Inbreng verslag schriftelijk overleg : Inbreng verslag van een schriftelijk overleg over de evaluatie problemen toegang tot digitale leermiddelen bij de start van het schooljaar in vo en mbo (Kamerstuk 32034-29)
2019D52890 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
Binnen de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap hebben enkele fracties
                     de behoefte om vragen en opmerkingen voor te leggen over:
                  
– de brief van de Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media d.d. 15 februari
                           2019 inzake Evaluatie problemen toegang tot digitale leermiddelen bij de start van
                           het schooljaar in vo en mbo Kamerstuk 32 034, nr. 29);
                        
– de brief van de Minister van Buitenlandse Zaken d.d. 16 maart 2018 houdende het Fiche
                           Actieplan voor digitaal onderwijs (Kamerstuk 22 112, nr. 2525);
                        
– de brief van de Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media van 21 maart
                           2019 over Digitalisering in het primair en voortgezet onderwijs (Kamerstuk 32 034, nr. 31);
                        
– de brief van de Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media d.d. 17 april
                           2018 over de Afname onderdeel wereldoriëntatie bij digitale afname Centrale Eindtoets
                           (Kamerstuk 31 293, nr. 389);
                        
– de brief van de Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media d.d. 14 juni
                           2019 over Storing leerlingvolgsysteem zorgt voor vertraging uitslagbepaling eindexamen
                           voortgezet onderwijs (Kamerstuk 31 289, nr. 399).
                        
De voorzitter van de commissie, Tellegen
De adjunct-griffier van de commissie, La Rocca
Inhoud
blz.
                         
                         
                         
I
Vragen en opmerkingen uit de fracties
2
• Inbreng van de leden van de VVD-fractie
2
• Inbreng van de leden van de D66-fractie
3
• Inbreng van de leden van de SP-fractie
4
                         
                         
                         
II
Reactie van de Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media
6
I Vragen en opmerkingen uit de fracties
               
Inbreng van de leden van de VVD-fractie
De leden van de VVD-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de brief inzake
                  Evaluatie problemen toegang tot digitale leermiddelen bij de start van het schooljaar
                  in vo1 en mbo2. Zij hebben hierover nog enkele vragen en opmerkingen.
               
De leden van deze fractie lezen in de brief over digitale leermiddelen3 dat de betrokken partijen verzekerd hebben dat ze aan de slag gaan met de aanbevelingen
                  en het treffen van maatregelen om de regie en communicatie tussen alle partijen te
                  verbeteren. Er komt een verbeterprogramma. Wanneer kan de Kamer de resultaten hiervan
                  verwachten? Hoe gaan de verantwoordelijke ministers ervoor zorgen dat dit verbeterprogramma
                  goed wordt gemonitord? En hoe waarborgen de ministers dat er ditmaal geen problemen
                  zijn met de toegang tot digitale leermiddelen in het onderwijs, zo vragen deze leden.
               
Verder hebben de leden van deze fractie met belangstelling kennisgenomen van het fiche
                     betreffende het Actieplan voor digitaal onderwijs4. Deze leden vragen hoe wenselijk het is om het Digital Education Action Plan via
                     de Europese bevoegdheid te laten verlopen; is het niet slimmer om deze programma’s
                     bij lidstaten te beleggen, aangezien deze dan beter maatwerk kunnen leveren?
                  
Ook lezen deze leden dat een snel breedbandinternet wordt gestimuleerd door het EU-netwerk
                     van Broadband Competence Offices, die een informatiecampagne voor scholen zullen uitrollen
                     in kansarme regio’s. Welke regio’s zijn dit? In hoeverre helpt een informatiecampagne
                     bij de stimulering van snel breedbandinternet? Deze leden willen weten wat de meerwaarde
                     hiervan voor Nederland is.
                  
Deze leden lezen tevens dat de Westerse Balkan gebruik kan maken van de digitale-gereedheidacties
                     binnen het funderend onderwijs. De leden willen weten welke landen dit precies zijn
                     en waarom deze keuze is gemaakt.
                  
