergens onder het tapijt te stoppen dat hier ligt. Dan kun je ook niet kijken
                     of er openingen zijn om tot een oplossing te komen. Wij hebben daar een bepaalde oplossing
                     voor. Dat is: benoem in eerste instantie de hele handel, benoem dat er een probleem
                     is op dat gebied. Dan kun je daarna met z'n allen gaan kijken of we daar een oplossing
                     voor kunnen verzinnen. De oplossing van D66 is al een jaar of 40 om er heel veel subsidie
                     tegenaan te smijten, de grenzen open te laten, nog meer Marokkanen toe te laten en
                     dan denken dat het probleem zich vanzelf oplost. Dat doet het natuurlijk niet.
                  
De heer Paternotte (D66):
Weer een prachtig eindeloos verhaal om even uit te leggen of hij het wel of niet met
                     Geert Wilders eens is. Dan komt hij weer met termen als het probleem benoemen en dergelijke.
                     Kunt u dan in ieder geval erkennen dat wij het afgelopen jaar alleen maar goede cijfers
                     hebben gezien over de integratie van Marokkaanse Nederlanders, van wie het opleidingsniveau
                     omhoog gaat, van wie er steeds minder in de bijstand zitten en er steeds meer een
                     betaalde baan hebben? Bij uw punt over het onder het tapijt vegen van het probleem
                     is meer de vraag waarom u onder het tapijt veegt dat het juist heel goed gaat met
                     de integratie van Marokkaanse Nederlanders.
                  
De heer De Graaf (PVV):
Het is wel leuk en aardig natuurlijk om te zeggen «het gaat allemaal goed». Er zijn
                     mooie statistieken opgetuigd. Ik heb ook een onderzoek over Turkse mensen in Nederland.
                     Daar kom ik zo nog op terug. Ik plaats vraagtekens bij sommige van die onderzoeken.
                     Ik ken ook de realiteit uit de klassen in Nederland. Dan kun je zeggen dat het goed
                     gaat met de integratie, maar wel ten koste van Nederlandse kinderen in klassen op
                     het vmbo en dergelijke, die geen ham meer op hun brood durven mee te nemen omdat er
                     dan in hun brood wordt geprikt of omdat het brood dan wordt weggegooid door hun mohammedaanse
                     medelanders. Dus gaat het goed met de integratie? Ja, men zegt dat het inderdaad in
                     de tweede generatie iets beter gaat op school, maar zoal ik net al zei: daar hoeven
                     niet altijd schouderklopjes voor uitgedeeld te worden, want normaal is normaal. Meedoen
                     is meedoen en dat is normaal. Daar hoef je geen bloemen voor uit te delen. Voor zover
                     het probleem er inderdaad is, moet je het gewoon blijven benoemen en ervoor zorgen
                     dat het niet gaat verergeren.
                  
De voorzitter:
Er is een interruptie van de heer Kuzu.
De heer Kuzu (DENK):
Ik was eigenlijk voornemens om het vandaag aan me voorbij te laten gaan, maar ik kan
                     het niet laten, want we zien het elke keer weer terug. Als een onderzoeksresultaat
                     de PVV niet bevalt, deugt het onderzoek niet. Als er mensen komen met positieve signalen,
                     deugen die mensen niet. Als het gaat over maatschappelijk relevante thema's, worden
                     die natuurlijk eenzijdig belicht, terwijl het ook wederzijds is. In die zin was ik
                     eigenlijk van plan om het aan me voorbij te laten gaan, maar ik werd wel getriggerd
                     door een aantal onderdelen. Eigenlijk te veel om op te noemen, maar omdat ik het antwoord
                     van de PVV wil vermijden dat er zes aspecten in mijn vraag zitten, stel ik gewoon
                     één heel concrete vraag.
                  
De voorzitter:
En uw concrete vraag is?
De heer Kuzu (DENK):
De concrete vraag is: wat vindt de heer De Graaf van de PVV eigenlijk van het feit
                     dat KOZP, Kick Out Zwarte Piet, vrij mag demonstreren en vrij mag vergaderen in het
                     land?
                  
De heer De Graaf (PVV):
Standaard is het zo dat wij natuurlijk zeggen dat iedereen het recht heeft om te demonstreren.
                     Dat wordt de laatste tijd steeds meer gereguleerd. We hebben bijvoorbeeld zelf een
                     keer een demonstratie gehouden. Dan worden we verbannen naar de Koekamp. Daar heeft
                     Kick Out Zwarte Piet volgens mij nu ook gestaan. Daar hebben ze boe kunnen roepen
                     naar Zwarte Piet. Maar als men een kinderfeest wil gaan verstoren door kinderen bang
                     te maken tijdens de intocht van Sinterklaas, dan moet je gaan kijken of je niet restricties
                     moet gaan opleggen, bijvoorbeeld met betrekking tot de plek waar die mensen demonstreren.
                     Daar heeft mijn collega Bosma zich ook over uitgesproken. Of je zegt: nu houd je even
                     drie weken je mond en daarna mag je weer. Je moet die kinderen niet het leven zuur
                     gaan maken.
                  
De heer Kuzu (DENK):
Ik ben het ermee eens dat het inderdaad een kinderfeest is en dat het een feest zou
                     moeten zijn voor kinderen. Maar vindt de heer De Graaf het niet opvallend dat het
                     juist volwassenen zijn en mensen die eigenlijk qua ideeën heel erg op de heer De Graaf
                     lijken die zoiets hebben van: het gaat ten koste van een kinderfeest et cetera? Mijn
                     concrete vraag van de vorige interruptie was eigenlijk: vindt u dat ze het recht hebben
                     om vrij te demonstreren en vrij te vergaderen? U zegt: onder restricties wel. Maar
                     wat vindt u dan van het feit dat deze mensen, de initiatiefnemers van Kick Out Zwarte
                     Piet, gewoon keihard zijn bedreigd, dat er vuurwerk naar ze is gegooid, dat ze zijn
                     geïntimideerd en dat ze zijn aangevallen? Neemt u afstand van dat feit? Zou u niet
                     al die mensen die dat doen willen oproepen om daar gewoon mee te stoppen en de dialoog
                     aan te gaan? Om te proberen elkaar te naderen in plaats van te proberen elkaar af
                     te maken?
                  
De heer De Graaf (PVV):
De heer Kuzu probeerde één concrete vraag te stellen, maar het werden er drie. Maar
                     prima, ik zal het proberen. Het is lastig om het allemaal samen te vatten. De PVV
                     is altijd voor geweldloos optreden, van wie dan ook. Natuurlijk, de politie en het
                     leger hebben in dit land het monopolie op geweld. Daarvoor betalen we belasting, om
                     het aan de overheid te laten. Ben je aan het vergaderen, dan blijf je met je poten
                     van mekaar af. Heel simpel.
                  
De heer Kuzu (DENK):
Zeg dat nou eens een keer.
De heer De Graaf (PVV):
Zeg dat nou eens een keer? De heer Kuzu heeft stopverf in zijn oren als wij dit zeggen
                     en wil elke keer zeggen: dit hebben jullie nog nooit gezegd, kom daar nou een keer
                     mee. Het is iedere keer de PVV die zegt: je blijft met je poten van elkaar af, uit
                     welke groep je ook komt. Of ze nou op de heer Kuzu lijken of misschien wat meer op
                     mij lijken qua uiterlijk, maakt mij allemaal niet uit. Of er «kale koppen, niet te
                     stoppen», tussen zitten: ik vind het allemaal best. Je blijft met je poten van mekaar
                     af. Zo simpel is het.
                  
Daarnaast die vraag over de mensen die daar zitten te vergaderen. Er is twijfel over
                     de vraag hoe erg die aanval was. Daarmee wil ik niet bagatelliseren wat er gebeurd
                     is, maar we moeten nog wel even afwachten wat er exact gebeurd is. Ik ben zelf langs
                     de locatie gefietst en er is geen spoor van een ingeslagen ruit. Ik heb geen spoor
                     van vuurwerk kunnen vinden. Ik kan geen spoor van braak of van ingeslagen autoruiten
                     vinden. Normaal ligt er dan altijd nog troep op de grond, maar ik heb echt heel goed
                     gezocht en het niet kunnen vinden. Laten we even het rapport van het onderzoek afwachten
                     over wat er daadwerkelijk heeft plaatsgevonden. Er worden al te snel conclusies getrokken.
                     Ik denk aan de clash tussen meneer Bosma en meneer Paternotte bij GeenStijl.TV. Laten
                     we even wachten met te zeggen: oeh, het was vreselijk en wat hebben die mensen daarbinnen
                     allemaal geleden. Ze zaten, zo bleek uit filmpjes op Twitter, tijdens die aanval die
                     er geweest zou zijn, gezellig te keuvelen. Er was geen spoor van angst te zien. Ik
                     weet niet wat het moment van die filmpjes is geweest ten opzichte van die aanval.
                     Laten we even het rapport afwachten en ...
                  
De voorzitter:
Meneer De Graaf, kunt u richting een korter antwoord gaan? We hebben net geconstateerd
                     dat we weinig tijd hebben. De emoties lopen even op – dat is prima – maar we moeten
                     proberen kort te blijven antwoorden.
                  
De heer Kuzu (DENK):
Valt wel mee hoor, voorzitter, als u denkt aan hoe we elkaar weleens in de haren zijn
                     gevlogen.
                  
De voorzitter:
Dat is uw derde interruptie.
De heer Kuzu (DENK):
Ik vind het wel fijn dat de heer De Graaf een aansporing vanuit mijn zijde nodig heeft
                     om duidelijk te benadrukken dat je met je tengels afblijft van mensen die de vrijheid
                     hebben om te vergaderen en te demonstreren. Complimenten daarvoor.
                  
De heer De Graaf (PVV):
Die aansporing hebben wij niet van Kuzu nodig. Ik zou zeggen: ga niet op internet
                     pronken met die veren, want die veren verdien je niet. De PVV heeft altijd gevonden
                     en vindt nog steeds en zal blijven vinden dat iedereen met z'n poten, met z'n handen,
                     met z'n fikken van andermans have en goed, lijf en spullen moet afblijven. Daar hebben
                     wij DENK en de heer Kuzu niet voor nodig, dus a.u.b. niet pronken met die veren. Dat
                     zou onterecht zijn, sterker nog, het zou fake news zijn.
                  
De voorzitter:
De heer De Graaf vervolgt zijn betoog.
De heer De Graaf (PVV):
Even kijken, voorzitter. De Minister heeft een onderzoekje naar Turken in Nederland
                     besteld bij een politiek correcte stichting. In het nieuws kwam dat Turken zich vaker
                     gediscrimineerd voelen, maar wel meer binding met Nederland ervaren. Er zijn genoeg
                     échte onderzoeken die het tegendeel bewijzen. Het onderzoek van de Minister was methodologisch
                     gezien evenveel waard als een goedkope Twitterpoll van bijvoorbeeld iemand met 100
                     volgers. Is de Minister bereid zijn onderzoek te prullemanderen te stoppen met de
                     D66-traditie van nepnieuws maken? Graag een reactie.
                  
Dan naar het beleid. Horen, zien en zwijgen, dat is het devies van de Minister en
                     het hele kabinet op de integratie- en assimilatieproblematiek. De Minister van Sociale
                     Zaken en Werkgelegenheid heeft ervoor gezorgd dat het probleem versnipperd is over
                     alle ministeries. Betrokken bewindspersonen behandelen de problematiek als een bijkomend
                     verschijnsel op hun ministerie en handelen daar ook naar. Ze horen de problemen aan,
                     zien wat er gebeurt, maar zwijgen het liefst. Probleem weggemoffeld.
                  
Ondertussen groeit de islamitische olifant in de samenleving door. Door de hele samenleving
                     heen zijn er tekenen van islamisering waarneembaar. De politie is drukker met het
                     organiseren van islamitische ramadanmaaltijden dan met het vangen van boeven. Wie
                     kende een jaar of acht geleden het woord «iftar»? Ik denk bijna niemand. Dankzij de
                     politie weet iedereen wat een iftar is.
                  
De Minister durft samen met zijn ChristenUnievriendje Slob het islamitische Haga Lyceum
                     niet eens te sluiten, ook al is het broeinest voor de salafisten, waar hij dus zo'n
                     hekel aan heeft. We hebben weer een zomer vol zwembadterreur achter de rug en meestal
                     werden de signalementen van de daders verzwegen in politieberichten en in de pers.
                     Dan weet heel Nederland dat het geen SGP-jongeren betrof die al graaiend naar damesgenitaliën
                     langs de zwembaden van de Biblebelt trokken. Nederland zucht onder asielcriminaliteit.
                     Die in Amsterdam werd zelfs proactief verzwegen. Hele schoolklassen worden door politiek
                     correcte en linkse docenten aan de Hollandse haren naar de moskee gesleurd om te leren
                     knielen onder leiding van een imam en weten vervolgens dat de islam gewonnen heeft.
                     In Amsterdam maar ook in andere steden klinkt tegenwoordig het afgrijselijke gekrijs
                     van de zogenaamde islamitische gebedsoproep versterkt uit een luidspreker. Politiek
                     correct en extreemlinks Nederland vindt het prachtig. Wij vinden iedere vorm van die
                     azan, zoals het in islamitisch taalgebruik heet, gejammer. Dat het toegestaan en toegejuicht
                     wordt, is juichen voor de ondergang van onze eigen waarden, normen en cultuur. Het
                     is applaudisseren voor Jodenhaat, homohaat en voor de onderdrukking van vrouwen. Feministen,
                     waar zijn jullie? Deelt de Minister mijn mening en, zo nee, waarom niet?
                  
Voorzitter. De islamitische invasie heeft van Nederland een staat in verval gemaakt.
                     Overal waar de islam komt, komt tweespalt en uiteindelijk islamitische overheersing.
                     Dat is het doel en dat gaat lukken. Als we er tenminste niks tegen doen. Dit kabinet
                     werkt mee aan het verval van maatschappelijke samenhang – ook een titel van dit debat –
                     door de islam geen strobreed in de weg te leggen. Salafisme is de bliksemafleider
                     voor alle problemen op het gebied van de islam. Die hebben ze in het kabinet gevonden.
                     Het is de moderne bestuurlijke oogklep, maar wij weten als PVV: niet alleen salafistische
                     moskeeën zijn het probleem, maar alle moskeeën. Sluit die paleizen van haat met een
                     grote h, zo roep ik de Minister op.
                  
Dan door naar diversiteit. In een maatschappij waar meerdere culturen leven en waar
                     de cultuur die strikt leidend zou moeten zijn diversiteit als heilig streven heeft,
                     daar zal de islam winnen. Voor het zover is ruimen onder andere racistische cultuurbarbaren
                     uit onze voormalige koloniën of Afrika de ankerpunten van onze cultuur alvast effectief
                     uit de weg met een kleine schreeuwende groep. Dat is een klein clubje agressieve activisten
                     die het hebben gemunt op alles waar Nederlanders aan hechten. Zij zetten de bijl aan
                     de wortel van onze samenhang onder de uit de lucht gegrepen noemer, zo kon ik in HP
                     De Tijd lezen, «we zijn in transitie». Vertel me maar eens welke transitie dat dan
                     is, zo vraag ik de Minister. Voor die lieden heb ik een boodschap. Stop met jullie
                     binaire kleurtjesobsessie en projecteer jullie eigen racisme niet op de gewone Nederlander.
                     Blijf met je fikken van onze manier van samenleven af en vertrek anders naar een ander
                     land. Je bent vrij, zout dan lekker op.
                  
Dan kom ik bij het streven naar diversiteit. Een paar weken geleden riep ik iedereen
                     die wetenschappelijk bewijs zou hebben naar de interruptiemicrofoon om met glashard
                     wetenschappelijk bewijs te komen voor de stelling dat diversiteit een succes zou zijn.
                     Niemand kwam naar de interruptiemicrofoon. En dat is logisch, want dat bewijs bestaat
                     niet. Als er al wetenschap bedreven is rondom dit thema, dan bewijst dat het tegenovergestelde.
                     Professor Robert Putnam zag begin deze eeuw al een verband tussen toenemende diversiteit
                     en toenemend wantrouwen, resulterend in een afbrokkelende samenhang. Recent was er
                     een Deens meta-analyseonderzoek dat de resultaten van Putnam meer dan bevestigde.
                  
Voorzitter. Ik zeg het nogmaals. Een beperkte mate van diversiteit in een maatschappij
                     is best mogelijk, maar alleen onder de strikte voorwaarde van een door alle deelnemers
                     aan die maatschappij geaccepteerde en gewaardeerde leidende cultuur. En dat is de
                     onze, de Nederlandse cultuur. Deelt de Minister deze wetenschappelijke visie of houdt
                     hij het liever bij het bekende politiek-correcte wensdenkverhaal waar Nederland thans
                     aan kapot dreigt te gaan, cultureel gezien?
                  
Ik kom tot een eind, voorzitter. Nederland kan nog steeds een mooie samenleving zijn,
                     maar dan moet er wel veel veranderen. Waar het gaat om het herstellen van de samenhang
                     is er één belangrijke voorwaarde: we moeten de-islamiseren en dan kunnen we onze eigen
                     leidende cultuur weer leidend laten zijn. Zolang de islam niet wordt gezien voor wat
                     het is, zolang de rol van de islam als het vergif van deze samenleving niet wordt
                     gezien of erkend, is elke maatregel bij voorbaat kansloos. De islam is de grootste
                     kracht in onze maatschappij aan het worden aangaande het ondergraven van onze leidende
                     cultuur, onze samenhang en onze wetten. Ik vraag de Minister hierop in te gaan en
                     zijn visie te geven.
                  
Daar laat ik het voor de eerste termijn graag bij.
De voorzitter:
Dan is nu het woord aan mevrouw Becker van de VVD.
Mevrouw Becker (VVD):
Dank u wel, voorzitter. Fijn om na vier maanden eruit geweest te zijn weer in uw commissie
                     te mogen debatteren. We hebben een begrotingsdebat vandaag. Wat is dan beter dan voor
                     de verandering, ook met de vernieuwde website van het CBS op het terrein van integratie
                     en inburgering, eens met cijfers te beginnen? Mijn oude baas zou trots op mij zijn.
                  
Het afgelopen jaar emigreerden meer dan 240.000 personen om uiteenlopende redenen
                     naar Nederland. Inmiddels is bijna een kwart van de Nederlandse bevolking eerste-
                     of tweedegeneratiemigrant. Het grootste aantal mensen met een migratieachtergrond
                     komt uit Turkije: meer dan 415.000. Maar ook Marokko, Indonesië, Suriname, Duitsland
                     en Polen zijn frequente landen van herkomst. Volgens het CBS heeft een kwart van de
                     mensen in Nederland dus een migratieachtergrond, maar een groot deel van hen woont
                     in de grote steden. Daardoor heeft in een stad als Den Haag of Amsterdam zelfs meer
                     dan 50% van de bevolking een migratieachtergrond. De WRR noemt dat een minority-majority
                     city. Mensen met een migratieachtergrond zijn er inmiddels in de meerderheid. Als
                     ik kijk naar mijn eigen ...
                  
De voorzitter:
Mevrouw Becker, u heeft een interruptie van de heer De Graaf.
De heer De Graaf (PVV):
Ik zou graag willen weten van de VVD of de VVD trots is op de resultaten van haar
                     beleid, als ik zo alle cijfers hoor.
                  
Mevrouw Becker (VVD):
Ik ben net begonnen met mijn betoog. Ik kom zo meteen op de analyse van de situatie,
                     dus misschien heeft de heer De Graaf het geduld om dat even af te wachten.
                  
De heer De Graaf (PVV):
Zou mevrouw Becker in die analyse mee kunnen nemen of ze trots is op dat beleid? De
                     VVD is de afgelopen 40 jaar heel veel aan de macht geweest en is gewoon hartstikke
                     verantwoordelijkheid voor die massale immigratie en voor die moeilijkere samenhang
                     in al die steden. Misschien kan dat meegenomen worden. Dat is mijn vraag aan mevrouw
                     Becker.
                  
Mevrouw Becker (VVD):
Ik vervolg mijn betoog en ik ga proberen aan dit verzoek tegemoet te komen.
De WRR noemt dat een minority-majority city, zoals ik zei. Inmiddels zijn mensen met
                     een migratieachtergrond in de meerderheid. Bijvoorbeeld in mijn eigen stad Den Haag
                     zie je dat mensen met een migratieachtergrond, met name niet-westers, vaak bij elkaar
                     wonen in plaats van verspreid door de stad. In die wijken zijn de werkloosheid en
                     de criminaliteit vaak hoger dan gemiddeld. Dat zien we ook weer in andere cijfers
                     terug. In 2018 was zo'n 8% van de niet-westerse migranten werkloos tegenover 3% van
                     de mensen met een Nederlandse achtergrond. De helft van de mensen in de bijstand heeft
                     inmiddels een niet-westerse migratieachtergrond. Niet-westerse migranten hadden gemiddeld
                     € 9.000 minder inkomen per jaar. Als we kijken naar opleiding, zien we dat mensen
                     met een niet-westerse migratieachtergrond minder vaak hoogopgeleid zijn. Van de 25-
                     tot 45-jarigen zijn personen met een migratieachtergrond uit Marokko of Turkije relatief
                     het vaakst laagopgeleid. Ook worden personen met een niet-westerse migratieachtergrond
                     vaker verdacht van een misdrijf: 2,4% tegenover 0,7% bij een Nederlandse achtergrond.
                  
Voorzitter. Wat laten deze cijfers zien? Ten eerste dat Nederland een immigratieland
                     is geworden. Wat betekent dit nu voor de toekomst van ons kleine land? Al bij de Algemene
                     Politieke Beschouwingen in 2018 heeft mijn collega Dijkhoff met enkele andere collega's
                     daarover een motie ingediend. We willen graag scenario's van het kabinet ontvangen.
                     Ik begrijp dat er een studie is gestart in twee fasen. Kunnen we iets horen over wat
                     de eerste fase al heeft opgeleverd?
                  
De voorzitter:
Mevrouw Becker, u heeft een interruptie van de heer Paternotte.
De heer Paternotte (D66):
Ik wilde even kijken of mevrouw Becker nu klaar is met het opnoemen van cijfers.
Mevrouw Becker (VVD):
Misschien komt er later in mijn betoog nog een cijfer. Ik denk dat de heer Paternotte
                     gaat vragen of ik ook de cijfers heb gezien van verbetering. Die heb ik ook gezien.
                     Maar voordat ik ga filosoferen over wat zijn vraag zal zijn, zal ik hem de gelegenheid
                     geven om de vraag te stellen.
                  
De voorzitter:
Meneer Paternotte, wilt u nog een interruptie of wilt u even wachten tot mevrouw Becker
                     klaar is?
                  
De heer Paternotte (D66):
Als je zo veel statistieken noemt waarin mensen met een migratieachtergrond er negatiever
                     uit komen dan de gemiddelde Nederlander, lijkt het mij wel goed om te vermelden dat
                     het op al die punten in de statistieken, of het nou gaat om criminaliteit, opleidingsniveau
                     of afhankelijk zijn van de bijstand, vooruitgaat en ook nog snel vooruitgaat. Ik begrijp
                     wel dat mevrouw Becker begint met cijfers, maar ik kan me er echt helemaal niks bij
                     voorstellen dat je dat er niet bij vertelt.
                  
Mevrouw Becker (VVD):
Ten eerste is dit exact de weergave zoals die onder verschillende kopjes op de CBS-website
                     staat als je kijkt naar integratie en migratie. Daarin is de stand van het land te
                     zien ten aanzien van deze onderwerpen. Dat heb ik hier naar voren proberen te brengen,
                     om te laten zien dat er heel veel zorgen zijn. De heer Paternotte zegt dat het wel
                     beter gaat, maar dat waag ik te betwijfelen. Want als je kijkt naar de cijfers van
                     bijvoorbeeld de arbeidsmarktpositie van mensen met een migratieachtergrond, zie je
                     dat de tweede generatie het goed doet, maar dat het voor de derde generatie al zorgelijker
                     is. We zien bijvoorbeeld dat voor de derde generatie studiekeuzes heel erg suboptimaal
                     zijn, dus dat jongeren laagopgeleid zijn en dat ze studies kiezen waar ze weinig arbeidsmarktperspectief
                     in hebben. De heer Paternotte kan dus wel zeggen: daar zit een positieve ontwikkeling
                     in; het gaat de goede kant op. Ja, op sommige punten, maar wat mij betreft nog lang
                     niet genoeg.
                  
De heer Paternotte (D66):
Dit vind ik echt een vertekening van het beeld, want bij arbeidsmarktdeelname kijkt
                     het CBS in de jaarrapportage integratie naar 25- tot 35-jarigen. Dat zijn de mensen
                     van wie je verwacht dat ze dan klaar zijn met hun opleiding en instromen op de arbeidsmarkt.
                     Wat zien we dan? Een op de drie Marokkaanse Nederlanders gaat tegenwoordig naar havo
                     of vwo; dat was vijftien jaar geleden nog een op de vijf. Er zijn drie keer minder
                     bijstandsgerechtigden dan bij de vorige generatie. Het aantal Turks-Marokkaanse meisjes
                     zonder startkwalificatie was in 2017 lager dan het aantal jongens met een Nederlandse
                     achtergrond zonder startkwalificatie. Kunt u uit de jaarrapportage integratie van
                     het CBS dus een cijfer noemen waarvan u zegt: daar gaat het echt achteruit en daar
                     maak ik me zorgen over?
                  
