Verslag van een schriftelijk overleg : Verslag van een schriftelijk overleg over overleg o.a. geannoteerde agenda Milieuraad 19 december 2019
21 501-08 Milieuraad
Nr. 795 VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
Vastgesteld 20 december 2019
De vaste commissie voor Infrastructuur en Waterstaat heeft een aantal vragen en opmerkingen
voorgelegd aan de ministers voor Milieu en Wonen en van Economische Zaken en Klimaat
over de brief van 5 december 2019 inzake de geannoteerde agenda van de Milieuraad
van 19 december 2019 (Kamerstuk 21 501-08, nr. 794).
De vragen en opmerkingen zijn op 10 december 2019 aan de ministers voor Milieu en
Wonen en van Economische Zaken en Klimaat voorgelegd. Bij brief van 17 december 2019
zijn de vragen beantwoord.
De voorzitter van de commissie, Agnes Mulder
Adjunct-griffier van de commissie, Koerselman
I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
Inhoudsopgave
Inleiding
Raadsconclusies post-2020 mondiale biodiversiteitsraamwerk
Toekomstig EU milieu en klimaatbeleid
Poly- en perfluoralkylstoffen (PFAS)
Inleiding
De leden van de VVD-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de stukken ten
behoeve van het schriftelijk overleg Milieuraad d.d. 19 december 2019. Zij hebben
over de geagendeerde stukken nog enkele opmerkingen en een vraag.
De leden van de D66-fractie hebben kennisgenomen van het verslag en de agenda van
de aanstaande Milieuraad en hebben geen aanvullende vragen.
De leden van de GroenLinks-fractie hebben kennisgenomen van de stukken en hebben hierbij
enkele vragen en opmerkingen.
De leden van de SP-fractie hebben kennisgenomen van voorliggende agenda. Zij hebben
de volgende vragen.
Raadsconclusies post-2020 mondiale biodiversiteitsraamwerk
De leden van de GroenLinks-fractie steunen de Nederlandse inzet voor een ambitieus
biodiversiteitsverdrag. Stabiele ecosystemen en soortenrijkdom zijn een onmisbaar
goed. Elke soort die verdwijnt is onvervangbaar en voor altijd verloren. Het beangstigende
tempo waarin dit nu gebeurt, maakt snel en effectief ingrijpen noodzakelijk. Deze
leden steunen van harte de inzet voor een beter verantwoordingsmechanisme en ambitieuze
doelen in een wereldwijd akkoord hierover. Deze leden zijn ook blij met de erkenning
dat duurzame natuurvriendelijke landbouw onmisbaar is bij het behalen van die doelen.
Wat de leden van de GroenLinks-fractie tegenvalt, is dat deze erkenning niet terugkomt
in het nationale beleid van Nederland. Nederland pleit in Brussel voor grote aaneengesloten
natuurgebieden met verbindingszones en schaft die in Nederland af. Nederland pleit
in Brussel voor duurzame natuurvriendelijke landbouw, maar faalt in eigen land om
dat uitgangspunt om te zetten. Nederland zal zelf flink moeten inzetten op het herstel
van ecologische processen in met name de bodem, maar faalt in de aanpak van de stikstofdepositie.
Deze leden pleiten ervoor om de principes die we in het buiteland uitventen ook in
eigen land toe te passen. Daarnaast vragen deze leden de Minister om bij de besprekingen
te benadrukken dat de positie van inheemse volkeren moet worden betrokken bij de bescherming
en het beheer van natuurgebieden.
Toekomstig EU milieu en klimaatbeleid
De leden van de GroenLinks-fractie zijn zeer benieuwd naar de Green Deal die de Commissie
naar verwachting binnenkort zal presenteren. Deze leden zien ernaar uit om de ambities
hierin met de Minister te bespreken.
De leden van de SP-fractie zijn zeer benieuwd naar de uiteindelijke Green Deal. In
hoeverre gaat deze Green Deal ook echt geïnspireerd worden op de Nederlandse aanpak
met het Klimaatakkoord? Dat er een integrale aanpak nodig is, beamen deze leden, maar
dat uit de Dutch Reflection on the European Green Deal spreekt dat het Nederlandse
gepolder met de sector als voorbeeld moet dienen, baart hen grote zorgen. Hoe wordt
voorkomen dat ook in Europa de grootste vervuilers aan tafel zitten om klimaatbeleid
vorm te geven? Laat het gelobby van de bedrijven tégen klimaatbeleid niet voldoende
zien dat dit een heilloze weg zou zijn? Deze leden horen hier graag een reflectie
op.
