Lijst van vragen : Lijst van vragen over de evaluatie die intern is uitgevoerd naar het ambtelijke proces met betrekking tot de totstandkoming van en besluitvorming over het incidentenoverzicht zoals opgenomen in de Rapportage Vreemdelingenketen 2018 (RVK) (Kamerstuk 35300-VI-9)
2019D51619 LIJST VAN VRAGEN
De vaste commissie voor Justitie en Veiligheid heeft een aantal vragen voorgelegd
aan de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid over de brief van 18 oktober 2019
inzake de Evaluatie die intern is uitgevoerd naar het ambtelijke proces met betrekking
tot de totstandkoming van en besluitvorming over het incidentenoverzicht zoals opgenomen
in de Rapportage Vreemdelingenketen 2018 (RVK) (Kamerstuk 35 300 VI, nr. 9).
De voorzitter van de commissie, Van Meenen
De adjunct-griffier van de commissie, Tielens-Tripels
Nr.
Vraag
1
Kan de Kamer de visie van de voormalige Staatssecretaris op de gebeurtenissen ontvangen?
2
Welke personen zijn in het kader van het onderzoek geïnterviewd? Kan de
Kamer daarvan een lijst ontvangen?
3
Waarom is de ambtsvoorganger van de Staatssecretaris (de heer Harbers), niet betrokken
geweest bij de evaluatie en het opstellen van het rapport? Zou zijn perceptie van
de gang van zaken niet relevant geweest zijn voor een completer beeld?
4
Waarom richtte de evaluatie zich louter op het ambtelijke proces zonder de ambtsvoorganger
van de Staatssecretaris daarbij te betrekken?
5
Door en met wie vond er overleg plaats op de dag nadat een van de meelezende leidinggevenden
een kwetsbaarheid in het dossier had opgemerkt en de dossierhouder daarop attent had
gemaakt?
6
Welke conclusie werd er in dat overleg over deze gesignaleerde kwetsbaarheid getrokken?
7
Wat zijn de overwegingen geweest de uitsplitsing van de categorie «overige» niet in
de Rapportage Vreemdelingenketen (RVK) op te nemen, hoewel besproken werd dat deze
beschikbaar moest zijn? Op welke manier werd deze uitsplitsing dan beschikbaar gemaakt?
8
Hoe is het document, na dit overleg en de doorgenomen opmerkingen, dan aangepast?
9
Waarom veranderde de dossierhouder de bewuste tabel niet, ondanks de opmerking van
de meelezende leidinggevende? Wat is de overweging daartoe geweest?
10
Waarom gaat de evaluatie niet in op de redenen van de dossierhouder de tabel niet
te wijzigen?
11
Waarom werd de V-staf (het wekelijks overleg met de Staatssecretaris over migratieaangelegenheden)
later in de week na 25 april geannuleerd?
12
Waarom heeft de Directie Bestuursondersteuning (DBO) de Staatssecretaris niet geattendeerd
op de RVK? Vond men dat dit voor dit stuk niet nodig was? Zo ja, waarom niet? Was
er iemand bij de DBO op de hoogte dat eerder door een meelezende leidinggevende een
kwetsbaarheid was opgemerkt?
13
Hoeveel ambtenaren hebben kennisgenomen van het feit dat een meelezende leidinggevende
een kwetsbaarheid had opgemerkt?
14
Hoe komen de opstellers van de evaluatie tot de conclusie dat informatie volstrekt
onbedoeld is achtergehouden, terwijl de dossierhouder er kennelijk voor gekozen heeft
niets te doen met de gesignaleerde kwetsbaarheid?
15
In welke mate kan de evaluatie als objectief gekwalificeerd worden, nu deze is uitgevoerd
door twee organisatieadviseurs van het Ministerie van Justitie en Veiligheid (J&V)
die de organisatie goed kennen?
16
Hoe kan er, gezien het feit dat het rapport een interne reflectie betreft, gereflecteerd
worden op een incident en hoe kunnen er lessen uit een incident worden getrokken als
de persoon die heeft moeten aftreden als gevolg van het incident niet is betrokken
bij de evaluatie?
17
Hoe verhoudt de constatering, dat er meer aandacht moet zijn voor kwetsbaarheden en
dilemma’s, zich tot het programma JenV Verandert? Wordt dit incident ook betrokken
bij de voortgang en evaluatie van dat programma? Welke conclusies kunnen naar aanleiding
van dit incident over de voortgang en het succes van dat programma getrokken worden?
