Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Sneller over het bericht dat slechts 6 op de 10 Nederlanders weten wat de termen ‘budget’, ‘inflatie’ en ‘rente’ betekenen
Vragen van het lid Sneller (D66) aan de Minister van Financiën over het bericht dat slechts 6 op de 10 Nederlanders weten wat de termen «budget», «inflatie» en «rente» betekenen (ingezonden 3 december 2019).
Antwoord van Minister Hoekstra (Financiën) (ontvangen 20 december 2019).
Vraag 1
Bent u bekend met het «European Payment Report 2019»1 en het bericht «Vier op de tien Nederlanders hebben te weinig financiële basiskennis»?2
Antwoord 1
Ja, daar ben ik mee bekend. Ik benadruk daarbij wel dat het niet alleen gaat om financiële
kennis, maar juist ook om vaardigheden en gedrag. Weten is nog geen doen.
Vraag 2
Deelt u de mening in het report dat de verbetering van financiële geletterdheid («financial
literacy») van cruciaal belang is om consumenten te helpen de financiële complexiteit
en daarmee samenhangende stress waarmee zij zich geconfronteerd voelen, te beheersen?
Zo nee, waarom niet?
Antwoord 2
Ja, die mening deel ik. Daarom ben ik er voorstander van dat in het onderwijs voldoende
aandacht is voor goed omgaan met geld. Het is daarom goed dat in de voorstellen voor
de actualisatie van het onderwijscurriculum ook ruimte is gemaakt voor het bevorderen
van financiële vaardigheden van kinderen en jongeren. De kabinetsreactie op de voorstellen
is deze maand aan de Kamer verzonden door de Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs;
hierover wordt in het nieuwe jaar het gesprek gevoerd.3
Hiernaast dient de Week van het geld als aanjager om het gehele jaar door regelmatig
aandacht te besteden aan leren omgaan met geld. Ik geef zelf ook iedere maand een
gastles, om die continuïteit te stimuleren.
Verstandige financiële keuzes leren maken draagt bij aan economische zelfstandigheid
als volwassene. Ook juich ik het toe dat volwassenen zich blijven verdiepen in geldzaken,
bijvoorbeeld door gebruik te maken van informatie van het Nibud en Wijzer in geldzaken.
Vraag 3
Hoe beoordeelt u de 11e plaats (van de 24) op de score financiële geletterdheid? Bent
u tevreden met deze plaats? Zo ja, waarom?
Antwoord 3
Ik ben niet tevreden, maar ook niet zo verrast door de uitkomsten van het «European
consumer payment report» van Intrum. Uit eerdere internationale onderzoeken (zoals
OESO-rapporten uit 2017) bleek dit al. Bijvoorbeeld het OESO-PISA rapport4 uit 2017: daaruit bleek dat 19% van de Nederlandse vijftienjarigen te weinig vaardigheden
had om alledaagse financiële beslissingen te nemen, en 18% net voldoende (samen 37%).
Dit benadrukt het belang van financiële geletterdheid in het onderwijscurriculum en
het stimuleren van financiële vaardigheden buiten schooltijd, zoals thuis en op het
werk.
Vraag 4
Hoe beoordeelt u het feit dat gemiddeld 69 procent van de Europeanen vindt dat zij
of hij een adequate (47 procent) ofwel excellente (22 procent) financiële opleiding
heeft gehad en derhalve geëquipeerd zou zijn om dagelijkse financiële beslissingen
te nemen? Hoe ziet u dit gegeven het feit dat 37 procent niet in staat was om financiële
basistermen (zijnde budget, credit score, jaarlijks kostenpercentage, variabele rente
en inflatie) te koppelen aan de correcte definities?
Antwoord 4
Ook uit eerdere onderzoeken blijkt dat er een verschil is tussen de financiële vaardigheden
die mensen denken te hebben, en de kennis die in een test wordt gemeten.
In 2017 verscheen bijvoorbeeld een OESO-rapport over financiële geletterdheid van
volwassenen, waaruit bleek dat in veel landen (waaronder Nederland) mensen hun financiële
kennis overschatten. Mogelijk zijn de gestelde vragen (over rente, inflatie, kredietscore
etc.) niet voor iedereen van dagelijks belang, en hebben mensen een ander beeld bij
wat je hoort te weten/kunnen als het gaat om geldzaken.