De leden van de SP-fractie zijn teleurgesteld dat het EU-ETS verder uitgebreid in
plaats van vervangen dreigt te worden. Waarom vasthouden aan dit falende systeem en
niet inzetten op afdwingbare normering, vragen deze leden.
De leden van de SP-fractie merken op dat Nederland wil pleiten voor meer inzet op
Carbon Caption and Storage (CCS) en biomassa in de EU. Deze leden stellen dat dit
echte verduurzaming in de weg staat en er juist gestopt moet worden met het investeren
in CCS en de inzet van biomassa. Dit op nog grotere schaal willen doen kan een desastreuze
impact op het klimaat hebben. Deze leden vragen hierop een toelichting.
De leden van de SP-fractie vragen een verdere toelichting op de wijze waarop Nederland
zich wil inzetten voor het vervangen van aardgas voor waterstof. Is er sprake van
concrete plannen en projecten? Dat Europees klimaatbeleid gelijk staat aan één Europese
energiemarkt, is naar de mening van deze leden een verkeerde kijk op de energievoorziening.
Waarom wordt de energietransitie niet Europees aangegrepen om de energievoorziening
dichterbij de mensen te brengen, meer te sturen op lokale opwek en energiecoöperaties?
Dus minder markt en meer publiek, in plaats van een verdere vermarkting van de energievoorziening?
Graag ontvangen deze leden een reflectie hierop.
De leden van de SP-fractie vragen hoe de inzet voor een Just Transition Fund zich
verhoudt tot de tot nu toe gebrekkige steun en inzet van het kabinet voor de werknemers
van de Nederlandse kolencentrales. Zij vragen verder hoe Nederland zich gaat inzetten
voor een eerlijk en rechtvaardig Europees klimaatbeleid voor iedere Europese inwoner.
Deze leden vragen hier een verdere toelichting op.
De leden van de SP-fractie vragen op welke wijze het streven naar 55% reductie een
wettelijke basis gaat krijgen. Wat is de verwachting? Wordt dit onderdeel van de EU-klimaatwet?
Deze leden vragen hoe de Minister deze streefcijfers wil realiseren, nu uit de recente
doorrekeningen blijkt dat voor Nederland het doel van 49% reductie buiten de bandbreedte
van realiseerbare reductie ligt.
De leden van de SP-fractie vragen hoe wordt omgegaan met het feit dat de Integrale
Nationale Energie- en Klimaatplannen (INEK’s) onvoldoende gaan zijn om de EU-klimaatdoelen
te halen. Hoe wordt voorkomen dat het naar boven bijstellen van het reductiedoel naar
55% geen dode letter wordt?
De leden van de SP-fractie vragen verder naar het verdere proces inzake de Green Deal.
Kan worden toegelicht hoe dit binnen de EU vormgegeven zal worden en hoe het traject
in Nederland zal verlopen?
Poly- en perfluoralkylstoffen (PFAS)
De leden van de VVD-fractie delen de ambitie van de Minister om de problematiek rond
PFAS aan te pakken via bronbeleid. Deze leden nemen waar dat hier bredere steun voor
lijkt te zijn. Wel is voorzichtigheid geboden bij de aanpak van PFAS. Is de Minister
van plan meer PFAS-stoffen aan te merken als zeer zorgwekkende stof (ZZS)? Deze leden
verzoeken de Minister eerst duidelijk richting de Kamer in beeld te brengen wat voor
beleid de Minister gaat voeren om te voorkomen dat we wederom in een crisissituatie
terechtkomen door een ZZS.
De leden van de GroenLinks-fractie zijn blij met het plan om niet-essentiële toepassingen
van PFAS te verbieden. Giftige niet-afbreekbare stoffen horen niet in ons milieu en
niet in ons lichaam. Een productieverbod is dan de enige manier om dat te garanderen.
Het voorstel vraagt nog wel om veel verduidelijking. Wat is om te beginnen «essentieel»?