Mevrouw Becker (VVD):
Volgens mij wil de heer Paternotte nu twee dingen tegenover elkaar zetten. Alsof ik,
                     vanuit de VVD, door deze cijfers te noemen blind zou zijn voor het feit dat er ook
                     dingen goed gaan. Daar wilde ik zo meteen op komen. Je ziet mensen zich inderdaad
                     ontworstelen uit een milieu waarin het niet vanzelfsprekend is om een hoogopgeleide
                     studie te kiezen. Je ziet dat mensen van alles van hun leven maken. Dat zie ik ook
                     in mijn eigen omgeving, en dat zie je ook in de cijfers terug. Maar dit zijn ook de
                     cijfers. Het is nog steeds zo dat mensen met een niet-westerse migratieachtergrond
                     een grote achterstand hebben. Die is niet weggewerkt in de derde generatie. Bijvoorbeeld
                     als het gaat om de arbeidsmarkt is de derde generatie zelfs zorgelijker dan de tweede
                     generatie. Daar mogen we niet van wegkijken.
                  
De voorzitter:
Dit is uw derde interruptie, meneer Paternotte.
De heer Paternotte (D66):
Mijn laatste vraag dan toch maar. Het CBS heeft allemaal cijfers genoemd. Kunt u één
                     cijfer noemen waarvan u zegt: kijk, daar gaat het echt achteruit; daar maak ik mij
                     zorgen over? Als er alleen maar vooruitgang is – ik constateer bijna alleen maar vooruitgang –
                     dan lijkt het me goed om dat met elkaar vast te stellen om te voorkomen dat we hier
                     vooroordelen aan het voeden zijn.
                  
Mevrouw Becker (VVD):
Dat heb ik zojuist gedaan, bijvoorbeeld als het gaat om de positie op de arbeidsmarkt.
                     Daar lijkt de derde generatie het weer slechter te doen dan de tweede generatie. Dat
                     is een zorgelijke ontwikkeling waarop ik eerder de Minister bevraagd heb en waarvan
                     de Minister zelf zegt: daarom ben ik met Verdere Integratie op de Arbeidsmarkt gestart;
                     wat kunnen we doen aan dit hardnekkige probleem? Het concrete cijfer zal ik voor u
                     opzoeken – ik kan dat niet uit mijn hoofd zeggen – maar het beeld is dat het voor
                     de derde generatie weer ingewikkelder is dan voor de tweede. Volgens mij moeten we
                     ons daar met elkaar op richten. Ik wil niet bijdragen aan een beeld van polarisatie.
                     Ik heb enkele cijfers genoemd zoals die nu op de website van het CBS staan. Dat zijn
                     gewoon de harde feiten: hoe gaat het met de arbeidsmarkt, hoe gaat het met de criminaliteit,
                     hoe gaat het met de positie in het onderwijs? Op alle vlakken gaat het met deze groep
                     helaas nog minder goed dan met mensen met een Nederlandse achtergrond. Mijn verhaal
                     zou zijn dat we daar keihard mee aan de slag moeten gaan. Dat is een positieve instelling.
                  
De heer Van den Berge (GroenLinks):
Ik ga proberen de VVD een beetje te helpen. Ik noem ook een cijfer. Uit onderzoek
                     van onder andere de Vrije Universiteit en de Radboud Universiteit blijkt dat Nederlanders
                     met een westerse achtergrond met een strafblad drie keer zoveel kans hebben om uitgenodigd
                     te worden voor een sollicitatiegesprek dan iemand met een niet-westerse achternaam
                     zonder strafblad. Wat gaan we daaraan doen? Kunnen we deze Minister samen oproepen
                     om meer te doen aan het aanpakken van arbeidsmarktdiscriminatie en kansenongelijkheid?
                  
Mevrouw Becker (VVD):
Ja, zeker. In ieder debat dat ik hier heb over integratie zeg ik dat een van de verschrikkelijkste
                     dingen arbeidsmarktdiscriminatie is. Het moet helemaal niet uitmaken wat je achternaam
                     is en waar je vandaan komt. Kansen moeten voor iedereen gelijk zijn. Ik vind het heel
                     goed dat dit kabinet, ook met deze Staatssecretaris, een plan heeft gemaakt om arbeidsmarktdiscriminatie
                     aan te pakken, om uitzendbureaus die daaraan meewerken aan te pakken en om werkgevers
                     die dat doen aan te pakken. Het mag niet, het kan niet. Daar zet de VVD heel duidelijk
                     een streep onder.
                  
De heer Van den Berge (GroenLinks):
Dat antwoord stemt me optimistisch. Ik denk wel dat het collega Becker zou sieren
                     als zij dat soort cijfers ook in haar verhaal zou noemen, want dan komt er wat meer
                     balans in het verhaal. Nu lijkt het allemaal te liggen aan de biculturele Nederlanders
                     dat ze soms op achterstand komen, maar dit zijn ook de cijfers die daar wel een bijdrage
                     aan leveren en waar we ook iets aan zullen moeten doen. Dat zou het verhaal iets meer
                     in balans brengen.
                  
Mevrouw Becker (VVD):
Zeker, maar het lastige is dat ik nog niet klaar was met mijn verhaal. Eigenlijk was
                     ik nog maar net begonnen met het noemen van de cijfers. Ik kom nu eigenlijk toe aan
                     wat er volgens mij moet gebeuren.
                  
De voorzitter:
Dus u vervolgt uw betoog.
Mevrouw Becker (VVD):
Jazeker, dank u wel, voorzitter. Ik had de vraag gesteld wat die onderzoeksfase met
                     betrekking tot het ontstaan van Nederland als immigratieland en scenario's daartoe
                     heeft opgeleverd. Ten tweede tonen de cijfers volgens mij aan dat Nederland nog steeds
                     een groot immigratieprobleem heeft. Dat is geen politiek standpunt, maar helaas nog
                     steeds een harde werkelijkheid. Die kunnen we schematisch weergegeven zien op een
                     website, maar veel mensen voelen dit ook in het dagelijks leven. Dat zijn bijvoorbeeld
                     mensen die in een wijk wonen waar deze achterstanden zich volop manifesteren, maar
                     het zijn ook mensen die zich willen inknokken op de arbeidsmarkt en die niet worden
                     uitgenodigd voor een stage, als ze überhaupt solliciteren. Het zijn mensen die er
                     alles van willen maken en voor wie dit een hele harde realiteit is. Het is de taak
                     van de politiek om hier wat aan te doen voor mensen die zich zorgen maken over overlast,
                     criminaliteit en achterstand, maar ook voor mensen die gewoon mee willen doen.
                  
Wat moet er volgens de VVD in de kern gebeuren? Iedereen met een rechtmatig verblijf
                     in Nederland moet alle kansen krijgen om mee te doen. Maar we verwachten ook dat mensen
                     die kansen grijpen. Velen doen dat gelukkig ook. In mijn omgeving zie ik daarvan dagelijks
                     de mooiste voorbeelden. Maar wie verwijtbaar niet meedoet, de taal niet wil spreken,
                     niet wil werken of sympathieën heeft die tegen onze vrije manier van leven ingaan,
                     hoort hier niet thuis. We willen sneller verblijfsvergunningen kunnen intrekken en
                     mensen die hier niet mogen blijven, ook echt kunnen terugsturen. We willen meer zichtbare
                     maatregelen in onze wijken en op onze straten. We wachten ook nog op een antwoord
                     op de vraag van collega Dijkhoff, ook tijdens de APB 2018, om eens te kijken naar
                     best practices hiervoor in andere landen, zoals Denemarken. Graag een reactie.
                  
Voor mensen die in de toekomst naar Nederland willen komen, hebben we nog een kans
                     om het beter te doen: ten eerste door een strenger asiel- en migratiebeleid, waar
                     de VVD al jaren voor pleit, maar ten tweede ook door een strenger en beter inburgeringsbeleid.
                     De recente brieven over fraude en vele uitvoeringsfouten zijn voor de VVD zeer frustrerend
                     en maken duidelijk dat er verandering nodig is. Het is goed dat het inburgeringssysteem
                     op de schop gaat. Het duurt wel veel langer dan we hadden gehoopt. Belangrijke wensen
                     van de VVD, zoals werken vanaf dag één en leefgeld in plaats van een uitkering krijgen
                     een plek. Gemeenten worden verantwoordelijk. De VVD ziet dat die gemeenten nu vragen
                     om meer geld voor hun taak, maar meer geld is niet altijd de volledige oplossing.
                     Kan de Minister aangeven of gemeenten echt klaar zijn voor de grote verandering die
                     op hen afkomt, niet alleen financieel maar vooral ook in beleid? Kan de Minister cijfers
                     met de Kamer delen over het aantal gemeenten die al een structuur hebben ingericht
                     ter voorbereiding op het nieuwe stelsel? En kan hij ons nog eens geruststellen dat
                     gemeenten niet te veel vrijheid krijgen maar dat er landelijke kaders blijven als
                     een stok achter de deur die gemeenten zullen dwingen iedereen strikt naar werk te
                     begeleiden en de taal zo veel mogelijk op niveau B1 te leren en dat gemeenten de taaleis
                     en de tegenprestatie ook strenger zullen gaan handhaven? Het lost ook een financieel
                     probleem op als mensen uiteindelijk uit die bijstand gaan stromen; meer daarover bij
                     de wetsbehandeling, maar ik geef dit nu toch alvast mee.
                  
Met inburgering alleen zijn we er natuurlijk nog niet, want het integratieprobleem
                     speelt ook bij veel mensen die allang zijn ingeburgerd of die hier zelfs zijn geboren
                     maar onvoldoende meedoen. De Minister moet wat mij betreft veel meer werk maken van
                     werk voor deze oudkomers. Hij heeft de zojuist al door mij genoemde pilots om kennis
                     te vergaren en het programma Verdere Integratie op de Arbeidsmarkt. Dat is sympathiek,
                     maar dat levert voorlopig nog onvoldoende op. Hoe gaat de Minister gemeenten op dit
                     moment stimuleren om de doelgroep nu aan de slag te krijgen? Is hij ook bereid om
                     daar bijvoorbeeld met zijn collega Van Engelshoven in op te trekken om de zojuist
                     door mij genoemde opleidingskeuzes voor jongeren met een migratieachtergrond, die
                     te vaak kiezen voor een opleiding zonder perspectief, te verbeteren?
                  
Voorzitter. Taal en werk zijn cruciaal voor integratie. Daarom ben ik ietwat teleurgesteld
                     dat de Minister het idee van de VVD en het CDA om zo vroeg mogelijk te beginnen met
                     taal voor wie dat nodig heeft en dus om dat te verplichten voor de kinderen van inburgeraars,
                     niet overneemt. Zijn conclusie dat het onderzoek aantoont dat dit niet nodig is, deel
                     ik niet. Uit het onderzoek blijkt vooral dat gemeenten het niet-gebruik onder inburgeraars
                     lastig kunnen inschatten en dat maar de helft van de gemeenten extra aandacht besteedt
                     aan vve voor deze kinderen van inburgeraars. Ik vraag de Minister of het dan niet
                     no regret is om dit toch te verplichten in het nieuwe stelsel, zodat geen inburgeraar
                     om welke reden dan ook kan zeggen: ik houd mijn kind gewoon thuis tot de basisschoolleeftijd.
                  
Voorzitter. Ik zei al dat taal en werk belangrijk zijn, maar dat zij niet het enige
                     zijn. Dat heb ik vorig jaar ook gezegd. Integratie draait voor de VVD ook om een derde
                     pijler: onze vrije waarden. Ik vind dat deze Minister daar veel te weinig over zegt.
                     Omarm je de vrije samenleving? Gun je je dochter en je vrouw diezelfde vrijheid? Gun
                     je je kinderen het om met een vrije geest op te groeien, met een open vizier richting
                     democratie en rechtsstaat? Helaas lang niet iedereen. We hebben het afgelopen jaar
                     vele voorbeelden gezien waarbij onze vrijheid werd misbruikt, denk aan salafistische
                     invloeden in weekendscholen, denk aan oproepen tot vrouwenbesnijdenis in een moskee
                     of tot de jihad. Kijk ook naar het Cornelius Haga Lyceum.
                  
De VVD verwacht van de Minister voor Integratie ook een strategie om die vrijheid
                     te verdedigen. Juist als liberaal vind ik dat we soms vrijheden moeten inperken, als
                     daarvan misbruik wordt gemaakt, bijvoorbeeld door in te grijpen bij onvrije geluiden
                     in een moskee, bijvoorbeeld door toezicht op informeel onderwijs in weekend- en Koranscholen
                     te gaan regelen. Hoe staat het met dat laatste? Graag een reactie.
                  
Maar bijvoorbeeld ook door actief een contrastrategie te ontwikkelen tegen onvrije
                     buitenlandse inmenging, zoals de diasporapolitiek uit een land als Turkije. Hoe staat
                     het daarmee, zo vraag ik de Minister.
                  
Over vrijheid gesproken. De VVD vraagt al een hele tijd om een actieplan van deze
                     Minister voor zelfbeschikking en tegen culturele onderdrukking. Dat religie en cultuur
                     in bepaalde gesloten gemeenschappen nog worden gebruikt als excuus om het recht op
                     eigen keuzes van vrouwen, van homoseksuelen, van andersdenkenden te blokkeren, dat
                     is iets wat ook hoog op de agenda van de integratieminister zou moeten staan.
                  
Weet de Minister dat 8% van de gevallen van moord en doodslag in Nederland inmiddels
                     eergerelateerd is? En dat er in Amsterdam en Rotterdam per stad naar schatting minstens
                     200 tot 300 verborgen vrouwen wonen? Er zijn indicaties dat in Rotterdam zelfs 20%
                     van de huwelijksmigranten in een gedwongen isolement zou leven. Er zijn in Nederland
                     websites als maagdenvliesherstel.nl.
                  
Financiële afhankelijkheid speelt een grote rol bij deze onderdrukking. Van de Turkse
                     vrouwen is het percentage werkenden 43%, bij Marokkaanse vrouwen 39%, tegenover 71%
                     van de Nederlandse vrouwen. Daarnaast hebben Turkse en Marokkaanse vrouwen vaker geen
                     inkomen dan Nederlandse vrouwen. Er zijn zelfs vrouwen die geen eigen bankpas mogen
                     hebben, of überhaupt de deur niet uit mogen komen.
                  
Ik heb vorig jaar in deze commissie een motie ingediend en opgeroepen met een nieuwe
                     aanpak te komen, in vervolg op het oude actieplan Zelfbeschikking van toenmalig Minister
                     Asscher. Met uitzondering van DENK, de SGP en de ChristenUnie heeft de hele Kamer
                     mijn motie gesteund. Minister Koolmees heeft de motie uitgevoerd, zo schrijft hij.
                     Maar hoe? Hij schrijft dat het onderwerp al voldoende geborgd is bij andere departementen,
                     maar dat vind ik geen uitvoering. Maar ik ga niet zitten kniezen. De VVD is van doen,
                     dat kent u van ons, dus daarom heb ik zelf een plan gemaakt. Zojuist heb ik mijn initiatiefnota
                     ingediend, met de titel In Nederland beslis je over je eigen leven. Ik wil deze nota
                     aan de Minister aanbieden en bij de collega's laten rondgaan.
                  
De voorzitter:
Ik neem aan dat er geen bezwaar tegen bestaat dat dit stuk ter inzage wordt gelegd
                     bij het Centraal Informatiepunt van de Kamer.
                  
(Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt van de Tweede Kamer der Staten-Generaal.)
Mevrouw Becker (VVD):
In Nederland beslis je over je eigen leven. Deze nota is geïnspireerd door een jaarlijkse
                     beleidsaanpak in Noorwegen. Ik heb deze gemaakt op basis van vele gesprekken met deskundigen,
                     betrokkenen en mensen uit de gemeenschap zelf. Ik doe hierin een voorstel langs vijf
                     actielijnen:
                  
1. Steun vrouwen om vrij te worden.
2. Verander de houding binnen gemeenschappen.
3. Wees niet tolerant voor intolerantie.
4. Ondersteun de ondersteuners, de hulpverleners.
5. Straf de daders.
Vanwege de tijd kan ik natuurlijk niet alle voorstellen noemen, want de voorzitter
                     heeft ons gevraagd om kort te zijn, maar ik noem toch een aantal concrete punten.
                     Ik stel bijvoorbeeld voor dat subsidies voor organisaties over integratie alleen richting
                     clubs gaan die ook compromisloos voor vrijheid staan en dat er ook meer zelforganisaties
                     bij worden betrokken die staan voor die vrijheid. Ik vraag het kabinet om te voorkomen
                     dat artsen nog langer meewerken aan maagdenvliescontrole en -herstel. Vrouwen die
                     naar de dokter worden gebracht met dit doel, zou eigenlijk hulp moeten worden geboden.
                  
Ik vraag het kabinet afspraken te maken met de financiële sector over het recht dat
                     iedere volwassene heeft op een eigen betaalrekening en een pinpas. Ik vraag de Minister
                     in het nieuwe inburgeringstelsel op te nemen dat niet alleen het respecteren van mensenrechten
                     moet worden ondertekend, maar ook het onderschrijven ervan en het actief afstand doen
                     van zaken die het tegenovergestelde zijn, zoals onderdrukking, huwelijksdwang en geweld
                     binnen een relatie.
                  
Ik zou ook willen dat wordt onderzocht of voor het afdwingen van een gebiedsverbod
                     door bedreigers en daders bijvoorbeeld een gps-enkelband kan worden ingezet, zodat
                     het niet al te laat is, als blijkt dat de dader of bedreiger het gebiedsgebod heeft
                     overschreden.
                  
Omdat het om een initiatiefnota gaat, zullen we deze nog apart gaan behandelen, maar
                     ik zou het toch waarderen als ik vandaag al een eerste reactie van de Minister mag
                     krijgen. Ik vraag hem ook om een overzicht te sturen van alle integratiesubsidies
                     van zijn ministerie. Want ik vind het onverteerbaar dat er op dit moment geen euro
                     naar zelfbeschikking en het tegengaan van culturele onderdrukking gaat, hoe belangrijk
                     andere doelen die nu onder de integratiepost vallen zoals het Nederlandse slavernijverleden
                     en taallessen ook zijn. Het beschermen van de vrije waarde verdient een plek in de
                     integratiebegroting. Dus graag een overzicht van alle subsidies onder de integratiepost
                     en de mate waarin hier nog te schuiven valt. Ik overweeg een amendement of motie in
                     tweede termijn.
                  
De voorzitter:
U bent aan het einde van uw betoog?
Mevrouw Becker (VVD):
Ja.
De voorzitter:
Dank. Dan heeft u nog een interruptie van de heer De Graaf.
De heer De Graaf (PVV):
Dit was een snoeiharde afrekening met wel 30 jaar VVD-beleid. Zonder al die open grenzen
                     die namens de VVD gehanteerd zijn in al die jaren was deze initiatiefnota – wees intolerant
                     tegenover intolerantie, ik geloof dat mevrouw Becker het zo zei – niet nodig geweest.
                     Of geeft de VVD iedere keer alles weg aan kabinetspartners om achteraf dit soort initiatiefnota's
                     in te kunnen dienen? Ik probeer me een beetje in te leven, want mevrouw Becker maakte
                     de opmerking dat mensen die onze waarden niet delen in Nederland niet thuishoren.
                     Dat zie ik niet terug in de initiatiefnota, want wat schrijft de gezaghebbende professor
                     Koopmans? Hij heeft onderzocht dat 74,3% van de moslims in Nederland zegt dat er slechts
                     één interpretatie van de islam is, en 70% zegt dat religieuze wetten belangrijker
                     zijn.
                  
De voorzitter:
U gaat nu richting uw vraag.
De heer De Graaf (PVV):
Hoe gaat mevrouw Becker er dan voor zorgen buiten de initiatiefnota om, om echt af
                     te rekenen met het VVD-beleid, en hoe gaat ze de 700.000 mensen die volgens haar niet
                     in Nederland thuishoren wegkrijgen?
                  
Mevrouw Becker (VVD):
Er wordt hier heel veel gevraagd. Ik ga proberen er kort op te antwoorden. Ik ben
                     zelf kritisch over hoe we de afgelopen jaren zijn omgegaan met integratie en inburgering.
                     Ik heb dat in deze commissie al vaker gezegd: te lang is het op z'n beloop gelaten,
                     te lang is gezegd dat het prima is als mensen niet meedoen en zich in hun eigen gemeenschap
                     opsluiten, leven en laten leven. Er is door de overheid te weinig van mensen gevraagd.
                     En nou hebben we een inburgeringsbeleid met meer verplichtingen ingevoerd, maar we
                     hebben de afgelopen jaren ook gezien dat de eigen verantwoordelijkheid helaas ook
                     niet tot de juiste resultaten heeft geleid. Dus is het goed dat er nu een inburgeringsbeleid
                     komt dat strenger wordt, en dat de gemeenten dat met maatwerk vanaf dag één gaan oppakken.
                     Ten tweede weet de heer De Graaf dat de VVD heel graag een strenger asielbeleid wil
                     waarbij we mensen niet meer hier uitnodigen om asiel aan te vragen, maar dat dat in
                     de regio gebeurt. Dat zou ook moeten bijdragen aan een oplossing door er veel scherper
                     op te zijn wie hier mag komen en wie niet. Ten derde. De VVD heeft ervoor gezorgd
                     dat we van mensen die zich misdragen sneller de verblijfsvergunning kunnen ontnemen
                     op basis van criminele gedragingen. Ik vind het wel van belang om te zeggen dat het
                     moet gebeuren op basis van criminele gedragingen. Wat hier gebeurt, is dat de heer
                     De Graaf zegt: nou, dat zijn er dus automatisch 700.000, want het zijn alle mensen
                     die een bepaald geloof aanhangen. Dat is een discriminerende kijk waar de VVD nooit
                     in mee zal gaan.
                  
De voorzitter:
De heer De Graaf, kort graag.
De heer De Graaf (PVV):
Dat laatste punt. Ik heb het echt over keiharde wetenschap. Het is wetenschappelijk
                     onderzoek, en dat veegt mevrouw Becker zomaar van tafel. Dan zitten we op de lijn
                     van GroenLinks en D66, en dat weten we van de VVD. Dan komt de vraag. We weten ook
                     dat de VVD een strenger asielbeleid wil, maar het is de eigen premier die tegen mijn
                     partijleider zei: ik ga jouw partijtje decimeren. Als ze een strenger asielbeleid
                     willen, dan zullen ze moeten samenwerken met de PVV, en dat is precies wat de VVD
                     niet wil. Ze knuffelen veel liever de bakfietspartijen van GroenLinks en D66. Het
                     is allemaal mooi voor de bühne, maar uiteindelijk weten we dat de VVD – graag een
                     reactie hierop – niet zal leveren. Sterker nog, nu is al iemand achter de schermen
                     aan het rennen om het allemaal weg te geven.
                  
Mevrouw Becker (VVD):
Ik heb net een aantal voorbeelden genoemd van wat de VVD bereikt heeft om het asielbeleid
                     strenger te maken. Volgens mij heeft de PVV daar heel weinig in bereikt. Ik hoor de
                     PVV alleen maar zeggen dat de grenzen gesloten moeten worden en dat we uit de EU moeten
                     stappen. Dat zou de oplossing zijn. Volgens mij is dat niet reëel. Ik vind het jammer,
                     want ik doe vandaag aan iedereen een handreiking om samen te werken, ook aan de PVV,
                     door een initiatiefnota in te dienen met tientallen voorstellen waarmee we de situatie
                     voor heel veel mensen die op dit moment onderdrukt worden, die geen vrijheid hebben
                     in dit land te verbeteren. Als je echt de Partij Voor de Vrijheid bent en als je je
                     naam waarmaakt, dan ga je hier heel serieus naar kijken. Dan schuif je het niet ter
                     zijde. Ik nodig de heer De Graaf uit om hier serieus naar te kijken en hier samen
                     voor te gaan knokken.
                  
De heer Jasper van Dijk (SP):
Ja, kan ik?
De voorzitter:
Ja!
De heer Jasper van Dijk (SP):
We spreken over integratie. Daarmee spreken we ook over polarisatie tussen bevolkingsgroepen.
                     We hebben gisteren natuurlijk een afschuwelijk staaltje van racisme gezien in het
                     voetbalstadion van Den Bosch. Ik neem aan dat de VVD daar ook afstand van neemt. Ik
                     vraag mevrouw Becker of ze heeft gezien dat de KNVB zegt: nou, we kunnen best wat
                     hulp, wat ruggensteun, gebruiken van het OM en de politiek in de aanpak van dit soort
                     figuren, bijvoorbeeld als het gaat om strafrechtelijke vervolging. Bent u het met
                     me eens dat we de regering moeten vragen om aan de slag te gaan met strafrechtelijke
                     vervolging en ook met betere methodes om die jongens in die stadions op te sporen,
                     met behulp van speciale camera's en microfoons?
                  
Mevrouw Becker (VVD):
Ik heb er één woord voor: verschrikkelijk. Het is onacceptabel dat dit gebeurt. Ik
                     werd er toevallig vanochtend bij WNL ook op bevraagd. Toen heb ik precies hetzelfde
                     gezegd. Ik vind het onacceptabel. We hebben ook gezegd dat het minste wat er moet
                     gebeuren, is dat mensen die dit doen onmiddellijk een stadionverbod krijgen. Maar
                     hopelijk kunnen we ze ook op andere manieren aanpakken. Als de KNVB hulp vraagt aan
                     het kabinet, lijkt het mij dat het kabinet er heel serieus naar moet kijken.
                  
