Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Bromet over het beperken van ammoniak in de veehouderij via technieken
Vragen van het lid Bromet (GroenLinks) aan de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit over het beperken van ammoniak in de veehouderij via technieken (ingezonden 7 november 2019).
Antwoord van Minister Schouten (Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit) (ontvangen 17 december
2019)Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2019–2020, nr. 713
Vraag 1
Kent u de opsomming in de Boerderij van technische maatregelen om ammoniakuitstoot
in de veehouderij te beperken (emissiereducerende technieken)?1
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Kunt u inzichtelijk maken hoeveel subsidie er de afgelopen tien jaar is gegaan naar
emissiereducerende technieken?
Antwoord 2
Zoals aangegeven door de Minister van Economische Zaken en Klimaat in antwoorden op
feitelijke vragen over de begrotingsbehandeling 2020 van
5 november jl. verstrekt de rijksoverheid bijdragen aan investeringen die (mede) als
doel hebben de emissies in de veehouderij te reduceren. Onderstaande tabel geeft een
overzicht van de bijdragen van de rijksoverheid op deze onderwerpen in de periode
2009–2018.
Rijksoverheidsuitgaven periode 2009–2018 (x1000)
Emissie reducerende technieken
Emissie reducerende huisvestingsystemen
Combinatie
MIA/Vamil (fiscaal voordeel)
€ 16.724
€ 442.8361
SBIR (subsidie)
€ 9.800
€ 4.900
MIDS (subsidie)
€ 181
Fijnstof (subsidie)
€ 15.306
Luchtwassers (subsidie)
€ 21.7462
IDSH (subsidie)3
€ 84.208
Ammoniakreductie 2018 kalverstallen (subsidie)
€ 178
Totaal
€ 26.524
€ 469.841
€ 99.514
X Noot
1
Voor wat betreft huisvestingsystemen gaat het bij MIA/Vamil om «duurzame stallen».
Dit omvat meer dan uitsluitend emissiereductie.
X Noot
2
Luchtwassers worden gezien als onderdeel van huisvestingsystemen.
X Noot
3
ISDH subsidie is bedoeld voor «duurzame stallen». Dit omvat meer dan uitsluitend emissiereductie.
Vraag 3
Kunt u inzichtelijk maken hoeveel emissiereductie hiermee behaald is en hoe kosteneffectief
deze technieken zijn geweest?
Antwoord 3
De benodigde informatie is niet voorhanden. Nog niet alle regelingen zijn (recent)
geëvalueerd. Daarnaast zien uitgaven in het kader van MIA/Vamil en ISDH niet uitsluitend
op emissiereductie.
Vraag 4
Deelt u de mening dat emissiereducerende technieken zoals mestvergisters, emissiearme
vloeren en luchtwassers in het verleden niet altijd tot verwachte of gewenste resultaten
hebben geleid? Zo nee, waar baseert u dat op?
Antwoord 4
De ammoniakemissie van de veehouderij is gedaald van zo’n 330 kton rond 1990 naar
110 kton nu. Dat is voor het grootste deel het resultaat van de inzet van emissiereducerende
technieken. In grote lijnen hebben die technieken daarmee het gewenste resultaat opgeleverd.
Voor alle technieken geldt dat goede naleving en handhaving nodig zijn om de potentie
van deze technieken in de praktijk te realiseren.
Vraag 5
Erkent u dat veel melkveehouders weinig reductie meer kunnen realiseren via technieken,
doordat zij na de inwerkingtreding van het Programma Aanpak Stikstof (PAS) veelal
al emissiereducerende maatregelen hebben getroffen? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 5
Er zijn veel melkveehouders die in de afgelopen jaren hun bedrijf hebben gerenoveerd
of uitgebreid. Om voor de daarvoor vereiste vergunningen in aanmerking te komen hebben
deze melkveehouders veelal al emissiereducerende maatregelen getroffen. Tegelijk zijn
er ook veel stallen waarin nog geen emissiereducerende maatregelen zijn getroffen,
en worden er steeds nieuwe innovatieve technieken ontwikkeld. Met name door een brongerichte
aanpak, waarbij ammoniak en methaan integraal worden meegenomen, is verdergaande reductie
mogelijk.