Is dat de keus tussen een productietechniek met of zonder PFAS? Of gaat dat ook om
de vraag of het product wel essentieel is? Hoe wordt dat bepaald en door wie? Hoe
past het voorstel onder REACH? En wat betekent dit voor de PFAS-stoffen die nog niet
volledig onderzocht en genormeerd zijn? Wat kunnen Europa en Nederland doen tegen
producten die PFAS-stoffen bevatten en die geïmporteerd worden uit landen met minder
strenge regels? Hoe zit het nu bijvoorbeeld met PFAS in cosmetica? Is dit veel voorkomend?
Moeten consumenten niet op de hoogte worden gebracht van giftige stoffen in dit soort
producten? Ten slotte willen deze leden graag weten hoe het zit met het normeren en
testen van potentieel gevaarlijke stoffen. Binnen REACH zijn daar regels voor, maar
hoe zit het dan met bijvoorbeeld Chemours, die kennelijk weigert om de nodige onderzoeken
en tests met GenX uit te voeren?
De leden van de SP-fractie vragen de Minister wanneer de leden van de Tweede Kamer
een restrictievoorstel met betrekking tot een verbod op niet-essentiële PFAS-houdende
producten kunnen verwachten. Deze leden vragen de Minister op welke wijze bepaald
gaat worden welke producten een niet-essentiële toepassing van PFAS betreffen en welke
criteria hierbij zullen worden gehanteerd. Deze leden vragen de Minister hoeveel EU-lidstaten
moeten instemmen met het restrictievoorstel voor het kan worden uitgevoerd en op welke
termijn begonnen kan worden met een verbod op deze producten.
De leden van de SP-fractie vragen de Minister welke maatregelen, in de tijd tot aan
de implementatie van een verbod op niet-essentiële PFAS-producten, voornemens is te
nemen om de uitstoot en lozing van PFAS-stoffen verder te beperken en de verspreiding
van PFAS via het transport van afval te stoppen.
De leden van de SP-fractie vragen de Minister of zij bereid is, vooruitlopend op de
besluitvorming binnen de EU, te starten met de voorbereiding en invoering van een
nationaal verbod op de productie van niet-essentiële PFAS-houdende producten.
II Reactie van de bewindspersonen
Hieronder treft u per onderwerp de antwoorden aan.
Raadsconclusies post-2020 mondiale biodiversiteitsraamwerk
De leden van de GroenLinks-fractie pleiten ervoor om de principes die we in het buitenland
uitventen ook in eigen land toe te passen. Daarnaast vragen deze leden de Minister
om bij de besprekingen te benadrukken dat de positie van inheemse volkeren moet worden
betrokken bij de bescherming en het beheer van natuurgebieden.
Nederland streeft naar een beter mechanisme voor implementatie, rapportage en naleving
van het biodiversiteitsverdrag. Wij doen dat omdat we willen dat alle partijen inzichtelijk
maken hoe zij bijdragen aan de doelstellingen van het verdrag. Op die manier valt
beter na te gaan of wat landen internationaal uitspreken ook nationaal de benodigde
opvolging krijgt
Het betrekken van inheemse volkeren bij bescherming en beheer van natuurgebieden maakt
deel uit van de Europese inzet richting het nieuwe raamwerk voor het biodiversiteitsverdrag.
Nederland zal dat ook actief uitdragen wanneer relevant.
Toekomstig milieu en klimaatbeleid van de EU
De leden van de SP-fractie zijn zeer benieuwd naar de uiteindelijke Green Deal. In
hoeverre gaat deze Green Deal ook echt geïnspireerd worden op de Nederlandse aanpak
met het Klimaatakkoord? Dat er een integrale aanpak nodig is, beamen deze leden. Maar
dat uit de Dutch Reflection on the European Green Deal spreekt dat het Nederlandse
gepolder met de sector als voorbeeld moet dienen, baart hen grote zorgen. Commissievoorzitter Von der Leyen en vicevoorzitter Timmermans hebben op woensdag
11 december de Green Deal gepresenteerd, een set integrale voorstellen om de klimaat-
en milieuproblematiek te adresseren. De Green Deal kent, evenals het Nederlandse klimaatakkoord,
een sterk geïntegreerde aanpak: alle sectoren hebben een rol te spelen om een ambitieuze
en effectieve aanpak op klimaat en milieu te realiseren. De Commissie heeft aangekondigd
om via het Climate Pact ook de samenleving bij de Green Deal te willen betrekken.