De heer Jasper van Dijk (SP):
Dat is precies het punt. De KNVB zegt: wij kunnen wel een stadionverbod opleggen,
                     maar ja, dat is eigenlijk lang niet genoeg. Daarmee tref je zo'n jongen die zoiets
                     verschrikkelijks doet, niet genoeg. Dan pak je hem zijn voetbalwedstrijd op zondag
                     af. Dat vindt hij heel erg, maar strafrechtelijk wordt hij niet vervolgd. Het zou
                     heel mooi zijn als we als Kamer de regering ertoe kunnen oproepen om aan de slag te
                     gaan met een verbetering van de strafrechtelijke vervolging. Begreep ik nou dat mevrouw
                     Becker het met me eens is?
                  
Mevrouw Becker (VVD):
Ik weet dat mijn collega Dilan Yeşilgöz hier ook veel over gezegd heeft, namelijk
                     dat het hard moet worden aangepakt. Ik neem dus aan dat zij en de heer Van Dijk een
                     heel end kunnen komen.
                  
De voorzitter:
Dan ga ik het woord geven aan de heer Van den Berge, maar wel met de opmerking dat
                     we drie kwartier verder zijn, met twee sprekers, een hoop interrupties en een goed
                     debat. Maar ik ben vandaag ook in dienst om een beetje op de tijd te letten. Ik hoop
                     dat we straks ook richting de Minister kunnen. De heer Van den Berge van GroenLinks
                     is nu aan zijn eerste termijn.
                  
De heer Van den Berge (GroenLinks):
Dank u wel, voorzitter. U bent bijna van me af, want mijn interrupties zijn op.
Voorzitter. Er is iets geks aan de hand in ons land. Als we kijken naar de discussies
                     op sociale media en ook wel naar wat ik vandaag tot nu toe in dit debat heb gehoord,
                     lijkt het soms wel alsof we allemaal lijnrecht tegenover elkaar staan. Die polarisatie
                     heeft grote gevolgen voor mensen. Voor kleurrijke kinderen hier in Den Haag, die in
                     de sinterklaasperiode niet naar school durven omdat ze worden uitgescholden voor Zwarte
                     Piet. Voor Kick Out Zwarte Piet, dat een vreedzaam congres houdt in Den Haag en wordt
                     aangevallen en geïntimideerd met vuurwerk. Voor mijn collega en goede GroenLinksvriendin
                     – ze is hier ook – Serpil Ates, die met de dood wordt bedreigd, omdat ze nota bene
                     in de gemeenteraadsvergadering heeft gepleit voor een inclusief sinterklaasfeest in
                     Den Haag.
                  
Voorzitter. Is het dan echt zo dat we allemaal zo lijnrecht tegenover elkaar staan?
                     Nee, als we naar de cijfers kijken, zien we dat dit niet zo is. Ik had het er net
                     al over in een interruptiedebat met de PVV. Uit het rapport van het Sociaal en Cultureel
                     Planbureau uit juni blijkt bijvoorbeeld dat driekwart van de Nederlanders de polarisatie
                     in onze samenleving ziet toenemen en zich daar zorgen over maakt. Maar ongeveer twee
                     derde van de Nederlanders staat eigenlijk vrij genuanceerd in discussies rond Zwarte
                     Piet en integratie en gelooft in dialoog en verbinding.
                  
Ik vind eerlijk gezegd dat de verruwing en polarisatie en de mate waarin Nederlanders
                     zich daar zorgen over maken, ook iets van ons vragen, van ons als politici. De toon
                     die wij gebruiken in het debat, de voorbeelden die wij noemen, hebben effect. Want
                     we zijn naast controleurs van de regering en medewetgevers ook opiniemakers. Natuurlijk
                     mogen we het over de problemen hebben, maar misschien hebben we het wel iets te vaak
                     over de problemen als het over integratie of moslims in Nederland gaat. Er zit namelijk
                     ook een enorme kracht in diversiteit. Ik kan dat weten, want ik heb, zoals ik al eens
                     eerder in debatten heb gezegd, een intercultureel huwelijk met mijn grote liefde Champa.
                     Zij is hindoe en Bengaalse, ik ben Nederlander en agnost. We houden elkaar zo'n beetje
                     elke dag de spiegel voor. Dat is heel verrijkend. Dat is heel positief. We leren veel
                     van elkaar. Ik zou dat onze samenleving eigenlijk ook toewensen. Want de samenleving
                     zou je ook kunnen zien als één groot huwelijk tussen religies, tussen culturen, tussen
                     kleurrijke mensen. We kunnen ongelofelijk veel van elkaar leren. Dat doen we nu te
                     weinig. Zoals ik al zei, moeten we het natuurlijk over de problemen hebben. Soms schuurt
                     en wringt het. Orthodox-religieuze opvattingen, of die nu orthodox-christelijk of
                     orthodox-islamitisch zijn, kunnen op gespannen voet staan met onze fundamentele waarden,
                     met onze vrijheid. Op de momenten waarop dat gebeurt, moeten we er hier met elkaar
                     scherpe debatten over voeren. Maar ik vind dat we op dit moment in de debatten te
                     veel over de negatieve kanten van diversiteit praten, te veel de negatieve cijfers
                     eruit lichten, te veel karikaturen maken van groepen in onze samenleving, en te weinig
                     naar de positieve kanten kijken. Er moet meer balans in.
                  
Voorzitter. Ik zou graag nog een tijdje doorfilosoferen over hoe ik aankijk tegen
                     diversiteit en een inclusieve samenleving, maar daar heb ik vandaag de tijd niet voor.
                     Ik heb een aantal concrete vragen aan de Minister, met name op het punt van de nieuwe
                     inburgeringswet. De Minister heeft, mede op aandringen van de Kamer en de VNG, de
                     Vereniging van Nederlandse Gemeenten, onderzoek laten doen naar de financiële ramingen.
                     Het Centraal Planbureau heeft naar de financiële ramingen gekeken en zegt dat die
                     op dit moment niet neutraal en redelijk zijn en niet op de best beschikbare informatie
                     zijn gebaseerd. Uit een veldonderzoek dat de Vereniging van Nederlandse Gemeenten
                     samen met het ministerie heeft laten uitvoeren, blijkt bovendien dat er ruim 42 miljoen
                     extra nodig zou zijn voor de inburgeringswet nieuwe stijl dan op dit moment in de
                     ramingen is opgenomen. Mijn vraag aan de Minister is hoe hij deze impasse gaat doorbreken.
                     Ik heb begrepen dat het bestuurlijk overleg over de uitkomsten van het onderzoek,
                     dat oorspronkelijk voor half oktober gepland stond, nog steeds niet heeft plaatsgevonden.
                     Graag een reactie van de Minister. Kloppen die geluiden en zo ja, wanneer verwacht
                     de Minister dat het bestuurlijk overleg met de VNG wordt hervat?
                  
De Minister geeft in zijn reactie op beide studies van het Centraal Planbureau en
                     van AEF aan dat hij de oplossing onder andere zoekt in het bijstellen van ambities.
                     Wat bedoelt de Minister daar concreet mee? Welke ambities zou hij willen bijstellen?
                     Wat betekent dat concreet voor de contourenbrief die we voor het zomerreces in de
                     Tweede Kamer met hem hebben besproken? Aan welke bijstelling van ambities moet ik
                     denken?
                  
Bovendien geeft de Minister aan in zijn eigen begroting op zoek te gaan naar extra
                     middelen om deze impasse mogelijk te doorbreken. Mijn vraag aan de Minister is: waarom
                     moet deze ruimte per se gevonden worden binnen de begroting van SZW? Ik ken de systematiek
                     van begrotingsafspraken en van dekkingen. Die is belangrijk. Maar als we het onderzoek
                     dat vandaag bij de stukken zit, mogen geloven, is er sprake van een te krappe planning.
                     Bovendien verdient investeren in integratie en inburgering zichzelf terug. Ik ben
                     benieuwd om van de Minister te horen of het echt zo is dat de ruimte alleen binnen
                     de eigen begroting gevonden kan worden – dat zal nog een hele opgave worden – of dat
                     er wellicht mogelijkheden zijn om, uiteraard in overleg met de andere bewindspersonen,
                     buiten de eigen begroting te kijken.
                  
Voorzitter. Ik ga verder met maatschappelijke begeleiding. Ook daarover heb ik het
                     in eerdere debatten gehad. Dat is voor de fractie van GroenLinks heel erg belangrijk.
                     Wij vinden, naast taallessen, maatschappelijke begeleiding het belangrijkste onderdeel
                     van het inburgeringsbeleid, want er komt heel veel op nieuwkomers af. Ze moeten bekend
                     raken met hun rechten en plichten in de samenleving, een woning zoeken, een baan,
                     een huisarts. Het is heel belangrijk dat die maatschappelijke begeleiding in de inburgeringswet
                     nieuwe stijl overeind blijft. Graag een reactie van de Minister. Kunnen wij ervan
                     op aan dat er in de nieuwe inburgeringswet zo mogelijk meer ruimte komt voor maatschappelijke
                     begeleiding door maatschappelijke organisaties en gemeenten, maar in ieder geval niet
                     minder?
                  
Dank u wel, voorzitter.
De voorzitter:
Dank. Dan is nu het woord aan de heer Slootweg van het CDA.
De heer Slootweg (CDA):
Voorzitter. Inburgering en integratie zijn onderwerpen van hart en hoofd, van rechten
                     en plichten. De Nederlandse samenleving biedt fantastische kansen. Neem mijn collega
                     Mustafa Amhaouch, wiens ouders in 1963 vanuit Marokko naar Nederland kwamen. Via lts
                     en mts studeerde hij meet- en regeltechniek aan de Fontys Hogeschool en kwam hij in
                     een managementfunctie bij ASML. Of neem de in Beiroet geboren Jalal Laham, oud-directeur
                     van vleesverwerker Teeuwissen, een Brabants bedrijf. Onze samenleving biedt fantastische
                     kansen, en niet alleen als je hier geboren bent. Maar het benutten van die kansen
                     en mogelijkheden is in eerste instantie wel je eigen verantwoordelijkheid. Als je
                     kiest voor ons land, kies je voor onze taal, kies je voor onze wetten en kies je ook
                     voor een samenleving waarin van iedereen wordt verwacht dat je je inzet voor die samenleving,
                     bijvoorbeeld door te werken.
                  
We zien ook dat onze samenleving wil omzien naar degenen die hier niet geboren zijn
                     of van wie de ouders op latere leeftijd naar Nederland zijn gekomen. Denk aan al die
                     vrijwilligers die zich inzetten om inburgeraars taalles te geven of als die als buddy
                     functioneren in onze ondoorzichtige bureaucratie.
                  
Voorzitter. Er is nog veel te doen en dat begint met een snelle en goede inburgering.
                     Hoewel je persoonlijk verantwoordelijk bent moet je er op kunnen vertrouwen dat wanneer
                     je een cursus volgt, dit ook gebeurt bij een organisatie die kwalitatief goede taallessen
                     geeft. De tijd moet zo snel mogelijk achter ons liggen dat de kwaliteit van de inburgeringscursussen
                     te wensen overlaat en dat er allerlei misstanden zijn bij die cursusbureautjes. Voorkomen
                     moet worden dat wanneer iemand kan inburgeren bij een bureau en door slecht onderwijs
                     niet op tijd de cursus kan afronden, daardoor een boete moet betalen met als gevolg
                     het ontstaan en het oplopen van schulden. Het is dan ook heel goed dat er in 2021
                     een nieuw inburgeringsstelsel komt. Doel van dit nieuwe stelsel is om nieuwkomers
                     te helpen om snel en volwaardig mee te doen in de Nederlandse maatschappij. Dit kabinet
                     zorgt ervoor dat statushouders niet langer hoeven te lenen voor een inburgeringscursus
                     en de gemeenten krijgen regie in de begeleiding van inburgeringsplichtigen. Ook moeten
                     gemeenten gaan zorgen voor het cursusaanbod op alle niveaus. Op basis van een brede
                     intake wordt in een persoonlijk Plan Inburgering en Participatie vastgesteld welke
                     taalcursus en welk participatietraject het beste past bij een nieuwkomer, rekening
                     houdend met niveauverschillen en verschillen in leertempo tussen nieuwkomers. Prachtige
                     plannen, maar hoe kijkt de Minister ertegen aan om kansrijke asielzoekers aan het
                     werk te laten gaan en taalles te geven terwijl ze wachten op een verblijfsvergunning?
                     Ik begrijp dat Turkse asielzoekers alsnog mogen inburgeren. De Minister wil ze zelf
                     laten bepalen om dat te doen, maar dat is misschien toch wel wat te vrijblijvend.
                     Welke mogelijkheden onderneemt de Minister om Turkse statushouders te verplichten
                     om daadwerkelijk in te burgeren? Kan hij bijvoorbeeld extra eisen stellen wanneer
                     men geen werk heeft?
                  
De voorzitter:
U heeft een interruptie van de heer Jasper van Dijk.
De heer Jasper van Dijk (SP):
Mag ik de heer Slootweg vragen wat hij vindt van de correspondentie tussen de gemeenten
                     en de Minister? Er zou namelijk een onderzoek gedaan worden naar de kosten voor de
                     nieuwe inburgeringswet. Daar is uitgekomen: het kan, mits er nog 42 miljoen extra
                     op tafel komt te liggen. Deelt u die opvatting?
                  
De heer Slootweg (CDA):
U bent me net voor waar ik nog kom op het onderzoek van AEF. De Minister zegt dat
                     hij de gesprekken met de VNG wil voortzetten. Ik ben erg benieuwd hoe het daar op
                     dit moment mee staat.
                  
De heer Jasper van Dijk (SP):
Dat was nog geen antwoord. Deelt u de opvatting dat dat geld nodig is, zoals was afgesproken?
                     Er was wat gesteggel over, maar uiteindelijk is de Minister toch akkoord gegaan met
                     een gedeeld onderzoek met de gemeenten. Uitslag: ja, het kan, mits er nog 42 miljoen
                     euro op tafel komt. Deelt het CDA die opvatting?
                  
De heer Slootweg (CDA):
Wat ik zelf zo interessant vind, is dat dit onderzoek gebruikmaakt van een aantal
                     veronderstellingen. Men houdt bijvoorbeeld nog geen rekening met inverdieneffecten.
                     Dus ik ben erg benieuwd of die er zijn. Wat is nu het werkelijke probleem? Is dat
                     een investeringsprobleem aan het begin of is het ook echt dat probleem van 42 miljoen?
                     Daarom ben ik zo benieuwd naar de gesprekken die de Minister heeft met de gemeenten.
                  
Voorzitter. Dit kabinet zorgt ervoor dat taallessen weer gefinancierd worden door
                     de rijksoverheid. De uitvoering wordt ondergebracht bij gemeenten. Een rapport van
                     adviesbureau AEF laat zien dat hier nogal wat kosten voor gemeenten bij komen: grosso
                     modo 100 miljoen structureel en 50 miljoen incidenteel. Over die bekostiging is men
                     er nog niet uit en de Minister geeft aan de gesprekken met de VNG voort te zetten.
                     Toch een aantal vragen bij de sommetjes. Er is expliciet door de opstellers geen rekening
                     gehouden met de inverdieneffecten. Is het niet zo dat door een betere inburgering
                     mag worden verwacht dat de nieuwkomers ook betere arbeidskansen krijgen en minder
                     een beroep op een uitkering moeten doen? Hoe krijgen die besparingen dan een plek?
                     Betekent een betere inburgering alleen maar hogere lasten? Kan de Minister dat uitleggen?
                     Op welke wijze kan worden ingezet dat statushouders niet alleen eerst de taal gaan
                     leren, leren inburgeren en dan op zoek naar werk gaan, maar juist deze zaken zo veel
                     mogelijk parallel aanpakken? Nog niet alle gemeenten doen dit. Wil de Minister dit
                     bevorderen?
                  
Een grote groep die nu binnenkomt zijn de nagereisde gezinsmigranten. Eenmaal in Nederland
                     zijn zowel gezinsmigranten als statushouders verplicht tot hetzelfde inburgeringsexamen.
                     Beide groepen krijgen een brede intake en een PIP op maat. Klopt het dat er een verschil
                     zit tussen de bijdrage die vereist wordt voor een statushouder en een gezinsmigrant?
                     Wanneer men van een gezinsmigrant een hogere bijdrage verwacht, hoe voorkomt de Minister
                     dan de situatie dat de gezinsmigrant deze eigen investering niet doet omdat men toch
                     al een status heeft? In de gemeentelijke monitor Vluchtelingen aan het Werk van september
                     2019 wordt geconcludeerd dat in de helft van de gemeenten nog geen voorzieningen zijn
                     getroffen voor het verbeteren van de inburgering, met als risico dat zij tussen wal
                     en schip belanden. Is het juist dat de huidige wachttijden voor het indienen van een
                     asielverzoek oplopen tot meer dan een jaar? Hoe verhouden deze wachttijden zich tot
                     de ambitie van de Minister om snel te starten met de integratie?
                  
Voorzitter. We hebben een brief ontvangen over een onderzoek naar verplichte voorschoolse
                     educatie. Het onderzoek geeft aan dat een verplichting te ver gaat, met name omdat
                     de meeste kinderen van inburgeraars al gebruikmaken van voorschoolse educatie of dagopvang.
                     Het onderzoek biedt wel aanknopingspunten voor verbetering. De openingstijden van
                     de voorschoolse educatie sluiten namelijk niet aan bij de tijden van de inburgeringscursus.
                     Kan dit niet beter op elkaar afgestemd worden?
                  
Te veel nieuwkomers zijn aangewezen op een bijstandsuitkering. Hier komen, betekent
                     een bijdrage leveren aan de samenleving. Het CDA wil dan ook dat trajecten erop gericht
                     zijn dat mensen, zeker wanneer ze te horen hebben gekregen dat ze hier mogen blijven,
                     direct aan het werk kunnen worden gezet. Dat geldt ook voor de volwassen gezinsmigranten.
                     Onze taal kun je ook heel goed op de werkvloer leren. Kan de Minister aangeven hoeveel
                     nieuwkomers in duale trajecten zitten, namelijk taal en werk tegelijkertijd? En wat
                     gebeurt er met volwassen nagereisde gezinsmigranten? Komen die ook direct in een duaal
                     taal- en werktraject, bijvoorbeeld overdag werken en 's middags taal?
                  
Voorzitter. Het CDA is van mening dat verwijtbaar niet-inburgeren consequenties moet
                     hebben. In het regeerakkoord zijn daarover ook duidelijke afspraken gemaakt. Kan de
                     Minister aangeven hoeveel reguliere migranten in 2018 en 2019 hun verblijfsstatus
                     hebben verloren? En hoeveel asielvergunninghouders hebben om die reden geen sterkere
                     verblijfsstatus gekregen?
                  
Tot slot. Hoewel we tegenwoordig de televisie beschouwen als oude media, is deze voor
                     veel mensen, ook voor statushouders, een belangrijk venster op onze samenleving. In
                     andere landen wordt de publieke omroep veel meer ingezet om taal, gewoonten, rechten
                     en plichten te leren voor nieuwkomers. In het regeerakkoord wordt aangegeven dat ook
                     in ons land de publieke omroep een rol zou kunnen spelen. Welke stappen heeft de Minister
                     al gezet om de publieke omroep hierbij inderdaad een rol te laten spelen?
                  
De Nederlandse samenleving is een open samenleving die prachtige kansen biedt. Dat
                     vraagt overheidsbeleid om mensen zo snel mogelijk onze taal te laten leren en gewoon
                     te worden met onze wetten en gebruiken. Dat vraagt ook zeker wat van de inburgeringsplichtigen.
                     Neem je persoonlijke verantwoordelijkheden en benut de kansen!
                  
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan is nu het woord aan de heer Jasper van Dijk van de SP.
De heer Jasper van Dijk (SP):
Dank u, voorzitter. Wat een weekend! Ik was dit weekend in het buitenland vanwege
                     een werkbezoek, maar je kijkt natuurlijk af en toe op je telefoon en als je zo de
                     nieuwsberichten over allerlei bijeenkomsten, politiebescherming en politie-inzet bij
                     de sinterklaasintocht bekeek, dacht je werkelijk dat hier een veldslag gaande was.
                     Even verder kijkend kwam ik erachter dat het gelukkig geen veldslag as. Maar je kent
                     de media: die gaan daar natuurlijk gretig op in. En er was toch wel wat aan de hand,
                     met als dieptepunt de voetbalwedstrijd gisteren – ik sprak daar net al over – met
                     racistische spreekkoren en een Hitlergroet die overduidelijk te zien was op de beelden.
                     Het was volkomen terecht dat de scheidsrechter ingreep. Nu is de vraag natuurlijk
                     wat Onze Minister van Integratie van dit alles van afgelopen weekend vindt. Deelt
                     hij mijn mening dat die scheidsrechter een held is? Is de Minister het met mij eens
                     dat geweld en intimidatie keihard moeten worden aangepakt? Is hij het eens met wat
                     ik net ook al in een interruptie zei, namelijk dat de KNVB meer steun nodig heeft
                     van de politiek en het OM?
                  
Daarom doe ik twee voorstellen. Wilt u in overleg gaan met de KNVB? Met u bedoel ik
                     de regering, want de Minister zal ongetwijfeld zeggen dat Justitie hier ook mee te
                     maken heeft. Wilt u dus met de KNVB in overleg gaan om te kijken hoe de strafrechtelijke
                     vervolging verbeterd kan worden? En wilt u inventariseren in hoeverre speciale camera's
                     en microfoons kunnen worden ingezet om het racisme in het stadion beter te kunnen
                     traceren? Ook daar is behoefte aan.
                  
Voorzitter. Van die gebeurtenissen kom je al gauw bij de polarisatie in de samenleving.
                     Daar is onderzoek naar gedaan door het SCP. Dat heeft dan weer veel te maken met segregatie
                     in de huisvesting, in de scholen; iets waar de de SP zich al sinds jaar en dag druk
                     over maakt. Je moet die segregatie bestrijden. We moeten voorkomen dat we allemaal
                     op onze eilandjes wonen dan wel naar school gaan dan wel gehuisvest zijn. De Minister
                     weet dat ik hem, wat dat betreft, heb gevraagd om aan de gang te gaan met dat roemruchte
                     artikel 167 van de Wet op het primair onderwijs, waarin letterlijk staat: scholen
                     moeten aan de slag met de bestrijding van segregatie. De collega-minister van Onderwijs
                     heeft ook een opdracht gegeven om de inspectie daarnaar te laten kijken. Graag een
                     update. Hoe staat het daarmee?
                  
Voorzitter. Dan de inburgering. Die duurt al behoorlijk lang. Er is veel gesteggel
                     met de VNG over de financiering en over de inrichting. Er kwam een onafhankelijk onderzoek.
                     De uitkomst was dat er voor een goede uitvoering 42 miljoen euro extra nodig is. De
                     Minister gaat op zoek naar extra middelen. Hoe staat het daarmee? Kan de Minister
                     garanderen dat de invoeringsdatum van 1 januari 2021 wordt gehaald? Is dat dan ook
                     met de gewenste middelen? Graag een reactie.
                  
Als ik de brief goed heb gelezen, dan staat erin dat het aantal fraudegevallen in
                     het afgelopen jaar met 71 stuks is toegenomen. Dat betreft 114 taalscholen waar fraudesignalen
                     zijn geweest. Ook inburgeraars zelf kunnen frauderen. Er wordt zelfs gesproken van
                     lookalikes. Bizarre vormen van fraude dus! Graag een update van de aanpak hiertegen.
                  
Voorzitter. Dan is er dus de nieuwe wet, maar die roept ook nog steeds veel vragen
                     op. Hoe wordt bijvoorbeeld gewaarborgd dat er structureel genoeg expertise in huis
                     is bij de gemeentes? De gemeentes krijgen immers een belangrijke taak. Hoe worden
                     de intakeprocedures van de gemeentes precies vormgegeven? En hoe wordt dit afgestemd
                     met de, helaas, nog steeds commerciële taalmarkt? Want die bureautjes moeten gevonden
                     worden. Daar vindt aanbesteding bij plaats.
                  
Komt er nog een onderzoek naar al die vereisten die er in de afgelopen jaren aan inburgeraars
                     werden opgelegd? Het zijn er nu ook alweer heel veel. Er is sprake van een stapeling
                     van inburgeringsvereisten. Wordt dat nog geëvalueerd?
                  
De Minister geeft in zijn brief aan dat hij ontheffing kan verlenen. Daarbij gaat
                     het om de bestaande gevallen, zeg maar de mensen die nu aan het inburgeren zijn en
                     die last hebben van het huidige, falende systeem. De Minister zegt dat hij bij schrijnende
                     gevallen een soort discretionaire bevoegdheid heeft. Heel goed! Maar dan zegt hij:
                     de inburgeringsplichtige moet wel zelf een verzoek indienen als hij daar gebruik van
                     wil maken. Op de site van DUO staat echter niet duidelijk hoe een verzoek hiertoe
                     kan worden gedaan. Kan de Minister toezeggen dat inburgeringsplichtigen zo snel mogelijk
                     worden voorgelicht, bijvoorbeeld op de website van DUO, over die mogelijkheid en dat
                     een aanvraagformulier beschikbaar wordt gesteld? Graag een reactie.
                  
