Verslag houdende een lijst van vragen en antwoorden : Verslag houdende een lijst van vragen en antwoorden
35 350 V Wijziging van de begrotingsstaat van het Ministerie van Buitenlandse Zaken (V) voor het jaar 2019 (wijziging samenhangende met de Najaarsnota)
Nr. 3 VERSLAG HOUDENDE EEN LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN
Vastgesteld 20 december 2019
De vaste commissie voor Buitenlandse Zaken, belast met het voorbereidend onderzoek
van dit voorstel van wet, heeft de eer verslag uit te brengen in de vorm van een lijst
van vragen met de daarop gegeven antwoorden.
De vragen zijn op 5 december 2019 voorgelegd aan de Minister van Buitenlandse Zaken.
Bij brief van 12 december 2019 zijn ze door de Minister van Buitenlandse Zaken beantwoord.
Met de vaststelling van het verslag acht de commissie de openbare behandeling van
het wetsvoorstel voldoende voorbereid.
De voorzitter van de commissie, Pia Dijkstra
De griffier van de commissie, Van Toor
1
Waarom zijn de werkelijke uitgaven voor crisisbeheersing lager? Hoe verklaart u dat
er minder aanvragen voor middelen uit het Stabiliteitsfonds zijn gedaan?
Antwoord:
Uitgaven voor de VN-crisisbeheersingsoperaties vinden plaats op basis van betaalafroepen
die van de VN worden ontvangen per crisisbeheersingsoperatie. Het totaal van deze
betaalafroepen lag in 2019 lager dan begroot. Zie tevens mijn antwoord op vraag 5.
Het Stabiliteitsfonds is een vraag gestuurd fonds. De verlaging van de uitgaven van
het Stabiliteitsfonds hebben te maken met meerdere factoren. Zo is een aantal meerjarige
activiteiten in 2019 afgelopen. Voor een betere planning van de programmering is een
aantal betalingen van 2019 doorgeschoven naar 2020. Ook zijn er minder aanvragen voor
middelen uit het Stabiliteitsfonds gedaan. Dit heeft met name te maken met het stopzetten
van stabilisatie-activiteiten in Syrië, waarover de Kamer per brief op 7 september
2018 is geïnformeerd (Kamerstuk 32 623, nr. 224).
2
Waarom zijn er twee bijdragen aan het kantoor van de Hoge Commissaris voor Mensenrechten
van de Verenigde Naties (VN) gedaan? Waar werd dit geld voor gebruikt?
Antwoord:
Het Ministerie van Buitenlandse Zaken heeft in 2019 besloten tot twee extra bijdragen
aan het kantoor van de Hoge Commissaris voor Mensenrechten van de Verenigde Naties
(OHCHR). Dit staat los van eerder gecommitteerde algemene bijdrage aan OHCHR van EUR
7,5 miljoen.
De eerste bijdrage betreft een geoormerkte bijdrage van EUR 1 miljoen voor de gelijke
rechten van LHBTI’s. Deze extra bijdrage is in lijn met het regeerakkoord en de intensivering
van het mensenrechtenbeleid, met bijzondere aandacht voor de vrijheid van religie
en levensovertuiging, de positie van journalisten en gelijke rechten voor LHBTI’s.
De tweede bijdrage betreft een geoormerkte bijdrage van EUR 1 miljoen en sluit aan
bij de Nederlandse inzet op het tegengaan van straffeloosheid en versterking van de
internationale rechtsorde. Met deze bijdrage wordt OHCHR in staat gesteld haar institutionele
capaciteit uit te breiden ter ondersteuning van het toegenomen aantal accountability-
en bewijsgaringsmechanismen. Op dit moment opereren de mechanismen die onderzoek doen
naar mensenrechtenschendingen in grote mate onafhankelijk van elkaar. Het is van belang
dat OHCHR meer toezicht heeft op de kwaliteit, continuïteit en consistentie van de
verschillende missies.
3
Wat is het resultaat van de extra middelen voor het organiseren van de World Press
Freedom Day 2020? Wat was de aanleiding om extra middelen beschikbaar te stellen?
Antwoord:
Met de motie Ploumen/Sjoerdsma heeft uw Kamer de regering verzocht de mogelijkheden
te onderzoeken de World Press Freedom Day 2020 te organiseren. Dit betreft een UNESCO-conferentie
die jaarlijks ter gelegenheid van de World Press Freedom Day wordt georganiseerd.