Tegelijkertijd zijn er ook verschillen met het klimaatakkoord. Zo richt de Green Deal
zich niet uitsluitend op het terugdringen van de uitstoot van broeikasgassen, maar
heeft het een bredere focus.
De leden van de SP-fractie vragen hoe wordt voorkomen dat ook in Europa de grootste
vervuilers aan tafel zitten om klimaatbeleid vorm te geven. Laat het gelobby van deze
bedrijven tégen klimaatbeleid niet voldoende zien dat dit een heilloze weg zou zijn?
Het kabinet zet zich vol in voor een ambitieus klimaatbeleid in Nederland en in de
EU. Het kabinet is van mening dat succesvol klimaatbeleid alleen kan worden gerealiseerd
als de overheden, het bedrijfsleven en maatschappelijke organisaties effectief samenwerken.
Dat is ook de reden dat het kabinet deze partijen bij elkaar heeft gebracht voor de
totstandkoming van het Klimaatakkoord, juist om op basis van de verschillende belangen
van partijen tot een gezamenlijke aanpak te komen die op zo breed mogelijk draagvlak
kan rekenen. Ook buiten de context van het Klimaatakkoord staat het kabinet open voor
overleg met alle belanghebbenden, waarna de besluitvorming plaatsvindt op basis van
een zorgvuldige afweging gemaakt tussen alle belangen.
De leden van de SP zijn teleurgesteld dat het EU-ETS verder uitgebreid in plaats van
vervangen dreigt te worden. Waarom vasthouden aan dit falende systeem en niet inzetten
op afdwingbare normering?
Het kabinet gelooft in de effectiviteit en efficiëntie van het EU-ETS om emissies
te reduceren voor de huidige ETS-sectoren. Nederland beoogt verdere aanscherping van
het EU-ETS in lijn met een hogere Europese ambitie voor 2030 en 2050. Voor verbreding
van het EU-ETS naar de gebouwde omgeving en mobiliteit is het kabinet terughoudend
en moeten de effecten eerst worden onderzocht. Voor de scheepvaart is nog veel onzeker
en geldt ook dat de effecten moeten worden onderzocht.
De leden van de SP merken op dat Nederland wil pleiten voor meer inzet op CCS en biomassa
in de EU. Deze leden stellen dat dit echte verduurzaming in de weg staat en er juist
gestopt moet worden met het investeren in CCS en de inzet van biomassa. Dit op nog
grotere schaal willen doen kan een desastreuze impact op het klimaat hebben. Zij vragen
hierop een toelichting.
Duurzame biomassa is een onmisbaar onderdeel in de klimaatopgave en de transitie naar
een circulaire economie, maar die biomassa moet dan wel echt duurzaam zijn. Het beleid
van het kabinet heeft daarom tot doel op een verantwoorde manier duurzame biomassa
te benutten.
CO2-opslag is nodig als (transitie)techniek voor het (kostenefficiënt) behalen van de
klimaatopgave. Voor een aantal grote industriële uitstoters zijn er op korte termijn
geen reële alternatieven om al voor 2030 tot substantiële emissiereductie te komen
(bijv. petrochemie, staal). Uitsluiten van CO2-opslag maakt de klimaatopgave onbetaalbaar en onhaalbaar. Wel is het belangrijk dat
de ondersteuning van CO2-opslag de ontwikkeling van alternatieve, veelbelovende technologieën niet uitsluit
of in de weg staat. In het Klimaatakkoord zijn daarom concrete afspraken gemaakt om
de inzet van CO2-opslag te beperken. D.m.v. een begrenzing via de zeef wordt ervoor gezorgd dat CO2-opslag alleen wordt gesubsidieerd op plekken waar op dat moment geen aantoonbare
kosteneffectieve alternatieven zijn. Het plafond, waardoor er voor de industrie maximaal
7,2 Mton CO2-opslag wordt gesubsidieerd vanuit de SDE++ en voor de elektriciteitssector circa
3 Mton, zorgt dat minimaal de helft van de industrie-opgave middels andere maatregelen
moet worden gerealiseerd. Vanaf 2035 zullen er geen nieuwe SDE++ beschikkingen worden
afgegeven voor fossiele CO2-opslagprojecten. Dit geeft de prikkel dat CO2-opslag een tijdelijke maatregel is en dat er tijdig een alternatief moet zijn. Het
gaat om het vinden van een balans tussen het voorkomen van verdringing van schone
technieken en het benutten van het reductiepotentieel dat CO2-opslag biedt voor het behalen van de reductiedoelstelling.