Ook in het Nibud rapport «Financiële problemen» dat eind 2018 verscheen5, bleek dat mensen zichzelf soms overschatten of hun financiële problemen onderschatten.
Vraag 5
Hoe kijkt u aan tegen het feit dat 38 procent van de Nederlanders van mening is dat
zij of hij een excellente financiële opleiding heeft gehad terwijl 40 procent van
de Nederlanders niet in staat is om financiële basistermen (zijnde budget, credit
score, jaarlijks kostenpercentage, variabele rente en inflatie) te koppelen aan de
correcte definities? Ziet u dit als een risico? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 5
Het versterken van financiële vaardigheden is van groot belang. Het draagt bij aan
weerbare huishoudens, maar staat niet op zichzelf. Naast mijn inspanning om financiële
vaardigheden onderdeel te laten uitmaken van het onderwijscurriculum, zorg ik daarom
ook voor consumentenbescherming op de financiële markten. Zo is bij complexe financiële
producten (zoals hypotheken, arbeidsongeschiktheidsverzekeringen), wanneer deze worden
afgesloten zonder voorafgaand advies door een gediplomeerd adviseur, een kennis- en
ervaringstoets ingevoerd. Bij het afsluiten van hypothecaire- of consumentenkredieten
worden consumenten beschermd doordat er, in samenwerking met Nibud, leennormen zijn
vastgesteld. Via het Actieplan Consumentenkeuzes wil ik stimuleren dat partijen in
de financiële markten hun keuzeomgevingen en dienstverlening zo inrichten dat ze consumenten
helpen bij financieel gezond gedrag (zie vraag 10 en verder).
Vraag 6
Wie is, volgens u, verantwoordelijk voor de financiële opleiding van mensen?
Antwoord 6
Naar mijn mening is dit een gezamenlijke verantwoordelijkheid. Ik denk dat het goed
is als mensen via meerdere routes hun financiële vaardigheden kunnen vergroten, zowel
in hun jeugd als later. Dat blijkt ook uit het onderzoek van Intrum: daar worden diverse
voorlichtingsbronnen genoemd zoals ouders/familie/ vrienden, scholen, internet, media,
banken en financieel adviseurs.
Ouders spelen een belangrijke rol bij kennis, vaardigheden en het geven van goede
voorbeelden. Dat blijkt ook uit het Nibud onderzoek «geldzaken in de praktijk» van
april 2019. Mensen die het goede voorbeeld meekregen, omdat hun ouders goed met geld
konden omgaan en dit aan hun kinderen leerden, vertonen verantwoord aankoopgedrag.
Het helpt dus als kinderen van hun ouders leren om geen impulsaankopen te doen, om
eerst te kijken of ze voldoende geld hebben voordat ze iets kopen, en om prijzen te
vergelijken. Niet alle ouders zijn echter financieel onderlegd.
Onderwijs over geldzaken is belangrijk om kinderen ook op financieel gebied gelijke
kansen te geven, ongeacht hun achtergrond. Het Nibud heeft leerdoelen opgesteld, die
aangeven wat kinderen en jongeren bij verschillende leeftijden zouden moeten kennen
en kunnen als het gaat om geldzaken. De leerdoelen sluiten aan bij de competenties
voor omgaan met geld voor volwassenen, en bij het raamwerk dat de OECD heeft opgesteld
om de kennis en vaardigheden te meten op het gebied van financiële geletterdheid binnen
het PISA programma (Programme for International Student Assessment).
De Nibud-leerdoelen en -competenties zijn als volgt in te zetten:
– Ouders kunnen ze als handvat gebruiken bij de financiële opvoeding.
– Het onderwijs kan de leerdoelen inzetten wanneer aandacht wordt besteed aan financiële educatie.
– De leerdoelen kunnen worden ingezet bij het ontwikkelen van educatief materiaal en
financiële voorlichtingsprojecten voor jongeren en ouders.
– Voor maatschappelijke dienstverleners en andere professionals is het relevant om op
de hoogte te zijn van de leerdoelen bij de begeleiding van jongeren.
Een deel van de Nederlanders is niet of nauwelijks «financieel redzaam», bijvoorbeeld
door laaggeletterdheid of andere omstandigheden. Daarom is het belangrijk dat mensen
weten wie hen kan helpen als ze het zelf niet kunnen. Hiervoor wordt samengewerkt
met o.a. gemeenten, sociaal-maatschappelijke organisaties en landelijke schuldhulpinitiatieven.