Aangezien er binnen de intensivering van het mensenrechtenbeleid nadrukkelijk aandacht
is voor vrijheid van meningsuiting en veiligheid van journalisten past deze conferentie
naadloos in dit beleid en is de organisatie ervan ook opgenomen in de BZ-begroting
2020, waarbij ook financiële ruimte in de begroting gecreëerd is. Het blijkt echter
dat de voorbereidingen van de conferentie al in 2019 leiden tot het aangaan van verplichtingen
en het doen van uitgaven. De mutatie in de tweede suppletoire begroting betreft derhalve
geen extra middelen maar een schuif van middelen uit 2020, die geen invloed heeft
op de resultaten van de conferentie.
4
Voor hoe lang zullen het Internationaal Gerechtshof en het Permanent Hof van Arbitrage
in alternatieve huisvesting verblijven? Brengt dit naast huisvestingskosten ook nog
andere, wellicht jaarlijks terugkerende, kosten met zich mee, bijvoorbeeld voor de
beveiliging van de Hoven?
Antwoord:
Indien er sprake zal zijn van een renovatie van de oudbouw van het Vredespaleis, is
de verwachting dat de Hoven tenminste gedurende de duur van de renovatie uitgehuisd
zullen zijn. Omdat het nu nog niet vaststaat of, en zo ja, welke omvang een renovatie
van het Vredespaleis zal hebben, is over de duur van de uithuizing van de Hoven nog
niets concreet aan te geven. Naast de kosten van het huren of aankopen en de kosten
van de aanpassing van de alternatieve huisvesting aan de wensen van de gebruikers,
zijn ook andere kosten voorzien, zoals bijvoorbeeld voor beveiliging, het gebruik
van alternatieve rechtszalen en het gebruik van parkeerplekken. Overigens zal een
deel van deze kosten via de huur door de Hoven zelf worden gedragen.
5
Wat is de verklaring voor de lagere werkelijke uitgaven op het aantal missies vanuit
de VN?
Antwoord:
Uitgaven voor de VN-crisisbeheersingsoperaties vinden plaats op basis van betaalafroepen
die van de VN worden ontvangen per crisisbeheersingsoperatie. Deze betaalafroepen
worden door de VN berekend op basis van 1) de mandaten die door de VN-Veiligheidsraad
per missie zijn verleend en 2) de begroting die per missie in de Algemene Vergadering
van de VN wordt vastgesteld en met een vast percentage over de lidstaten wordt verdeeld.
Het totaal van deze betaalafroepen lag in 2019 lager dan begroot.
6
Wordt het Stabiliteitsfonds gefinancierd via de begroting van Buitenlandse Zaken?
Als dat het geval is, waarom vloeien de middelen dan terug naar de begroting van Buitenlandse
Handel en Ontwikkelingssamenwerking en niet naar de begroting van Buitenlandse Zaken?
Antwoord:
Ja, het budget voor het Stabiliteitsfonds staat op de begroting van Buitenlandse Zaken
en bestaat voor een deel uit ODA-toerekenbare uitgaven. Bij een lagere realisatie
van de aan ODA-toerekenbare uitgaven, wordt dit budget alternatief voor andere ODA-uitgaven
ingezet. Zoals gebruikelijk loopt deze alternatieve inzet via de begroting voor Buitenlandse
Handel en Ontwikkelingssamenwerking op het artikel 5.4 (nog te verdelen i.v.m. wijzigingen
BNI en/of toerekeningen). Via dit artikel vindt de sturing op de ODA-prestatie plaats.
Deze methodiek wordt ook andersom toegepast indien extra ODA-toerekenbare middelen
nodig zijn voor het Stabiliteitsfonds.
7
Waarom zijn onder artikel 4.4 «Uitdragen Nederlandse waarden en belangen» de uitgaven
voor «onderzoeksprogramma’s» verhoogd met 972.000 euro? Welke onderzoeksprogramma’s
betreft het en vanwaar deze aanzienlijke verhoging?
Antwoord:
De uitgaven voor «onderzoeksprogramma’s» zijn met EUR 400.000 verhoogd vanwege nabetalingen
van eerder niet door Clingendael gedeclareerde kosten uit 2018 en een aantal technische
mutaties (overhevelingen) van andere programmabudgetten. De verhoging komt ten goede
aan het onderzoeksprogramma PROGRESS, de overhevelingen betreffen EU-bewustwording
en een aantal kleinere projecten.
8
Moeten de kosten voor het Loket Buitenland later alsnog gemaakt worden? Zo ja, wordt
dit geld dan voor het loket gereserveerd?
Antwoord:
Ja, de middelen die in 2019 niet zijn uitgegeven (EUR 3 miljoen) worden via de eindejaarsmarge
doorgeschoven naar 2020. Daarmee wordt het budget voor 2020 dus verhoogd met EUR 3
miljoen. In 2020 is namelijk een aantal grotere uitgaven en investeringen voorzien.