De leden van de SP vragen een verdere toelichting op welke wijze Nederland zich wil
inzetten voor het vervangen van aardgas voor waterstof. Is er sprake van concrete
plannen en projecten? Dat Europees klimaatbeleid gelijk staat aan één Europese energiemarkt,
is naar de mening van deze leden een verkeerde kijk op de energievoorziening.
Gasvormige energiedragers hebben op dit moment een centrale rol in het Nederlands
energiesysteem. In 2018 werd 635 PJ aan aardgas door eindconsumenten gebruikt, 35%
van het totale finale energieverbruik. Onder invloed van de energietransitie zal het
Nederlands energiesysteem veranderen. Gasvormige energiedragers hebben een onvervangbare
functie binnen het energiesysteem, met name waar het gaat om hoge temperatuurwarmte,
het leveren van regelbaar vermogen, als brandstof in de zware mobiliteit, voor warmtelevering
aan bepaalde onderdelen van de gebouwde omgeving en daarnaast als industriële grondstof.
Het kabinet zet daarom in op de verduurzaming van het aanbod van gasvormige energiedragers
zodat de functie van aardgas in het systeem richting 2050 kan worden vervangen door
groen gas en duurzame waterstof.
Gezien de grote vraag naar gasvormige dragers is een significante opschaling van de
productie van beide gassen noodzakelijk. Duurzame waterstof en groen gas bevinden
zich in een andere fase en gebruiken bovenal ook verschillende bronnen en hebben daardoor
andere uitdagingen die moeten worden geadresseerd. In de eerste helft van 2020 zal
uw Kamer een beleidsbrief toegestuurd krijgen over de Routekaart Groen Gas. Begin
2020 zal de kabinetsvisie worden toegestuurd over waterstof. In deze kabinetsvisie
zal, uitgaand van de afspraken over waterstof in het Klimaatakkoord, nader worden
ingegaan op de ontwikkeling van beleid voor waterstof. Daarnaast zal er ook vanuit
de EU Commissie worden ingezet op waterstof als onderdeel van de decarbonisering van
het gassysteem.
Er zijn vele plannen en projecten op het gebied van waterstof. Het meest recente overzicht
is te vinden in het rapport «Waterstof voor de energietransitie – een programmatische
aanpak voor innovaties op het thema waterstof in Nederland voor de periode 2020 –
2030» van de Topsector Energie.1
De leden van de SP-fractie vragen waarom de energietransitie niet Europees aangegrepen
wordt om de energievoorziening dichterbij de mensen te brengen, meer te sturen op
lokale opwek en energiecoöperaties? Dus minder markt en meer publiek, in plaats van
een verdere vermarkting van de energievoorziening?
Met de implementatie van de Wet onafhankelijk netbeheer is geregeld dat de gas- en
elektriciteitsnetten in publieke handen blijven zodat onafhankelijk netbeheer is gewaarborgd.
Productie en levering van gas en elektriciteit zijn competitieve markten wat bijdraagt
aan de betaalbaarheid van energie. Het aangenomen Europese Clean Energy Package, met
grote wijzigingen van de energierichtlijnen om de energietransitie te bevorderen,
benadrukt dat naast grootschalige opwek ook lokale, kleinschalige opwekking en energiecoöperaties
van belang zijn en tegelijkertijd gewoon onderdeel van de energiemarkt zijn. Marktwerking
in de energiesector en lokale, kleinschalige opwek gaan dan ook prima samen. Door
de markt gedreven initiatieven kunnen juist een prikkel zijn voor kleinschalige initiatieven.
Ook worden in het Nederlandse Klimaatakkoord en in de presentatie van de Europese
Green Deal de rol van de burgers nadrukkelijk benoemd als noodzakelijk voor het slagen
van de energietransitie. Uw Kamer zal nader worden geïnformeerd over de inzet van
het kabinet voor de Green Deal worden geïnformeerd.
De leden van de SP-fractie vragen hoe de inzet voor een Just Transition Fund zich
verhoudt tot de tot nu toe gebrekkige steun en inzet van het kabinet voor de werknemers
van de Nederlandse kolencentrales. Zij vragen verder hoe Nederland zich gaat inzetten
voor een eerlijk en rechtvaardig Europees klimaatbeleid voor iedere Europese inwoner.