Ook is het belangrijk dat mensen toegang hebben tot betrouwbare websites over geldzaken,
zoals die van het Nibud en Wijzer in geldzaken. Daarnaast is goede informatie door
financiële instellingen en adviseurs van belang, op het moment dat mensen financiële
keuzes maken.
Verder kunnen werkgevers een rol spelen bij het financieel fit houden van werknemers,
bijvoorbeeld door informatie te verstrekken over de pensioenregeling, attent te zijn
op loonbeslagen en andere signalen van geldzorgen. Om werkgevers daarbij te ondersteunen
is de website www.financieelfittewerknemers.nl gemaakt.
Vraag 7
Kunt u aangeven in hoeverre u een verantwoordelijkheid voor zichzelf ziet, per genoemde
bron van financiële opleiding van «European Payment Report 2019»6, om deze financiële opleiding te verbeteren? Zou u per bron kunnen aangeven welke
stappen u op dit moment onderneemt om de financiële opleiding vanuit deze bron te
verbeteren?
Antwoord 7
Elf jaar geleden is op initiatief van het Ministerie van Financiën het platform Wijzer
in geldzaken opgericht, om de krachten te bundelen als het gaat om financiële vaardigheden.
Het programmabureau is gevestigd in het Ministerie van Financiën. In de stuurgroep
zitten het Nibud, de koepels van banken/ verzekeraars/pensioenfondsen en toezichthouders
AFM en DNB. Bij de verschillende projecten (zoals de week van het geld, lesmaterialen,
pensioenen, financieel fitte werknemers e.d.) wordt ook samengewerkt met andere organisaties.
De komende jaren zal Wijzer in geldzaken zich daarbij meer gaan richten op financieel
kwetsbare groepen, zoals laaggeletterden en het MBO.
Kijkend naar de «bronnen» die in het Intrum-rapport worden genoemd, worden al verschillende
acties ondernomen waaraan steeds meer organisaties meedoen; zie ook het antwoord op
vraag 6. In aanvulling daarop:
– Onderwijs: het is positief dat in de voorstellen voor het nieuwe onderwijs curriculum
aandacht is voor het bevorderen van financiële vaardigheden. Er is al een ruim aanbod
van lesmaterialen voor diverse onderwijsniveaus (te vinden via https://www.weekvanhetgeld.nl/scholen/). Tijdens de jaarlijkse Week van het geld wordt actief aandacht gevraagd voor het
belang van financiële vaardigheden, o.a. door de inzet van zo’n 5.500 gastlessen.
Hoe meer scholen en gemeenten hieraan meedoen, hoe beter. Veel lesmaterialen en activiteiten
zijn ook in te zetten buiten de Week van het geld, zodat gedurende het gehele schooljaar
aandacht kan worden besteed aan goed omgaan met geld.
– Volwassenen: diverse gemeenten bieden cursussen «omgaan met geld» aan inwoners; het
Nibud biedt daarvoor lespakketten aan. Gemeenten en werkgevers kunnen ook Geldplannen
en geldkranten aanbieden aan inwoners en werknemers. Voor mensen die moeite hebben
met lezen en/of leren, zijn cursussen en e-learning over geldzaken beschikbaar via
Stichting Lezen & Schrijven en MEE NL.
– Internet: op de websites van het Nibud en Wijzer in geldzaken is veel informatie beschikbaar
over allerlei geldzaken, inclusief gebeurtenissen met financiële gevolgen, 18 worden,
sparen e.d. Via sociale media wordt door Wijzer in geldzaken ook regelmatig aandacht
gevraagd voor allerlei geldzaken.
– In het Intrum rapport staan ook media, familie/vrienden, banken en financieel adviseurs
genoemd als informatiebronnen. Dat juich ik toe; deze bronnen kunnen helpen om mensen
bewust te maken van het belang van goed omgaan met geld. In kranten, tijdschriften
en TV programma’s is toenemende aandacht voor geldzaken en (het risico van) schulden.
Ook zijn banken en schuldeisers steeds actiever om klanten met geldzorgen te verwijzen
naar hulp. Als vrienden, familie en bijvoorbeeld werkgevers ook attent zijn en mensen
met geldzorgen motiveren om tijdig hulp te zoeken, dan kan worden voorkomen dat geldzorgen
opstapelen.