Voorts lezen deze leden dat er een Europees platform gecreëerd moet worden voor digitaal
                     hoger onderwijs, gesteund door Erasmus+. Wat is de prognose van de hoeveelheid budget
                     die hiervoor binnen Erasmus+ wordt gealloceerd? Daarnaast lezen deze leden over een
                     EU Code Week. Zij vernemen graag hoe de doelmatigheid van dit project wordt gemeten.
                     Verder lezen zij dat er een EU-brede bewustzijnscampagne wordt gestart over onlineveiligheid
                     en cyberhygiëne. Hoe wordt de doelmatigheid hiervan getoetst en is dit niet een zoveelste
                     voorlichtingscampagne die ook door de lidstaten zelf wordt uitgevoerd? Deze leden
                     willen weten wat de meerwaarde hiervan is.
                  
Voorts hebben de leden van deze fractie met interesse kennisgenomen van de brief over
                     digitalisering in het primair en voortgezet onderwijs5. Deze leden hebben hierbij enige vragen over de digitaliseringsagenda. Zij lezen
                     dat er door samenwerking tussen schoolbesturen bij de inkoop van ICT-toepassingen
                     een gunstigere prijs-kwaliteitsverhouding is bereikt. Toch zien de leden dat nog niet
                     alle schoolbesturen hieraan deelnemen. Zij vragen de Minister hoe hij dit verder gaat
                     stimuleren, aangezien het een besparing van onderwijskosten meebrengt voor hetzelfde
                     product.
                  
Deze leden zijn blij dat de Minister zich ervoor heeft ingezet om met een digitaliseringsagenda
                     te komen. De leden lezen dat er in de komende jaren zal worden geconcentreerd op vijf
                     speerpunten. Kan de Minister meer duidelijkheid geven over de vraag om hoeveel jaar
                     het hierbij gaat? Zullen er tussenevaluaties of een eindevaluatie plaatsvinden? Zo
                     ja, op welke termijn? Verder lezen de leden dat een van de speerpunten van de digitaliseringsagenda
                     is dat leraren en leerlingen digitaal geletterd zijn. De leden lezen dat hierbij de
                     focus voornamelijk ligt op het bijbrengen van vaardigheden aan de leerlingen. Hoe
                     verzekert de Minister evenwel dat de leraren de juiste vaardigheden hebben om deze
                     succesvol op de leerlingen over te brengen? De leden lezen dat de pabo een belangrijke rol hierin speelt.
                     Kan de Minister deze rol verder toelichten? Verder vragen de leden hoe leraren die
                     al langere tijd in het onderwijs werken, zullen worden bijgeschoold op het gebied
                     van digitalisering.
                  
Aangaande de samenwerking binnen en buiten het onderwijs vinden deze leden het goed
                     om te lezen dat de Minister de dialoog faciliteert met niet alleen leraren en schoolleiders,
                     maar ook met het bedrijfsleven. Deze leden vragen de Minister hoe vaak deze dialoog
                     plaatsvindt en of er concrete dingen uit zijn voortgekomen. Zo ja, kan de Minister
                     deze dan toelichten? Wat voor onnodige knelpunten voorziet de Minister? Is de Minister
                     tegen enige knelpunten aangelopen? Ook willen deze leden weten hoe de Minister een
                     verdere samenwerking met het bedrijfsleven gaat promoten.
                  
Naar aanleiding van de brief over de Afname onderdeel wereldoriëntatie bij digitale
                  afname Centrale Eindtoets6 hebben de leden van deze fractie met bezorgdheid kennisgenomen van de storing die
                  heeft plaatsgevonden bij de afname van deze eindtoets. Zij vragen de Minister of er
                  in 2019 soortgelijke storingen hebben plaatsgevonden.
               