Als onderdeel van de Green Deal zal de Europese Commissie met een voorstel voor een
Just Transition Mechanism (JTM) komen om de sociaaleconomische gevolgen van de transitie
te adresseren. Het kabinet ziet het belang van een eerlijke transitie en is van mening
dat besluiten over de omvang en invulling van een JTM als onderdeel van de MFK-onderhandelingen
dienen te worden genomen. De Commissie heeft nog geen voorstel gepubliceerd voor een
JTM aan de hand waarvan het kabinet de Kamer in meer detail over haar positie kan
informeren. Zodra het Commissievoorstel voor een JTM is gepubliceerd zal het kabinet
uw Kamer via de gebruikelijke route informeren.
Het kabinet zet zich in voor de werknemers van de Nederlandse kolencentrales en kolenoverslag.
U bent eerder geïnformeerd over de werkgelegenheidseffecten bij het wetsvoorstel verbod
op kolen bij elektriciteitsproductie en het onderzoek dat ik daarnaar heb laten doen.2
Op korte termijn zijn de effecten als gevolg van de vervroegde sluiting van de Hemwegcentrale
in het bijzonder van belang. De vervroegde sluiting van de Hemwegcentrale is een zeer
ingrijpende maatregel voor de betrokken werknemers. Hiervoor is het zogenaamde Westhavenarrangement
opgericht door het UWV samen met FNV. Werknemers die hun huidige werk of functie kwijtraken
door de sluiting van de Hemwegcentrale kunnen zich melden bij het Mobiliteitscentrum
Kolenketen Westhaven en krijgen begeleiding bij het vinden van een nieuwe baan.
Het kabinet heeft ook aandacht voor werkgelegenheidseffecten van de energietransitie
in den brede en neemt het initiatief door een Voorziening werkgelegenheidseffecten
energietransitie in te richten, gericht op van-werk-naar-werk begeleiding en om- en
bijscholing. Het kabinet heeft hiervoor tot en met 2030 € 22 miljoen gereserveerd,
waarvan € 11 miljoen tot en met 2024.
De leden van de SP-fractie vragen op welke wijze het streven naar 55% reductie een
wettelijke basis gaat krijgen nu blijkt dat de INEK’s onvoldoende gaan zijn om de
EU-klimaatdoelen te halen. Wordt dit onderdeel van de EU Klimaatwet? De leden van
de SP vragen hoe het kabinet deze streefcijfers wil realiseren, nu uit de recente
doorrekeningen blijkt dat voor Nederland het doel van 49% reductie buiten de bandbreedte
van realiseerbare reductie ligt.
Op basis van de analyse van de concept-INEK’s van alle EU-lidstaten concludeerde de
Europese Commissie dat de bijdragen van alle landen opgeteld onvoldoende zijn om de
EU-klimaatdoelen te halen. Momenteel zijn veel landen nog bezig met het afronden van
hun definitieve INEK. Op basis daarvan zal de Europese Commissie opnieuw een analyse
maken van alle plannen en of deze voldoende zijn om de EU-klimaatdoelen te halen.
Een aantal landen heeft al aangegeven hogere ambities te zullen opnemen dan in hun
concept-INEK. Het is momenteel nog te vroeg om te bepalen of de definitieve plannen
van alle landen gezamenlijk voldoende zijn om de doelen te halen.
De gevolgen en haalbaarheid van een ophoging van het EU 2030-doel zal de Commissie
in 2020 in kaart brengen door middel van een Impact Assessment. Op basis hiervan zal
de discussie gevoerd worden over de aanscherping van het huidige doel van ten minste
40%. Als bekend zet het kabinet in op een ophoging naar 55%. Het huidige wetgevingspakket
(o.a. ETS, ESR, en de richtlijnen voor hernieuwbare energie en energiebesparing) leidt
tot een reductie in 2030 van 46%. Een aanpassing van het 2030-doel zal ook een aanscherping
van deze wetgeving vragen.
Het streven van het kabinet is om het EU 2030-doel op te nemen in de aangekondigde
Europese klimaatwet.