Vraag 8
Ziet u, gezien de uitkomsten op de score financiële geletterdheid en de bronnen van
financiële opleidingen, redenen om per bron de aanpak te intensiveren?
Antwoord 8
Er worden al veel acties ondernomen en steeds meer organisaties doen mee; zie het
antwoord op vraag 7.
Vraag 9
Gegeven de huidige financiële geletterdheid, welke gedragsinzichten uit de rapportage
«Rijk aan gedragsinzichten: editie 2019» wilt u inzetten en versterken om mensen te
helpen de financiële complexiteit te beheersen?7
Antwoord 9
Ook op website van Wijzer in geldzaken wordt gebruik gemaakt van gedragsinzichten.
De website is opgebouwd rondom life events en bevat veel checklists en korte tools
(bv. samenwoontool, ZZP-tool, pensioentool). Daarmee krijgen mensen snel inzicht in
hun eigen situatie en ontvangen ze concrete tips voor actie. De gedragsinzichten zullen
ook worden gebruikt om meer mensen te stimuleren om een buffer op te bouwen.
Tot slot wordt veel aandacht besteed aan het meten van de effectiviteit van de interventies.
Uit onderzoeken8 blijken de volgende factoren essentieel bij het vergroten van financiële vaardigheden
van kinderen en jongeren:
– Zet in op vaardigheden. Lessen die zich beperken tot kennisoverdracht hebben weinig
effect.
– Zorg voor een structurele aanpak. Eenmalige of kortdurende interventies zijn niet
genoeg.
– Sluit aan bij situaties in het echte leven van de kinderen die op dat moment spelen.
Als de lessen meteen in de praktijk kunnen worden gebracht, neemt de effectiviteit
toe.
– Sluit aan bij de cognitieve, sociale en psychologische ontwikkeling van de kinderen
en jongeren.
– Betrek onderwijsprofessionals bij het maken van lesmateriaal, dit is essentieel. En
maak gebruik van bewezen effectieve, activerende didactische methoden.
– Test de interventie. Pas dan weet je of hij effectief is.
Ook wordt het materiaal van (partners van) Wijzer in geldzaken aan effectiviteitsmetingen
onderworpen9. Daaruit blijkt dat financiële educatie inderdaad werkt als je je aan deze onderzoeksinzichten
houdt.
Vraag 10
Herinnert u zich uw Actieplan Consumentenkeuzes en begeleidende brief10 waarin u schrijft dat «de theoretische opvatting van een rationeel denkende en handelende
mens, in veel situaties in de praktijk echter niet op gaat»? Kunt u aangeven in welke
situatie de theoretische opvatting van een rationeel denkende en handelende mens wel
op gaat?
Antwoord 10
Op mogelijk uitzonderlijke situaties na hebben mensen niet de tijd, motivatie en kennis
om te komen tot optimaal afgewogen en geïnformeerde financiële beslissingen. Onderzoek
leert dat mensen beperkt rationeel handelen.
Vraag 11
Kunt u, het liefst per initiatief uit de brief11, aangeven welke (concrete) doelstellingen geformuleerd zijn?
Antwoord 11
De 11 initiatieven in het Actieplan zijn de verantwoordelijkheid van 22 partijen,
uit de financiële sector, consumentenorganisaties en kennisinstituten, en zij hebben
hiervoor concrete onderzoeksplannen uitgewerkt. Deze partijen doen meer dan de wetgeving
van ze vraagt en zij zoeken net als ik naar vernieuwende manieren om de keuzeomgeving
voor consumenten beter in te richten. Dit is dan ook de overkoepelende doelstelling.
In de Kamerbrief is per initiatief benoemd welke consumentenkeuzes zij willen faciliteren.
De initiatieven omvatten vaak experimenten en de uitkomsten daarvan zijn niet zeker.
Door meer te testen, door kennisinstituten, consumentenorganisaties en financiële
sector met elkaar te verbinden, en partijen uitkomsten met elkaar te laten delen wil
ik verbetering en vernieuwing ten behoeve van consumenten versnellen. Bij positieve
resultaten, waarbij onderzoek laat zien dat consumentenkeuzes daadwerkelijk worden
gefaciliteerd, kan een partij deze kennis toepassen in product- en dienstenaanbod
aan consumenten.