Voorzitter. Dan over de aanpak van extremisme, genitale verminking, is isolatie en
                     zelfbeschikking, waar mevrouw Becker over heeft gesproken. Ik sluit me er zeer bij
                     aan dat dat moet worden aangepakt.
                  
En helemaal tot slot: hoe staat het met de uitvoering van de motie van de SP en de
                     ChristenUnie om taallessen te geven door werkgevers aan arbeidsmigranten?
                  
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan is nu het woord aan de heer Paternotte van D66.
De heer Paternotte (D66):
Voorzitter. Dank u wel. Het jaarlijkse integratiedebat. Ik vind het goed om altijd
                     even te beginnen met de cijfers waaruit blijkt hoe we ervoor staan. Het gaat dit jaar
                     met de integratie nog beter dan vorig jaar. Elke statistiek die we voor ogen krijgen,
                     laat zien dat mensen met een migratieachtergrond steeds hoger opgeleid zijn, steeds
                     vaker werk hebben en steeds meer verdienen. En de criminaliteit, zo constateerde het
                     CBS vorig jaar in de jaarrapportage, is in de laatste vijftien jaar ook nog eens gehalveerd.
                  
Voorzitter. Daarmee lijken mensen met een migratieachtergrond steeds meer op het Nederlandse
                     gemiddelde. Dat is mooi, niet omdat iedereen gemiddeld moet zijn, maar omdat we weten
                     dat mensen met een migratieachtergrond ook nog met andere problemen te maken hebben.
                     Met een Marokkaanse naam heb je in Nederland immers nog altijd drie keer minder kans
                     om uitgenodigd te worden voor een sollicitatiegesprek dan wanneer je Jan, Gert-Jan
                     of Evert-Jan heet. Hetzelfde geldt voor de uitnodiging om een huurhuis te bekijken.
                     En dan is er ook nog ziekmakend racisme, zoals we dat gisteren zagen in Den Bosch:
                     oerwoudgeluiden en de Hitlergroet. Ranzig racisme, gewoon bij het voetbal, waar we
                     met alle Nederlanders graag naar kijken. Ik vraag me daarom een paar dingen af. Wie
                     Zwarte Piet zwart wil houden, ga ik niet veroordelen. Ik heb mezelf ook laten overtuigen
                     dat een moderne Piet prima is. Maar iedereen moet zien dat het sinterklaasfeest steeds
                     vaker gekaapt wordt door mensen die dit soort ranzig racisme niet schuwen en die geweld
                     niet schuwen. Gisteren werd in Den Bosch met rookbommen gegooid en vorige week was
                     er de intimiderende inval bij een vreedzame vergadering. Vorig jaar werd er gegooid
                     met eieren en bierblikjes. Dus moeten we niet vaststellen, vraag ik ook aan de Minister,
                     dat de pro-Zwarte Pietbeweging aan het radicaliseren is?
                  
Als in een stadion sinterklaasliedjes worden afgewisseld met de Hitlergroet en oerwoudgeluiden
                     om Mendes Moreira te intimideren, moet er dan niet heel hard een lijn worden getrokken:
                     deze supporters worden het stadion uitgegooid en er wordt aangifte gedaan? Minister
                     Bruins heeft dat gelukkig inmiddels ook gezegd. Gelukkig heeft FC Den Bosch de eigen
                     reactie een blunder genoemd. Dat lijkt me een understatement.
                  
Toch blijft dit gevoel: wat zegt het nou als de eerste reactie van de club en de trainer
                     was «wegkijken en het slachtoffer de schuld geven»? Dus ook de vraag aan deze Minister:
                     wat was nou uw reactie toen u gisteren de beelden en geluiden zag? Wat is er volgens
                     u nodig om in de voetbalsport een streep te trekken in de strijd tegen racisme? Maar
                     eigenlijk gaat het om discriminatie in brede zin, want we hebben eerder hetzelfde
                     gezien met homofobe spreekkoren en de discriminatie van homo's in het voetbal.
                  
Zoals elke Nederlander vrij moet zijn van discriminatie, moet ook elke vluchteling
                     in Nederland zo veel mogelijk vrij zijn van het land waarvoor hij of zij gevlucht
                     is, en dus van buitenlandse inmenging. Vorige week nog kondigde premier Erdogan in
                     het Turkse parlement groots aan acties te zullen ondernemen tegen mensen die hij ziet
                     als terrorist. Dat is voor hem een heel breed begrip, want iedere Koerd die strijdt
                     of pleit voor een Koerdische staat is terrorist en iedere Turk die gelieerd is aan
                     de Gülenbeweging is terrorist. Dus ook duizenden, misschien wel tienduizenden, Turken
                     in Nederland volgens hem. Hij gebruikte de actie tegen IS-leider Al Baghdadi als voorbeeld
                     van hoe andere staten terroristen uitschakelen in het buitenland en gaf daarmee aan
                     ervan uit te gaan dat deze staten het ook wel accepteren als Turkije hetzelfde doet
                     met wie Erdogan ziet als terroristen.
                  
Ik spreek vaak Turkse vluchtelingen, zowel Koerdische als aan de Gülenbeweging gelieerde
                     Turken die zich zorgen maken. Een van hen was een vrouw die vertelde hoe haar echtgenoot
                     toen ze in Moldavië woonden ten overstaan van de kinderen het huis uit werd gesleept
                     en inmiddels in Turkije in de cel zit. Zij was naar Nederland gevlucht. Een ander
                     was een Turkse advocaat, die inmiddels hier een vluchtelingenstatus heeft. Hij kreeg
                     een sociale huurwoning naast een Turks gezin, die hem meteen duidelijk maakten dat
                     ze juist heel positief denken over de Turkse premier. Hij voelt zich niet veilig en
                     vraagt aan de gemeente: kan ik alsjeblieft op een andere plek gaan wonen, het maakt
                     niet uit waar? Maar dat kan niet. Met die tegenstelling hebben we in Nederland te
                     maken. Volgens mij betekent dit dat we nog meer bewustzijn nodig hebben van wat zich
                     binnen de Turkse gemeenschap afspeelt.
                  
Daarom de volgende vragen. Kan de Minister ons vertellen of er voldoende sensitiviteit
                     is, vooral bij gemeenten, voor de totaal verschillende manieren waarop Turkse Nederlanders
                     naar Turkije kijken? Hoe kunnen we daarmee het beste omgaan om de veiligheid te garanderen
                     en spanningen te voorkomen? Kan hij ons vertellen wanneer de Turkse weekendscholen
                     gaan openen en of we daar vanaf dag één toezicht op hebben? Zijn de lesmaterialen
                     openbaar? Ten slotte: kan hij ons op de hoogte houden van nieuwe activiteiten van
                     de Turkse staat in Nederland? Ik heb het over de wereldwijde acties en de manier waarop
                     premier Erdogan die naar Nederland vertaalt.
                  
Onlangs meldde zich een groep Marokkaanse Nederlanders die van hun tweede nationaliteit
                     af willen. Dit jaar vieren we het jubileum van 50 jaar Marokkaanse arbeidsmigratie.
                     Het zijn Nederlanders en het zou mooi zijn om tijdens dit jubileum hen te steunen
                     in hun oproep. Die vraag stel ik dus aan de Minister. Ik hoop dat wij hier snel het
                     debat over kunnen voeren.
                  
Dan iets waar wij als integratiewoordvoerders ook mee te maken hebben. De heer Slootweg
                     noemde het net al: enorme wachttijden voor asielzoekers. Hun onzekere bestaan in Nederland
                     begint steeds vaker met lang wachten. Gemiddeld 47 weken totdat een beslissing valt.
                     Alsof het wachten niet erg genoeg is, mag en kan de welwillende asielzoeker vaak niet
                     anders doen dan een potje tafeltennis spelen of verder wegkwijnen op de vaak somber
                     opgetuigde pre-POL-locaties. Ik spreek vaak vluchtelingen die hun tijd in het azc
                     als een kwelling zien. Het COA komt ook nog eens 10.000 plekken tekort.
                  
Het belangrijkste is dus dat we die integratie in asielcentra veel beter gaan aanpakken,
                     want al binnen vier weken is de meest kansloze asielzoeker uitgeprocedeerd. Het zijn
                     de kansrijke asielzoekers die veel langer in de procedure zitten. Ze mogen niet zo
                     veel, maar ze mogen wel vrijwilligerswerk doen. En na een halfjaar in de procedure
                     mogen ze ook betaald werk doen. Het gebeurt alleen nauwelijks. Slechts 1% à 2% van
                     die asielzoekers krijgt een tewerkstellingsvergunning. Hier ligt dus een geweldige
                     kans. Ik was laatst met collega Heerma bij Plan Einstein, toen nog in Utrecht Overvecht,
                     een project van de gemeente en het COA samen waar veel meer wordt ingezet op integratie.
                     Ik heb daar zelf verderop vakken gevuld bij de Konmar, wat tegenwoordig een Albert
                     Heijn is. Er waren daar een paar jongens die een bijbaantje hadden bij diezelfde supermarkt,
                     maar dat is echt het enige voorbeeld dat ik heb gehoord. Dat komt denk ik door die
                     1%. In azc's hangen geen vacatures. Mensen worden niet gestimuleerd om aan het werk
                     te gaan. Laten wij het omdraaien: kans op werk zodra het mag. Nodig werkgevers uit
                     en waarschuw asielzoekers op tijd dat ze het recht hebben en help ze met de reiskosten.
                     Wil de Minister dit met de Staatssecretaris van JenV oppakken?
                  
Voorzitter. Een andere kwetsbare groep die vaak wordt vergeten, zijn de kinderen in
                     asielzoekerscentra. Voor hen is gewoon naar de basisschool kunnen gaan een zegen.
                     Het gemiddelde kind staat te springen en te juichen als de vakantie begint, maar in
                     het azc zijn kinderen meestal verdrietig, omdat juist die plek waar ze even alle narigheid
                     kunnen vergeten en waar ze gewoon samen kunnen spelen en leren, dicht gaat. Ook verliezen
                     ze natuurlijk de kennis van de taal die ze het hele jaar hebben opgebouwd. Hun ouders
                     kunnen daar op dat moment meestal nog niet echt bij helpen. Kunnen we asielkinderen
                     ook in de zomervakanties een vast programma bieden op de basisschool waar ze het hele
                     jaar heen gaan?
                  
Ten slotte nog twee punten. Ik zie graag zo snel mogelijk een nieuwe Wet inburgering.
                     Het is logisch dat gemeenten kritisch naar de kosten kijken. Ze bleken ook een punt
                     te hebben Laten we de ambitie zo stevig mogelijk houden, want snelle integratie is
                     goed voor ons allemaal.
                  
Om af te sluiten een compliment aan de Minister voor zijn speech van 1 juli jongstleden
                     over het slavernijverleden. Tijdens Keti Koti heeft hij namens het kabinet spijt betuigd
                     over het slavernijverleden. Dat is hartstikke goed en broodnodig. We zagen gisteren
                     in Den Bosch helaas hoe in scheldwoorden als «katoenplukker» het slavernijverleden
                     er weer eens bij wordt gehaald om een gekleurde Rotterdamse, Schiedamse voetballer
                     te intimideren. Zoals hij zelf zei: dat hoef ik anno 2019 niet te accepteren. En zo
                     is het maar net.
                  
Mevrouw Becker (VVD):
Ik ben benieuwd naar het voorstel van D66 om als overheid voor asielzoekers die nog
                     geen verblijfsvergunning hebben, die nog geen status hebben en die 24 weken per jaar
                     mogen werken als ze hier minstens een halfjaar zijn, te gaan bemiddelen voor werk.
                     De overheid moet ervoor gaan zorgen dat deze mensen aan de slag komen. Hoe ziet hij
                     dat in relatie tot het feit dat 70% van de statushouders, dus van de mensen die wél
                     een vergunning hebben en die sinds 2014 naar Nederland zijn gekomen, überhaupt nog
                     geen werk heeft? Is daar niet nog heel veel werk te verzetten? Is het niet beter om,
                     als we al gaan bemiddelen, eerst aan de slag te gaan met mensen die wél mogen blijven
                     en die wél een vergunning hebben? De IND en het COA hebben het heel druk met alle
                     procedures en moeten dat heel snel op orde brengen, maar dreigen nu een extra taak
                     te krijgen.
                  
De heer Paternotte (D66):
Ik denk dat mevrouw Becker daarmee het paard achter de wagen spant. Een van de redenen
                     dat zo veel vluchtelingen heel moeilijk aan een baan komen, is dat dat veel lastiger
                     is als je twee jaar lang hebt moeten stilzitten, als je bijna niks hebt mogen doen,
                     als je niet echt werk hebt kunnen maken van je integratie. 1% à 2% van de asielzoekers
                     krijgt een tewerkstellingsvergunning, terwijl ze na 26 weken allemaal iets van werk
                     zouden mogen doen. Ik vind dat wel heel extreem weinig. U spreekt vast ook heel veel
                     vluchtelingen, maar volgens mij komt het omdat ze vaak niet eens van het COA te horen
                     krijgen dat dat werken mag. Dat horen ze dan soms via-via. Bedrijven worden niet eens
                     uitgenodigd om te laten zien wat voor plekken er zijn. Gemeenten zijn aan de slag
                     met die statushouders. Ze spreken met werkgevers. Ze proberen de mensen aan werk te
                     helpen. Zou het nou niet mooi zijn als dat bij een aantal mensen lukt? Misschien gaat
                     het maar om een paar procent, maar iedereen die je kan helpen scheelt. Het zou mooi
                     zijn als dat bij een aantal mensen niet nodig is, omdat ze al op de arbeidsmarkt begonnen
                     zijn. Twee jaar lang stilzitten is desastreus. We hebben allemaal die mensen gezien.
                     Dat is waar er volgens mij een gigantische kans ligt. Er gebeurt volgens mij ongelofelijk
                     weinig.
                  
Mevrouw Becker (VVD):
Ik sluit me aan bij de heer Paternotte als het om taal gaat. We hebben in het regeerakkoord
                     afgesproken om aan het werk te gaan met taal bij de mensen die kansrijk zijn. Volgens
                     mij hoef je dan niet stil te zitten en je kansloos te vervelen, maar kun je gewoon
                     vast Nederlands leren. Maar ik zou me zorgen maken als het COA zich gaat richten op
                     mensen die misschien helemaal niet mogen blijven, terwijl de aandacht uit zou moeten
                     gaan naar 70% van de statushouders, de mensen die wel mogen blijven waarvan een deel
                     helaas nog in een azc zit omdat er nog geen plek is om uit te stromen. Hoe ziet de
                     Paternotte dat voor zich? Heeft hij extra capaciteit in gedachte voor het COA of de
                     IND? Volgens mij is alle extra capaciteit die er is hard nodig om de procedures te
                     versnellen.
                  
De heer Paternotte (D66):
We hebben de VVD kunnen overtuigen dat die taalles inderdaad goed is. In het verleden
                     was het verhaal nog dat je mensen die taalles niet moest geven, omdat je ze dan juist
                     aan zou moedigen om naar Nederland te komen. De realiteit is dat er heel veel mensen
                     komen en dat daar heel veel kansrijke asielzoekers tussen zitten. Ik hoop u dus ook
                     hiervan te overtuigen, want hoe eerder mensen kunnen beginnen met werken, hoe beter
                     dat is. De heer Slootweg zei het ook al. Dat geeft het signaal: u zit hier niet alleen
                     om verzorgd te worden, om leefgeld te krijgen; we verwachten eigenlijk ook dat u mee
                     gaat doen, dat u er iets tegenover zit. Het kan al een enorm verschil maken door alleen
                     al een begin te maken door werkgevers uit te nodigen en door na vijf maanden in een
                     gesprek mensen te vertellen over de rechten die ze hebben om te kunnen gaan werken.
                     Als u denkt dat daar, terwijl het COA en de IND volgend jaar echt veel geld krijgen
                     om de asielketen te versterken, nog steeds geen enkele ruimte voor zou zijn, hoop
                     ik van wel.
                  
De voorzitter:
Dank. Dan is nu het woord aan de heer Kuzu van DENK.
De heer Kuzu (DENK):
Voorzitter, dank u wel. Opnieuw zien we dat racisme in Nederland enorm geïnstitutionaliseerd
                     is. Opnieuw zien we dat het racisme de spuigaten uitloopt, dit keer op de voetbalvelden.
                     Tijdens de voetbalwedstrijd FC Den Bosch-Excelsior is Excelsiorspeler Ahmad Mendes
                     Moreira racistisch bejegend. Waarom? Omdat hij een zwarte huidskleur heeft. Het is
                     gewoon te belachelijk voor woorden. Alleen omdat de discussie over de racistische
                     karikatuur van Zwarte Piet zo is uitgebuit door populistisch rechts dat mensen er
                     een legitimering in vinden om activisten aan te vallen, snelwegen te blokkeren en
                     hun racistisch gal te spuwen in het voetbalstadion.
                  
Voorzitter. Wat DENK betreft verdient racisme een krachtig antwoord en een krachtige
                     veroordeling vanuit de overheid en de samenleving, in ieder geval krachtiger dan de
                     eerste flutreactie van FC Den Bosch, waarvan ze nu gelukkig na ophef aangeven dat
                     het een blunder is. Ik zou eigenlijk de Minister willen vragen of hij eindelijk een
                     keer bereid is om die educatieve maatregel discriminatie op te leggen aan sneue types
                     die blijven discrimineren? Is de Minister bereid om in samenwerking met zijn collegaminister
                     van Justitie en Veiligheid ervoor te zorgen dat al die racistische supporters een
                     levenslang stadionverbod krijgen? Is de Minister bereid om de strafmaat voor groepsbelediging
                     in artikel 137c van het Wetboek van Strafrecht te verdubbelen, net zoals hij heeft
                     gedaan voor artikel 137d?
                  
Voorzitter. Dan het thema inburgering. DENK steunt de verandering die deze Minister
                     wil doorzetten waarin gemeenten verantwoordelijk worden. Dan moet de gemeente wel
                     voldoende geld krijgen. Dat is nu niet het geval, zo laat ook het CPB zien. De raming
                     van de Minister is niet redelijk en neutraal. Mijn vragen aan de Minister zijn de
                     volgende. Hoe kan het dat u er met uw raming zo naast zit? En twee: waarom is uw reactie
                     op deze zorgen zo nietig, slechts anderhalf kantje waarin eigenlijk niet veel wordt
                     gezegd? Hierin staat wel dat de Minister de ambities gaat bijstellen. Dan vraag ik
                     me af of dit betekent dat we minder gaan doen aan inburgering, omdat er onvoldoende
                     middelen zijn. Vervolgens geeft de Minister aan op zoek te gaan naar middelen binnen
                     zijn begroting. De vraag is dan logischerwijs: wanneer gaan we hiervan horen? Hoeveel
                     middelen komen en waar komen ze vandaan? DENK roept de Minister op om flink de portemonnee
                     te trekken, want je moet niet willen besparen op het begeleiden van nieuwkomers. Zorg
                     niet voor een herhaling van de jaren zestig en zeventig laat zien dat we hebben geleerd
                     van de commissie-Blok.
                  
Voorzitter. Het is gewoon de realiteit dat we in de komende jaren meer nieuwkomers
                     nodig gaan hebben in dit land. Vandaag was er een nieuwsbericht dat volgens het CPB
                     de gevolgen van de vergrijzing voor Nederland enorm zijn in de komende jaren. De economische
                     groei zal afnemen, de zorgkosten stijgen naar 100 miljard en de overheid stevent af
                     op een tekort van miljarden. Om deze crisis te voorkomen, heeft Nederland naast allerlei
                     andere maatregelen die genomen moeten worden, nieuwkomers nodig om bij te dragen aan
                     de samenleving, of mensen dat nou leuk vinden of niet. Vaak zie ik dat deze discussie
                     helaas wordt verziekt door populistisch rechts. Populistisch rechts zegt dat nieuwkomers
                     banen afpakken, terwijl nieuwkomers nodig zijn om vacatures te vullen. Populistisch
                     rechts zegt dat nieuwkomers onze woningen afpakken, terwijl ze juist nodig zijn om
                     woningen te bouwen. Populistisch rechts zegt dat nieuwkomers de zorg misbruiken, terwijl
                     die mensen juist keihard nodig zijn om mensen te helpen in de zorg. Nederland heeft
                     diversiteit en immigratie gewoon nodig! DENK is daarom vol trots pro immigratie en
                     pro open grenzen. Je hoeft je er niet voor te schamen als je dat zegt tegenwoordig.
                     Ik ga de Minister daarom ook niet vragen om dit te erkennen. Het is gewoon een voldongen
                     feit.
                  
Voorzitter. Immigratie is een noodzaak en we moeten er alles aan doen om Nederland
                     een land te maken waarin mensen elkaar wederzijds accepteren. Mensen met een diverse
                     achtergrond verdienen gelijke kansen en hebben rolmodellen nodig. De graadmeter daarvan
                     is diversiteit aan de top. Ik zou daarom de Minister willen vragen om het SER-advies
                     op dit onderwerp te omarmen en onderdeel te maken van het beleid.
                  
Voorzitter. Mijn laatste punt gaat over het Charter Diversiteit. Dat is alweer een
                     aantal jaren geleden, maar het was een goede zaak. Ik denk dat het nu ook wel tijd
                     wordt om een volgende stap te maken en het Charter Diversiteit aan te scherpen, zodat
                     er ook streefcijfers voor mensen met een migratieachtergrond worden vastgesteld. Er
                     moet monitoring komen en er moet in jaarverslagen worden beschreven welke maatregelen
                     er zijn genomen om die streefcijfers te halen. Vindt de Minister dat een goed idee?
                  
Ik dank u wel, voorzitter.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan draag ik het voorzitterschap even over aan de heer De Graaf.
Voorzitter: De Graaf
De voorzitter:
Dank u wel. Dan ben ik nu even voorzitter en geef ik de heer Gijs van Dijk van de
                     Partij van de Arbeid als laatste in deze eerste termijn van de Kamer het woord.
                  
De heer Gijs van Dijk (PvdA):
Voorzitter, dank u wel. Voetbal, sport is dé plek van verbinding. Ik heb mijn hele
                     leven of in ieder geval in mijn jeugd gevoetbald. Eerst in Leiden en daarna jarenlang
                     bij AVV Sloterdijk, Amsterdam Nieuw-West. Dat is dé plek waar je andere mensen tegenkomt,
                     misschien mensen van een andere achtergrond, wellicht uit een ander land. Het is dé
                     plek van verbinding en het is dé plek waar je van jongs af aan leert om respect voor
                     elkaar te hebben. Het enige wat telt, is hoe goed je bent, of je goed met die bal
                     kan spelen en of je ook nog eens goed samen kan spelen. Dat zijn de lessen die je
                     van jongs af aan meekrijgt van sport. Het verbindt en het integreert kinderen en mensen
                     op een goede manier.
                  
Racisme en discriminatie moeten we overal in de samenleving tegengaan, maar als er
                     één plek is die een voorbeeld zou moeten zijn, waar juist al die foute regels en die
                     foute cultuur die we nog steeds zien in de samenleving, niet geldt, dan is het op
                     het voetbalveld, dan is het op het sportveld. Ik denk dat Wijnaldum dat vandaag goed
                     heeft verwoord: hoe kán dit? We kennen de voorbeelden uit Italië, uit Oost-Europa,
                     maar dat dit in Nederland gebeurt, dat de Hitlergroet wordt gebracht, dat er verschillende
                     scheldwoorden worden gebezigd, dat een Nederlandse jongen zich nog inhoudt, vind ik,
                     op een respectvolle manier, terwijl hij alle recht heeft om woedend te zijn en niet
                     eens meer terug te keren op dat voetbalveld.
                  
Wat gaat het kabinet hieraan doen? Ik spreek hier de Minister voor Samenleving en
                     Integratie aan, maar we spreken ook de Minister van Sport aan en we spreken ook de
                     Minister van Justitie aan. De KNVB zegt: natuurlijk willen wij daar alles aan doen
                     en gaan we dat nu ook onderzoeken, helaas alweer een dag te laat. Dat Den Bosch in
                     eerste instantie helemaal fout reageert, zegt iets over de bestaande cultuur bij de
                     Nederlandse topclubs. Verschillende sprekers hebben dat hier ook gezegd. Het zegt
                     dat dit niet prioriteit nummer één is, anders was er nooit zo'n reactie gegeven. Ik
                     ben blij dat ze nu met een tweede reactie zijn gekomen, door alle commotie, maar het
                     zegt iets over de bestaande, sluipende cultuur waarin dit blijkbaar toch mogelijk
                     wordt geacht. Voor ons is het onacceptabel en we verwachten ook van het kabinet dat
                     het met de KNVB gaat kijken en mogelijkheden gaat onderzoeken om dit keihard uit te
                     bannen. Dit kan niet op het sportveld en dit kan niet in de samenleving. Hoe staat
                     de Minister voor Samenleving en Integratie hier tegenover?
                  
Voorzitter. Dan de asielzoekers, de vluchtelingen die naar Nederland komen. Aan de
                     ene kant – en daar heb ik het kabinet en de coalitie eerder ook voor geprezen – hebben
                     ze de goede keuzes gemaakt als het gaat om nieuw inburgeringsbeleid. Hartstikke nodig,
                     want dit huidige beleid werkt niet. Hoe kan het dan dat mensen die nu wachten op een
                     status steeds langer moeten wachten omdat de IND niet levert? Hoe gaat het kabinet
                     dit aanpakken? Daarmee sluit ik ook aan bij de opmerking van de heer Paternotte: wat
                     zijn de mogelijkheden om nu al ... De eerste een à twee jaar is voor heel veel mensen
                     een hel. Het is tijd die je op een hele andere en betere manier zou kunnen besteden,
                     bijvoorbeeld door alvast vrijwilligerswerk te doen, door alvast kennis te maken met
                     de Nederlandse werkgevers. Het is in wetgeving mogelijk, maar het gebeurt in de praktijk
                     bijna niet. Wat gaat deze Minister hieraan doen?
                  
