Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van de leden Kröger, Laçin en Van Raan over emissieregistratie
Vragen van de leden Kröger (GroenLinks), Laçin (SP) en Van Raan (PvdD) aan de Minister van Infrastructuur en Waterstaat over Emissieregistratie (ingezonden 3 oktober 2019).
Antwoord van Minister Van Nieuwenhuizen Wijbenga (Infrastructuur en Waterstaat) (ontvangen
19 december 2019).
Vraag 1
Klopt het dat de grootschalige concentratie- en depositiekaarten (GCN en GDN) jaarlijks
worden gemaakt door het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) en dat
deze, in combinatie met lokale berekeningen, worden gebruikt bij de rapportage in
het kader van de EU-luchtkwaliteitsrichtlijn?
Antwoord 1
Ja, dat klopt.
Vraag 2
Klopt het dat bij de berekening van concentraties en deposities de ruimtelijke verdeling
van de collectief geregistreerde emissies wordt ontleend aan de Emissieregistratie
(ER)? Wordt daarnaast van andere informatiebronnen gebruikgemaakt? Zo ja, welke?
Antwoord 2
Ja, dat klopt. Bij de berekeningen van de concentraties en deposities voor de GCN
en GDN wordt de ruimtelijke verdeling van de Emissieregistratie gebruikt. Daarnaast
worden bij de berekeningen ook buitenlandse emissies meegenomen. De ruimtelijke verdeling
van die buitenlandse emissies is gebaseerd op informatie van TNO, daarbij gebruik
makend van de zogenaamde MACCIII gegevens (Monitoring Atmospheric Composition and
Climate -III)1.
Vraag 3
Klopt het dat in de database van de Emissieregistratie slechts een klein deel van
de vluchtfase (van vliegtuigen) wordt meegerekend, namelijk tot ongeveer 900 meter
(3.000 voet) hoogte?
Antwoord 3
Dat klopt. In de database van Emissieregistratie zijn de emissies opgenomen zoals
die op grond van de NEC-richtlijn (zowel de oude2 als de herziene3) moeten worden gerapporteerd. Emissies van vliegtuigen buiten de landings- en startcyclus
zijn van de richtlijn uitgezonderd. De landings- en startcyclus betreft, aansluitend
bij de definitie van de Internationale Burgerluchtvaartorganisatie (ICAO), de cyclus
die het taxiën na landing en voor vertrek, starten, opstijgen, aanvliegen en landen
en alle andere manoeuvres van het vliegtuig die plaatsvinden beneden een hoogte van
3000 voet (914 meter) omvat. Zie ook mijn kamerbrief van 15 oktober 20194.
Vraag 4
Worden deze waarden ook zo gerapporteerd aan de EU?
Antwoord 4
Ja. Rapportage vindt plaats conform de vereisten uit de NEC-richtlijn. Voor de wijze
waarop deze waarden worden gerapporteerd, verwijs ik u naar mijn kamerbrief van 15 oktober
2019.
Vraag 5
Klopt het dat de EU-richtlijn (2001/81/EC National Emission Ceilings, de NEC-richtlijn)
voorschrijft dat lidstaten het «EMEP/EEA air pollutant emission inventory guidebook»
moeten gebruiken?
Antwoord 5
Op grond van de oude NEC-richtlijn is het gebruik van het «EMEP/EEA air pollutant
emission inventory guidebook»5 niet verplicht. In de herziene NEC-richtlijn is het gebruik van het genoemde guidebook
wel verplicht gesteld.
Vraag 6
Klopt het dat dit guidebook (en dus deze EU-richtlijn) voorschrijft dat niet alleen
domestic en international airport traffic moeten worden gerapporteerd, maar ook domestic
en international cruise traffic boven de 3.000 voet?
Antwoord 6
Nee, het guidebook is niet bepalend voor wat er moet worden gerapporteerd. De NEC-richtlijn
is daarin leidend. Het guidebook ziet enkel op de wijze waarop inventarisatie van
emissies dient te geschieden, niet op de reikwijdte van de richtlijn. Zoals gezegd
zijn emissies van vliegtuigen buiten de landings- en startcyclus uitgezonderd van
de richtlijn.
Vraag 7
Sinds wanneer voldoet de Nederlandse emissie aan de plafonds uit 2010 voor stikstofoxide
(NOx), vluchtige organische stoffen (NMVOC's), zwaveldioxide (SO2) en ammoniak (NH3)?
Antwoord 7
Uit de meest recente rapportage van het RIVM van de nationale emissies van luchtverontreinigende
stoffen6, blijkt dat de uitstoot van genoemde stoffen in Nederland voldoet aan de NEC-richtlijn:
– voor stikstofoxide (NOx) vanaf 2016;
– voor vluchtige organische stoffen (NMVOC) vanaf 2010;
– voor zwaveldioxide (SO2) vanaf 2010 en
– voor ammoniak (NH3) vanaf 2012.
Voor niet-methaan vluchtige organische stoffen (NMVOC) en ammoniak (NH3) is daarbij uitgegaan van een positieve beslissing van de Europese Commissie op het
verzoek tot aanpassing van de emissie-inventaris, zoals eerder gemeld in de kamerbrief
van 9 april7.
Vraag 8
Voldoet Nederland aan de plafonds wanneer de emissies boven de 3.000 voet worden meegerekend
en gerapporteerd?
