Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Sienot over het bericht ‘Milieuorganisaties: stroom wordt nauwelijks groener’
Vragen van het lid Sienot (D66) aan de Minister van Economische Zaken en Klimaat over het bericht «Milieuorganisaties: stroom wordt nauwelijks groener» (ingezonden 14 november 2019).
Antwoord van Minister Wiebes (Economische Zaken en Klimaat) (ontvangen 17 december
2019).
Vraag 1
Bent u bekend met het bericht «Milieuorganisaties: stroom wordt nauwelijks groener»?1
Antwoord 1
Ik heb kennisgenomen van dit bericht.
Vraag 2
Herkent en onderschrijft u de resultaten van de «stroomranking»? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 2
Ik ben van mening dat de «stroomranking» bijdraagt aan meer transparantie over de
ontwikkelingen op het gebied van duurzaamheid van investeringen, inkoop en levering
van energie en inzicht biedt in de verduurzaming op de markt van stroomleveranciers
op het gebied van hun investeringen, inkoop en levering. Zo laat de monitor zien dat
stroomleveranciers op de consumentenmarkt duurzamere producten zijn gaan aanbieden,
maar dat dit in mindere mate geldt voor leveranciers op de zakelijke markt. Ook laat
het onderzoek zien dat nieuwe toetreders zich met name profileren op prijs en in mindere
mate op duurzaamheid. Ten aanzien van de rapportcijfers die in het onderzoek worden
gegeven vind ik het relevant om te benoemen dat de energieleveranciers die het hoogste
scoren op basis van de «stroomranking» niet zelf investeren maar duurzame productie
en afnemers bij elkaar brengen.
Vraag 3
Hoe verklaart u de beperkte stijging in afname van groene stroom door zakelijke consumenten?
Antwoord 3
Bij de beperkte stijging in de afname van groene stroom door bedrijven spelen twee
factoren een rol. Allereerst is de vraag naar duurzame elektriciteit vanuit bedrijven
kleiner dan vanuit huishoudens. Daarnaast is de vraag naar stroom vanuit bedrijven
ook groter dan de vraag vanuit huishoudens en waardoor er – gegeven het feit dat er
15% van het totale elektriciteitsverbruik duurzaam wordt opgewekt – beperkingen zijn
voor de levering van bijvoorbeeld duurzame elektriciteit uit Nederland.
Vraag 4
Op welke wijze stimuleert u de afname van groene stroom door zakelijke afnemers?
Antwoord 4
Sinds de liberalisering van de elektriciteitsmarkt zijn stroomleveranciers vrij om
naar eigen inzicht elektriciteit in te kopen voor levering aan burgers en bedrijven.
Deze markt is het resultaat van vraag en aanbod. Binnen de geldende wettelijke kaders
hebben zakelijke afnemers de vrijheid te kiezen duurzame of fossiele stroom. De overheid
heeft in deze keuze niet direct een rol.
Wel is het zo dat in het kader van het streven naar 49% CO2-reductie het aanbod van duurzame elektriciteit richting 2030 fors zal toenemen. Ook
vindt het kabinet het van belang dat er meer informatie, transparantie en standaardisering
komt op het gebied van klimaat in alle schakels van de financiële keten (zie ook beantwoording
van vraag 6). Bovendien zal het beleid van «full disclosure» op de energiemarkt vanaf
2020 leiden tot meer transparantie. «full disclosure» verplicht energieleveranciers
om de geleverde energie voor alle afnemers te onderbouwen met Garanties of Certificaten
van Oorsprong (GvO/CvO). Op deze manier krijgen de afnemers precies te zien welke
energie hun leverancier levert. Voor zakelijke afnemers kan het dan, bijvoorbeeld
om publiciteitsredenen, onaantrekkelijk zijn om energie af te nemen die onderbouwd
is met Certificaten van kolencentrales. Al deze elementen kunnen bijdragen aan een
grotere vraag naar groene stroom door zakelijke afnemers.