18
Wat zegt de constatering dat er meer aandacht moet zijn voor kwetsbaarheden en dilemma’s
en dat dit vooral een kwestie is van inzicht in en een goed besef van politiek-bestuurlijke
gevoeligheden, over de kwaliteit van de ambtenaren werkzaam bij het Ministerie van
J&V?
19
Door wie zal de review op de cijfers uitgevoerd worden?
20
Wat zegt het feit dat in onderhavig rapport een feitelijke onjuistheid is geconstateerd
over de kwaliteit, de waarheidsgetrouwheid en de betrouwbaarheid van deze evaluatie
en het bijbehorende rapport? Kunnen op deze manier wel lessen getrokken worden uit
de evaluatie?
21
Wat zegt het feit dat er ook bij de evaluatie weer fouten zijn gemaakt, over de kwaliteit
van de ambtenaren en over het lerend vermogen en de bereidheid te veranderen?
22
Waarom heeft de constatering van een feitelijke onjuistheid niet geleid tot aanpassing
van de rapportage? Waarom heeft het geen aanleiding gegeven voor een nieuwe (al dan
niet externe) evaluatie?
23
Wat is de onderbouwing voor de conclusie uit de rapportage dat «we niet kunnen stellen
dat er enorme fouten zijn gemaakt»? Wie vindt dit en wie bepaalt dit? Wat zijn de
criteria voor de kwalificatie «enorme fouten»?
24
Klopt het, dat in plaatsen met een Centrum Opvang Asielzoekers (COA)-locatie significant
meer geregistreerde incidenten voorkomen zoals geweldpleging, moord/doodslag, diefstal
etc.?
25
Klopt het, dat asielzoekers oververtegenwoordigd zijn in de criminaliteitsstatistieken
bij delicten als «zware mishandeling», «aanranding», «diefstal met geweld van personenauto’s»,
«diefstal met geweld uit winkels» en «zakkenrollerij»?
26
Waarom is ervoor gekozen de evaluatie over de totstandkoming van de RVK en de besluitvorming
over het incidentenoverzicht pas op vrijdagmiddag 18 oktober 2019 om 16.56 uur naar
de Kamer te sturen, terwijl bekend was bij het Ministerie van J&V dat de Kamer die
dag met herfstreces ging?
27
Hoe wordt op het Ministerie van J&V omgegaan met informatie die potentieel gevoelig
kan liggen in de Kamer?
28
Hoeveel ambtenaren hebben in totaal uiteindelijk meegelezen met de RVK en het incidentenoverzicht?
29
Is dit aantal gebruikelijk?
30
Hoeveel ambtenaren hebben in totaal uiteindelijk meegewerkt aan de totstandkoming
van de RVK en het incidentenoverzicht?
31
Is dit aantal gebruikelijk?
32
Zijn er ambtenaren die expliciet meelezen om politieke kwetsbaarheden in beleidsstukken
te signaleren?
33
Hoe komt het dat de evaluatie over de totstandkoming van de RVK en de besluitvorming
over het incidentenoverzicht die al op 6 september 2019 was afgerond, pas op 18 oktober
2019 naar de Tweede Kamer is verstuurd?
34
Waarom is ervoor gekozen de evaluatie intern in plaats van extern te laten uitvoeren?
35
Waarom is ervoor gekozen de evaluatie niet eerst aan de ambtsvoorganger van de Staatssecretaris
en tevens de verantwoordelijke Staatssecretaris op het moment van de totstandkoming
van de RVK en het incidentenoverzicht voor te leggen, voordat deze werd gepubliceerd
en naar de Kamer werd gestuurd?
36
Waarom is ervoor gekozen geen aanbevelingen te doen naar aanleiding van de evaluatie,
terwijl het doel van de evaluatie is om «lessen voor de toekomst te leren»?
37
Is al besloten hoe het vervolgproces zal verlopen? Zo ja, hoe ziet dat er uit? Zo
nee, wanneer wordt hier een besluit over genomen?
38
Wat is de definitie van een stuurgroep-werkgroep? Wanneer is het gebruikelijk deze
in te stellen? Was het in deze casus voor de hand liggend c.q. gebruikelijk een stuurgroep-werkgroep
in te stellen? Waarom wel of waarom niet?
39
Wie bepaalt wie er plaats neemt in een stuurgroep-werkgroep?
40
Op welke wijze en aan wie is gecommuniceerd dat «het streven van maximale openheid
in het vizier moet blijven» en «dat het overzicht geen belangrijke gegevens mag verhullen»?