Werk, werk, werk is dé manier om te integreren in de Nederlandse samenleving. Op dit
                     punt zijn we het helemaal eens met de Minister, maar we zien in de praktijk dat werk
                     nog steeds heel moeilijk is. Het is duidelijk dat er wat dat betreft ook actie nodig
                     is bij werkgevers en dat gemeenten ook op zoek zijn naar de juiste werkgevers en de
                     juiste netwerken. Ik spreek hier nogmaals mijn zorgen uit dat het voor heel veel gemeenten
                     verduiveld ingewikkeld is om contact te hebben met al die werkgevers, die wellicht
                     wel willen maar het niet weten en die wat geholpen willen worden omdat ze het misschien
                     wat ingewikkeld vinden omdat ze nog nooit met een statushouder te maken hebben gehad.
                     Er is een enorm tekort aan goede mensen. Volgens mij zijn die er, en die zitten nu
                     thuis. Wat gaat het kabinet hieraan doen? Wellicht kan het UWV hier ook een rol bij
                     spelen. Op welke manier kunnen O&O-fondsen bij sectoren helpen om statushouders aan
                     het werk te helpen? Is het misschien mogelijk om bijvoorbeeld een loopbaancheck voor
                     statushouders aan te bieden, zodat je veel sneller weet wat iemand wel en niet kan,
                     wat de talenten van iemand zijn zonder dat die wellicht de nodige diploma's al heeft?
                  
Voorzitter. Dan kom ik bij de zorgen bij veel gemeenten over het budget. Gemeenten
                     en ook de wethouders van de grote steden zeggen: wij doen dit graag, want wij willen
                     heel graag met deze mensen aan de slag. We moeten voorkomen dat we een belangrijke
                     opgave bij gemeenten neerleggen en de fout uit het verleden herhalen, namelijk dat
                     we met te weinig geld nieuw beleid gaan voeren. Gaat de Minister er met de gemeenten
                     uitkomen over dat bedrag van 40 miljoen dat men nu nog tekortkomt?
                  
Ten slotte. We zien veel in de praktijk – dit komt echt uit de praktijk – dat gemeenten
                     statushouders proberen te helpen aan werk en dat als één iemand van het gezin aan
                     het werk is, de gemeente dan zegt: nou, dat is dan mooi geregeld; ik ben klaar met
                     mijn taak. In de praktijk blijkt vaak dat de man aan het werk gaat en dat de vrouw
                     vervolgens thuiszit en niet integreert. Is de Minister bereid om het beleid voor gemeenten
                     te verruimen, zodat ze niet opgeven na één succesvolle bemiddeling naar werk, maar
                     volhouden totdat zowel de man als de vrouw de mogelijkheid heeft gekregen om aan het
                     werk te komen?
                  
Dank u wel, voorzitter.
De voorzitter:
Dan geef ik bij dezen het stokje weer terug aan de heer Gijs van Dijk.
Voorzitter: Gijs van Dijk
De voorzitter:
Dank u wel. Het is nu iets over half zes. Ik zou willen schorsen tot tien voor zes.
                     De Minister zegt dat hij 50 vragen heeft. Ik kan me ook voorstellen dat er behoefte
                     is aan een iets langere pauze. Ik wil wel proberen rondom zeven te stoppen, dus ik
                     stel voor te schorsen tot vijf voor zes. Dan gaan we naar de eerste termijn van de
                     Minister.
                  
De vergadering wordt van 17.33 uur tot 18.01 uur geschorst.
De voorzitter:
Het is nu de beurt aan de Minister in de eerste termijn. Ik zeg alvast tegen de leden
                     dat er vier vragen worden toegestaan, maar die moeten wel kort zijn omdat we al richting
                     19.00 uur lopen. We lopen straks mogelijk iets uit, maar dat ga ik maximaal beknotten.
                     Ik zal een strenge voorzitter zijn; vat dat niet persoonlijk op. Het woord is aan
                     de Minister van Sociale Zaken.
                  
Minister Koolmees:
Dank u, voorzitter. Ik ga proberen de vragen beknopt te beantwoorden. Ik had allerlei
                     algemene spreekteksten voorbereid, maar die ga ik overslaan. Ik heb heel veel verschillende
                     blokjes. Er zijn ongeveer 50 vragen aan mij gesteld. Ik vind dat ik netjes alle vragen
                     moet beantwoorden. Ik ga er in een razend tempo doorheen.
                  
Voordat ik begin, wil ik toch stilstaan bij wat er dit weekend is gebeurd bij de wedstrijd
                     Excelsior-Den Bosch. Laat ik helder zijn: wat daar is gebeurd, is onaanvaardbaar.
                     Meerdere leden van het kabinet hebben zich daar vandaag over uitgesproken: collega
                     Bruins, collega Grapperhaus, de Minister-President. Ze deden dat allemaal langs dezelfde
                     lijn: dit is onaanvaardbaar in Nederland. Een speler van Excelsior is tijdens die
                     wedstrijd op racistische wijze bejegend op basis van zijn afkomst. Ik heb gisteren
                     ook het interview gezien en gehoord wat hem allemaal toegewenst is vanaf de tribune.
                     Hij stelde na afloop de vraag: denk je dat we dit anno 2019 moeten accepteren? Het
                     antwoord is simpelweg: nee. Het is goed dat de Kamer daar aandacht voor heeft, ook
                     vandaag in dit debat.
                  
Zoals u wellicht heeft kunnen zien, zijn er verschillende acties gestart. De heer
                     Grapperhaus heeft een brief gestuurd aan de KNVB. Collega Bruins heeft aangegeven
                     als Minister voor Sport in overleg te willen treden met de KNVB. Natuurlijk ga ik
                     vanuit mijn verantwoordelijkheid meedoen om samen onderzoek te doen naar wat hier
                     gebeurd is, maar ook naar wat er kan. Als kabinet zullen we natuurlijk uw Kamer binnenkort
                     informeren vanuit de verschillende hoeken die er genoemd zijn. Grapperhaus zal dat
                     vanuit Justitie en Veiligheid doen over alle strafmaatregelen die mogelijk zijn, de
                     Minister voor Sport zal dat doen vanuit zijn verantwoordelijkheid voor Sport en ik
                     zal dat doen vanuit mijn verantwoordelijkheid voor Samenleving. Helder is dat het
                     kabinet dit veroordeelt.
                  
Dat gezegd hebbende wil ik beginnen bij het betoog van de heer Van den Berge, die
                     als eerste spreker van de Kamer begon over dit onderwerp, namelijk het belang van
                     het tegengaan van polarisatie.
                  
De voorzitter:
De heer Jasper van Dijk heeft een vraag over het punt van dit weekend.
De heer Jasper van Dijk (SP):
Ik vroeg me af of de Minister nog ingaat op mijn specifieke vraag om met de KNVB te
                     kijken naar verbeterde strafrechtelijke vervolging van dit soort figuren en de opsporing
                     door middel van camera's en microfoons.
                  
Minister Koolmees:
Ik citeer even uit de brief die collega Grapperhaus vandaag heeft gestuurd naar de
                     KNVB over de aanpak van racisme in het voetbal en over de aankondiging dat hij met
                     de KNVB hierover in gesprek zal gaan. In deze brief verzoekt hij de KNVB onder meer
                     om over te gaan tot concrete acties tegen racisme en zegt hij steun toe via de Regiegroep
                     Voetbal en Veiligheid, in het besef dat civielrechtelijke maatregelen alleen niet
                     genoeg zijn. Daarmee is volgens mij ook antwoord gegeven op uw vraag.
                  
De heer Jasper van Dijk (SP):
Ik begreep juist van de KNVB dat ze wat teleurgesteld waren over deze brief en dat
                     ze juist vragen om een wat meer actieve houding van de regering ten aanzien van de
                     strafrechtelijke vervolging. Een stadionverbod kan de KNVB doen, maar over strafrechtelijke
                     vervolging gaat de KNVB niet. Daarom vragen ze expliciet hulp van de regering.
                  
Minister Koolmees:
Mijn interpretatie van de uitspraak dat civielrechtelijke maatregelen alleen niet
                     genoeg zijn, is juist dit punt. Maar de twee punten die heer Jasper van Dijk en meerdere
                     leden van de Kamer hebben meegegeven, zal ik meenemen in mijn gesprek met collega's
                     Grapperhaus en Bruins in de voorbereiding op het gesprek met de KNVB. Ik vind het
                     ingewikkeld om dat nu toe te zeggen, want het zijn niet mijn portefeuille en mijn
                     verantwoordelijkheid. Als het gaat over strafmaatregelen, ligt dat bij collega Grapperhaus.
                     Ik meen dit uit deze tekst te interpreteren, maar ik ga er eerst even goed met hem
                     over praten voordat we dat aan de Kamer toezeggen.
                  
De heer Jasper van Dijk (SP):
Heel kort. Ik begrijp dat u met collega's in gesprek gaat met de KNVB. Dan is het
                     wel goed dat we dat even goed noteren, zodat we hierop terug kunnen komen.
                  
Minister Koolmees:
Ja. Het is denk ik goed om ook in de Kamer hier een soort gecoördineerde actie op
                     te doen. Ik neem aan dat dit niet alleen in de commissie Volksgezondheid en Sport,
                     maar ook in de commissie Justitie en Veiligheid aan de orde is gekomen. Om te voorkomen
                     dat we naar elkaar gaan wijzen, wat helaas vaker gebeurt op dit terrein, denk ik dat
                     het goed is om dit gezamenlijk op te pakken.
                  
De voorzitter:
De Minister vervolgt zijn betoog.
Minister Koolmees:
Ik was begonnen met een reactie op het betoog van de heer Van den Berge over polarisatie.
                     Nederland is inderdaad een divers land. Mevrouw Bente Becker zei dat ook. Onze samenleving
                     bestaat inmiddels uit 17 miljoen mensen met een grote variëteit in afkomst, religie
                     en levensbeschouwing. Onze grondrechten geven iedereen in Nederland de mogelijkheid
                     om in al die diversiteit dagelijks invulling te geven aan hun leven, op school, op
                     het werk en in de buurt waar we wonen.
                  
Ik vind het ook belangrijk dat het kabinet en ik zelf als Minister staan voor een
                     samenleving waarin iedereen meetelt en meedoet, liefst door middel van werk, want
                     we weten dat werk ook de sleutel is tot integratie, tot taal, tot economische zelfstandigheid
                     en in heel veel gevallen ook de sleutel tot succes. Voor individuen verschaft het
                     inkomen en zelfvertrouwen. Het is ook een belangrijke plek om elkaar te ontmoeten
                     en te waarderen.
                  
Als je kijkt naar het debat, de afgelopen tijd, wil ik benadrukken dat er natuurlijk
                     verschillen mogen zijn. Door debat en discussie ontstaat er ook vooruitgang. Wat er
                     ook vaak gebeurt is dat verschillen worden uitvergroot en benadrukt en een soort schijntegenstellingen
                     worden gecreëerd in het publieke debat.
                  
Ik zie ook dat er zorgen zijn over uitsluiting, discriminatie, maar vooral over polarisatie.
                     Dat zie je ook in het onderzoek van het SCP. Opvallend is ook dat in dat onderzoek
                     juist wordt ontkracht dat Nederland een gepolariseerd land zou zijn, dus de zorgen
                     over polarisatie zijn eigenlijk veel groter dan de daadwerkelijke polarisatie. Dat
                     is een belangrijke constatering, ook om in deze Kamer te maken.
                  
Ja, tegenstellingen worden uitvergroot, maar in de kern gaat het vaak om kleine aantallen
                     mensen die in dit soort debatten de boventoon voeren en daarmee ook het debat bepalen.
                     Ik heb eerder een soort interruptiedebat gehad met de heer Gijs van Dijk en Pieter
                     Heerma over juist dit thema. Ik maak me er zorgen over dat de grote meerderheid van
                     Nederland in zo'n debat niet gehoord wordt. Dan krijg je het ene extreme standpunt
                     versus het andere extreme standpunt en dat noemen we dan het debat, terwijl de werkelijkheid
                     veel gecompliceerder en gelaagder is. In het andere SCP-onderzoek, over identiteit,
                     zie je ook dat identiteit uit veel meer facetten is opgebouwd dan alleen maar Nederlands,
                     ja of nee. Ik ben zelf ook Rotterdammer en Feijenoorder, maar dat gaat misschien een
                     beetje te ver.
                  
Die gelaagdheid komt er vaak niet uit in dit soort debatten. Je bent voor of je bent
                     tegen. Ik vind dat we als politiek juist daar de nuance en de gelaagdheid moeten gaan
                     zoeken, maar ook moeten benadrukken dat sommige dingen heel goed gaan en dat er een
                     heleboel positieve ontwikkelingen zijn. We moeten niet de ogen te sluiten voor dingen
                     die negatief zijn of verkeerd gaan, maar die juist aanpakken met elkaar, maar wel
                     met die intentie en niet met de intentie om groepen tegen elkaar op te zetten en uit
                     te spelen.
                  
Op mijn beleidsterrein gebeurt er ontzettend veel. Ik zal een paar dingen noemen,
                     ook al zijn er niet altijd vragen over gesteld, maar die ik toch belangrijk vind,
                     bijvoorbeeld de Taskforce Problematisch Gedrag en Ongewenste Buitenlandse Financiering.
                     Er zijn weinig vragen over gesteld, maar ik vind het wel belangrijk om dit te benadrukken,
                     omdat het voor het eerst is dat heel veel rijksinstellingen, departementen, maar ook
                     de diensten, structureel met elkaar samenwerken, om gemeenten te ondersteunen die
                     te maken hebben met problematisch gedrag.
                  
Twee weken geleden heb ik nog een veertigtal burgemeesters op bezoek gehad die hier
                     in de praktijk mee te maken hebben. Zij worden ook ondersteund vanuit het Rijk, de
                     Ministeries van Buitenlandse Zaken, Justitie en Veiligheid, Sociale Zaken, Onderwijs
                     en de diensten, bij het analyseren wat er fout gaat en hoe je dat zou kunnen aanpakken,
                     wat je handelingsperspectief is. Daar is veel waardering voor.
                  
Ik heb de Kamercommissie uitgenodigd voor een werkbezoek om de voordelen hiervan in
                     een vertrouwelijke setting te horen te krijgen, om te laten zien wat er precies gebeurt.
                     Dat kan niet altijd in openheid, omdat het af en toe verstandig is om dat achter gesloten
                     deuren te doen, maar die uitnodiging staat en ik zou u vriendelijk willen verzoeken
                     om daarop in te gaan.
                  
Een ander belangrijk punt is de nieuwe Inburgeringswet. Ik kom straks op een heleboel
                     vragen die zijn gesteld over de stand. Belangrijke stappen zijn: taal vanaf dag één,
                     snel aan het werk, om te voorkomen dat mensen lang blijven hangen in een bijstandsuitkering,
                     want dat is ook een belangrijke poot in het beleid. Maar ook breder: de weerbaarheidsagenda.
                     We hebben in augustus de toolkit evidence based beleid gepresenteerd, over wat er
                     wel of niet werkt. Dat zijn een paar voorbeelden.
                  
Tegen die achtergrond ga ik nu de concrete vragen beantwoorden, want daar zitten jullie
                     veel meer op te wachten dan op al mijn bespiegelingen. Mevrouw Becker vroeg naar de
                     scenariostudies naar aanleiding van de motie-Dijkhoff. Die wordt in twee fases uitgevoerd.
                     Voor de zomer is fase één uitgevoerd door het NIDI dat de coördinatie doet met SCP,
                     RIVM, CPB en CBS. De eerste fase is de inventariserende fase, en de tweede fase is
                     de scenariofase waarin verschillende scenario's worden uitgewerkt. Dat loopt allemaal
                     volgens planning, want voor de zomer is de eerste fase afgerond. We hebben wel besloten
                     om de eerste fase uit te breiden. De inventarisatie is breed van opzet en ook de motie
                     van de heer Dijkhoff was al breed van opzet. Dit heeft overigens geen gevolg voor
                     de totale planning van het onderzoek. Wanneer moet het klaar zijn? Aan het eind van
                     het jaar wordt uw Kamer geïnformeerd over de uitkomsten van de inventarisatie. Dan
                     is de vraag van mevrouw Becker: wat is er concreet uit de eerste fase naar voren gekomen?
                     Dat sturen we aan het eind van het jaar naar u toe. De tweede fase gaat dan lopen.
                  
Mevrouw Becker (VVD):
Begrijp ik goed dat daarmee het onderzoek wel weer wat langer gaat duren? Ik begrijp
                     dat we eerder geïnformeerd waren dat voor de zomer de eerste fase van de studie naar
                     wat er aan kennis ligt bij het SCP gereed is, om dan vervolgens verdiepend onderzoek
                     te kunnen doen richting het einde van het jaar. Begrijp ik nu dat dat verdiepende
                     onderzoek pas in het nieuwe jaar gaat beginnen? Dat zou wel vertraging betekenen.
                  
Minister Koolmees:
Er is geen vertraging, alles past binnen de planning. De eerste fase is voor de zomer
                     afgerond, maar er zijn nog een paar vragen aan toegevoegd die uit de eerste inventarisatie
                     naar boven zijn gekomen. Wij gaan u voor het einde van het jaar informeren over wat
                     er naar boven is gekomen, maar de scenariostudie loopt op dit moment. Overigens zijn
                     er ontzettend veel partijen bij betrokken.
                  
De voorzitter:
De Minister gaat verder.
Minister Koolmees:
Ja. Mevrouw Becker vroeg ook naar het rapport Kwetsbare wijken in andere landen. Op
                     28 oktober is door de Minister van Binnenlandse Zaken een rapport Kwetsbare wijken
                     aangeboden in een brief over de gebiedsgerichte aanpak van leefbaarheid en veiligheid.
                     In overleg met JenV, OCW, VWS en mijzelf wil de Minister van Binnenlandse Zaken verder
                     werken aan een aanpak langs twee sporen: de integrale gebiedsontwikkeling in woonduurregio's
                     en een nadere verkenning van gebiedsgerichte handelingsperspectieven. Centraal in
                     het rapport staat de vraag hoe het nationale beleid voor wat betreft veiligheid, integratie
                     en leefbaarheid in België, Duitsland en Denemarken doorwerkt naar de aanpak van kwetsbare
                     wijken op gemeentelijk niveau. Dan zie je ook verschillende voorbeelden, verschillende
                     intensiteiten waar landen voor gekozen hebben en die ook doorwerken.
                  
Zonder specifiek op alle drie de landen in te gaan, is het beeld dat naar voren komt
                     dat stevige nationale sturing, vergezeld door forse budgetten, zeker een impuls kunnen
                     geven aan kwetsbare wijken, maar tegelijkertijd op lokaal niveau ook wel als belemmerend
                     voor maatwerk kan worden ervaren. Dat is een beetje de rode lijn die daarin zit. De
                     andere kant is dat het ontbreken van stringente nationale kaders het lokale niveau
                     de ruimte kan geven om in kwetsbare wijken dingen te doen die passen bij de situatie
                     ter plekke. Het rapport laat voorbeelden zien waarbij op die manier met bescheiden
                     beschikbare middelen goede resultaten zijn geboekt. Dus juist die drie landen zijn
                     meegenomen en zijn input geweest voor de brief van mevrouw Ollongren in samenspraak
                     met al de ministeries die ik net heb genoemd. Er wordt ook verwezen naar de aanpak
                     die in Rotterdam-Zuid is gekozen.
                  
De heer Jasper van Dijk vroeg naar segregatie in het onderwijs. Collega Slob heeft
                     u daarover geïnformeerd. We hebben in de vraagstelling van de onderwijsinspectie deze
                     vraag over dit artikel toegevoegd. Aan het eind van dit jaar hebben we ook de informatie
                     over hoe dat overleg wordt gevoerd en wordt uw Kamer hierover geïnformeerd. Daarnaast
                     zegt Minister Slob bij de behandeling van het Wetsvoorstel meer ruimte voor nieuwe
                     scholen: in september jongstleden afgesproken in overleg met de gemeenten te kijken
                     of met de huisvesting van scholen segregatie kan worden tegengegaan. Tevens wordt
                     een onderzoek gestart naar het toelatingsbeleid dat scholen voeren. We hebben laten
                     onderzoeken welk toelatingsbeleid wordt gevoerd en welke plek dit heeft in de samenstelling
                     van scholen. Op verschillende lijnen wordt het punt van de heer Jasper van Dijk geadresseerd.
                     Maar aan het eind van dit jaar hebben we dus de eerste resultaten uit de vragenlijst
                     die we hebben toegevoegd naar aanleiding van de motie van een jaar geleden.
                  
Dan wil ik mevrouw Becker danken voor haar initiatiefnota. Ze zou het waarderen als
                     ik daar kort op in wil gaan en dat ga ik ook even doen, zonder volledig te willen
                     zijn. Er zijn natuurlijk vijf actielijnen. Mijn waardering voor de initiatiefnota.
                     Mevrouw Becker maakt zich al lang hard voor de positie van kwetsbare vrouwen. Met
                     name de eigen keuze en de zelfstandigheid zijn natuurlijk waarden die voor mij ook
                     van groot belang zijn. Helaas komen we nog steeds praktijken tegen in Nederland waarbij
                     die zelfbeschikking onder druk staat of komt te staan. Ieder geval is er een te veel.
                     We moeten samen deze praktijk stoppen.
                  
Vanuit verschillende ministeries wordt hierop ingezet. Ik zal een paar voorbeelden
                     noemen, zonder daarbij volledig te zijn. Binnen de inburgering zetten we bijvoorbeeld
                     in op het zelfredzaam maken van alle nieuwkomers. De heer Gijs van Dijk zei dat volgens
                     mij net ook in zijn eerste termijn. Daar kom ik later nog op terug. Een belangrijk
                     punt is bijvoorbeeld een PIP, waarin de zelfredzaamheid en de inburgering van vrouwen
                     voorop wordt gesteld. Via het KIS financieren we het Platform Eer en Vrijheid. Daarbinnen
                     worden professionals en vrijwilligers bij elkaar gebracht om de kennis en de waarden
                     rondom het thema zelfbeschikking te delen. Binnen de VOI, de inburgering, hebben we
                     de pilot vrouwelijke nareizigers. Want het is inderdaad niet zo fijn dat de aandacht
                     van casemanagers alleen maar naar mannen uitgaat, en niet naar de vrouwen.
                  
Binnen de tak van weerbaarheid en preventie van radicalisering is er ook heel veel
                     aandacht voor zelfredzaamheid. Maar het belangrijkste is het Actieplan Zelfbeschikking,
                     zoals eerder ook is gewisseld met de Kamer. Dit is overgenomen, meegenomen, in de
                     bredere aanpak Geweld hoort nergens thuis. Dit wordt getrokken door de collega van
                     VWS. Het beeld dat mevrouw Becker heeft ten aanzien van dat Geweld hoort nergens thuis,
                     verdient enige nuancering, zeg ik erbij. Want hierin wordt wel degelijk een aparte
                     aanpak van eergeweld ontwikkeld. Dat is onderdeel van die bredere aanpak. Het gaat
                     niet alleen om regulier huiselijk geweld, maar juist ook om het thema eergeweld. Er
                     gebeurt dus al veel; en terecht, zeg ik daarbij.
                  
In haar initiatiefnota komt mevrouw Becker met een groot aantal voorstellen die eigenlijk
                     over Buitenlandse Zaken, VWS, JenV, OCW, BZK en mijzelf gaan. Ik denk dat het goed
                     is om er een aparte reactie op te krijgen van het kabinet vanuit die verschillende
                     invalshoeken. Dat verdient de nota ook. Dan kunnen we er goed over doorpraten, met
                     de verantwoordelijken aan tafel.
                  
In het verlengde daarvan vroeg mevrouw Becker om een overzicht van alle integratiesubsidies.
                     Dat wil ik graag per brief naar u sturen. In de begroting is dat niet op zulk detailniveau
                     beschikbaar. Daarin is het alleen maar op abstractieniveau. Wat de samenwerking met
                     organisaties betreft: we gaan met iedereen in gesprek. Voor subsidiëring gelden aanvullende
                     eisen. Dat is ook een beetje in het verlengde van mijn allereerste debatten met deze
                     Kamer over de betrokkenheid van organisaties in het beleid.
                  
Mevrouw Becker (VVD):
Is de Minister bereid om dat op korte termijn naar de Kamer te sturen en daarbij per
                     post aan te geven of er sprake is van juridisch verplicht of toegezegd? Ik vraag dit
                     natuurlijk niet zomaar. Het Ministerie van onder andere Integratie heeft subsidies
                     om bepaalde ontwikkelingen in de samenleving te ondersteunen. Het komt mij zo raar
                     voor dat er, voor zover ik weet, vanuit dit departement geen enkele subsidie is die
                     juist opkomt voor sterke mensen, voor sterke vrouwen uit de gemeenschap om voor die
                     vrijheid en die zelfbeschikking te kunnen knokken. Als wij er als Kamer een initiatief
                     toe willen nemen, kan ik nu niet uit de begroting halen waarnaar we dat zouden moeten
                     verschuiven. Dat wil ik wel graag kunnen doen.
                  