Vraag 5
Op het onderdeel «investeringen» oordelen de onderzoekers een voldoende, met name
door grote investeringen in windenergie, herkent u deze resultaten? En waar ziet u
kansen voor energieleveranciers om het aantal duurzame energieopwekkingsprojecten
te vergroten, bijvoorbeeld door de inzet van lange termijn inkoopcontracten van Nederlandse
windstroom, naar voorbeeld van de NS?
Antwoord 5
In de «stroomranking» wordt aangegeven dat er in de periode tussen 2014 en half 2019
door de onderzochte stroomleveranciers voor 13,5 GW is geïnvesteerd in windenergie.
Daarbij gaat het niet alleen om investeringen in Nederland maar ook om internationale
investeringen. Ik kan deze cijfers niet verifiëren, maar de score van een voldoende
komt wel overeen met mijn beeld dat er in de afgelopen jaren flink is geïnvesteerd
in windenergie.
In langetermijninkoopcontracten, ook wel bekend als Power Purchasing Agreements, (PPA’s))
maken elektriciteitsproducenten en afnemers afspraken over de hoeveelheid en prijs
van de te leveren elektriciteit, meestal over een langere periode zoals 10–15 jaar.
Dergelijke overeenkomsten kunnen een belangrijke rol spelen in de financiering van
duurzame energieprojecten. De inzet van dergelijke contracten biedt investeerders
in hernieuwbare energie de mogelijkheid om voor een langere termijn zekerheid te hebben
over de opbrengsten van hun elektriciteitsverkoop. Dit kan de business case van hernieuwbare
opwekking versterken. Naast de overeenkomst die de NS heeft gesloten met Eneco voor
de levering van stroom van het windpark Luchterduinen, heeft ook Microsoft onlangs
een PPA afgesloten met Eneco voor de elektriciteitsafname van de windparken Borssele
III en IV waarvan het consortium Blauwwind de eigenaar is.
Vraag 6
Deelt u de mening dat het interessant is om te overwegen om bedrijven in het jaarverslag
te laten rapporteren over inkoop van stroom? Zo ja, bent u hiertoe bereid? Zo nee,
waarom niet?
Antwoord 6
Er bestaan al diverse regels en richtlijnen op het gebied van milieurapportage, die
voortvloeien uit EU-regelgeving. Het bestuursverslag, dat door alle middelgrote en
grote ondernemingen moet worden opgesteld, moet een analyse bevatten van milieuaangelegenheden
van de onderneming, als dat noodzakelijk is voor een goed begrip van de ontwikkeling,
de resultaten of de positie van de onderneming. Verder moeten alle organisaties van
openbaar belang met meer dan 500 medewerkers in het bestuursverslag een niet-financiële
verklaring opnemen waarin zij mededeling moeten doen over het beleid op het gebied
milieuaangelegenheden.2 Daarbij moet de onderneming ook de voornaamste risico’s ten aanzien van die milieuaangelegenheden
betrekken. De Europese Commissie heeft op 20 juni 2019 «Richtsnoeren niet-financiële
rapportage: aanvulling betreffende klimaatrapportage» gepubliceerd (PbEU 2019, C 209),
die behulpzaam kunnen zijn bij het opstellen van die niet-financiële verklaring op
dit onderdeel milieuaangelegenheden. Daarin wordt onder andere aanbevolen om het totale
energieverbruik of opwekking uit hernieuwbare en niet-hernieuwbare bronnen op te nemen,
met een uitsplitsing van de verschillende bronnen van hernieuwbare energie (pag. 15–16).
Ondernemingen kunnen zich onderscheiden door op die wijze aandacht te besteden aan
de inkoop van stroom.
Het kabinet vindt het van belang dat er meer informatie, transparantie en standaardisering
komt op het gebied van klimaat in alle schakels van de financiële keten, zoals de
Minister van Financiën in de Verkenning van de markt voor groene financiering ook
schrijft3. Hiertoe behoren ook de eisen aan het ontsluiten van informatie over de klimaatimpact
van organisaties van openbaar belang. Het kabinet wil verdere regelgeving over rapportage
over milieuaangelegenheden in een ruimer verband zien dan enkel een rapportage over
de inkoop van stroom in Nederland. De jaarverslaggeving is een terrein waar eisen
voornamelijk op EU-niveau geregeld zijn. De nieuwe Europese Commissie heeft aangekondigd
met een Green Deal te komen met nieuwe voorstellen op het gebied van duurzaamheid.
