Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen de leden Van Raan, Laçin en Kröger over de correctiebrief op de brief Luchtvaart van 15 oktober
Vragen van de leden Van Raan (PvdD), Laçin (SP) en Kröger (GroenLinks) aan de Minister van Infrastructuur en Waterstaat over de correctiebrief op brief Luchtvaart 15 oktober 2019 (ingezonden 23 oktober 2019).
Antwoord van Minister Van Nieuwenhuizen Wijbenga (Infrastructuur en Waterstaat) (ontvangen
16 januari 2020)Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2019–2020, nr. 779
Vraag 1
Wanneer werd ontdekt dat in uw brief van 15 oktober 2019 ten onrechte staat vermeld
dat externe validaties zouden zijn gedaan op de appendices van het wettelijk rekenvoorschrift
voor geluidberekeningen regionale luchthavens?1
Antwoord 1
Op donderdag 17 oktober om 13.01 heeft het Nationaal Lucht- en Ruimtevaartlaboratorium
mijn ministerie per e-mail benaderd met een vraag naar de passage in de Verzamelbrief
van 15 oktober jl. over de validatie van de eerste versie van de appendices in de
jaren ’90. Dit naar aanleiding van vragen van het Kamerlid Bruins richting het NLR.
Na ontvangst van de mail heb ik helaas moeten constateren dat in de Verzamelbrief
in de betreffende zin het woord «geen» is weggevallen. Daarop heb ik zo spoedig als
mogelijk een correctiebrief uit doen gaan. Deze is op 18 oktober jl.2 aan uw Kamer aangeboden.
Vraag 2
Erkent u dat deze informatie een rol had kunnen spelen in het debat over de begroting
Infrastructuur en Waterstaat (IenW) dat werd gevoerd op woensdag 16 en donderdag 17 oktober
2019?
Antwoord 2
Ja, dat kan natuurlijk altijd.
Vraag 3
Kunt u een tijdlijn met feitenrelaas presenteren waaruit blijkt op welk moment deze
fout is opgemerkt en wanneer daar vervolgens op is gehandeld? Kunt u hierbij telkens
het tijdstip zo precies mogelijk benoemen?
Antwoord 3
Zie het antwoord op vraag 1.
Vraag 4
Waarom is de correctiebrief pas gestuurd op vrijdagmiddag 18 oktober 2019 om 17.36
uur?
Antwoord 4
Zie het antwoord op vraag 1.
Vraag 5
Welke inspanningen zijn er gedaan om de Tweede Kamer op tijd te informeren zodat er
tijdens de begrotingsbehandeling IenW nog op deze informatie kon worden ingespeeld?
Antwoord 5
Ik heb uw Kamer zo spoedig als mogelijk na het constateren van de fout geïnformeerd.
Vraag 6
Wanneer is de in uw brief van 15 oktober 2019 genoemde navraag gedaan bij het Nederlands
Lucht- en Ruimtevaartcentrum (NLR), waaruit bleek dat er in die tijd geen externe
validaties zijn gedaan op de appendices van het wettelijk rekenvoorschrift voor geluidberekeningen
regionale luchthavens?
Antwoord 6
Dit is na het AO Luchtvaart van 11 september 2019 gedaan, aangezien ik in dat debat
de toezegging heb gedaan om over dit punt een brief aan de Kamer te sturen.
Vraag 7
Wat is de wettelijke basis voor het wel of niet uitvoeren van externe validaties?
Antwoord 7
Er is geen wettelijke basis.
Vraag 8
Indien een wettelijke basis ontbreekt, is er ander type regelgeving omtrent het wel
of niet uitvoeren van externe validaties?
Antwoord 8
Nee, hierover is geen regelgeving.
Vraag 9
Bestaan er, nu is gebleken dat er in die tijd geen externe validaties zijn gedaan
op de appendices van het wettelijk rekenvoorschrift voor geluidberekeningen regionale
luchthavens, wel een of meerdere interne validatierapporten uit die tijd of van latere
datum? Zo ja, kunt u die delen met de Tweede Kamer? Zo nee, waaruit blijkt dan dat
die appendices correct waren en zijn?
