Schriftelijke vragen : Vorderingen voor het overschrijden van het budgetplafond
Vragen van het lid Hijink (SP) aan de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport over vorderingen voor het overschrijden van het budgetplafond (ingezonden 16 december 2019).
Vraag 1
Wat is uw reactie op de hoge vorderingen door zorgverzekeraars waardoor sommige ggz-zorgverleners
failliet dreigen te gaan?1
Vraag 2
Welke andere gevallen van ggz-zorgverleners die failliet (dreigen te) gaan door de
hoge navorderingen vanwege budgetplafonds zijn bij u bekend?
Vraag 3
Tot hoeveel jaar na dato kunnen zorgverzekeraars nog navorderingen sturen?
Vraag 4
Hoe verklaart u dat sommige verzekeraars, zelfs jaren later nog, zorgverleners in
de ggz afrekenen op «relatieve overschrijding van het omzetplafond» terwijl andere
zorgverzekeraars dat helemaal niet doen en zelfs dit jaar contracten aanbieden zonder
zorgkostenplafond in de basis ggz? Is hier niet sprake van willekeur?
Vraag 5
Op basis waarvan worden budgetplafonds in de ggz overeengekomen, aangezien zorgverleners
op het moment van het vaststellen van het contract niet kunnen weten welke patiënten
met welke zorgzwaarte bij hen aan zullen kloppen?
Vraag 6
Op basis waarvan bepalen zorgverzekeraars de gemiddelde vergoeding per patiënt en
waarom wordt deze uniform voor elke patiënt opgelegd, terwijl geen één patiënt gemiddeld
is? Zijn er meer verzekeraars die volgens deze systematiek terugbetalingen eisen van
zorgverleners? Vindt u die aanpak verantwoord in het kader van goede contracten tussen
aanbieders en verzekeraars?
Vraag 7
Deelt u de mening dat het onrealistisch is om van zorgverleners in de ggz te vragen
een bepaald aantal patiënten voor een bepaald tarief te behandelen en dat er ruimte
zou moeten zijn voor zorgverleners om bijvoorbeeld minder patiënten voor een hoger
tarief te behandelen? Zo nee, waarom niet?
Vraag 8
Vindt u het realistisch om van zorgaanbieders te vragen om halverwege het lopend contractjaar
aan te geven of een zorgkostenplafond overschreden dreigt te worden terwijl er a)
geen zicht is op het eindresultaat van datzelfde jaar en b) binnen de ggz tot 31 december
2019 nog DBC’s geopend kunnen worden die nog een vol jaar door kunnen lopen?
Vraag 9
Deelt u de mening dat het onrechtvaardig is dat zorgverzekeraars zorgverleners erop
afrekenen als zij zich niet aan deze gemiddelde vergoeding houden, aangezien geen
één patiënt gemiddeld is en zij aan het begin van het jaar niet kunnen weten wat voor
patiënten zij zullen gaan behandelen? Zo nee, waarom niet?
Vraag 10
Wat gaat u doen om dergelijke situaties in de toekomst te voorkomen?
Vraag 11
In hoeverre is het door Zorgverzekeraars Nederland en GGZ Nederland overeengekomen
Horizontaal Toezicht hier een oplossing voor?
Vraag 12
Denkt u dat de DBC-systematiek in combinatie met zorgplafonds daadwerkelijk bijdraagt
aan het in toom houden van de totale zorgkosten als hierin de totale administratie-,
bureaucratie- en overlegkosten in meegenomen zouden worden? Draagt het stelsel als
zodanig niet juist bij aan langere wachtlijsten?
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
H.P.M. Hijink, Tweede Kamerlid
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.