Vraag 6
Heeft u een beeld van bedrijven die wel een Natuurbeschermingswet-vergunning zouden
moeten hebben maar die niet hebben, bijvoorbeeld door de lijst van bedrijven die redelijkerwijs
een dergelijke vergunning nodig zouden moeten hebben te leggen naast het aantal afgegeven
vergunningen?
Antwoord 6
Er is geen lijst van bedrijven die redelijkerwijs een vergunning zouden moeten hebben.
Als het bevoegd gezag bedrijven kent die een vergunning nodig hebben, maar dat niet
hebben, worden deze niet op een lijst gezet, maar zal handhavend moeten worden opgetreden.
Vraag 7
Deelt u de constatering op pagina 17 van het recente memo van Wageningen University
and Research dat de effectiviteit van de technische maatregelen niet altijd duidelijk
is?2
Antwoord 7
Van de technische maatregelen die zijn opgenomen in de Regeling Ammoniak en Veehouderij
en die nu dus kunnen worden toegepast, is het effect gemeten en is op basis daarvan
een emissiefactor vastgesteld. De verwachting is dat met nieuwe innovatie en brongerichte
technieken een verdere reductie kan worden bereikt. Deze technieken worden nu op diverse
plekken en door diverse bedrijven ontwikkeld en getoetst, de effectiviteit daarvan
is vanzelfsprekend niet op voorhand vast te stellen.
Vraag 8
Op welke wijze kan worden uitgesloten dat verdergaande inzet op emissiereducerende
technieken leidt tot het niet halen van andere beleidsdoelen zoals klimaat, dierenwelzijn
en natuurbescherming?
Antwoord 8
Het kabinet zet in op een brongerichte aanpak van emissies, door bijvoorbeeld het
scheiden van mest en urine. Deze aanpak voorkomt ook emissies van methaan en leidt
tot een beter stalklimaat (goed voor dierenwelzijn). De inzet op emissiereductie is
onderdeel van de brede aanpak van de verduurzaming van de veehouderij, waar de verschillende
doelen op het gebied van klimaat, dierenwelzijn, emissies en biodiversiteit integraal
worden opgepakt. Daarover heb ik een samenhangend pakket aan afspraken gemaakt met
de verschillende partijen. Voor een verdere toelichting verwijs ik uw Kamer naar mijn
brief over duurzame veehouderij van 4 september 20193.
Vraag 9
Deelt u de zorgen dat dit soort emissiereducerende technieken het verder verdichten
van stallen in de hand werkt? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 9
Nee, niet per definitie. Het is afhankelijk van het soort techniek dat wordt toegepast
in de stal.
Vraag 10
Hoe gaat u voorkomen dat verdere investeringen in emissiereducerende technieken andere
beleidsthema’s tegen werken, zoals de transitie naar kringlooplandbouw, grondgebondenheid
en toekomstperspectief voor kleinschalige boeren?
Antwoord 10
Het kabinet zet in op kringlooplandbouw en emissiearme landbouw. Daarbij hebben boeren
verschillende mogelijkheden om stappen in die richting te zetten. Dat kan bijvoorbeeld
gaan om voermaatregelen zoals het (nog) beter benutten van reststromen, extensivering,
een ander type bedrijfsvoering of investeren in technische maatregelen die emissies
brongericht voorkomen en een betere mestverwaarding mogelijk maken. Het kabinet ondersteunt
daar op verschillende manieren in, bijvoorbeeld door ondersteuning voor jonge boeren
of ondersteuning bij investeringen in innovaties.
Vraag 11
Deelt u de mening dat inzet op technische maatregelen forse investeringen vergt, met
name in de melkveehouderij? Zo ja, deelt u de zorgen dat, gezien de beperkte investeringsruimte,
hierdoor de transitie naar kringlooplandbouw op achterstand wordt gezet? Zo nee, waarom
niet?
Antwoord 11
Investeringen in techniek kunnen hand in hand gaan met de transitie naar kringlooplandbouw.