Antwoord 9
Nee. Het opstellen en actualiseren van de Appendices werd en wordt in opdracht van
het Ministerie belegd bij het NLR. In de periode tot 2010 werd de kwaliteit van de
appendices op een ander wijze geborgd dan tegenwoordig, zonder een formele review
en rapportage door een externe expert. Dit proces, gebaseerd op de deskundigheid van
het NLR, werd in die tijd voldoende geacht om de kwaliteit van de appendices te waarborgen.
Vraag 10
Welke milieueffectrapportages zijn uitgevoerd met behulp van de niet-extern gevalideerde
appendices?
Antwoord 10
Het betreft de milieuonderzoeken die ten grondslag hebben gelegen aan de Aanwijzingsbesluiten
voor Rotterdam The Hague Airport, Groningen Airport Eelde en Maastricht Aachen Airport.
Deze dateren allen van voor 2010.
Vraag 11
Vanaf wanneer worden er wel externe validaties gedaan?
Antwoord 11
Vanaf 2010 is besloten om als extra waarborg in het proces van het opstellen en actualiseren
van appendices een controle door een externe partij uit te laten voeren. Het ging
daarbij om controle van bestaande appendices en wijzigingen. Vanaf 2018 is de validatie
van de appendices vastgelegd in een proces, waarbij bij wijzigingen van de appendices
in opdracht van IenW een externe validatie plaatsvindt. Bevindingen worden door het
bureau dat de validatie uitvoert teruggekoppeld aan het NLR, dat de bevindingen vervolgens
verwerkt in een definitieve versie van de (wijziging van) de appendices. De verantwoording
over de validatie en de bevindingen daarvan worden aan IenW gerapporteerd en IenW
publiceert het validatierapport daarna. De appendices die zijn gebruikt voor het geactualiseerde
MER van Lelystad Airport zijn, zoals vermeld in mijn brief van 15 oktober jl., extern
gevalideerd door onderzoeksbureaus To70 en Adecs. In het kader van een contraexpertise
door een niet eerder betrokken partij zijn de appendices voor Lelystad mede gecontroleerd
door onderzoeksbureau dBvision. Het validatierapport van To70 en Adecs en de contraexpertise
van dBvision is als bijlage bij de kamerbrief over de actualisatie van het MER voor
Lelystad gevoegd3. Zie verder het antwoord op vraag 18.
Vraag 12
Wat houdt deze validatie in?
Antwoord 12
Het huidige validatieproces is ingericht naar aanleiding van de geconstateerde fouten
in de invoergegevens voor de geluidberekeningen voor Lelystad Airport. Van belang
is dat de kwaliteit van wijzigingen in de appendices wordt geborgd. Daarom wordt in
de externe validatie gevraagd om de representativiteit van de geluid- en prestatiegegevens
te beoordelen. Dat vraagt in de externe validatie dan in elk geval om een vergelijking
van de geluidstabellen die opgenomen zijn in de appendices met de geluidstabellen
zoals deze beschikbaar gesteld zijn in de Aircraft Noise and Performance (ANP) database
van EUROCONTROL, een visuele inspectie van prestatieprofielen en controle op procedurerestricties,
startgewicht en hoogte-, snelheids- en stuwkrachtverloop. Hiervoor is geen nader protocol
vastgelegd. Wel wordt van de externe partij die de validatie uitvoert verwacht dat
een verantwoording van de validatie (zowel qua proces als inhoud) wordt opgeleverd.
Dit is in het geval van Lelystad dan ook gedaan (zie bijlage 6 bij de actualisatie
van het MER Lelystad).
Vraag 13
Is er een checklist, draaiboek of standaardprocedure hoe dit te doen? Zo ja, op welke
wijze wordt de externe partij die de validatie doet bekendgemaakt met deze procedure?
Antwoord 13
Nee. Zie verder het antwoord op vraag 12.
Vraag 14
Kunt u de validatieprocedure, als deze bestaat, delen met de Tweede Kamer? Zo nee,
waarom niet?
Antwoord 14
Deze procedure staat beschreven in mijn antwoord op vraag 12.
Vraag 15
Door wie worden de huidige gangbare externe validaties uitgevoerd?
Antwoord 15
Dit kan per validatie verschillen. De validatie voor de invoergegevens voor de geluidberekeningen
voor Lelystad Airport is uitgevoerd door onderzoeksbureaus To70 en Adecs.