Minister Koolmees:
Dat begrijp ik, dus ik zal er spoed op zetten, zodat u dat overzicht krijgt.
De voorzitter:
Wat betekent dat in de tijd?
Minister Koolmees:
Laat ik het zo zeggen: ik probeer het voor de begroting te sturen. Ik denk dat dit
                     voor u relevant is. Ik weet niet wat ik nu toezeg. Ik weet niet of dit een hele grote
                     berg werk is voor mensen, maar ik begrijp de vraag. Dit zou moeten kunnen. Ik probeer
                     het dus voor de begroting te sturen. Als het niet lukt, geef ik even een seintje.
                  
Mevrouw Becker en de heer Paternotte hebben vragen gesteld over ongewenste buitenlandse
                     beïnvloeding, met name ten aanzien van Turkije. De vraag van mevrouw Becker was hoe
                     het gaat met de motie over de contrastrategie tegen ongewenste inmenging. Uw Kamer
                     zal zo snel mogelijk een brief ontvangen met daarin de uitvoering van deze motie.
                     Daar zijn we mee bezig, mede namens de Minister van Buitenlandse Zaken, de Minister
                     van Justitie en Veiligheid, die natuurlijk verantwoordelijk is voor het OBI-beleid,
                     ongewenste buitenlandse inmenging, en de Minister van Binnenlandse Zaken. We're working
                     on it. Mevrouw Becker heeft ook een vraag gesteld over informele scholing, met name
                     het toezicht op jeugdverblijven, Koranscholen en diasporapolitiek. Zoals u weet, wordt
                     er op dit moment een verkenning gedaan naar de aard en omvang van informele scholing.
                     Er waren drie fases en in de laatste fase van het onderzoek wordt het handelingsperspectief
                     onderzocht met de mogelijkheden voor toezicht, conform de eerder door de Kamer aangenomen
                     motie. Deze verkenning wordt binnenkort afgerond en de Kamer wordt hierover begin
                     volgend jaar geïnformeerd. Deze verkenning richt zich overigens niet op internaten,
                     omdat deze reeds onder toezicht vallen van de GGD. Collega De Jonge heeft recent de
                     evaluatie naar de Kamer gestuurd.
                  
De heer Paternotte vroeg: kan de Minister ons op de hoogte houden van nieuwe activiteiten
                     van de Turkse regering en hoe premier Erdogan – hij is president – wereldwijde acties
                     naar Nederland vertaalt? Dat zit sowieso in het bredere OBI-beleid, ongewenste buitenlandse
                     beïnvloeding, vanuit de gedachte dat er geen sprake kan en mag zijn van ongewenste
                     beïnvloeding op levens van individuele Nederlanders. Wanneer het kabinet constateert
                     dat het Turkse diasporabeleid de grenzen van de Nederlandse rechtsstaat overschrijdt
                     of de participatie van Nederlanders met een Turkse achtergrond belemmert, spreekt
                     het kabinet de Turkse overheid hierop aan.
                  
De Kamer vraagt of hij over een nieuwe activiteit van Turkije geïnformeerd kan worden.
                     Dat vind ik ingewikkeld. Soms is het qua diplomatie verstandiger en misschien wel
                     effectiever om dingen achter de schermen te doen dan alles in het openbaar. Los daarvan
                     zit het kabinet bovenop ongewenste buitenlandse invloed op Nederlanders die worden
                     beïnvloed door buitenlandse statelijke actoren. We hebben niet voor niets een aparte
                     aanpak daarop ontwikkeld, die door Minister Grapperhaus met uw Kamer is gedeeld.
                  
De voorzitter:
De heer Paternotte.
Minister Koolmees:
Zal ik eerst de volgende vraag doen?
De voorzitter:
Ja, dat is goed.
Minister Koolmees:
Kan de Minister ons vertellen of er voldoende sensitiviteit is, vooral bij gemeenten,
                     over de totaal verschillende manier waarop Turkse Nederlanders naar Turkije kijken?
                     Dat is natuurlijk wel de realiteit. Er zijn ontzettend veel verschillende groepen
                     Turkse Nederlanders. De diversiteit is gigantisch. Je ziet ook dat spanningen in Turkije
                     hun weg vinden naar de Nederlandse samenleving. Helaas, zeg ik daarbij. Maar de signalering
                     van maatschappelijke spanning en van onrust, de ontwikkeling van praktijk en netwerkkennis
                     en ondersteuning van uitvoeringsparten bij de aanpak van radicalisering en maatschappelijke
                     spanningen zijn binnen mijn ministerie georganiseerd bij de Expertise-unit Sociale
                     Stabiliteit. Daar wordt juist het contact met de groepen gehouden. Die expertise-unit
                     biedt gemeenten, professionals en gemeenschappen ondersteuning middels signalering
                     van ontwikkelingen en praktijkkennis over maatschappelijke onrust. Met betrekking
                     tot de sensitiviteit over de Turkse gemeenschap specifiek biedt de ESS ook maatwerk
                     per gemeente. Als er spanningen zijn die hun oorsprong hebben in verschillende onderdelen,
                     groepen van Turkse Nederlanders, worden die gesignaleerd en gedeeld.
                  
De heer Paternotte (D66):
Ik luister naar wat de Minister zegt. Hij omschrijft hoe dingen georganiseerd zijn
                     en wie waarvoor verantwoordelijk is. Dat snap ik. Ik constateer dat er veel angst
                     is bij Turkse nieuwkomers in Nederland, of het nu Koerden zijn of mensen die bij de
                     Gülenbeweging in Turkije actief zijn geweest. Het gaat daarbij niet alleen om de spanningen
                     die we al best vaak hebben gezien en die we eerder ook zagen, maar het gaat er ook
                     concreet om dat de een groot voorstander is van een president die maakt dat de echtgenoot
                     van de ander uit huis wordt gesleurd. Je ziet dat gemeenten helemaal niet reactief
                     zijn als mensen vragen ...
                  
De voorzitter:
Uw vraag?
De heer Paternotte (D66):
... of zij, als ze een woning toegewezen krijgen, op een veilige plek kunnen zitten.
                     Ik begrijp dat de Minister dit uitlegt, maar wil graag iets meer horen over de vraag
                     of die sensitiviteit toeneemt. We hebben de afgelopen jaren genoeg voorbeelden gezien
                     waarin die echt totaal ontbrak.
                  
Minister Koolmees:
Ja, de sensitiviteit neemt toe. Heel veel gemeenten worden in de praktijk met deze
                     spanning geconfronteerd en komen met concrete casussen bij ons terecht met de vraag
                     hoe zij daarmee kunnen omgaan en met de vraag om duiding. Tegelijkertijd is het bijna
                     onmogelijk om hier een nationaal beleid op te voeren, omdat het vaak gaat om de specifieke
                     samenstelling, bij wijze van spreken, van groepen in gemeenten. Wij ondersteunen de
                     gemeenten waar dat kan, ook met handelingsperspectief en advies over hoe we dit doen,
                     maar daar is helaas niet één centrale lijn in vast te stellen. Daarvoor is het te
                     veel casuïstiek.
                  
De heer Paternotte (D66):
Ik had ook een vraag gesteld over de weekendscholen. Ik weet niet of die nog beantwoord
                     wordt.
                  
Minister Koolmees:
Die zit niet in dit setje, maar die kan ik ongeveer wel uit mijn hoofd beantwoorden.
                     Het staat volgens mij ook in de brief die ik vorige week naar uw Kamer heb gestuurd.
                     Voor zover wij nu weten is er sprake van negen toegekende subsidies voor weekendscholen.
                     We weten in welke gemeenten dat plaatsvindt. We hebben ook met die gemeenten gedeeld
                     dat er binnen hun gemeentegrenzen zo'n Turkse weekendschool is. Zoals eerder gemeld
                     heeft de Minister van Buitenlandse Zaken in heldere bewoordingen en duidelijk de Nederlandse
                     zorgen overgebracht aan de Turkse overheid. Die hebben toen toegezegd dat ze maximale
                     transparantie nastreven. Dat is ook gebeurd. Er is ook transparantie over de negen
                     instellingen die de subsidie hebben gekregen. Het zijn alle bestaande organisaties
                     die zich al bezighielden met Turkse taal en cultuur. Er zijn geen nieuwe instellingen
                     opgericht of nieuw lesmateriaal ontwikkeld. Het gaat in totaal om € 57.000 subsidie
                     voor het jaar 2018 en 2019. Het verschilt op basis van het aantal leerlingen maar
                     gemiddeld komt het dus neer op ruim € 500 per maand per instelling wat er aan subsidie
                     beschikbaar is. Overigens wordt op dit moment de verkenning uitgevoerd over de informele
                     scholing in Nederland. Daar lopen deze scholen natuurlijk in mee, zoals ik ook toegezegd
                     heb naar aanleiding van de motie die eerder door de heer Paternotte is ingediend.
                     Begin volgend jaar wordt de Kamer hierover geïnformeerd.
                  
De heer Paternotte heeft gevraagd naar mijn mening over het manifest keuzevrijheid
                     in nationaliteit. Ik heb het met veel belangstelling gelezen en de auteurs van het
                     manifest plaatsen hun wens om afstand te kunnen doen van de Marokkaanse nationaliteit
                     ook nadrukkelijk in het perspectief van binding met Nederland en het Nederlandse burgerschap.
                     Het gaat dan over het verkrijgen van een vrije keuze en het wel of niet opzeggen van
                     de Marokkaanse nationaliteit. Vanuit het perspectief van het Nederlandse burgerschap
                     heb ik ook heel veel begrip voor deze wens. Ik vind het ook heel belangrijk dat Nederlandse
                     burgers zich gesteund voelen door de Nederlandse overheid op dit punt. Binnenkort
                     hebben we ook een gesprek met enkele ondertekenaars van deze petitie op mijn departement.
                     Helaas is het wel zo dat het kabinet geen mogelijkheden ziet om de gewenste keuzevrijheid
                     qua nationaliteit te realiseren, niet omdat we dat niet zouden willen maar omdat de
                     Marokkaanse nationaliteit wordt toegekend door Marokko en gebaseerd is op het Marokkaanse
                     recht. Voor het kerstreces krijgt de Kamer een brief waarin u uitgebreid wordt geïnformeerd
                     over de reactie van het kabinet op het manifest.
                  
Er zijn ontzettend veel vragen gesteld over het inburgeringsbeleid. Er zijn verschillende
                     blokjes die ik met u door zal lopen maar eerst wil ik in zijn algemeenheid nog wat
                     zeggen. Zoals u weet, is net na de zomer het wetsvoorstel ter consultatie opengesteld.
                     Er zijn veel reacties op gekomen. Ik geloof dat het er 75 waren, allemaal van betrokken
                     organisaties die hun input hebben gegeven op het proces. Ik vind het heel prettig
                     en fijn dat heel veel organisaties positief hebben gereageerd, met name op de werkwijze.
                     Het is van onderaf opgebouwd. Dus we hebben ontzettend veel partijen meegenomen. Op
                     dit moment ben ik nog in gesprek met de VNG over de financiën. Ik heb begrip voor
                     de zorgen van gemeenten.
                  
De voorzitter:
Kan de Minister ook aangeven wat zijn blokjes zijn?
Minister Koolmees:
Eerst financiën. Vervolgens overig. Dan kansrijke asielzoekers en werk. Daarna inburgering
                     en Turken. En dan nog een setje overig, voordat ik bij de VOI kom.
                  
Ik heb steeds gezegd dat er een balans moet zijn tussen de middelen en de taken. Als
                     we decentraliseren dan moet dat ook op een nette manier door de gemeenten uitgevoerd
                     kunnen worden, omdat we daar met z'n allen baat bij hebben. Daarom heb ik ook ingestemd
                     met een financiële toets van het Centraal Planbureau en een veldonderzoek onder gemeenten
                     door het bureau AEF, in opdracht van de VNG. De uitkomsten van het AEF-onderzoek laten
                     zien dat het huidige budget nog niet toereikend is. Tegelijkertijd worden in het AEF-rapport
                     enkele taken van gemeenten breder uitgelegd dan dat ze in de wet worden beoogd. Daarom
                     heb ik u gisteren, of eergisteren of vorige week – ik stuur u heel veel brieven, maar
                     volgens mij was het vorige week – een brief gestuurd met een drieslag: ik ben op zoek
                     naar extra geld, ik kijk kritisch naar het aantal taken en de wettelijke verplichtingen
                     en, meer kwalitatief, naar de kritiekpunten van met name de gemeenten over de regierol
                     die ze krijgen. Uit de certificering van het Centraal Planbureau kwamen twee belangrijke
                     conclusies naar voren. Allereerst dat de raming op enkele onderdelen in CPB-termen
                     niet neutraal en redelijk is, met name omdat de loontarieven van de Handleiding Overheidstarieven
                     zijn gebruikt, de HOT-tarieven, in plaats van de door AEF opgestelde tarieven. De
                     AEF-tarieven bevatten een correctie op de HOT-tarieven en vormen daarmee een betere
                     inschatting van de gemeentelijke loonkosten. Dat heb ik ook erkend in de richting
                     van de gemeenten en daarom ben ik ook op zoek naar een beetje extra geld.
                  
Een andere belangrijke conclusie is dat de financiële onzekerheid voor gemeenten er
                     met name in zit dat de lagere regelgeving nog niet helemaal uitgewerkt, niet uitgetrild
                     is. Daar zit wat mij betreft ook de ruimte om te zoeken naar het overbruggen van de
                     tegenstellingen tussen de gemeenten en mijzelf. Daar zit wel een risico in: als niet
                     helder is wat wij van de gemeenten vragen, dan is de vraag hoe ze het kunnen uitvoeren.
                     Op andere onderdelen, in het bijzonder de leerroutes – de Z-route, de B1-route en
                     de onderwijsroute – stelt ook het CPB dat ze wel neutraal redelijk zijn. Het overgrote
                     deel van het budget gaat hiermee gepaard. Het bestuurlijk overleg is inderdaad verdaagd,
                     maar er lopen nog steeds gesprekken. Ik verwacht ook nog steeds dat we hier op een
                     goede manier uit kunnen komen. Met de VNG, met name met de voorzitter van de commissie,
                     Peter Heijkoop, wethouder van Dordrecht, heb ik ook de afspraak gemaakt dat we wel
                     doorgaan met het uitwerken van de lagere regelgeving. Enerzijds vanwege tijdsdruk,
                     anderzijds ook vanwege het zicht op de goede kostenramingen die nodig zijn. Het is
                     van belang om door te blijven werken met die lage regelgeving, om dat op tijd te kunnen
                     invoeren. Gemeenten hebben ook implementatietijd nodig om taalcursussen in te kopen
                     en de organisatie op orde te brengen.
                  
De heer Jasper Van Dijk vroeg wat dat betekende voor het verdere traject en de planning.
                     Blijft dat 1 januari 2021? Het voordeel is dat gemeenten volledig achter het doel
                     van het nieuwe inburgeringsstelsel en ook de wet staan, maar er lopen nog gesprekken
                     over de financiën. Dat is wel een voorwaarde om verder te kunnen komen. Er zit dus
                     een onzekerheid, een risico, in. Ik probeer daarmee, en ook met de lagere regelgeving,
                     door te blijven gaan. Ik heb nog steeds vertrouwen in het verdere proces en dat we
                     hier uit gaan komen met elkaar. Begin 2020 kijken we verder qua planning. Dan moet
                     er ook helderheid zijn over het wetstraject in de richting van de Raad van State,
                     uw Kamer en de Eerste Kamer.
                  
Dan de vraag van zowel de heer Slootweg – die nu wordt vervangen door de heer Peters –
                     als de heren Jasper Van Dijk en Kuzu. Waarom kan er alleen binnen de begroting van
                     SZW worden gezocht naar meer geld voor het inburgeringstraject? Kan de Minister andere
                     bewindslieden niet om extra geld vragen? Ja, dat kan. Ik denk dat ik daar binnen de
                     ministerraad heel populair van word. Zoals u weet, is het begrotingsbeleid in de begrotingsafspraken
                     om nieuw beleid binnen de eigen begroting te dekken. Ik ben ook van plan om mij, als
                     oud-woordvoerder Financiën, aan die afspraak te houden. Ik heb gemeenten toegezegd
                     om op zoek te gaan naar extra middelen voor de uitvoering van het nieuwe inburgeringsstelsel.
                     Daarvoor ga ik ook voor de komende hoofdbesluiten binnen mijn eigen begroting op zoek
                     naar de ruimte om hieruit te komen.
                  
De heer Slootweg vroeg: kun je geen rekening houden met een soort inverdieneffect?
                     Dus: het feit dat het stelsel beter wordt, waardoor mensen minder lang in de bijstand
                     blijven zitten, waardoor je op lokaal niveau lagere uitkeringen hebt. Ja, dat is het
                     doel van het beleid, maar helaas mag je daar geen rekening mee houden in onze sommen.
                     Dus ja, ik verwacht dat het vinden van werk en de taalbeheersing op het hogere niveau,
                     het B1-niveau, inderdaad gaat leiden tot een hogere uitstroming uit de bijstandsuitkering.
                     Ik ben het met de heer Slootweg eens dat alleen naar de kosten kijken, geen goed beeld
                     geeft van het totaal. Hij heeft dat gezegd in zijn eerste termijn. In theorie is het
                     dus mogelijk om een besparing in te boeken, maar dit effect komt pas op de langere
                     termijn. Dat mag ik dus niet meenemen in deze sommetjes. De heer Van den Berg. Van
                     Berge. Sorry.
                  
De voorzitter:
Van den Berge.
Minister Koolmees:
Van den Berge. Van GroenLinks. Bij mevrouw Palland en u ga ik altijd de fout in. Ik
                     ga het één keer goed leren; dat is iets voor het volgende reces.
                  
De vraag luidt: is er sprake van een verlaging van de beschikbare middelen voor maatschappelijke
                     begeleiding ten opzichte van de huidige situatie? Dat is een concrete vraag. De prijs
                     van het traject maatschappelijke begeleiding in de nieuwe situatie wordt lager geschat
                     door verandering van de invulling van de maatschappelijke begeleiding. Dat komt omdat
                     in het nieuwe beleid onder maatschappelijke begeleiding de begeleiding in praktische
                     zaken en voorlichting over belangrijke leefgebieden wordt verstaan. Gemeenten ontvangen
                     daarnaast voor de andere onderdelen nog steeds middelen in het nieuwe stelsel, maar
                     onder een andere noemer vanuit een andere taak. Dus voor een deel is het ook gewoon
                     vervat in de leerroutes, en ook in de bedragen die daarvoor zijn vastgesteld. Er is
                     daarmee geen sprake van een verlaging van de middelen ten behoeve van de begeleiding
                     van inburgeraars. Ik merk ook in mijn gesprekken met gemeenten dat dit wel een punt
                     van verwarring blijft, omdat het oude bedrag een soort bekendheid geniet, terwijl
                     we het nu op een andere manier proberen te regelen, ook met ontzorgen en het begeleiden
                     in de leerroutes zelf. Maar het is geen besparing. Sowieso geldt dat hier geen enkele
                     besparing op zit. Sterker nog, in het regeerakkoord is 70 miljoen extra uitgetrokken
                     voor het hogere taalniveau. Nu wordt het leenstelsel omgekat naar subsidie voor de
                     gemeenten. Hier is dus geen sprake van een besparing.
                  
De voorzitter:
Waren dit dit alle vragen rondom financiën?
Minister Koolmees:
Ja.
De voorzitter:
Dan is er een interruptie van de heer Van den Berge en daarna van de heer Kuzu.
De heer Van den Berge (GroenLinks):
Ik probeer toch nog even scherp te krijgen wat de Minister nou zegt. Hij zegt dat
                     er overleg gaande is met de VNG. Er is op dit moment geen bestuurlijk overleg. Hij
                     zegt ook dat we nog eens naar de ambities kunnen kijken en dat lagere regelgeving
                     moet worden uitgewerkt. Maar we hebben toch twee duidelijke studies liggen? Ik noem
                     in ieder geval die van AEF, waaruit blijkt dat het om een heel fors tekort gaat. Ik
                     ben dus toch wel benieuwd om iets concreter van de Minister te horen hoe die impasse
                     doorbroken zal worden.
                  
Minister Koolmees:
Die vraag begrijp ik, maar u begrijpt ook dat ik daar even voorzichtig mee moet zijn,
                     omdat ik ook in een soort onderhandelingstraject met de gemeenten zit. Ik heb in de
                     brief van vorige week geschetst dat er wat mij betreft langs drie wegen een oplossing
                     kan worden gevonden. In de eerste plaats gaat het inderdaad gewoon om meer geld. Daarvan
                     heb ik al gezegd dat ik binnen mijn eigen begroting op zoek ga naar meer geld, omdat
                     er ook evident verkeerde ramingen in zaten. Dat ging met name over die HOT-tarieven.
                  
Het tweede punt betreft de vraag welke verplichtingen je oplegt in het stelsel en
                     welke taken de gemeenten moeten uitvoeren versus de vraag: kun je dan ook dat beleid
                     goed uitvoeren? En dat is een beetje een discussie tussen mijn departement en de gemeenten.
                     Die discussie gaat over de vraag hoe je dat goed kunt uitvoeren.
                  
Tegelijkertijd ben ik ook gehouden aan afspraken die ik met uw Kamer heb gemaakt – die
                     ook in het regeerakkoord zijn vastgelegd – over de regiefunctie. Afgesproken is dat
                     het geen decentralisatie is. De regie ligt bij de gemeenten maar de examinering bijvoorbeeld
                     en de effecten op het verblijfsrecht en later de nationalisatie liggen vast in heldere
                     wet- en regelgeving op rijksniveau.
                  
Daarbinnen moeten we gewoon met elkaar tot een deal zien te komen en zoals altijd
                     – optimisme is een morele plicht – ben ik daar hoopvol over.
                  
De voorzitter:
Is de heer Van den Berge tevreden met dit antwoord?
De heer Van den Berge (GroenLinks):
Ik mag in totaal toch vier keer, voorzitter? Ik snap best dat de Minister zich niet
                     precies in zijn kaarten wil laten kijken nu de onderhandeling gaande is. Ik heb wel
                     een vraag aan de Minister. Hij schrijft in zijn brief: we zouden ook nog eens kunnen
                     kijken naar de ambities. Ik zou eigenlijk wel de toezegging van de Minister willen
                     krijgen dat de ambities zoals die zijn neergelegd in de eerdere contourenbrief en
                     in het conceptwetsvoorstel zoals dat nu ter consultatie voorligt, in ieder geval niet
                     naar beneden worden bijgeschroefd, dus dat het ambitieniveau gehandhaafd blijft.
                  
Minister Koolmees:
Bij de ambitieniveaus gaat het met name over taal, over het niveau B1, over de onderwijsroute.
                     Die ambities blijven inderdaad overeind. Wat mij betreft zit er bijvoorbeeld ruimte
                     in de hoeveelheid gesprekken die nodig is. Nogmaals, het voelt een beetje ongemakkelijk
                     dat ik hier voor een camera allerlei gesprekken ga voeren die ik eigenlijk met gemeenten
                     moet voeren. Hoeveel gesprekken zijn er nodig om het beleid goed uit te kunnen voeren?
                     Daar zijn verschillende inschattingen van en daar verschillen ook de opvattingen over.
                     Je zou bijvoorbeeld een onderscheid kunnen maken tussen statushouders en gezinsmigranten.
                     Voor gezinsmigranten geldt dat er iemand in Nederland is die als referent kan optreden.
                     Ik ga er nu al veel te diep op in, maar ik wil u toch een beetje de richting aangeven
                     geven waarin ik denk als het gaat om de ambities.
                  
De heer Van den Berge (GroenLinks):
Voor de derde keer, nu even over een ander punt, want op dit punt komen we denk ik
                     niet verder. Ik begrijp het ook dat de Minister zich niet in de kaart wil laten kijken.
                     Maar even over de maatschappelijke begeleiding. Daar hebben we in eerdere debatten
                     ook over van gedachten gewisseld. Er ligt een aangenomen motie van de heer Kuzu en
                     mij om bijvoorbeeld ook met ervaringsdeskundigen in gesprek te gaan, dus met oud-inburgeraars.
                     Ik ben benieuwd hoe de uitwerking van de maatschappelijke begeleiding in het nieuwe
                     stelsel concreet wordt vormgegeven. Worden die gesprekken op dit moment gevoerd met
                     oud-inburgeraars en werkgeversorganisaties et cetera?
                  
Minister Koolmees:
Die vraag had u niet in de eerste termijn gesteld, maar ik had me er gisteravond al
                     wel op voorbereid. Naar aanleiding van uw eerdere motie en uw vragen in eerdere debatten
                     zijn onder begeleiding van professor Han Entzinger gesprekken gevoerd met huidige
                     inburgeraars. Het gaat om de lessons learned daarin. Ik heb geloof ik voor volgende
                     maand een afspraak daarover in mijn agenda staan. Ik zie geen blik van herkenning
                     als ik naar links kijk, maar het is wel zo. Dat heb ik namelijk gisteren gelezen.
                     Dus die suggestie is opgepakt en professor Han Entzinger coördineert dat.
                  
