Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Gijs van Dijk over het bericht 'Kidsplus onder verscherpt toezicht'
Vragen van het lid Gijs vanDijk (PvdA) aan de Staatssecretaris Sociale Zaken en Werkgelegenheid over het bericht «Kidsplus onder verscherpt toezicht» (ingezonden 5 november 2019).
Antwoord van Staatssecretaris Van Ark (Sociale Zaken en Werkgelegenheid) (ontvangen
20 december 2019). Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2018–2019, nr. 947.
Vraag 1
Kent u het bericht «Kidsplus onder verscherpt toezicht»?1
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Bent u ook van mening dat het zeer ongewenst is dat de vestigingen van kinderopvangorganisatie
Kidsplus nog steeds niet op orde zijn? Waarom zijn deze vestigingen van Kidsplus niet
al lang gesloten? Maakt u zich ook zorgen over de veiligheid van de kinderen bij deze
kinderopvangorganisatie?
Antwoord 2
Ik vind het belangrijk dat kinderen worden opgevangen op locaties die veilig en gezond
zijn en waar de opvang pedagogisch verantwoord is. Daarom gelden er wettelijke regels
waar alle kinderopvanglocaties in Nederland aan moeten voldoen.
Gemeenten zijn verantwoordelijk voor het toezicht op en de handhaving van deze regels
en GGD’en voeren dit toezicht in opdracht van gemeenten uit. Wanneer een GGD-inspecteur
constateert dat regels worden overtreden dan ontvangt de gemeente een handhavingsadvies.
De gemeente besluit dan of handhaving wordt ingezet, en zo ja welk handhavingsinstrument
passend is. Daarbij betrekt de gemeente onder meer de aard en ernst van de geconstateerde
overtreding(en) en de inspectiegeschiedenis.
De betreffende organisatie (Kidsplus) is niet in het Landelijk Register Kinderopvang
geregistreerd. Dit betekent dat deze organisatie zelf geen kinderopvanglocaties exploiteert.
Er zijn wel opvanglocaties (in verschillende gemeenten) die gelieerd zijn aan deze
organisatie.
De gemeenten en GGD’en met aan Kidsplus gelieerde opvanglocaties hebben mij laten
weten dat de locaties waar de kwaliteit onder de maat is intensief worden geïnspecteerd.
In de gemeente De Bilt heeft dit bijvoorbeeld geresulteerd in een gedwongen sluiting
van twee locaties. En de gemeente Veenendaal geeft aan dat ook daar – na meerdere
inspecties in korte tijd – de inzet van zware handhavingsinstrumenten wordt overwogen.
Vraag 3
Hoe kan het zo zijn dat Kidsplus, ondanks alle inspecties en slechte rapportages,
als slecht presterende grote kinderopvangorganisatie in Nederland nog steeds open
is? Kan het zo zijn dat door het lokale toezicht op kinderopvangorganisaties, de landelijke
GGD en de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) Kidsplus vanwege vestigingen
in verschillende gemeenten, niet in het vizier hebben?
Antwoord 3
Toezicht en handhaving in de kinderopvang is locatiegericht. Dit betekent dat het
toezicht plaatsvindt daar waar de kinderen worden opgevangen. En dat opvanglocaties
die slecht presteren gericht kunnen worden aangepakt. Ik vind het waardevol en proportioneel,
dat slechte prestaties van één of meerdere locaties niet automatisch leiden tot sluiting
van andere (goed presterende) locaties van dezelfde organisatie. Sluiting van goed
presterende locaties is niet in het belang van de kinderen (en hun ouders) die hier
worden opgevangen.
Zoals aangegeven bij antwoord 2, exploiteert Kidsplus zelf geen kinderopvanglocaties.
Er zijn wel locaties die gelieerd zijn aan Kidsplus.
Uit de informatie van gemeenten en GGD’en over de kwaliteit op deze locaties en de
(openbare) inspectierapporten blijkt dat het beeld divers is. Er zijn locaties waar
de regels (herhaaldelijk) niet worden nageleefd en de kwaliteit onder de maat is.