Inbreng van de leden van de D66-fractie
De leden van de D66-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de brief van de
                  Minister over digitalisering in het funderend onderwijs. Deze leden willen de Minister
                  nog enkele vragen voorleggen over de digitaliseringsagenda en de digitale infrastructuur
                  van scholen.
               
De leden van deze fractie zien dat de speerpunten om digitale geletterdheid te bevorderen
                     worden geconcretiseerd door de oprichting van SIVON7. Dit gebeurt in samenwerking met Kennisnet, SURF en de PO/VO-raden. Deze leden hebben
                     eerder via een motie ertoe opgeroepen om tot een sectorbrede samenwerking te komen.
                     Wat zijn de doelstellingen voor deelname aan SIVON? Ook willen deze leden weten of
                     het uiteindelijk verplicht wordt om deel te nemen.
                  
Verder hebben de leden van deze fractie vernomen dat de Minister het in de digitaliseringsagenda
                     heeft over «leermiddelen die werken voor de gebruiker». Dit wekt de suggestie dat
                     er een consultatie van onderwijzend personeel heeft plaatsgevonden. Uit de brief van
                     de Minister maken de leden echter op dat leraren en ander uitvoerend onderwijspersoneel
                     niet betrokken zijn geweest. Ook blijkt er binnen de organisatiestructuur van SIVON
                     geen ruimte voor inbreng van leraren. De schoolbesturen beslissen over de inkoop van
                     infrastructuur en leermiddelen. Hiervoor hoeft het betreffende schoolbestuur niet
                     zijn medezeggenschapsraad te raadplegen. Naar de mening van deze leden is het zeer
                     wenselijk dat bij de aanbesteding van nieuw materiaal en infrastructuur, leraren en
                     leerlingen kunnen worden geraadpleegd. Is de Minister het met deze leden eens dat
                     de rol voor deze groep nu niet op het juiste niveau is? Daarnaast willen deze leden
                     weten of de Minister van plan is om onderwijzend personeel nog te betrekken bij de
                     uitwerking van de digitaliseringsagenda.
                  
Met betrekking tot het thema internetverbindingen hebben de leden van deze fractie
                  vernomen dat de regeling die de mogelijkheid biedt om aanlegkosten tot de helft te
                  vergoeden, is verlopen. De Minister constateerde in maart dat slechts de helft van
                  de scholen gebruik heeft gemaakt van deze regeling. Het belang van een goede internetverbinding
                  is in de huidige tijd ontzettend groot. Heeft de Minister zicht op hoeveel scholen
                  nu geen gebruik hebben gemaakt van de regeling? Hoeveel scholen hebben op dit moment
                  geen snelle internetverbinding? Deze leden vragen de Minister om een inventarisatie
                  te geven van de maatregelen die worden genomen om deze scholen alsnog van een goede
                  internetinfrastructuur te voorzien.
               
Voorts constateren de leden van deze fractie in de brief van de Minister van Buitenlandse
                  Zaken van maart 2018 inzake het EU-fiche dienaangaande dat de Europese Commissie met
                  het Digital Education Action Plan is gekomen, waarin onder andere doelstellingen voor
                  het beter gebruikmaken van digitale technologie en het ontwikkelen van vaardigheden
                  en competenties worden genoemd. Deze leden vragen de Minister om aan te geven in hoeverre
                  bovenstaand plan overeenkomt met de Nederlandse doelstellingen. Daarnaast vragen deze
                  leden de Minister om aan te geven of programma’s uit het plan, zoals SELFIE, bij scholen
                  bekend zijn en in hoeverre daarvan gebruik wordt gemaakt.
               
Inbreng van de leden van de SP-fractie
De leden van de SP-fractie hebben kennisgenomen van de stukken over digitalisering
                  in het funderend onderwijs. Deze leden hebben daar nog vragen over. Ook hebben deze
                  leden vragen over de rol van Google in ons onderwijs.
               