De heer Kuzu (DENK):
Mijn vraag ging inderdaad over die ambitie. Daar heeft de heer Van den Berge terecht
                     een aantal vragen over gesteld, maar het staat ook in de brief van de Minister zelf.
                     Ik citeer even uit de brief: tegelijkertijd worden in het AEF-rapport enkele taken
                     van gemeenten breder uitgelegd dan in de wet worden beoogd. Dat roept natuurlijk vragen
                     op. Ik heb die vragen ook in de eerste termijn gesteld, maar daarop geen antwoord
                     gekregen. Aangezien de Minister het er in zijn brief over heeft, vraag ik hem of hij
                     daar wat meer invulling aan kan geven. Of gaat het echt om het enige voorbeeld dat
                     u net gaf van het aantal gesprekken meer of minder?
                  
Minister Koolmees:
Het is heel verleidelijk om alle onderdelen van mijn strategie met u te delen, maar
                     dat ga ik toch niet doen. Het gaat over heel veel geld. Nogmaals, het gaat niet om
                     een besparing. Er komt 70 miljoen bij, ook uit regeerakkoordmaatregelen. Maar ik begrijp
                     heel goed dat de gemeenten expliciet zeggen: als wij deze taak gaan uitvoeren, moeten
                     we daar wel de goede financiële middelen voor hebben. Daar zijn altijd twee kanten
                     aan. De ene kant is: hoeveel geld is er beschikbaar? Anderzijds is de vraag: welke
                     taken moeten daarvoor dan worden verricht? Dan kun je natuurlijk best inhoudelijk
                     met elkaar van mening verschillen over de vraag hoe je dit beleid op een goede manier
                     kunt invullen. Het lastige is dat dit allemaal gesprekken zijn die ik met de VNG heb
                     om dit in te vullen. Ik begrijp uw vraag, maar u begrijpt ook dat ik niet op alle
                     details kan ingaan. Ik voer gewoon dat gesprek met de gemeenten, over heel nitty-gritty
                     lagere regelgeving; bij wijze van spreken over het aantal gesprekken dat gevoerd moet
                     worden. Als het gaat om 15.000 à 20.000 mensen per jaar, is het aantal gesprekken
                     wel heel relevant voor het budget dat gemeenten nodig hebben voor de uitvoering.
                  
De heer Kuzu (DENK):
Ik snap natuurlijk de onderhandelingen waar de Minister in zit met de gemeenten. Maar
                     als ik dan vervolgens in dezelfde brief lees dat ten aanzien van deze punten de Minister
                     de oplossing ziet in het bijstellen van de ambities, dan zet ik daar een kringetje
                     omheen en denk ik: daar ga ik de Minister eens verder op bevragen. Als we het hebben
                     over het bijstellen van de ambities, wat bedoelt de Minister daar dan precies mee?
                     Dan heeft de Minister het niet over de ambities zoals ze zijn vastgelegd in de contourennota.
                     Dat snap ik dan. Maar over welke ambities hebben we het dan, of heb ik iets over het
                     hoofd gezien?
                  
Minister Koolmees:
Een punt van discussie – dat heb ik net al tegen de heer Van den Berge gezegd – is
                     bijvoorbeeld hoeveel gesprekken nodig zijn tussen de gemeente als regievoerder en
                     de statushouder om dit beleid goed te kunnen uitvoeren. Daar heeft AEF onderzoek naar
                     gedaan en er zit een grote heterogeniteit in wat betreft de inschatting van verschillende
                     gemeenten van het aantal gesprekken dat daarvoor nodig is. Door AEF is er op een gegeven
                     moment een aantal gesprekken «geprikt», of vastgesteld. Dan zeg ik: in de wet- en
                     regelgeving die wij hier samen afspreken, maar die ik ook wel netjes met de gemeenten
                     wil afspreken, kunnen we ook zeggen: wij denken dat een ander aantal goed is om dit
                     beleid goed te kunnen uitvoeren. Dat is het bijstellen van de ambities, bijvoorbeeld.
                     Dan kun je nog onderscheid maken tussen bijvoorbeeld het aantal gesprekken dat je
                     hebt met statushouders, dat wil zeggen mensen die naar Nederland zijn gekomen, niet
                     de taal spreken en volledig zonder begeleiding hun weg moeten zien te vinden, en het
                     aantal gesprekken dat je voert met bijvoorbeeld gezinsmigranten, waarvoor iemand garant
                     staat en referent is. Daarvoor heb je zelfs minder gesprekken nodig om die begeleiding
                     goed te kunnen bieden. Het zijn eigenlijk onderhandelingen die je met elkaar voert.
                     Noch de gemeente, noch ik heb er baat bij om hier te krap te gaan zitten, want wij
                     willen dat dit beleid goed wordt uitgevoerd. Als ik straks oud en wijs ben en terugkijk
                     op deze tijd en het beleid, dan wil ik kunnen zeggen dat er echt een verschil is gemaakt.
                     Ik denk ook aan de vraag van de heer Slootweg. Er moeten minder mensen langdurig in
                     de bijstand zijn blijven hangen. Ik heb er dus geen belang bij om dat te laag vast
                     te stellen. Maar we hebben een budget – de Kamer heeft vanuit haar rol als budgetbeheerder
                     een budget meegegeven – en daarbinnen moet het plaatsvinden. Dat gesprek moet ik wel
                     met de VNG kunnen voeren. Nogmaals, het gaat niet over de ambities van de contourennota.
                     We willen nog steeds dat de B1-route de reguliere route wordt, omdat dat de kans voor
                     mensen vergroot om een baan te vinden en mee te kunnen doen aan de Nederlandse maatschappij.
                  
De voorzitter:
De Minister gaat verder.
Minister Koolmees:
Nu al? Sorry, dat is uitlokking.
Mevrouw Becker en ik meen ook de heer Slootweg vroegen waarom een verplichting van
                     voor- en vroegschoolse educatie voor kinderen van statushouders niet mogelijk is.
                     Een verplichting is op dit moment juridisch gezien niet mogelijk, omdat de inburgeringswet
                     zich niet uitstrekt tot kinderen. Als zo'n verplichting in de inburgeringswet zou
                     worden ingebouwd, dan zou er nog rekening moeten worden gehouden met het gelijkheidsbeginsel.
                     Dat zou betekenen dat niet alleen aan kinderen van inburgeraars, maar aan alle andere
                     kinderen met een taalachterstand een verplichting moeten worden opgelegd. Dat kan
                     alleen als er objectief vastgesteld kan worden dat een kind een taalachterstand heeft.
                     En daar is nu geen gevalideerd instrument voor. Ook in een andere wet stuit een verplichting
                     op ongelijke behandeling. Een verplichting voor één specifieke groep zou bovendien
                     veel gevolgen hebben voor het onderwijsachterstandenbeleid en de onderliggende bekostigingssystematiek,
                     die onder Minister Slob vallen. De verkenning die ik u gestuurd heb naar aanleiding
                     van de eerdergenoemde motie geeft aan dat er punten van verbetering mogelijk zijn.
                     Daar zijn we mee aan de slag. Ik denk dat het heel goed is om dat te verbeteren, omdat
                     het wel een goed instrument is. In het regeerakkoord wordt flink wat geld uitgetrokken
                     om dit vve-beleid in alle gemeenten in Nederland aan te bieden.
                  
Dan de inburgering van kansrijke asielzoekers en het werk. Vooral de heren Paternotte
                     en Slootweg/Peters hebben daarover gesproken. Ik herken de hartenkreet van D66 en
                     het CDA. Snelle integratie dient immers meerdere doelen, zowel dat van de samenleving
                     als, niet in de laatste plaats, dat van de statushouders/asielzoekers zelf. Die hartenkreet
                     sluit aan op de activiteiten die we zijn gestart naar aanleiding van de verhoogde
                     asielinstroom. Ook toen waren de wachttijden lang en hebben we maatregelen getroffen
                     die de lange wachttijden moesten overbruggen, ook in de hoop en verwachting dat het
                     om tijdelijke maatregelen ging.
                  
Ik noem een paar belangrijke highlights. Asielzoekers met een kansrijke asielaanvraag
                     krijgen taalles op de procesopvanglocatie. Door het COA en andere partijen, zoals
                     Pharos en NOV, krijgen asielzoekers en vergunninghouders activiteiten aangeboden gericht
                     op het meedoen, bijvoorbeeld vrijwilligerswerk en werk. Na de vergunningverlening
                     wordt gestart met het programma voorbereiding op inburgering, dat mijn departement
                     financiert, maar wordt uitgevoerd door het COA. Vanuit deze gedachte is ook «taal
                     vanaf dag één» in het regeerakkoord terechtgekomen.
                  
Waarom komt een snelle integratie van asielzoekers dan toch niet van de grond? De
                     echte oplossing zit wat mij betreft in het terugdringen van de doorlooptijden. Die
                     zijn recentelijk weer opgelopen. Als ze naar beneden gaan, kan er snel worden gestart
                     met daadwerkelijk inburgeren en kunnen we stoppen met lapmiddelen. Ik ben graag bereid
                     om het initiatief te nemen voor overleg met de collega JenV, mevrouw Broekers-Knol.
                     Het is een lastige situatie, ook omdat de krapte op de woningmarkt de doorstroming
                     naar gemeenten op dit moment belemmert. Als kabinet hebben we bij de laatste APB een
                     fors bedrag beschikbaar gesteld om de woningmarkt vlot te trekken. De afgelopen weken
                     hebben we weer met een andere crisis in de bouw te maken gehad. Er zitten echt wel
                     ingewikkelde bottlenecks.
                  
Dan de wens om op COA-niveau taallessen aan te bieden aan asielzoekers uit Turkije
                     en Iran. De groep asielzoekers die in aanmerking komt voor taalles voorafgaand aan
                     vergunningverlening wordt binnenkort uitgebreid. De doelgroep asielzoekers wordt begin
                     volgend jaar geactualiseerd en uitgebreid. Dat betekent dat naast asielzoekers uit
                     Syrië, Eritrea en staatlozen bijvoorbeeld ook Turkse en Jemenitische asielzoekers
                     het aanbod krijgen om de taal te leren voorafgaand aan vergunningverlening. In die
                     zin wordt het punt van de heer Paternotte en de heer Slootweg/Peters dus meegenomen
                     door mevrouw Broekers-Knol. Dan gaat het om asielzoekers met een inwilligingspercentage
                     van minimaal 70% en met een minimale asielinstroom van 50 per jaar. Dat zijn de criteria
                     dat het kansrijk is, zal ik maar zeggen. Iraanse asielzoekers voldoen niet aan deze
                     criteria. Die hebben een lager inwilligingspercentage dan de genoemde 70%, maar ze
                     kunnen wel de taal leren met vrijwilligers op de opvanglocaties. Dit is de laatste
                     stand van zaken.
                  
De heer Slootweg had een vraag over de Turkse asielmigranten.
De voorzitter:
Is dat het volgende blokje?
Minister Koolmees:
Ja, het volgende blokje. Zoals ik in de brief aan de Tweede Kamer heb aangegeven geef
                     ik nu alle Turkse asielstatushouders die in Nederland zijn en tot aan de inwerkingtreding
                     van het nieuwe stelsel nog zullen worden toegelaten de mogelijkheid om in te burgeren
                     via een opt-insysteem. Zij kunnen dan dus gebruikmaken van de budgetten, maar krijgen
                     daarmee ook de plichten voor het behalen van de examens. Er is hierbij nog geen sprake
                     van een verplichting onder het huidige stelsel. Met terugwerkende kracht alsnog een
                     verplichting opleggen voor de groep Turkse asielstatushouders die reeds in Nederland
                     zijn is niet mogelijk. Voor de Turkse asielstatushouders die geen werk hebben, zijn
                     er via de taaleis en de bijstand mogelijkheden. Is er geen sprake van werk en is men
                     niet afhankelijk van de bijstand, dan kunnen er ook geen verplichtingen worden opgelegd.
                     Naar aanleiding van vragen van de heer Peters en Paternotte en de rechterlijke uitspraak
                     is deze opt-in wel opengesteld, zodat mensen inderdaad gebruik kunnen maken van die
                     mogelijkheden. Zoals u weet zijn we daarnaast met een ander traject bezig, het hoopvol
                     traject, waar we een juridische analyse laten uitvoeren over de inburgering van Turken
                     in het nieuwe inburgeringsstelsel op basis van maatwerk. Ook daarover wordt u binnenkort
                     geïnformeerd. De bedoeling is dat dat nog voor het einde van het jaar gebeurt.
                  
Dan heb ik nog een aantal specifiekere vragen. De heer Slootweg vroeg hoeveel nieuwkomers
                     gebruikmaken van duale trajecten en of dit ook geldt voor gezinsmigranten. Het is
                     niet bekend hoeveel inburgeringsplichtigen in Nederland een duaal traject volgen in
                     het huidige stelsel. De begeleiding naar werk is namelijk in handen van gemeenten.
                     Voor gezinsmigranten geldt dat zij geen recht hebben op een bijstandsuitkering. Dat
                     betekent dat zij minder makkelijk begeleid kunnen worden naar arbeidsparticipatie.
                     Om gezinsmigranten te stimuleren zich te oriënteren op de Nederlandse arbeidsmarkt
                     krijgen zij in het nieuwe stelsel onder regie van de gemeente ook de module arbeidsmarkt
                     en participatie aangeboden. Wel doen gemeente via de negen pilots uit het pilotprogramma
                     VOI ervaring op met duale trajecten. Aan deze trajecten nemen ook de gezinsmigranten
                     deel. Gezinsmigranten in het nieuwe stelsel komen wel in aanmerking voor de brede
                     intake en voor de PIP. Daardoor worden ze wel begeleid door de gemeente. Dat is een
                     verbetering ten opzichte van de huidige situatie.
                  
De heer Slootweg hoeveel reguliere migranten de verblijfstatus hebben verloren. Ik
                     heb in mijn brief van 27 juni 2018 aangegeven dat het in de praktijk lastig is om
                     de verblijfstatus in te trekken. Dat heeft te maken met het internationaal recht.
                     Migranten die verwijtbaar onvoldoende inburgeren krijgen een boete tot maximaal € 1.250.
                     Deze boete wordt elke twee jaar opnieuw opgelegd. Ook komt men dan niet in aanmerking
                     voor een sterker verblijfsrecht of voor naturalisatie. In 2018 is 530 asielmigranten
                     een sterker verblijfsrecht geweigerd. Het concrete antwoord op de vraag van de heer
                     Sloot weg is dus: in 530 gevallen.
                  
Jasper van Dijk vroeg of de website van DUO zo snel mogelijk kan worden aangepast
                     om mensen te wijzen op de ontheffing als gevolg van de discretionaire bevoegdheid
                     die de Minister heeft. Een verzoek tot ontheffing kan vormvrij bij DUO of bij het
                     ministerie worden ingediend. Ik ben bereid om DUO aan deze mogelijkheid aandacht te
                     laten besteden op de inburgeringswebsite. Die toezegging doe ik dus graag aan de heer
                     Jasper van Dijk.
                  
Jasper van Dijk vroeg ook een update van de fraudemaatregelen. Afgelopen jaar zijn
                     er een aantal maatregelen genomen om fraude verder aan te pakken. Er is extra toezicht
                     op de financiën van de taalschool. Vooraf factureren door taalscholen is niet meer
                     mogelijk. Er zijn onverwachte controles door Blik op Werk. We hebben meer controles
                     uitgevoerd op aspirant-keurmerkhouders en daarnaast zullen inburgeraars die fraude
                     hebben gepleegd bij het examen voor drie maanden worden uitgesloten van deelname.
                     Het heeft dus onze aandacht en langs verschillende lijnen pakken we dat aan.
                  
De heer Gijs van Dijk is er nu even niet.
De heer Jasper van Dijk vroeg of er nog een onderzoek komt naar al die eisen die aan
                     inburgeraars worden opgelegd. Wordt de stapeling van inburgeringsvereisten geëvalueerd?
                     De inburgeringsvereisten zijn in het nieuwe stelsel meer op maat. Ik ben het met u
                     eens dat als mensen ingeburgerd zijn, dit niet opnieuw hoeft te gebeuren voor een
                     ander doel. Daarom ben ik met de Staatssecretaris van JenV in gesprek om de inburgeringsvereisten
                     soepel te laten doorwerken naar het verstrekken van verblijfsrechten en om dat aan
                     te laten sluiten op het nieuwe stelsel.
                  
Voorzitter. Er zijn heel veel vragen gesteld, allerlei specifieke vragen. Mevrouw
                     Becker en de heer Jasper van Dijk vroegen wat de stand is van de implementatie. Het
                     overgrote deel van de gemeenten is gestart met de implementatie van de wet. Bijvoorbeeld
                     denken ze na over de regierol rondom de inburgering en hoe die wordt belegd. Bovendien
                     doen 97 unieke gemeenten in Nederland mee in het pilotprogramma VOI, om ervaring op
                     te doen met de elementen van het nieuwe inburgeringsbeleid. Tegelijkertijd beseffen
                     we dat gemeenten meer kennis en informatie nodig hebben om de implementatie verder
                     vorm te geven. Daarom gaan we parallel aan de gesprekken over financiën wel door met
                     het uitwerken van die lagere regelgeving. Divosa helpt ook nog bij de deskundigheidsbevordering
                     van de klantmanagers.
                  
Jasper van Dijk: hoe wordt de brede intake vormgegeven en hoe gaan zij dat afstemmen
                     met de taalmarkt? Dit wordt meegenomen in de lagere regelgeving die wordt uitgewerkt.
                     Eerder heb ik al een lijst van deze 13 onderwerpen van de lagere regelgeving met uw
                     Kamer gedeeld. De precieze invulling laat ik aan de gemeenten. Zij moeten het gewenste
                     maatwerk kunnen bieden en de brede intake lokaal vormgeven. Zo staat het de gemeenten
                     ook vrij om een rol aan taalscholen te bieden in de brede intake of bij het opstellen
                     van een persoonlijk plan.
                  
Mijn laatste punt, voorzitter.
De voorzitter:
Ik wil even richting de leden vermelden dat we nu bijna uit de tijd gelopen zijn.
                     Ik wil u voorstellen om alle vragen en interrupties indien mogelijk – ik wil u niet
                     uitdagen – nog in de eerste termijn te doen. Aangezien alle leden moties willen indienen,
                     stel ik voor om de tweede termijn echt te beperken tot het indienen van moties. Als
                     u nog heel andere punten heeft, dan kunt u daarvoor ook nog het debat van volgende
                     week gebruiken. Dat zou ik u willen voorstellen, gezien de tijd. Is dat oké? Ja? Fijn,
                     dan doen we het zo.
                  
Gaat u verder.
Minister Koolmees:
Tot slot zijn nog een paar vragen gesteld over verdere integratie op de arbeidsmarkt.
                     Mevrouw Becker heeft daar een paar vragen over gesteld. Ik zal de algemene spreektekst
                     laten liggen, want die kent u allemaal. Ik heb u daar vorige week nog een brief over
                     gestuurd. Mevrouw Becker vroeg: VIA levert pas eind 2020 de eerste resultaten, wat
                     doet u in de tussentijd om mensen aan het werk te helpen? VIA is opgezet om erachter
                     te komen wat werkt in de praktijk, op wetenschappelijke basis en ook evalueerbaar.
                     Tussentijds blijven wij niet stilzitten. We blijven aan het werk. Mensen worden op
                     reguliere manier begeleid richting werk bij het UWV en bij de gemeente.
                  
Voor een verbetering van de studiekeuze – een terecht punt dat mevrouw Becker in haar
                     eerste termijn aanhaalde – wordt ingezet op een versterking van de loopbaanoriëntatie
                     en de begeleiding door onder andere de wettelijke verankering van LOB, voor het onderwijs
                     en de ondersteuning van scholen door het Expertisepunt LOB. In die laatste twee aanpakken
                     werk ik samen met collega Van Engelshoven. Dat is wat mevrouw Becker ook had gevraagd.
                     Ook de pilots van de VIA, die zich richten op de studiekeuzes en de arbeidsmarktkansen
                     van jongeren, heb ik samen met OCW opgezet, juist om dit punt mee te kunnen nemen
                     in de pilots. Als die pilots klaar zijn, kunnen we de lessen meenemen om het landelijk
                     uit te rollen.
                  
De heer Kuzu vroeg wat ik vind van het advies van de SER over culturele diversiteit
                     aan de top.
                  
De heer Kuzu (DENK):
Gender en culturele diversiteit.
Minister Koolmees:
Sorry, gender en culturele diversiteit. Die gender had ik even gemist. Goed dat u
                     dat toevoegt, meneer Kuzu. De SER heeft rond culturele en genderdiversiteit specifieke
                     problemen in kaart gebracht en ook duidelijke oplossingen geformuleerd. De SER geeft
                     aan dat er zowel aandacht moet zijn voor de instroom en het behoud van medewerkers
                     met een niet-westerse migratieachtergrond als voor culturele diversiteit aan de top.
                     Die adviezen neem ik zeer ter harte en zoals u weet, ga ik samen met mevrouw Van Engelshoven
                     de kabinetsreactie op het SER-advies voor het einde van dit jaar naar uw Kamer toezenden,
                     waarin dus zowel de gender- alsook de culturele diversiteitsadviezen worden meegenomen.
                     De heer Gijs van Dijk vroeg of er een loopbaantraject kan komen voor statushouders.
                     Ja, binnen het nieuwe stelsel komt hier aandacht voor. Tijdens de brede intake en
                     bij het opstellen van het PIP wordt een eerste inschatting gemaakt van de competenties
                     van de inburgeringsplichtige zoals praktische competenties en werknemersvaardigheden.
                     Die worden meegenomen in de MAP, de module arbeidsmarkt & participatie. De MAP is
                     niet alleen een theoretisch onderdeel, maar wordt gecombineerd met een praktische
                     activiteit. Deze biedt de inburgeringsplichtige de kans om beroepskennis te toetsen
                     in de praktijk.
                  
De heer Kuzu vroeg om het Charter Diversiteit aan te scherpen met streefcijfers en
                     monitoring in de jaarverslagen. Het Charter Diversiteit is een initiatief van de sociale
                     partners dat door het kabinet wordt ondersteund. Aan de deelnemers wordt gevraagd
                     om streefcijfers en een plan van aanpak op te stellen. Tevens wordt gevraagd om jaarlijks
                     over de voortgang van het plan te rapporteren. De meeste werkgevers geven ook gehoor
                     aan deze vraag. Het SER-advies, waar ik het net over had, geeft ook aandacht aan dit
                     punt. Aan het einde van het jaar komt er een kabinetsreactie van mevrouw Van Engelshoven
                     over gender en culturele diversiteit.
                  
De heer Gijs van Dijk vroeg of UWV en O&O-fondsen een rol kunnen spelen bij de arbeidstoeleiding
                     van mensen met een migratieachtergrond. UWV en gemeenten zetten zich, zoals de heer
                     Gijs van Dijk weet, binnen de arbeidsmarktregio's samen in bij het aan het werk helpen
                     van mensen. Dit is het matching van werk waarvoor de Staatssecretaris twee keer 25 miljoen
                     euro beschikbaar heeft gesteld. We zien in de cijfers dat dit beleid nog niet altijd
                     even goed uitpakt voor groepen met een niet-westerse migratieachtergrond. Vandaar
                     dat binnen het VIA-traject, samen met UWV, gemeenten en werkgevers kijken naar wat
                     echt effectieve aanpakken zijn voor deze groepen, omdat we er eigenlijk gewoon te
                     weinig van weten. We weten het gewoon in de praktijk niet. De O&O-fondsen zijn primair
                     gericht op het opleiden en het ontwikkelen van werkenden. Het is natuurlijk aan de
                     sociale partners hoe ze dat geld inzetten. Dat weet de heer Gijs van Dijk als geen
                     ander.
                  
In vogelvlucht waren dit de vragen. Het is 19.00 uur.
De voorzitter:
Dan kijk ik naar deze kant. De heer De Graaf met een vraag.
De heer De Graaf (PVV):
Meer met een punt van orde, voorzitter. De Minister heeft bijna alle vragen beantwoord,
                     behalve die van mij. Ik was de eerste spreker. Nou hoef ik niet als eerste beantwoord
                     te worden, maar mijn inbreng ging erover dat de Minister doet aan horen, zien en zwijgen.
                     De hele beantwoording en ook alle vragen van de collega's gingen over niet-Nederlanders.
                     Nederlanders zijn behalve door deze persoon niet aan bod gekomen en daarmee bevestigt
                     de Minister wel hetgeen wat ik gezegd heb. Daarom kies ik er ook voor om in tweede
                     termijn zo meteen geen moties in te dienen. Ik bewaar ze tot volgende week en dan
                     zal ik van het SZW-begrotingsdebat ook een volwaardig integratiedebat maken. Ik houd
                     het dan hier verder voor gezien, want het is totaal nutteloos om dit debat op dit
                     moment te voeren.
                  
De voorzitter:
Dat is geen vraag aan de Minister, maar wel een duidelijk statement. Zijn er nog vragen
                     aan de Minister die openliggen? De heer Jasper van Dijk.
                  
De heer Jasper van Dijk (SP):
Ik wil de Minister bedanken voor zijn toezegging om inburgeraars te informeren over
                     de mogelijkheden tot ontheffing. Dat heeft hij toegezegd. Krijgen wij er nog bericht
                     over wanneer hij dat doet? Dat is alles en dan kan ik daarna nog gewoon een motie
                     indienen, want u wilde niet dat we daarna nog dingen zouden zeggen, toch?
                  
De voorzitter:
De Minister.
Minister Koolmees:
Ik ga even overleggen met DUO hoe dit praktisch handen en voeten kan krijgen en dan
                     zal ik de Kamer erover informeren.
                  