Vraag 16
Op basis van welke criteria worden de bureaus geselecteerd die deze externe validaties
moeten uitvoeren?
Antwoord 16
Voor luchtvaartspecifieke expertise wordt gebruik gemaakt van onderzoeksbureaus waarmee
het ministerie een raamovereenkomst heeft gesloten. Per 28 oktober zijn nieuwe raamovereenkomsten
afgesloten. Daarin is een specifiek perceel ingericht, gericht op validatie en contraexpertise.
Daarvoor zijn enkele bureaus geselecteerd: To70, Adecs, NLR, Helios en Anderson Elffers
Felix. Van deze bureaus zal dan ook gebruik gemaakt worden voor toekomstige validaties.
Vraag 17
Hebben externe validaties in het verleden wel eens tot veranderingen geleid in berekeningen,
modellen, procedures en/of conclusies? Zo ja, kunt u een overzicht verschaffen van
deze voorbeelden?
Antwoord 17
Ja, in het geval van de invoergegevens voor de geluidberekeningen voor de actualisatie
van het MER Lelystad hebben constateringen van To70 en Adecs Airinfra (betreffende
een fout bij de 2400 procedure voor categorie 092) geleid tot aanpassingen in de invoergegevens.
Dit is in het validatierapport van To70 en Adecs ook verantwoord.
Vraag 18
Kunt u een volledig overzicht geven van alle partijen die deze externe validaties
wel eens hebben uitgevoerd, inclusief het betreffende onderwerp? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 18
Op basis van de mij beschikbare informatie gaat het om de volgende validaties voor
de invoergegevens voor de regionale burgerluchthavens:
Onderwerp
Document
Onderzoeksbureau
Jaar
Reduced flap CDA profielen Schiphol
Notitie
To70
November 2010
Appendices 12.0 (Regionale luchthavens)
Notitie
To70
Februari 2012
Controle appendices Schiphol en regionale velden (voor regionale luchthavens betreft
het appendices versie 13.2 vergeleken met versie 13.1)
Rapport
To70
April 2015
Validatie invoergegevens geluidberekeningen Maastricht Aachen Airport (M.e.r. beoordelingsnotitie)
Rapport
To70 en Adecs
December 2017
Validatie invoergegevens geluidberekeningen Lelystad Airport (Actualisatie MER)
Rapport
To70 en Adecs
Januari 2018
Validatie geactualiseerde invoergegevens geluidberekeningen Maastricht Aachen Airport
(Actualisatie m.e.r. beoordelingsnotitie)
Rapport
To70 en Adecs
Juli 2018
Vraag 19
Kunt u alle externe validatierapporten naar de Tweede Kamer sturen? Zo nee, waarom
niet?
Antwoord 19
Ja. De rapporten zijn als bijlage bijgevoegd.4
Vraag 20
Kent u de volgende passage uit de Regeling burgerluchthavens: «Deze appendices zijn
separaat gebundeld maar maken integraal onderdeel uit van het voorschrift»?
Antwoord 20
Ja.
Vraag 21
Klopt het dat het wettelijk rekenvoorschrift gebaseerd is op appendices, welke blijkbaar
gedurende een vooralsnog onbekende periode niet extern gevalideerd waren? Zo nee,
hoe zit het dan?
Antwoord 21
Nee. De appendices maken onderdeel uit van het rekenvoorschrift, maar het rekenvoorschrift
is hier niet op gebaseerd.
Vraag 22
Welke organisaties hebben indertijd meegewerkt aan het schrijven van het wettelijk
rekenvoorschrift?
Antwoord 22
Het oorspronkelijke berekeningsvoorschrift voor vliegtuiggeluid is gebaseerd op onderzoek
dat is uitgevoerd door het Nationaal Lucht- en Ruimtevaartlaboratorium (NLR) en de
Technisch Physische Dienst TNO-TH in het kader van het onderzoekprogramma luchtvaartlawaai
van de Interdepartementale Commissie Geluidhinder. Dit onderzoek werd verricht in
opdracht van het (toenmalige) Ministerie van Verkeer en Waterstaat, het Ministerie
van Defensie en het (toenmalige) Ministerie van Volksgezondheid en Milieuhygiëne.