Dit kan door onder andere emissies brongericht aan te pakken waardoor deze niet uit
de kringloop verdwijnen en een nuttige functie krijgen, bijvoorbeeld als meststof
voor akkerbouwers. Het kabinet zal financiële ondersteuning bieden voor investeringen
die hieraan bijdragen.
Vraag 12
Deelt u de mening dat inzet op technische maatregelen forse investeringen vergt, dat
zo de kostprijs voor veehouders opgedreven wordt en dat dit bijdraagt aan verdere
intensivering en schaalvergroting?
Antwoord 12
Ik deel de mening dat het toepassen van technische maatregelen forse investeringen
kan vergen, afhankelijk van het soort techniek dat wordt toegepast. Ik ben voornemens
financiële middelen ter ondersteuning van deze investering beschikbaar te stellen.
Zoals aangegeven in mijn brief van 4 september jl. aan uw Kamer komen veel opgaven,
waaronder het reduceren van emissies, samen bij de veehouder. Die opgaven kunnen niet
behaald worden door steeds meer dierlijke producten te produceren tegen steeds lagere
prijzen. Er zijn verdienmodellen nodig waarbij boeren en andere partijen een eerlijke
prijs krijgen voor goede, veilige producten die op een duurzame manier zijn geproduceerd.
Dat vraagt om een omslag in denken en doen van zowel consumenten en afnemers als van
alle schakels in de dierlijke productieketen. In genoemde brief heb ik uw Kamer geïnformeerd
over de activiteiten die ik nodig acht om deze transitie te ondersteunen.
Vraag 13
Erkent u dat het verminderen van de import van (soja)veevoer uit het buitenland wel
een kansrijke emissiereducerende maatregel is, waarmee de stikstoftoevoer wordt verminderd?
Zo nee, waarom niet?
Antwoord 13
Verlaging van het eiwitgehalte in veevoer leidt in algemene zin tot een vermindering
van de ammoniakuitstoot. Wanneer de soja in het veevoer wordt vervangen door een vervangende
bron van eiwitten in het veevoer heeft dat op zichzelf geen invloed op de uitstoot
van ammoniak. In de Nationale Eiwit Strategie (NES) wordt, in lijn met het EU Eiwit
Rapport van 23 november 2018, onder andere gekeken naar de vermindering van de afhankelijkheid
van importen van eiwitten van buiten de EU. De vervanging van geïmporteerde soja door
Europees geteelde soja of Europees geteelde eiwitten of reststormen, heeft dan ook
de aandacht in de NES.
Vraag 14
Erkent u dat grondgebondenheid een geschikt uitgangspunt vormt en de inzet op meer
weidemelk een kansrijke maatregel is voor een duurzame en blijvende emissiereductie?
Antwoord 14
Grondgebondenheid in de melkveehouderij draagt bij aan verdere verduurzaming en aan
het verder sluitend maken van de kringloop. Grondgebondenheid is ook positief voor
weidegang, mits de beschikbare grond bestaat uit voldoende huiskavel om te kunnen
weiden. Weidegang levert een ammoniakreductie op van 5% in de stalemissie.
Vraag 15
Ziet u de inzet op meer weidemelk als een quick win? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 15
Zoals in het antwoord op vraag 14 aangegeven levert weidegang minder ammoniakemissie
op. Op dit moment vindt door meer dan 80% van het aantal bedrijven weidegang plaats.
Een hogere deelname zou inderdaad meer ammoniakwinst opleveren. Mede op basis de forse
inspanningen van alle betrokken partijen in de zuivelketen en daarbuiten is de afgelopen
jaren weidegang weer toegenomen. Inzet op meer weidegang kan zeker een bijdrage leveren
aan de reductie van ammoniak.
Vraag 16
Kunt u deze vragen beantwoorden voorafgaand aan het debat over een snelle oplossing
van de stikstof- en PFAS-problematiek?
Antwoord 16
Ik heb uw Kamer reeds geïnformeerd dat dit niet lukt.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
C.J. Schouten, minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.