Over de realisatie van de Nederlandse klimaatdoelen is uw Kamer met de KEV-brief geïnformeerd.3
Verder vragen de leden van de SP naar het verdere proces inzake de Green Deal. Kan
verder worden toegelicht hoe dit binnen de EU vorm gegeven zal worden en hoe het traject
in Nederland zal verlopen?
Het kabinet zal uw Kamer nader informeren over de inhoud en de verdere uitvoering
van de Green Deal.
Poly- en perfluoralkylstoffen (PFAS)
Deze brief is tevens de reactie op het verzoek van het lid Ziengs, zoals dat is gedaan
in het ordedebat van 10 december jongstleden, om toe te lichten wat de kabinetsinzet
inzake PFAS zal zijn tijdens de Milieuraad van 19 december. De geannoteerde agenda
voor deze Milieuraad4 verwoordt de Nederlandse inzet, en de antwoorden op de vragen gesteld als inbreng
in het Schriftelijk Overleg, zijn bedoeld deze inzet verder te verduidelijken.
De leden van GroenLinks en de SP hebben verschillende vragen over het instrument van
een restrictie.
Een restrictie ofwel beperking is een instrument onder REACH dat het mogelijk maakt
het gebruik van stoffen of van producten waarin die stoffen zitten, in te perken of
te verbieden. Zo’n restrictie geldt meteen ook voor in de EU geïmporteerde producten.
Dus als er producten met PFAS zijn die als niet-essentieel worden beoordeeld, dan
wordt met de restrictie ook gelijk de import van deze producten verboden.
Een restrictie kan alleen worden ingesteld als de risico´s voor gezondheid of milieu
dat rechtvaardigen. Die zorg moet in het voorstel om te komen tot een restrictie ook
voldoende worden onderbouwd.
De voorbereidingstijd van een dergelijk voorstel is voor reguliere dossiers twee jaar.
Deze periode bevat verschillende momenten waarop belanghebbenden kunnen inspreken.
Hieronder valt ook een publieke raadpleging over het conceptvoorstel die zes maanden
in beslag neemt. In het geval van PFAS gaat het echter om een complex van verschillende
stoffen en toepassingen. Daarom is een grondige voorfase van naar schatting een jaar
nodig om in beeld te krijgen welke toepassingen er zijn en in welke mate er alternatieven
voorhanden kunnen zijn.
Als er een Commissievoorstel is, dan wordt hierover gestemd door de lidstaten. Hier
is een gekwalificeerde meerderheid voor nodig. Na stemming is er een periode van drie
maanden waarin de Raad en het Europees parlement bezwaar kunnen maken, op basis van
een gekwalificeerde respectievelijk een simpele meerderheid tegen.
Het beoordelen van de vraag welke toepassingen essentieel zijn, maakt een wezenlijk
onderdeel uit van dit proces. Daar valt op voorhand dus geen uitspraak over te doen.
Wel zijn er criteria die kunnen helpen om dit te bepalen, zoals die gebruikt worden
in het Protocol van Montreal. Hierbij zal onder meer aan de orde komen, ten aanzien
van de productieprocessen en producten waarbij PFAS wordt toegepast, in hoeverre deze
stoffen noodzakelijk zijn, wat de alternatieven zijn en welke milieu en gezondheidseffecten
die alternatieven hebben. De raadplegingen van de belanghebbenden uit de eerste fase
dienen onder meer om deze informatie te verkrijgen.
De leden van GroenLinks vragen hoe het zit met PFAS in cosmetica, of dat veel voorkomend
is en of consumenten niet op de hoogte moeten worden gebracht van giftige stoffen
in dit soort producten?
Onder de cosmeticaregelgeving, de verantwoordelijkheid van de Minister voor Medische
Zorg en Sport, geldt dat toepassingen verboden kunnen worden als deze een risico op
kunnen leveren voor de gezondheid van de consument. Ook geldt dat aanwezigheid van
stoffen die schadelijk kunnen zijn voor de gezondheid op het etiket moeten worden
vermeld. Bij het VSO PFAS van 12 december jl. heb ik uw Kamer toegezegd Minister Bruins
te vragen om u hierover te nader te berichten.
De leden van GroenLinksfractie hebben gevraagd hoe consumenten op de hoogte worden
gebracht van PFAS in producten.