Een voorbeeld is het onderzoek van Vereniging Eigen Huis, Nibud en Universiteit van
Leiden naar het activeren van klanten met aflossingsvrije hypotheken middels e-mail.
Als de resultaten luiden dat bepaalde boodschappen aanslaan en consumenten helpen
om aanpassingen door te laten voeren aan de aflossingsvrije hypotheek, dan kunnen
zij dit toepassen in hun werkwijze. Ook kunnen andere banken of financieel adviseurs
gebruik maken van deze inzichten.
Vraag 12
Welke doelstellingen heeft u voor uzelf geformuleerd aangaande het Actieplan Consumentenkeuzes?
Zijn deze doelstellingen SMART, ook wel specifiek, meetbaar, actiegericht, realistisch
en tijdgebonden? Zo niet, bent u bereid deze doelstellingen alsnog dusdanig te formuleren?
Antwoord 12
Mijn doelstelling is om vernieuwing en verbetering in de financiële keuzeomgevingen
van consumenten aan te jagen door toepassing van gedragsinzichten. Dit wil ik bereiken
door kennisinstituten, consumentenorganisaties en financiële sector aan elkaar te
verbinden. Zij werken onderzoeksplannen uit, starten samenwerkingen, en delen uitkomsten
met elkaar. Als blijkt dat consumenten geholpen zijn door het initiatief, dan zullen
initiatiefnemers dit aanbieden aan consumenten. Denk bijvoorbeeld aan de ontwikkeling
van een applicatie waarmee spaargedrag wordt bevorderd.
De doelstelling om te verbinden en aan te jagen lijkt vooralsnog geslaagd en realistisch.
Veel partijen zijn actief aan de slag gegaan. Cijfermatig is het beeld dat er 11 initiatieven
starten of gestart zijn en dat 22 partijen aan de slag gaan. Daarnaast zijn er nadat
ik de Kamerbrief heb verstuurd, veel nieuwe partijen die zich hebben aangemeld om
mee te werken aan het Actieplan. Dit zijn bijvoorbeeld banken, fintechs en financieel
adviseurs die consumenten beter willen bedienen, en daarnaast nieuwe kennisinstituten
die recente gedragskennis willen delen en willen experimenteren. Elk kwartaal komen
deze partijen bij elkaar. Zij pitchen dan nieuwe ideeën, werken samen onderzoekplannen
uit, geven updates over de uitvoering van plannen en delen uitkomsten van onderzoek.
Ten aanzien van het tijdpad geldt dat partijen die reeds deelnamen bij de aftrap een
concreet onderzoeksplan moesten hebben en daar uiterlijk eerste kwartaal 2020 mee
starten.
Vraag 13
Klopt het dat de enige rol die u voor zichzelf ziet in het Actieplan Consumentenkeuzes
is het «zoveel mogelijk faciliteren door partijen te verbinden waar en wanneer dat
nuttig is, kennis te laten uitwisselen waar en wanneer dat zinvol is en er zorg voor
dragen dat resultaten in het netwerk worden gedeeld, zodat er van elkaar kan worden
geleerd»? Zo nee, wat gaat u concreet nog meer doen? Zo ja, denkt u dat deze aanpak
afdoende is, gegeven het «European Payment Report 2019»?
Antwoord 13
Het Actieplan is onderdeel van een bredere aanpak; waarin ik ook inzet op wettelijke
bescherming van consumenten waar misstanden zijn, aanjagen van betere keuzeomgevingen
voor financieel gezond gedrag en op financiële educatie voor de basiskennis. Op dat
laatste ben ik in de antwoorden hierboven ingegaan. Waar problemen zijn zal ik maatregelen
treffen, denk bijvoorbeeld aan de flitskredieten waardoor kwetsbare consumenten in
problemen raakten. Hiermee wil ik bijdragen aan de brede schuldenaanpak. Hierover
heb ik u recent bij brief geïnformeerd.12 Ten slotte wordt gewerkt aan verbetering van het dienstverleningsdocument waarmee
consumenten financiëledienstverleners met elkaar kunnen vergelijken.
Vraag 14
Kunt u deze vragen apart beantwoorden voor het algemeen overleg Financiële markten
van 15 januari 2020?
Antwoord 14
Ja.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
W.B. Hoekstra, minister van Financiën
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.