Kan expliciet worden toegelicht hoe vanaf de aanloop tot de uiteindelijke presentatie
van het RVK en de besluitvorming over het incidentenoverzicht hier rekening mee is
gehouden?
41
Op welke wijze wordt normaliter gehandeld als in de «ambtelijke lijn» een kwetsbaarheid
in een beleidsstuk wordt gesignaleerd? Wanneer, op welke wijze en door wie wordt de
betrokken bewindspersoon daarbij betrokken c.q. over geïnformeerd?
42
In hoeverre valt binnen de ambtelijke ondersteuning één eindverantwoordelijke aan
te wijzen voor het signaleren van kwetsbaarheden en de opvolging hiervan?
43
Wordt een bewindspersoon altijd geïnformeerd, dan wel proactief betrokken, wanneer
een kwetsbaarheid in een beleidsstuk wordt gesignaleerd? Zo nee, hoe en door wie wordt
de afweging gemaakt of de bewindspersoon op de hoogte gesteld moet worden van de kwetsbaarheid?
44
Welke redenen kunnen verklaren waarom een kwetsbaarheid wordt gesignaleerd die raakt
aan de mate van openheid en transparantie van een deel van het beleidsstuk, maar daar
vervolgens geen vervolg aan wordt gegeven, terwijl eerder is benadrukt dat «het streven
is om volledige openheid te bieden» en «geen belangrijke gegevens te verhullen»?
45
Waarom is besloten de nadere uitsplitsing van de categorie overige niet als bijlage
bij de rapportage op te nemen, maar slechts achter de hand beschikbaar te hebben op
het Ministerie van J&V?
46
Welke opmerkingen zijn door de ambtsvoorganger van de Staatssecretaris ingebracht?
Welke opmerkingen zijn niet doorgekomen?
47
Hoe kwam het dat voorgestelde correcties die door de Staatssecretaris werden aangevoerd
niet zijn verwerkt? Waar gingen deze correcties over?
48
Waarom is ervoor gekozen bij de evaluatie zich expliciet te richten op het ambtelijke
proces en daarbij niet te kijken naar bijvoorbeeld de rol van politieke besluitvorming,
communicatie en/of de media?
49
Waarom is ervoor gekozen in de tabel het aantal politieregistraties te vermelden,
terwijl men zich ervan bewust was dat «cijfers op basis van [politie]registraties
nooit geheel recht doen aan de feiten»?
50
Waarom is ervoor gekozen de RVK en het incidentenoverzicht rondom de vakantieperiode
en het meireces (specifiek de dinsdag en donderdag na het meireces) aan de Kamer aan
te bieden?
51
Wat is de rol van een «meelezer»? Kijkt deze bijvoorbeeld naar politieke zaken, inhoudelijke
zaken, communicatie zaken, een combinatie daarvan etc.?
52
Waar kan de oorzaak liggen dat een «meelezer» tot de conclusie komt dat zijn of haar
rol voornamelijk is «ervoor te zorgen dat een stuk zo snel mogelijk verder kan gaan
in de lijn»?
53
Op welke wijze wordt er omgegaan met een onderwerp als de bewindspersoon expliciet
aangeeft dat dit onderwerp voor hem of haar een prioriteit is?
54
Op welke wijze wordt in de gaten gehouden of ambtenaren voldoende ruimte en veiligheid
voelen om bij hun bewindspersoon twijfels te delen en gemaakte afwegingen mee te geven?
55
Hoe is de conclusie tot stand gekomen dat het proces goed heeft gewerkt, terwijl er
een kwetsbaarheid is gesignaleerd waar vervolgens niets mee is gedaan, wat uiteindelijk
heeft geleid tot het aftreden van de verantwoordelijke Staatssecretaris?
56
Hoeveel ambtenaren van het totaal aantal ambtenaren dat heeft meegewerkt aan de totstandkoming
van de RVK en het incidentenoverzicht, was betrokken bij de externe communicatie over
de RVK en het incidentenoverzicht?
57
Op welke wijze worden ambtenaren van het Ministerie van J&V getraind hoe zij om moeten
gaan met (politieke) kwetsbaarheden?
58
Wat is de definitie van «intentie» en «competentie»?
59
Wanneer is er sprake van een juiste «intentie» en voldoende «competentie»? Wanneer
is er sprake van een verkeerde «intentie» en onvoldoende «competentie»?
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
P.H. van Meenen, voorzitter van de vaste commissie voor Justitie en Veiligheid -
Mede ondertekenaar
P.F.L.M. Tielens-Tripels, adjunct-griffier
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.