Zowel via de website waarzitwatin.nl als rvs.rivm.nl/publieksinformatie kunnen consumenten vinden welke chemische stoffen er in producten zitten en wat de
effecten zijn van die stoffen. Samen met Milieu Centraal gaan we bekijken hoe consumenten
aanvullend voorgelicht kunnen worden over de risico’s voor het milieu als gevolg van
PFAS in producten.
Daarnaast hebben de leden van GroenLinks gevraagd hoe het zit met normeren en testen
van potentieel gevaarlijke stoffen, welke regels daarvoor gelden vanuit de REACH-verordening
en of bedrijven kunnen weigeren om onderzoeken of tests uit te voeren.
De REACH-verordening vormt het algemene kader voor de beoordeling van het veilig gebruik
van stoffen. Een producent of importeur die een stof op de markt brengt, is verplicht
om voorafgaand aan het op de markt brengen bij ECHA (het Europese agentschap voor
chemische stoffen) een registratie te doen. Bij deze registratie dient het bedrijf
ook gegevens aan te leveren, de «standaardinformatievereisten». Hoe hoger het jaarlijks
geproduceerde volume van de stof, hoe uitgebreider de standaardinformatievereisten
zijn. Een toelichting hierop is op de website van ECHA te vinden.5
Als een lidstaat twijfels heeft of het gebruik van een stof wel veilig is, en de standaardinformatievereisten
zijn onvoldoende om die zorg op te heffen, dan bestaat de mogelijkheid om aanvullende
gegevens op te vragen. In het door de vraagsteller aangehaalde voorbeeld (Chemours)
hebben Nederland en Duitsland dit proces opgestart, dat uiteindelijk leidde tot een
besluit van ECHA om het bedrijf twee studies te laten uitvoeren.
Net als tegen andere besluiten van een overheidsinstelling, staat het een belanghebbende
vrij om een besluit te laten toetsen door in beroep te gaan. Dat is in dit geval gebeurd.
Als het besluit in stand blijft, is het bedrijf verplicht mee te werken. Het niet
nakomen van een besluit van ECHA is in Nederland strafbaar gesteld op grond van de
Wet op de economische delicten.
De leden van de SP vragen naar de bereidheid om nationaal producten te verbieden,
vooruitlopend op een Europese restrictie.
Een maatregel op Europese schaal sorteert veel meer effect voor het milieu dan een
nationale maatregel omdat producten binnen Europa vrij verhandeld kunnen worden. De
regelgeving inzake het op de markt brengen van stoffen en producten is bovendien in
hoge mate Europees geharmoniseerd. Daardoor is het feitelijk alleen effectief om met
maatregelen op Europees niveau de import van dergelijke producten te voorkomen.
De leden van de VVD-fractie vragen of nog meer PFAS als ZZS gaan worden aangemerkt
en vragen om voorzichtigheid om te voorkomen dat er weer een crisis ontstaat door
een ZZS.
Stoffen worden op basis van hun intrinsieke eigenschappen geclassificeerd als Zeer
Zorgwekkende Stof. De criteria op basis waarvan dat wetenschappelijk beoordeeld wordt,
staan in artikel 57 van de REACH-verordening.
Een ZZS-classificatie vertaalt zich in een minimalisatieplicht voor emissies van de
stof. Zodoende kan de ZZS-classificatie bijdragen aan het voorkomen van toekomstige
problemen. Juist bij stoffen die in het milieu vrijwel niet afbreken en die al bij
lage concentraties schade kunnen veroorzaken, is het belangrijk om emissies naar het
milieu zo veel mogelijk te beperken.
De inzet van Nederland in de Milieuraad is, zoals ik de Kamer eerder heb gemeld6, gericht op traject van een restrictie, omdat de groep van PFAS groot en divers is,
terwijl al deze stoffen in het milieu wel zeer persistent zijn. Met dit traject wordt
geen norm ontwikkeld of vastgesteld die zich vertaalt naar lucht, water of bodem,
maar wordt het probleem aan de bron aangepakt via een EU-brede level-playing-field-benadering.
Dit helpt bovendien te voorkomen dat PFAS die nu in gebruik zijn, worden vervangen
door weer nieuwe PFAS.
Ondertekenaars
-
, -
, -
Eerste ondertekenaar
A.H. (Agnes) Mulder, voorzitter van de vaste commissie voor Infrastructuur en Waterstaat -
Mede ondertekenaar
G.B. Koerselman, adjunct-griffier