Zoals de eerdergenoemde locaties in de gemeente De Bilt (die inmiddels gesloten zijn)
en de gemeente Veenendaal (waar inzet van zware handhavingsinstrumenten tot de mogelijkheden
behoort). De gemeente Apeldoorn heeft mij laten weten dat de kwaliteit op de locaties
daar (5 in totaal) niet onder de maat is en vergelijkbaar met locaties van andere opvangorganisaties.
Ik onderken dat door de wijze waarop toezicht en handhaving in de kinderopvang is
georganiseerd (decentraal), informatie over de situatie op locaties in de ene gemeente
of GGD niet als vanzelf voor andere gemeenten en GGD’en bekend is. Wel zie ik dat
in deze situatie gemeenten en GGD’en elkaar opzoeken en intensief samenwerken. Omdat
informatie over slecht presterende locaties buiten de eigen gemeenten of GGD-regio
relevant kan zijn voor toezicht en handhaving in de eigen gemeenten of GGD-regio vind
ik het belangrijk dat gemeenten en GGD’en over deze informatie kunnen beschikken.
Daarom ben ik met de VNG en GGD GHOR Nederland in gesprek over het verder verbeteren
van de toegankelijkheid en uitwisseling van dergelijke informatie.
Vraag 4
In hoeverre hebben de eerdere misstanden bij Kidsplus geleid tot inspecties bij alle
locaties van Kidsplus? Kunt u aangeven in hoeverre er op dit moment sprake is van
bovenregionale afstemming tussen de verschillende gemeenten en GGD’en inzake Kidsplus?
Laat dit recente voorbeeld volgens u ook zien dat de bovenregionale afstemming tussen
de GGD en gemeenten niet waterdicht is?
Antwoord 4
De betreffende gemeenten en GGD’en hebben mij laten weten dat nagenoeg alle locaties
die aan deze kinderopvangorganisatie zijn gelieerd één of meerdere keren zijn geïnspecteerd
en dat zij in deze casus intensief samenwerken met andere gemeenten en GGD’en.
Zoals ik heb aangegeven bij antwoord 3 vind ik het belangrijk dat gemeenten en GGD’en
kunnen beschikken over informatie over locaties in andere gemeenten en GGD-regio’s.
Zodat zij deze informatie kunnen betrekken bij het vormgeven van toezicht en handhaving
op locaties (van dezelfde organisatie) in de eigen gemeente en GGD-regio. Zoals aangegeven
bij antwoord 3 ben ik met de VNG en GGD GHOR Nederland in gesprek over het verder
verbeteren van de toegankelijkheid en uitwisseling van dergelijke informatie.
Vraag 5
Bent u bereid om, nu rapportages laten zien dat het stelselmatig misgaat bij Kidsplus,
zelf ook maatregelen tegen Kidsplus te nemen? Hoe staat het met uw zoektocht, waarbij
er geen taboes zouden zijn, om misstanden bij kinderopvangorganisaties aan te pakken?2
Antwoord 5
Gemeenten zijn verantwoordelijk voor toezicht en handhaving in de kinderopvang. Ik
vind het niet wenselijk om in deze verantwoordelijkheid te treden. Bovendien beschikken
gemeenten over voldoende instrumenten om op te treden tegen locaties die niet goed
presteren. En in de praktijk zetten zij deze instrumenten ook in (zoals de voorbeelden
uit De Bilt en Veenendaal laten zien). Ook wordt in deze casus intensief samengewerkt
tussen de betreffende gemeenten en GGD’en. Ik zie daarom geen noodzaak om zelf maatregelen
te nemen.
Wel zie ik – zoals ik heb aangegeven bij antwoord 3 en 4 – meerwaarde in het verder
verbeteren van de toegankelijkheid en het uitwisselen van informatie tussen gemeenten
en GGD’en. Hierover ben ik met de VNG en GGD GHOR Nederland in gesprek.
Vraag 6
Welke stappen gaat u zetten om de handhaving in de kinderopvang te optimaliseren?
Bent u bereid om te onderzoeken of een wettelijke basis om in te grijpen bij ernstige
misstanden in de kinderopvang noodzakelijk is?
Antwoord 6
Zie mijn antwoorden op vraag 4 en 5. Een onderzoek naar de noodzaak van een wettelijke
basis om zelf in te grijpen bij ernstige misstanden in de kinderopvang is, gezien
het beschikbare instrumentarium voor gemeenten, niet aan de orde.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
T. van Ark, staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.