Antwoord 8
Aangezien de betreffende emissies niet hoeven te worden meegenomen in de rapportage,
heeft het al dan niet rapporteren geen invloed op het halen van de emissie plafonds
uit de NEC-richtlijn. Indien die emissies wel worden gerapporteerd, tellen die nu
echter niet mee bij het bepalen of het emissie plafond is overschreden of niet. Als
tijdens het opstellen van de emissie plafonds de vliegtuigemissies boven 3000 voet
waren meegenomen, dan was de bijdrage van de betreffende activiteit in de plafonds
verdisconteerd.
Vraag 9
Hoeveel extra emissie zou Nederland moeten rapporteren als ook de emissies van de
luchtvaart boven de 3.000 voet worden meegenomen?
Antwoord 9
Uw Kamer heeft op 1 oktober 2019 de Motie van Raan (31 936 nr. 674) aangenomen om de stikstofuitstoot boven de 3.000 voet inzichtelijk te maken. Over
de wijze waarop ik deze motie uitvoer, zal ik u nader informeren.
Vraag 10
Kunt u de stelling bevestigen dat 92% van de NOx-emissie van de luchtvaart boven de
3.000 voet wordt uitgestoten en dat daarmee de meeste emissie door niemand wordt verantwoord?
Hoe telt deze emissie mee in rapportages over luchtkwaliteit en klimaat? Hoe kan deze
emissie worden toebedeeld aan landen om zo reductiebeleid mogelijk te maken?
Antwoord 10
Onder verwijzing naar antwoord 9 kan ik deze stelling niet bevestigen, daarvoor is
nader onderzoek nodig.
Vraag 11
Tot op welke hoogte zijn de emissies in de hogere luchtlagen van invloed op de depositie
op het aardoppervlak? Wat is de bijdrage daarvan vergeleken met de depositie als gevolg
van emissies beneden de 3.000 voet? Hoeveel hiervan exporteren wij en komt daarmee
in andere landen terecht? En, omgekeerd, hoeveel van de emissies wordt door andere
landen geëmitteerd en komt in Nederland terecht?
Antwoord 11
De menglaag is de onderste luchtlaag tussen het aardoppervlak en de menglaaghoogte.
Stoffen die uitgestoten worden boven de menglaaghoogte verspreiden zich in de vrije
atmosfeer. Een deel hiervan verspreidt zich naar het buitenland; omgekeerd zullen
de stoffen uit het buitenland zich vermengen met de stoffen die in Nederland boven
die hoogte worden uitgestoten. Stoffen die zich boven deze hoogte bevinden, kunnen
het aardoppervlak bereiken, maar in het algemeen pas veel later en op andere plaatsen
dan waar de stoffen zijn uitgestoten. Zie ook mijn kamerbrief van 15 oktober 2019.
Vraag 12
Hoe verhoudt die rapportagegrens van 3.000 voet zich tot de feitelijke atmosferische
omstandigheden in Nederland?
Antwoord 12
De menglaaghoogte kan variëren afhankelijk van de hoeveelheid zoninstraling. Voor
Lelystad Airport is specifiek voor díe regio empirisch onderzoek gedaan op basis van
10-jaars meteo data naar de menglaaghoogte. Zie ook mijn kamerbrief van 15 oktober
2019.
Vraag 13
Hoe worden de emissies van General Aviation of van de Koninklijke Luchtmacht meegenomen
in de rapportages van emissies en depositie? Vallen deze onder de milieueffectrapportage-plicht?
Antwoord 13
De categorie General Aviation maakt onderdeel uit van de afzonderlijke milieueffectrapportages
ter voorbereiding op de luchthavenbesluiten. Voor de Koninklijke Luchtmacht is er
voor de plan-mer een vrijstelling voor plannen die uitsluitend gelden voor de landsverdediging.
Bij een project-mer kan op verzoek of ambtshalve vrijstelling per geval worden verleend,
via een ontheffing voor de mer-plicht of mer- beoordelingsplicht, als de activiteit
betrekking heeft op de landsverdediging.
Vraag 14
Wat zijn de gevolgen van de rapportage van het Planbureau voor de Leefomgeving en
TNO dat emissiefactoren van het wegverkeer bijgesteld moeten worden? Als het wegverkeer
vuiler is dan verwacht, is daarmee dan ook het stikstofprobleem in absolute zin groter
of verschuift alleen de verhouding tussen wegverkeer en andere bronnen?
Antwoord 14
In 2019 is een aantal emissiefactoren wegverkeer bijgesteld op basis van nieuwe inzichten
uit recent onderzoek van TNO. Deze zijn al verwerkt in de kaarten met grootschalige
concentraties en deposities die in maart 2019 door RIVM zijn gepubliceerd. Deze inzichten
leiden er niet toe dat de stikstofdepositie in absolute zin groter is dan waar we
nu van uit gaan.
Vraag 17
Kunt u deze vragen één voor één beantwoorden?
Antwoord 16
Zie het antwoord op vraag 9.
Vraag 18
Kunt u deze vragen voor de begrotingsbehandeling van Infrastructuur en Waterstaat
beantwoorden?
Antwoord 17
Ja.
Vraag 18
Kunt u deze vragen voor de begrotingsbehandeling van Infrastructuur en Waterstaat
beantwoorden?
Antwoord 18
Doordat informatie moest worden ingewonnen bij derden heeft beantwoording meer tijd
gekost.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
C. van Nieuwenhuizen Wijbenga, minister van Infrastructuur en Waterstaat
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.