De leden van deze fractie hebben kennisgenomen van de digitaliseringsagenda voor het primair en voortgezet onderwijs in de desbetreffende brief. Deze leden
                  zijn van mening dat ook het onderwijs niet kan ontkomen aan digitalisering. Zij vragen
                  de Minister echter wel waar de kosten voor digitalisering in het funderend onderwijs
                  moeten komen te liggen. Zo blijkt uit de Schoolkostenmonitor 2018–20198 dat de kosten voor ICT vo-breed zijn gestegen. Er worden hogere bedragen door ouders
                  opgegeven en tegelijkertijd maken meer ouders kosten voor ICT als onderdeel van de
                  digitalisering van het onderwijs. Acht de Minister het wenselijk dat de kosten voor
                  ouders stijgen? Waaraan ligt die stijging volgens de Minister? Daarnaast is het voor
                  ouders vaak onduidelijk wat de consequentie is als zij de ICT-middelen niet kunnen
                  of willen aanschaffen. Kan de Minister toezeggen dat hij bij de scholen gaat benadrukken
                  dat de regels omtrent het al dan niet betalen voor bijvoorbeeld een laptop of tablet,
                  voor ouders duidelijk te vinden moeten zijn, zodat dezen een afgewogen keuze kunnen
                  maken om hiervoor wel of niet te betalen? En is de Minister daarnaast van mening dat,
                  gezien de stappen die worden gezet voor de digitalisering in het funderend onderwijs,
                  de bekostiging van leerdevices (laptops, tablets) bij de ouders moeten blijven liggen?
                  De leden vragen de Minister om diens antwoord op dit punt toe te lichten.
               
Daarnaast zijn de leden van deze fractie benieuwd hoe het kabinet de rol van digitalisering
                  binnen het onderwijs in bredere zin ziet, zulks mede naar aanleiding van uitlatingen
                  van de Minister van Economische Zaken en Klimaat Wiebes en Minister Slob. De eerste
                  had het in relatie tot het investeringsfonds over investeringen in onderwijs, maar
                  dan niet in de salarispositie van docenten, maar in «slimmere oplossingen». Aan welke
                  oplossingen denkt het kabinet hierbij? En waarom denkt het kabinet dat die oplossingen
                  slimmer zijn dan het investeren in een salaris van docenten dat recht doet aan zowel
                  het verantwoordelijke werk als het opleidingsniveau van docenten? Ook Minister Slob
                  liet de Kamer recentelijk weten dat er geïnvesteerd wordt in een uitgebreidere aanpak
                  van het lerarentekort, maar dat hij gelooft dat onder andere door de inzet van digitale
                  hulpmiddelen de impact van het lerarentekort kan worden verkleind zonder dat dit ten
                  koste gaat van de kwaliteit van het onderwijs. Deelt het kabinet de mening van de
                  voornoemde leden dat, wanneer dit mogelijk was geweest, private onderwijsinstellingen
                  vermoedelijk allang op deze manier les hadden gegeven, terwijl deze scholen zich juist
                  onderscheiden door kleine klassen en meer aandacht van de docent voor de leerling?
                  De leden vragen hoe volgens het kabinet die inzet van digitale hulpmiddelen eruitziet.
               