De voorzitter:
Zijn hiermee alle vragen beantwoord? Zo te zien wel. Dan gaan wij over naar de tweede
                     termijn waarbij we hebben afgesproken dat heer Kuzu als eerste zijn moties mag indienen,
                     omdat hij echt op hete kolen zit.
                  
De heer Kuzu (DENK):
Voorzitter, dank u wel. Ik dank mijn collega's voor de permissie en natuurlijk de
                     Minister en de staf voor de beantwoording van alle vragen. Ik heb een vijftal moties.
                     De Minister moet daar niet van schrikken, want een deel van de moties hoort misschien
                     niet eens tot de portefeuille van de Minister. Dat geldt zeker voor de eerste motie.
                  
Motie
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat in onze samenleving helaas nog steeds sprake is van racisme en discriminatie;
van mening dat discriminatie en racisme door de overheid bestreden moeten worden;
verzoekt de regering om een wetsvoorstel naar de Kamer te sturen waarin wordt gekomen
                  tot een verdubbeling van de strafmaat voor groepsbelediging in artikel 137c van het
                  Wetboek van Strafrecht,
               
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Kuzu. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan
                     voldoende ondersteund.
                  
Zij krijgt nr. 7 (35 300 XV).
Motie
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat in onze samenleving helaas nog steeds sprake is van racisme en discriminatie;
van mening dat discriminatie en racisme door de overheid bestreden moeten worden;
verzoekt de regering om in samenwerking met relevante partijen te komen tot een Educatieve
                  Maatregel Discriminatie, die daders van racisme en discriminatie kan bijbrengen wat
                  de gevolgen van hun daden zijn en waarom discriminatie en racisme onacceptabel zijn,
               
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Kuzu. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan
                     voldoende ondersteund.
                  
Zij krijgt nr. 8 (35 300 XV).
De heer Kuzu (DENK):
In het interruptiedebatje ging het over de ambities, maar dat geeft mij onvoldoende
                     het gevoel dat er schot in zit. Zoals de Minister al aangaf, is het krap qua tijd.
                     Het moet wel gerealiseerd worden. Dat is de minste ambitie die we zouden moeten koesteren.
                     Daarom de volgende motie.
                  
Motie
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat uit de certificering van het Centraal Planbureau van de raming van
                  SZW voor de kosten van het nieuwe inburgeringsstelsel blijkt dat deze raming van de
                  kosten op onderdelen «niet redelijk en neutraal» is;
               
van mening dat voor de begeleiding van nieuwkomers voldoende geld dient te worden
                  gereserveerd;
               
verzoekt de regering om tegemoet te komen aan de financiële behoeften van de VNG en
                  voldoende middelen te reserveren voor de implementatie en de uitvoering van het nieuwe
                  inburgeringsstelsel,
               
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Kuzu. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan
                     voldoende ondersteund.
                  
Zij krijgt nr. 9 (35 300 XV).
De heer Kuzu (DENK):
Bij de laatste twee moties wil ik aangeven dat ik bereid ben om die in te dienen en
                     vervolgens aan te houden tot het moment dat de brief van de Minister van SZW en de
                     Minister van OCW met een reactie op het advies van de SER wordt gepubliceerd. Twee
                     moties daarover.
                  
Motie
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat er nog steeds sprake is van ondervertegenwoordiging van Nederlanders
                  met een migratieachtergrond in de top van het bedrijfsleven;
               
verzoekt de regering om te bewerkstelligen dat het Charter Diversiteit op een hoger
                  niveau wordt getild, door onder andere een streefcijfer voor mensen met een migratieachtergrond
                  en het monitoren en vermelden in jaarverslagen van de maatregelen die worden genomen
                  om dit streefcijfer te halen,
               
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Kuzu. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan
                     voldoende ondersteund.
                  
Zij krijgt nr. 10 (35 300 XV).
De heer Kuzu (DENK):
Dan de laatste motie.
Motie
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat de SER in het advies «Diversiteit in de top, tijd voor versnelling»
                  belangrijke aanbevelingen heeft gedaan om de vertegenwoordiging van vrouwen en Nederlanders
                  met een migratieachtergrond in de top te vergroten;
               
verzoekt de regering om deze aanbevelingen integraal over te nemen en tot onderdeel
                  van het beleid te maken,
               
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Kuzu. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan
                     voldoende ondersteund.
                  
Zij krijgt nr. 11 (35 300 XV).
De heer Kuzu (DENK):
Ik zal in de metro met mijn koptelefoon op luisteren naar de antwoorden van de Minister.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan is nu het woord aan mevrouw Becker van de VVD.
Mevrouw Becker (VVD):
Dank u wel, voorzitter. Ik heb één motie.
Motie
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat bij de politie jaarlijks 2.000 gevallen van eergerelateerd geweld
                  worden gemeld, dat 8% van de moord en doodslaggevallen eergerelateerd is en dat in
                  Nederland duizenden vrouwen in gedwongen isolement leven;
               
overwegende dat deze praktijken haaks staan op onze vrije samenleving;
van mening dat het kunnen omarmen van de vrije waarden juist één van de pijlers van
                  het integratiebeleid zou moeten zijn;
               
verzoekt de regering binnen subsidies onder artikel 13 (integratie en maatschappelijke
                  samenhang) financieel vrijkomende ruimte als gevolg van aflopende verplichtingen voor
                  de begroting SZW 2021 en volgende ook ruimte te reserveren voor ondersteuning van
                  activiteiten die culturele onderdrukking tegengaan en zelfbeschikking bevorderen,
               
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Becker en Jasper van Dijk. Naar mij blijkt,
                     wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
                  
Zij krijgt nr. 12 (35 300 XV).
Mevrouw Becker (VVD):
Een korte opmerking, als u mij toestaat, voorzitter. Ik dien deze motie in, terwijl
                     ik mij realiseer dat de Minister nog een volledig overzicht gaat sturen van de integratiesubsidies
                     voor dit jaar. Mocht dat op een of andere manier onbevredigend eindigen, dan heb ik
                     in ieder geval deze motie ingediend voor het jaar daarna, waarin de juridische verplichtingen
                     nog niet zo hard zijn. Dat gezegd hebbende, laat ik het daar even bij.
                  
De voorzitter:
Dank u wel. Dan is nu het woord aan de heer Van den Berge van GroenLinks.
De heer Van den Berge (GroenLinks):
Ik heb één motie.
Motie
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat er veel op nieuwkomers afkomt wanneer zij zich in Nederland vestigen,
                  zoals vertrouwd raken met hun rechten en plichten, alsmede het vinden van een woning,
                  huisarts en baan;
               
overwegende dat het in het belang van zowel de nieuwkomers als de gehele samenleving
                  is dat zij zo snel mogelijk hun weg vinden in Nederland;
               
overwegende dat maatschappelijke begeleiding hier een cruciale rol in vervult;
overwegende dat de nu beschikbare ruimte voor maatschappelijke begeleiding door gemeenten,
                  nieuwkomers en maatschappelijke organisaties vaak als beperkend wordt ervaren;
               
verzoekt de regering om in de «Inburgering nieuwe stijl» bij voorkeur meer, maar in
                  elk geval niet minder ruimte te bieden voor maatschappelijke begeleiding,
               
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Van den Berge en Paternotte. Naar mij blijkt,
                     wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
                  
Zij krijgt nr. 13 (35 300 XV).
De heer Van den Berge (GroenLinks):
Ten slotte wens ik de Minister heel veel succes in de onderhandelingen met de VNG.
                     Ik hoop dat hij er opnieuw in slaagt de impasse te doorbreken.
                  
De voorzitter:
Dank u wel. Dan is nu het woord aan de heer Jasper van Dijk van de SP.
De heer Jasper van Dijk (SP):
Voorzitter. Als ik zo vrij mag zijn, mag ik melden dat ik ook onder de motie van mevrouw
                     Becker mag staan. Dit voor de notulen.
                  
De voorzitter:
Bij dezen.
De heer Jasper van Dijk (SP):
Dan heb ik zelf nog een motie.
Motie
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
van mening dat racisme verwerpelijk is;
constaterende dat strafrechtelijke vervolging van racisme in voetbalstadions achterblijft;
verzoekt de regering in overleg met het OM en de KNVB te bezien hoe de strafrechtelijke
                  vervolging van racisme in het stadion verbeterd kan worden;
               
verzoekt de regering tevens te inventariseren in hoeverre speciale camera's en microfoons
                  kunnen bijdragen aan de opsporing van daders in stadions,
               
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Jasper van Dijk. Naar mij blijkt, wordt de
                     indiening ervan voldoende ondersteund.
                  
Zij krijgt nr. 14 (35 300 XV).
Dank u wel. Dan is nu het woord aan de heer Paternotte van D66.
De heer Paternotte (D66):
Voorzitter. Een tweetal moties.
Motie
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat asielzoekers in procedure na 6 maanden, mits voorzien van een tewerkstellingsvergunning,
                  maximaal 24 weken per jaar mogen werken;
               
overwegende dat het wenselijk is dat veel minder statushouders afhankelijk worden
                  van een uitkering;
               
overwegende dat de nieuwe Wet inburgering meedoen vanaf dag één voor ogen heeft;
van mening dat de boodschap van Nederland aan alle kansrijke asielzoekers zou moeten
                  zijn dat dit een land is waar iedereen mee kan doen en waarvan, van wie een bijdrage
                  kan leveren, die ook verwacht wordt;
               
verzoekt de regering werk voor asielzoekers na 26 weken maximaal te gaan stimuleren
                  en faciliteren;
               
verzoekt de regering voorts te verkennen of het versoepelen van de beperkingen op
                  werk voor kansrijke asielzoekers haalbaar is en, zo ja, kan bijdragen aan een snellere
                  integratie voor hen die later een verblijfsstatus krijgen, en over beide aspecten
                  de Kamer in het eerste kwartaal 2020 terug te rapporteren,
               
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Paternotte en Peters. Naar mij blijkt, wordt
                     de indiening ervan voldoende ondersteund.
                  
Zij krijgt nr. 15 (35 300 XV).
Motie
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat de basisscholen die gekoppeld zijn aan asielzoekerscentra in de
                  zomer net als gewone scholen zes weken lang sluiten;
               
constaterende dat de asielperiode voor jonge kinderen een aangrijpende periode is
                  die veel indruk maakt en waar de basisschool een warme, positieve omgeving biedt;
               
overwegende dat verlies aan kennis in de zomer bij asielkinderen automatisch groter
                  is omdat hun ouders doorgaans nog geen Nederlands spreken;
               
verzoekt de regering te onderzoeken of de basisscholen van asielzoekerscentra een
                  vast zomerprogramma aan asielkinderen kunnen bieden tijdens zomervakanties,
               
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Paternotte en Van den Berge. Naar mij blijkt,
                     wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
                  
Zij krijgt nr. 16 (35 300 XV).
Met dank. Dan is nu het woord aan de heer Peters, als laatste spreker van de zijde
                     van de Kamer.
                  
De heer Peters (CDA):
Dank u wel, voorzitter.
Motie
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat Syrische en Eritrese asielzoekers tijdens of nog voor de start van
                  hun asielprocedure taallessen kunnen volgen;
               
constaterende dat onder andere Turkse vluchtelingen met een inwilligingspercentage
                  van 84% niet worden gezien als kansrijke asielzoekers en daarmee niet in aanmerking
                  komen voor deze taallessen;
               
overwegende dat meedoen aan de samenleving begint door de Nederlandse taal te leren;
verzoekt de regering zo veel mogelijk kansrijke asielzoekers de mogelijkheid te bieden
                  om taallessen te volgen, ook voordat hun asielprocedure begint, en de groep kansrijke
                  asielzoekers te actualiseren, en voorts de Kamer hierover terug te rapporteren,
               
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Peters en Paternotte. Naar mij blijkt, wordt
                     de indiening ervan voldoende ondersteund.
                  
Zij krijgt nr. 17 (35 300 XV).
Daarmee zijn we aan het einde gekomen van de tweede termijn van de Kamer. De moties
                     zijn ingediend. De Minister heeft vijf minuten nodig. Ik stel voor te schorsen tot
                     19.18 uur.
                  
De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.
De voorzitter:
We zijn bij de tweede termijn van de Minister. Er zijn geen vragen meer gesteld, dus
                     de Minister kan direct naar de moties. Het zijn er elf.
                  
Minister Koolmees:
Dank voorzitter en ook dank aan de Kamer voor de vragen en de ingediende moties. Ik
                     wil toch even uitspreken dat het onbevredigend voelt om dit in hele korte tijd af
                     te moeten raffelen. Ik had allerlei bredere beschouwingen over het integratiebeleid
                     en over dingen die heel goed gaan. Het is geen verwijt aan u, voorzitter, absoluut
                     niet, maar ik merk wel dat ik 42 vragen heb beantwoord, met geen enkele samenhang.
                     Mijn oud-fractievoorzitter zou zeggen: zal ik er een nietje doorheen slaan? Dat wil
                     ik toch gezegd hebben.
                  
De voorzitter:
Volgens mij is dat ook het gevoel bij de Kamer, dus daar zit geen verschil. Dat is
                     iets wat in de procedurevergadering van de commissie aan de orde moet komen, want
                     je had kunnen voorzien dat je bij zo'n belangrijk onderwerp met drie uur sowieso in
                     tijdnood zou komen. Dat is voor volgend jaar.
                  
Minister Koolmees:
Dat vind ik verstandig. Ik vind dat het beleid meer aandacht verdient en ook iets
                     meer van uw kritische vragen.
                  
Dat gezegd hebbende ga ik in op de moties. De moties van de heer Kuzu op stukken nrs.
                     7 en 8 passen niet bij dit debat. Nu weet ik dat deze week de begrotingsbehandeling
                     van JenV is. Ik zou de heer Kuzu willen suggereren om beide moties daar in te dienen,
                     want de Minister van Justitie gaat over de strafmaat en over een educatieve maatregel
                     die door de rechter wordt opgelegd. De heer Kuzu zei dat ook in zijn inleiding, maar
                     dat is deze week al, dus of ontraden of deze week bij de heer Grapperhaus indienen.
                  
De voorzitter:
De moties liggen er, dus de motie op stuk nr. 7 wordt ontraden en de motie op stuk
                     nr. 8 wordt ook ontraden.
                  
Minister Koolmees:
Ja, ik kan helaas niks anders doen.
De motie-Kuzu op stuk nr. 9 gaat wel over het debat van vanavond, over een tegemoetkoming
                     aan de financiële behoeften van de VNG en voldoende middelen te reserveren voor de
                     implementatie en de uitvoering van het nieuwe inburgeringsstelsel. Met het tweede
                     deel van het dictum ben ik het zeer eens. Dat is ook mijn lijn, maar dat betekent
                     niet dat ik tegemoet wil komen aan alle financiële behoeften. Dat kan ik niet overnemen,
                     want daarover lopen juist nog onderhandelingen met de VNG. Daarom moet ik deze ook
                     ontraden.
                  
De voorzitter:
De motie op stuk nr. 9 wordt ontraden.
Minister Koolmees:
Over de moties op stukken nrs. 10 en 11 heb ik net al gezegd dat het meegenomen wordt
                     in de kabinetsreactie op het SER-advies dat voor het einde van het jaar komt. Beide
                     elementen zitten daar ook in, dus ik vraag de heer Kuzu om deze aan te houden tot
                     die kabinetsreactie er is.
                  
De voorzitter:
Alleen, de heer Kuzu zit hier niet meer, dus ik denk dat de moties toch een oordeel
                     moeten hebben. De stemming is volgende week, maar er moet nu wel een oordeel komen.
                  
Minister Koolmees:
De kabinetsreactie is er nog niet. Daar zijn mevrouw Van Engelshoven en ik mee bezig.
De heer Peters (CDA):
De heer Kuzu heeft gezegd dat hij die aan zou houden.
De voorzitter:
Dat is toch ingewikkeld qua vorm, want ik kan ze niet voor hem aanhouden, maar dat
                     kan de heer Kuzu zelf wel doen. We weten dat hij dat zou willen doen. Wellicht kan
                     hij dat schriftelijk doen, want dat kunnen we hier zo niet afhandelen. Ik zal contact
                     opnemen met de heer Kuzu, dat hij dat nog even schriftelijk moet regelen voor de stemming.
                  
Minister Koolmees:
Ja. Dan ben ik bij de motie-Becker op stuk nr. 12. Ik begrijp die motie heel goed,
                     maar ik heb een procesvoorstel.
                  
De voorzitter:
Toch nog even. Ik wil niet de procedurele voorzitter uithangen, maar toch missen wij
                     dan nog een oordeel van de Minister.
                  
Minister Koolmees:
Dan wil ik de motie ontraden, maar niet omdat ik het inhoudelijk verschrikkelijk vind,
                     maar omdat ik binnen het kabinet met de Minister van Onderwijs en Emancipatie met
                     een kabinetsreactie moet komen en dat ik de volgordelijkheid wil aanhouden. Ontraden
                     dus.
                  
De voorzitter:
Even voor de volledigheid, de moties op stukken nrs. 10 en 11 worden ontraden door
                     de Minister, maar hij heeft gezegd: met het advies aan de heer Kuzu om deze aan te
                     houden, aangezien hij er wel mee bezig is.
                  
Dan gaan we naar de motie op stuk nr. 12.
Minister Koolmees:
Ik heb een verzoek aan mevrouw Becker, want ik begrijp haar verzoek heel goed. Ik
                     heb net toegezegd dat ik nog voor de begrotingsbehandeling probeer een overzicht van
                     de subsidies naar uw Kamer te sturen. Als u de motie aanhoudt tot aan de begrotingsbehandeling,
                     volgende week, dan hoop ik dat het overzicht er is en dan eventueel concreet ingevuld
                     kan worden of dat we dan weten wat er niet meer gebeurt, want dat is wel de consequentie
                     daarvan. Overigens is het wel zo dat de subsidies na 2020 sowieso afnemen, omdat er
                     heel veel worden beëindigd. Als we het nou zo afspreken dat ik de lijst stuur en dat
                     u de motie aanhoudt tot aan de begroting, dan kunt u die ofwel wijzigen in een vorm
                     die tot draagvlak kan leiden of dan wordt het ingewikkeld, maar dan hebben we in ieder
                     geval een concreet handelingsperspectief.
                  
Mevrouw Becker (VVD):
Het is een beetje een ingewikkelde constructie dat we nu moties kunnen indienen en
                     volgende week amendementen. Daarom dien ik de motie nu in, maar ik ben graag bereid
                     om het voorstel te volgen en de motie aan te houden. Het gaat mij erom dat ik deze
                     nu op de agenda kan zetten en daarom heb ik die nu ingediend.
                  
Minister Koolmees:
Dat begrijp ik heel goed.
De voorzitter:
Op verzoek van mevrouw Becker stel ik voor haar motie (35 300 XV, nr. 12) aan te houden.
Daartoe wordt besloten.
Minister Koolmees:
Dan de motie van de heer Van den Berge en de heer Paternotte op stuk nr. 13: om in
                     de «inburgering nieuwe stijl» bij voorkeur meer maar in ieder geval niet minder ruimte
                     te bieden voor maatschappelijke begeleiding. Dat is onderdeel van de plannen, dus
                     daarmee kan ik deze oordeel Kamer geven.
                  
De voorzitter:
De motie op stuk nr. 13 krijgt oordeel Kamer.
Minister Koolmees:
Voor de motie op stuk nr. 14 van de heer Jasper van Dijk geldt eigenlijk dezelfde
                     redenering als bij de eerste twee van de heer Kuzu. Ook hier ben ik op zoek naar een
                     procedureel punt. Het gaat over strafrechtelijke vervolging en over camera's en microfoons
                     en dat zijn allemaal onderwerpen van JenV. Aan het begin van dit debat heb ik ook
                     gezegd dat ik me ook wel verantwoordelijk voel om samen met Minister Bruins en Minister
                     Grapperhaus te kijken wat we hier kunnen doen. Maar deze begroting wordt deze week
                     behandeld in de Kamer, dus ik zou de suggestie doen om deze motie daar specifiek in
                     te dienen of anders aan te houden tot wij met een reactie komen.
                  
De heer Jasper van Dijk (SP):
Ik zal me daar even op beraden, want ik doe die begroting zelf en dan kan ik de Minister
                     van Justitie erop wijzen dat deze geweldige motie afgelopen maandag is ingediend.
                     Dat is wellicht ook een weg. Ik heb de Minister gehoord. Volgende week zijn de stemmingen.
                     Dan zien we vanzelf wat er gebeurt.
                  
De voorzitter:
Dan moeten we nog wel een oordeel krijgen van de Minister over de motie.
Minister Koolmees:
Dan moet ik deze nu ook ontraden, want ik vind dat Grapperhaus daar primair over gaat
                     en er zijn eigen oordeel over mag geven. Ik zou u toch de suggestie mee willen geven
                     om deze daar in te dienen. Ik denk dat dat het beste en het snelste is.
                  
De voorzitter:
Daar gaat de heer Jasper van Dijk goed over nadenken.
Minister Koolmees:
Anders is het dus ontraden.
De voorzitter:
Over de motie op stuk nr. 14 is het oordeel ontraden.
Minister Koolmees:
Nogmaals, niet omdat het er inhoudelijk niet mee eens ben.
De voorzitter:
Dat is gewisseld.
Minister Koolmees:
De motie op stuk nr. 15 van de heer Paternotte en de heer Peters: oordeel Tweede Kamer.
De voorzitter:
De motie op stuk nr. 15 krijgt oordeel Kamer.
Minister Koolmees:
De motie-Paternotte/Van den Berge op stuk nr. 16: «onderzoeken of de basisscholen»
                     geef ik ook oordeel Kamer.
                  
De voorzitter:
De motie op stuk nr. 16 krijgt oordeel Kamer.
Minister Koolmees:
Over de motie-Peters/Paternotte op stuk nr. 17 heb ik iets gezegd in mijn inbreng.
                     Dat is eigenlijk wat mevrouw Broekers-Knol aan het doen is, dus richting ondersteuning
                     van het beleid, dus daarmee oordeel Kamer.
                  
De voorzitter:
Dank u wel. Er is nog een vraag van mevrouw Becker.
Mevrouw Becker (VVD):
In de motie op stuk nr. 15 staat: verzoekt de regering werk voor asielzoekers na 26
                     weken maximaal te gaan stimuleren en faciliteren. Ik was even benieuwd of dat niet
                     extra inspanning vergt. De Minister heeft deze zojuist oordeel Kamer gegeven. Hoe
                     leest hij dat? Anders lijkt me dat het met mogelijk extra middelen gepaard moet gaan.
                  
Minister Koolmees:
Als u deze zo leest begrijp ik uw waarschuwing. Ik heb in mijn eerste termijn gezegd
                     dat de grootste belemmering nu zit in de doorstroom. Eigenlijk moeten we de termijnen
                     verkorten om de doorstroom te verlengen. Het dictum luidt: «te verkennen of het versoepelen
                     van de beperkingen op werk voor kansrijke asielzoekers haalbaar is», zonder budgettaire
                     claim. Heel helder: ik heb geen geld daarvoor, dus dat zou binnen de beschikbare middelen
                     moeten. Zo heb ik ook het dictum gelezen. Ik heb er geen budgettaire claim in gelezen.
                  
De heer Paternotte (D66):
Kan de Minister onderschrijven dat de regelgeving nu zo is dat als asielzoekers gaan
                     werken, zij een deel van hun inkomen aan het COA dienen af te staan voor hun verblijf
                     in het asielzoekerscentrum en dat dit dus ook kan leiden tot meer inkomsten?
                  
De voorzitter:
We gaan niet opnieuw een discussie beginnen.
De heer Paternotte (D66):
Het is een ja/nee-vraag.
Minister Koolmees:
Dat is volgens mij feitelijk correct, anders stelt u die vraag niet, maar ik probeer
                     even een honest broker te zijn. Ik vind het terecht dat mevrouw Becker vraagt of er
                     meer geld is, maar zo heb ik de motie niet gelezen. Ik denk dat er binnen het beleid
                     ook mogelijkheden kunnen zijn om dit te versterken en die kans van 1% naar 2% waar
                     de heer Paternotte het over had, te vergroten. Maar het moet heel helder zijn dat
                     ik niet plotseling geld beschikbaar heb.
                  
De voorzitter:
Daarmee zijn alle moties van een oordeel voorzien. Ik dank de Minister en de leden
                     voor hun flexibiliteit, omdat we in te korte tijd grote onderwerpen hebben moeten
                     behandelen. Dat gaan we de volgende keer beter doen. Over de ingediende moties wordt
                     dinsdag 26 november gestemd. Het is geen traditie om bij een WGO alle toezeggingen
                     op te lezen en dat ga ik ook niet doen, maar ik zal morgen de toezeggingen ter informatie
                     aan de leden rondsturen, dan weten jullie dat en dan kunnen jullie die wellicht volgende
                     week voor de begroting gebruiken. Speciaal wil ik de ambtenaren bedanken voor hun
                     ondersteuning en flexibiliteit en ook de bode voor het haastwerk met de moties. En
                     uiteraard de mensen die het debat hebben gevolgd. Daarmee wens ik iedereen een fijne
                     avond en sluit ik de vergadering.
                  
Sluiting 19.27 uur.
Ondertekenaars
- 
              
                  Eerste ondertekenaar
M.R.J. Rog, voorzitter van de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid - 
              
                  Mede ondertekenaar
M.E. Esmeijer, griffier 
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.