Het kabinet ziet de plannen van de Europese Commissie hiertoe met interesse tegemoet.
Vraag 7
Overweegt u om de Wet milieubeheer snel te verruimen, door naast investeringen in
energiebesparing die zich binnen vijf jaar terugverdienen, ook investeringen in energieopwekking
op te nemen? En zo ja, bent u bereid om dit voor zonnepanelen op te rekken naar zeven
jaar om zo het aantal zonnedaken in Nederland snel te vergroten?
Antwoord 7
In het Klimaatakkoord is reeds opgenomen dat de energiebesparingsplicht uit de Wet
milieubeheer verbreed wordt naar CO2-maatregelen. Hierbij wordt ook gekeken naar de rol van hernieuwbare opwek. De Kamer
wordt voor 1 juli 2020 geïnformeerd over de uitkomsten van deze verbreding en verandering.
Het is nu nog te vroeg om vooruit te lopen op de uitkomst hiervan.
Vraag 8
Deelt u de mening dat het inprijzen van milieuschade, waarover het Cultureel Planbureau
(CPB) en het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) eerder goede rapporten schreven,
de afname van groene stroom kan versnellen, bijvoorbeeld via de afgesproken CO2-heffing in het Klimaatakkoord? Wanneer verwacht u de CO2-heffing te kunnen invoeren?4 5
Antwoord 8
Ik ben van mening dat het inprijzen van milieuschade kan bijdragen aan de afname van
groene stroom. De belangrijkste vorm van beprijzing die kan bijdragen aan de afname
van groene stroom betreft de beprijzing via het Europese emissiehandelssysteem (hierna:
EU ETS). Het EU ETS stelt voor de elektriciteitsproducenten en industrie een plafond
aan broeikasgasemissies en maakt die emissies onder dat plafond verhandelbaar. De
EU ETS-prijs ontstaat als gevolg van vraag en aanbod van emissierechten onder dat
plafond. De op EU-niveau gestelde reductiedoelstelling voor ETS-sectoren (43% CO2-reductie in 2030 ten opzichte van 2005) wordt met behulp van dit mechanisme gehaald.
Fossiele elektriciteitsopwekkers berekenen de kosten van het EU ETS vervolgens door
aan de eindgebruikers. Hierdoor wordt fossiele stroom duurder in vergelijking met
een situatie zonder het EU ETS. De EU ETS-prijs is de afgelopen jaren flink toegenomen
en bedraagt inmiddels circa € 25 per ton CO2. Ook de voorgenomen invoering van een minimum CO2-prijs voor elektriciteitsproductie draagt bij aan de businesscase voor groene stroom
(en daarmee aan de afname van groene stroom) door het bieden van zekerheid aan investeerders
over de minimale prijs van CO2-reductie.
De CO2-heffing voor de industrie ziet toe op het op een verstandige en objectieve manier
van beprijzen van CO2-uitstoot van industriële processen. Hieronder valt niet de CO2-uitstoot als gevolg van elektriciteitsproductie. De voorgenomen CO2-heffing is er dus niet direct op gericht om de afname van groene stroom te versnellen.
Het streven is om komend voorjaar een concept van het wetsvoorstel CO2-heffing voor de industrie te consulteren op internetconsultatie.nl. De Staatssecretaris van Financiën zal uw Kamer informeren over het moment waarop
de internetconsultatie start. Het wetsvoorstel zal uiterlijk op Prinsjesdag 2020 bij
uw Kamer worden ingediend. De beoogde inwerkingtreding van de heffing is 1 januari
2021.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
E.D. Wiebes, minister van Economische Zaken en Klimaat
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.