Schriftelijke vragen : Het bericht ‘Politie arresteert klokkenluider die klaagde over machtsmisbruik’
Vragen van de leden Den Boer en Groothuizen (beiden D66) aan de Minister van Justitie en Veiligheid over het bericht «Politie arresteert klokkenluider die klaagde over machtsmisbruik» (ingezonden 16 december 2019).
Vraag 1
            
Bent u bekend met het bericht «Politie arresteert klokkenluider die klaagde over machtsmisbruik»?1
Vraag 2
            
Kunt u bevestigen dat twee politieagenten van de eenheid Noord-Holland zijn aangehouden,
               omdat ze worden verdacht van het lekken van vertrouwelijke politiegegevens aan een
               krant? Zo niet, wat is er dan aan de hand?
            
Vraag 3
            
Kunt u, zodra de stand van het strafrechtelijk onderzoek dat toestaat, toelichten
               waar de verdenking tegen de verdachte agenten (schending van ambtsgeheim, valsheid
               in geschrifte, het doen van een valse aangifte, meineed en computervredebreuk) op
               is gebaseerd?
            
Vraag 4
            
Wat vindt u er van dat agenten die mogelijke misstanden melden, vervolgens verdachte
               kunnen worden? Vindt u dit rijmen met de rol die klokkenluiders hebben? Zo ja, waarom
               en tot op welke hoogte? Zo niet, wat gaat u hier aan doen?
            
Vraag 5
            
Ziet u de spanning tussen het belang dat klokkenluiders informatie over misstanden
               naar buiten brengen en strafrechtelijke onderzoeken naar klokkenluiders op grond van
               strafbare feiten als schending van ambtsgeheim?
            
Vraag 6
            
Deelt u de mening dat het feit dat een klokkenluider wordt aangehouden, het signaal
               kan afgeven dat het niet veilig is om binnen de Nationale Politie misstanden te melden?
               Zo ja, wat gaat u hier aan doen? Zo nee, waarom niet?
            
Vraag 7
            
Waar ligt volgens u het onderscheid en de grens tussen het lekken van (vertrouwelijke)
               informatie uit een organisatie zoals de Nationale Politie en het melden van een vermoedelijke
               misstand in de zin van de Interne klokkenluidersregeling Rijk, Politie en Defensie?
               Hoe wordt voor werknemers dit onderscheid duidelijk gemaakt?
            
Vraag 8
            
Hoe kan een klokkenluider volgens u (vermoedelijke) misstanden aankaarten, indien
               dit mogelijk ook betekent dat vertrouwelijke informatie naar buiten komt? Op welke
               wijze wordt aan werknemers duidelijk gemaakt hoe hier mee om te gaan? Is hier überhaupt
               (voldoende) aandacht voor volgens u?
            
Vraag 9
            
Worden klokkenluiders bij de Nationale Politie volgens u voldoende gehoord? Waar blijkt
               dat uit? Kunt u uw antwoord uitgebreid toelichten?
            
Vraag 10
            
Waaruit blijkt dat het voor klokkenluiders bij de Nationale Politie veilig is om hun
               klachten aan te kaarten? Kunt u uw antwoord uitgebreid toelichten?
            
Vraag 11
            
In hoeverre acht u het team Veiligheid Integriteit en Klachten (VIK) van de politie
               voldoende onafhankelijk en in staat om met dergelijke gevoelige kwesties zoals klokkenluiders
               om te gaan, bijvoorbeeld gelet op het feit dat een klacht gedaan bij het VIK is uitgelekt
               naar collega’s? Hoe staat het in dit kader met de instelling van een interne ombudsman
               binnen de Nationale Politie en het inrichten van een onafhankelijk meldpunt voor agenten?
               Kunt u een actuele stand van zaken geven? 1)
            
Vraag 12
            
Vreest u dat de omgang met de meldingen van misstanden en de latere aangifte van het
               lekken als gedragseffect kunnen hebben dat minder mensen interne kritiek durven te
               uiten of de interne klokkenluidersprocedure zullen volgen? Zo nee, waarom niet? Kunt
               u in uw antwoord tevens ingaan op de uitvoering van de motie-van Nispen c.s. over
               de negatieve gevolgen van strafrechtelijke onderzoeken naar klokkenluiders?2
Vraag 13
            
Hoe kijkt u aan tegen de aangifteplicht van artikel 162 Wetboek van Strafvordering
               in samenhang met het belang klokkenluiders te beschermen? Hoe reflecteert u op dit
               wetsartikel in het licht van deze casus?
            
Vraag 14
            
Ziet u mogelijkheden om bij de implementatie van de nieuwe Europese richtlijn over
               klokkenluiders (beter) rekening te houden met dit spanningsveld?
            
Vraag 15
            
Ziet u overeenkomsten tussen deze zaak en de zaak waarbij strafrechtelijk onderzoek
               is verricht naar een klokkenluider in de WODC-affaire? Zo ja, welke? Zo nee, waarom
               niet?
            
Vraag 16
            
Hoe beoordeelt u de omgang met klokkenluiders bij de Nederlands overheid in bredere
               zin? Kunt u daarbij in ieder geval expliciet ingaan op de zaken van de klokkenluiders
               bij de Nationale Politie, het WODC en de IND? In hoeverre ziet u een verband tussen
               deze zaken?
            
Vraag 17
            
Herinnert u zich uw antwoorden op vragen van de leden van Nispen en Groothuizen over
               het tappen van de klokkenluider in de WODC-affaire?3
Kunt u reflecteren op uw antwoord van vraag 14? Bent u van mening dat de interne procedures
               voor het melden van vermoedens van misstanden momenteel optimaal functioneren? En
               bent u tevens van mening dat de «belangrijke verbeteringen die zijn doorgevoerd ten
               aanzien van de interne procedures voor het melden van misstanden» in de praktijk ook
               echt voor verbeteringen hebben gezorgd? Zo ja, op welke wijze?
            
Vraag 19
            
Kunt u al deze vragen separaat beantwoorden?
Vraag 20
            
Kunt u deze vragen zo snel als mogelijk beantwoorden?
Ondertekenaars
- 
              
                  Eerste ondertekenaar
M.G.W. den Boer, Tweede Kamerlid - 
              
                  Mede ondertekenaar
M. Groothuizen, Tweede Kamerlid 
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.