Dit voorschrift is in 1984 van kracht geworden.
In 1998 is in opdracht van de drie bovengenoemde ministeries door het NLR een variant
ontwikkeld op deze berekeningsmethode, in verband met de invoering van de LAeq als
dosismaat voor de bepaling van de nachtelijke geluidbelasting. In 2001 is dit voorschrift
nogmaals geactualiseerd voor het gebruik van de Lden en Lnight dosismaten voor de luchthaven Schiphol. Het voorschrift dat nu onderdeel is van de
regeling Burgerluchthavens is weer gebaseerd op dit voorschrift voor Schiphol uit
2001. Bij de totstandkoming van dit rekenvoorschrift voor de burgerluchthavens zijn
in de periode vanaf 2007 meerdere partijen betrokken geweest, m.n. Adecs, To70 en
Vital-Link.
Vraag 23
Heeft er een externe validatie plaatsgevonden op het wettelijk rekenvoorschrift zelf?
Antwoord 23
Het rekenvoorschrift is opgesteld mede op basis van internationaal erkende en gevalideerde
modellen, waaruit de rekenrelaties zijn toegepast op de Nederlandse situatie ten aanzien
van regionale luchthavens. Verder is in 2015 de zogenaamde LDEN-tool waarmee prognose-
en handhavingsberekeningen gedaan worden voor de regionale luchthavens gevalideerd
door Vital-Link. Het validatierapport hiervan heb ik als bijlage meegestuurd.5
Vraag 24
Waarom wordt in het door u in uw brief van 15 oktober 2019 genoemde validatierapport
(bijlage 6 bij het geactualiseerde Milieu Effect Rapport, MER) met geen woord gerept
over de in de appendices gebruikte afscherming en atmosferische demping?
Antwoord 24
De appendices van het NRM bevatten geluidstabellen en prestatieprofielen van vliegtuigen.
Binnen de genoemde validatie worden de geluidstabellen die opgenomen zijn in de appendices
vergeleken met de geluidstabellen zoals deze beschikbaar gesteld zijn in de Aircraft
Noise and Performance (ANP) database van EUROCONTROL. Bij de validatie wordt dus gecontroleerd
of de gegevens in de appendices identiek zijn aan de bron. Atmosferische demping is
een integraal onderdeel van deze tabellen. De opstellers van het externe validatierapport
concluderen dat deze geluidstabellen één-op-één overeenkomen.
In de appendices wordt geen afscherming gebruikt. Afscherming wordt conform het wettelijk
rekenvoorschrift pas berekend binnen het NRM.
De validatie van de appendices betreft het controleren van de invoergegevens van het
NRM. Daar maken de methodes voor het bepalen van afscherming en atmosferische demping
dus geen onderdeel van uit.
Vraag 25
Kent u de constateringen van de Samenwerkende Actiegroepen Tegen Laagvliegen (SATL)
over de in de appendices gebruikte afscherming en atmosferische demping, waaruit blijkt
dat de hiervoor gemaakte keuzes tot een systematisch lager berekende geluidsbelasting
hebben geleid? Wat is daarop uw reactie?6
Antwoord 25
Voor wat betreft deze twee onderwerpen verwijs ik naar de eerdere antwoorden op kamervragen7.
Vraag 26
Zijn de in het geactualiseerde MER Lelystad Airport gebruikte appendices ooit gevalideerd
voor wat betreft het gebruik van de afscherming en/of de atmosferische demping?
Antwoord 26
Zie het antwoord op vraag 24.
Vraag 27
Bent u bereid om de appendices alsnog extern te laten valideren, speciaal gericht
op het gebruik van afschermingsfactor en atmosferische demping? Wat zijn daarbij de
criteria van het wel of niet toepassen van de afschermingsfactor?
Antwoord 27
Nee. Zie hiervoor de eerdere antwoorden over hoe de geluidberekeningen voor Lelystad
zijn gedaan, met welke uitgangspunten, op grond van welk rekenvoorschrift en ook welke
kwaliteitsborging daarbij heeft plaatsgevonden.
Vraag 28
Kunt u deze vragen een voor een beantwoorden?
Antwoord 28
Ja.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
C. van Nieuwenhuizen Wijbenga, minister van Infrastructuur en Waterstaat
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.