Verder merken de leden van deze fractie het volgende op over de positie van Google
                  in het Nederlandse onderwijs. In 2017 benoemde The New York Times al de zorgen omtrent
                  «the Googlification of the classroom» in de Verenigde Staten, oftewel «de googlisering
                  van het klaslokaal»9. Volgens Kennisnet is nog niet hard te maken dat er ook sprake is van de googlisering
                  van het klaslokaal in Nederland. Google en Microsoft hebben bij scholen echter wel
                  een flinke voet aan de digitale grond en Google heeft in het primair onderwijs de
                  meeste invloed, aldus Kennisnet10. De Volkskrant berichtte afgelopen november dat 70% van de scholen in het primair
                  onderwijs gebruikmaakt van Googlesoftware. Het marktaandeel van Google in het Nederlandse
                  onderwijs zou tussen 2016 en 2019 met grofweg 30% per jaar zijn gestegen11. Wat vindt de Minister van deze ontwikkeling? Is de Minister het met deze leden eens
                  dat deze ontwikkeling zeer zorgelijk is? Deelt de Minister de analyse van deze leden
                  dat het verdienmodel van Google primair buiten het onderwijs ligt, en dat Google vooral
                  geld verdient aan persoonsgegevens en het kunnen anticiperen op onlinegedrag van mensen?
                  Leidt dit dan niet noodzakelijkerwijs tot de conclusie dat het voor Google economisch
                  interessant is om tegen lage tarieven een grote positie op de leermiddelenmarkt te
                  verwerven, teneinde vervolgens gebruik te kunnen maken van de daarmee opgedane persoonsgegevens?
                  Deze leden vragen de Minister wat dit betekent voor de bescherming van kinderen tegen
                  handel in en met hun persoonsgegevens, en wat deze googlisering van ons onderwijs
                  betekent voor Nederlandse uitgeverijen en leveranciers. Is er volgens de Minister
                  sprake van een eerlijk en gelijk speelveld, nu Google zijn intrede heeft gedaan in
                  het Nederlands onderwijs? Daarnaast zijn de leden benieuwd naar hoe de Minister tegen
                  de stelling aankijkt dat met de opkomst van techbedrijven in het onderwijs de publieke
                  ruimte steeds meer privaat wordt. Acht de Minister deze ontwikkeling wenselijk? Zo
                  nee, hoe gaat hij er dan voor zorgen dat die langzaam privatiserende ruimte opnieuw
                  publiek wordt?
               
De leden van deze fractie maken zich niet enkel zorgen over de monopoliepositie die
                  Google tracht te verwerven in ons onderwijs, maar ook over de andere intenties van
                  het techbedrijf en over de manier waarop Google met privacy omgaat. Is de Minister
                  ervan op de hoogte dat Google het privacyconvenant, waarin met schoolbesturen en uitgevers,
                  distributeurs en leveranciers afspraken zijn gemaakt over de omgang met leerlinggegevens,
                  niet heeft ondertekend? Wat vindt de Minister hiervan? In het eerdergenoemde artikel
                  in de Volkskrant noemt Esther Crabbendam van Bits of Freedom de opmars van Google
                  zorgwekkend. Zij geeft aan dat Google vaker beloften heeft gedaan over privacy en
                  die vervolgens heeft gebroken. Ook hoogleraar media en digitale samenleving José van
                  Dijck stelt dat Google een bedrijf is, en geen weldoener die gratis software uitdeelt;
                  wij betalen Google in data. Ook leerlingen die gebruikmaken van de leeromgeving van
                  Google betalen het techbedrijf dus in data. Kan de Minister toelichten hoe Google
                  omgaat met de data die het verzamelt van leerlingen? Gaat Google daadwerkelijk fatsoenlijk
                  en volgens de wet- en regelgeving om met de privacy van leerlingen, zoals het zelf
                  aangeeft? Het Ministerie van Justitie en Veiligheid heeft onlangs een Data protection
                  impact assessment (DPIA) gegund12. Met een DPIA kan worden vastgesteld wat er daadwerkelijk met data gebeurd is. Is
                  de Minister bereid om deze DPIA ook op het onderwijs toe te spitsen? Zo nee, waarom
                  niet? Tot slot vragen de voornoemde leden of de Minister daarnaast kan afdwingen dat
                  de data die Google van leerlingen verzamelt, op geen enkele wijze mag worden gebruikt
                  om onder andere gerichte reclames op bijvoorbeeld YouTube te tonen. Mocht de Minister
                  dat niet kunnen, dan vernemen zij graag een toelichting van de Minister.
               
II Reactie van de Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media
               
          Ondertekenaars
- 
              
                  Eerste ondertekenaar
O.C. Tellegen, voorzitter van de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap - 
              
                  Mede ondertekenaar
R. la Rocca, adjunct-griffier 
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.