Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Van der Staaij inzake het bericht dat coffeeshops sportverenigingen sponsoren
Vragen van het lid Van der Staaij (SGP) aan de Ministers van Justitie en Veiligheid en voor Medische Zorg over het bericht dat coffeeshops sportverenigingen sponsoren (ingezonden 5 november 2019).
Antwoord van Minister Grapperhaus (Justitie en Veiligheid), mede namens de Minister
voor Medische Zorg (ontvangen 23 december 2019). Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar
2019–2020, nr. 878.
Vraag 1
Heeft u kennisgenomen van het bericht «Coffeeshops sponsoren voetbalclubs: gedogen
of verbieden?»?1
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2 en 6
Deelt u de mening dat het zeer onwenselijk is dat coffeeshops (sport)verenigingen
of -evenementen sponsoren, enerzijds vanwege de normalisering van drugsgebruik die
hiervan uitgaat, anderzijds vanwege de afhankelijkheid van coffeeshops van de illegale
drugsmarkt?
Is het zo dat reclame-uitingen door coffeeshops bij (sport)verenigingen reeds zijn
verboden, conform Opiumwet, artikel 3b, lid 1 en het verbod op affichering uit de
AHOJG-criteria (geen affichering (a), geen harddrugs (h), geen overlast (o), geen
verkoop aan jeugdigen (j), geen verkoop van grote hoeveelheden per transactie (g))?
Strekt dit verbod zich ook uit tot sponsoring van sportverenigingen door coffeeshops
waarbij geen sprake is van reclame-uitingen?
Antwoord 2 en 6
Wij delen de zorg over de normalisering van drugsgebruik in het algemeen. Elke openbaarmaking
die het bevordert dat er middelen zoals cannabis worden verkocht is op basis van artikel
3b van de Opiumwet verboden. Met dit reclameverbod wordt het aansporen tot het gebruik
van drugs ontmoedigd. De gedachte achter dit artikel is dat het onwenselijk is dat
niet-gebruikers ongewild geconfronteerd worden met (reclame voor) drugs. Dus ook het
sponsoren van sportverenigingen of -evenementen door middel van openbaarmakingen die
de verkoop van cannabis stimuleren is verboden. Sponsoren is onwenselijk en bij een
overtreding kan hiertegen worden opgetreden. Of het sponsoren door een coffeeshop
van een bord langs het veld of een uiting op een shirt een overtreding van artikel
3b van de Opiumwet oplevert, is afhankelijk van de informatie die wordt vermeld en
zal per casus moeten worden beoordeeld2.
In de Aanwijzing Opiumwet van het Openbaar Ministerie (hierna: OM) staan de gedoogcriteria
(zgn. AHJOGI-criteria) opgenomen voor coffeeshops. Zolang coffeeshops zich aan deze
criteria houden, zal het OM de coffeeshops niet strafrechtelijk vervolgen voor het
verkopen van cannabis. Eén van deze criteria is het afficheringsverbod. Dit betekent
dat het niet is toegestaan voor coffeeshops om reclame te maken, in die zin dat een
coffeeshop geen reclame maakt anders dan een summiere aanduiding op de betreffende
lokaliteit. Indien dit wel het geval is, dan kan het Openbaar Ministerie besluiten
over te gaan tot strafrechtelijke vervolging. Nagenoeg alle gemeenten hebben de handhaving
op het afficheringsverbod ook opgenomen in hun lokale beleid3. Dat houdt in dat de burgemeesters van deze gemeenten ook bestuursrechtelijk kunnen
handhaven bij een overtreding van het afficheringsverbod.
Indien de sponsoring geen reclame-uiting betreft dan is er geen sprake van een overtreding
op basis van de wet of de gedoogcriteria. De sportbond kan wel aanvullende regelgeving
opnemen in statuten, reglementen of een besluit van het bestuur en heeft de mogelijkheid
om overtredingen hierop te bestraffen. De KNVB vindt het bijvoorbeeld onwenselijk
dat clubs worden gesponsord door coffeeshops en heeft dit vanuit het bestuur amateurvoetbal
verboden. Indien wel reclame wordt gemaakt, dan wordt hiervan aangifte gedaan bij
de tuchtrechtelijke organen van de KNVB. Daarnaast heeft NOC*NSF modelstatuten- en
reglementen beschikbaar voor sportclubs waarbij ook een artikel is opgenomen dat het
bestuur de mogelijkheid geeft om richtlijnen voor sponsorschap te stellen.
Vraag 3
Erkent u het risico dat door deze praktijken de verwevenheid tussen boven- en onderwereld
wordt versterkt?
Antwoord 3
Ik erken dat er een spanning bestaat met betrekking tot het gedoogbeleid. Het feit
dat het telen en verkopen van cannabis verboden is en de verkoop in de coffeeshop
weliswaar verboden is, maar wordt gedoogd, draagt een intrinsieke spanning en leidt
in die zin tot een zogenaamde verwevenheid tussen boven- en onderwereld. Deze spanning
bestaat al zolang het gedoogbeleid voor coffeeshops bestaat en is van meet af aan
onderkend.
Vraag 4
Kunt u een overzicht geven van alle coffeeshops in Nederland die sportclubs, dan wel
andersoortige verenigingen of evenementen sponsoren? Kunt u hierbij aangeven om welke
bedragen het gaat (per coffeeshop)? Zo niet, bent u bereid hiernaar onderzoek te verrichten?
Antwoord 4
Wij beschikken niet over een overzicht van de sponsoring van coffeeshops aan sportclubs.
Het is aan het lokale bestuur en het OM om te handhaven, indien er sprake is van een
overtreding. Samen met de Minister van Medische Zorg en Sport ga ik onderzoek doen
naar de inmenging van criminelen bij sportverenigingen. Hiermee geeft het kabinet
invulling aan de motie van de Kamerleden Pater-Postma, Diertjens en Heerema (vergaderjaar
2018–2019; kst-30234-217).
Vraag 5
Hoe verhoudt reclame voor coffeeshops langs sportvelden zich tot het drugspreventiebeleid
van de regering?
Antwoord 5
Het Nederlands drugspreventiebeleid kent verschillende facetten. Het is gericht op
het voorkomen van gebruik, het voorkomen van gezondheidsincidenten door gebruik, het
voorkomen van verslaving en aanbieden van hulp om van een verslaving af te komen,
en harm reduction. Dit is ook de achterliggende gedachte van de regelgeving op dit gebied. Zie hierbij
ook de antwoorden op vraag 2 en 6.
Vraag 7
Welke maatregelen neemt u en welke maatregelen nemen gemeenten om een einde te maken
aan de financiële banden tussen coffeeshops en (sport)verenigingen?
Antwoord 7
Indien er sprake is van een reclame-uiting, dan is het aan het de burgemeester, dan
wel het OM, om te handhaven. Daarnaast kunnen overtredingen op reglementen, statuten
en besluiten worden bestraft via het tuchtrecht. Tevens kan – indien sprake is van
een zakelijke overeenkomst met een rechtspersoon – een sportclub als eis stellen dat
de rechtspersoon een VOG RP dient te overleggen. Bovendien investeert de Minister
voor Medische Zorg en Sport in integer bestuur van sportverenigingen onder andere
door verenigingsbegeleiding, bestuurscoaching en het vernieuwen en implementeren van
de Code Goed Bestuur.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
F.B.J. Grapperhaus, minister van Justitie en Veiligheid -
Mede namens
B.J. Bruins, minister voor Medische Zorg
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.