9
Wat veroorzaakt de vertraging van het Loket Buitenland?
Antwoord:
In financieel opzicht geldt dat de uitgaven niet gelijkmatig over de projectduur plaatsvinden.
De eerste fase van het project is voornamelijk gebruikt voor noodzakelijke voorbereidingen,
zowel in het opstarten van de samenwerking met partnerorganisaties als ten behoeve
van de doorontwikkeling van de infrastructuur waarop het project voortbouwt voor dienstverlening
aan de doelgroep (website en 24/7 Contact Center). De grote uitgaven worden verwacht
in de periode 2020–2021.
10
Kunt u meer specifiek verklaren waarom het totaalbedrag dat aan het Instituut Clingendael
wordt overgemaakt, met 1,8 miljoen euro hoger is uitgevallen, wat daarvoor per onderdeel
de achterliggende oorzaken zijn en waarom dit pas met de wijziging van de begrotingsstaat
is meegenomen?
Antwoord:
Het totaalbedrag dat aan Clingendael wordt overgemaakt is niet hoger uitgevallen.
De verhoging van het verplichtingenbudget met EUR 1,8 miljoen heeft betrekking op
het jaarlijks af te sluiten contract met Clingendael in het kader van het onderzoeksprogramma
PROGRESS op het gebied van buitenlands en veiligheidsbeleid.
11
Waarom wordt in artikel 4.1 de begroting voor het Loket Buitenland met 3 miljoen euro
verlaagd, terwijl er juist nog veel problemen zijn bij de ontwikkeling van het digitale
platform van dit Loket?
Antwoord:
De middelen voor het Loket Buitenland die dit jaar niet worden uitgegeven (EUR 3 miljoen)
worden via de eindejaarsmarge doorgeschoven naar 2020. Zie ook mijn antwoorden op
vragen 8 en 9.
12
Op welke wijze kan een verlaging van het budget bijdragen aan de ontwikkeling van
het digitale platform?
Antwoord:
Er is geen sprake van een budgetverlaging. De middelen die dit jaar niet worden uitgegeven,
worden doorgeschoven naar 2020. Zie ook mijn antwoorden op vragen 8 en 9.
13
Hoeveel geld is naar verwachting nodig om het digitale platform voor het Loket Buitenland
naar behoren af te ronden?
Antwoord:
Vooralsnog wordt ervan uitgegaan dat de totale projectuitgaven binnen het beschikbare
budget van EUR 20 miljoen zullen blijven. Daarna zullen de jaarlijkse middelen structureel
benodigd zijn.
14
Wat verklaart dat Rijksbrede samenwerking meer tijd vergt dan was voorzien in de ontwikkeling
van het digitale platform voor het Loket Buitenland?
Antwoord:
Dat het opstarten van de samenwerking met de partners in het Rijk – veelal uitvoeringsorganisaties
– meer tijd heeft gekost dan voorzien, heeft te maken met de zorgvuldigheid die nodig
is om de dienstverlening aan de doelgroepen aan te sluiten op het loket. Een aantal
van deze organisaties heeft te maken met uitdagingen in de dienstverlening aan de
burger in Nederland. Daarnaast is het de ambitie van project Loket Buitenland om een
daadwerkelijke verbeterslag in de dienstverlening aan de doelgroep in het buitenland
te realiseren. Dit gaat verder dan het samenbrengen van informatie over verschillende
producten en diensten op een website. Het gaat ook om interactie via andere kanalen
(telefoon, e-mail, Whatsapp, sociale media), om het inregelen van gerichte doorverwijzing waar nodig en om het
aanbieden van producten en diensten in samenhang. Dit laatste is bedoeld om het «kastje/muur-effect»,
waarover veel klachten bij burgers bestaan, te reduceren. Kortom, het gaat erom dat
te doen waar de klant het beste mee geholpen wordt. Dit alles vergt zorgvuldige uitwerking
met iedere organisatie afzonderlijk en ook over de grenzen van individuele organisaties
heen. Inmiddels begint de samenwerking met de meeste organisaties echter concrete
vormen aan te nemen en zijn met een aantal van hen de eerste implementatieplannen
in voorbereiding. Hoewel dit jaar al eerste verbeteringen voor bijvoorbeeld rijbewijzen
en DigID zijn doorgevoerd, zal in 2020 stap voor stap de informatie en communicatie
voor diverse andere producten en diensten worden toegevoegd.
15
Blijft de 3 miljoen euro die nu bij Loket Buitenland wordt verlaagd beschikbaar en
gealloceerd voor Loket Buitenland in de daaropvolgende jaren?
Antwoord:
Ja, zie mijn antwoord op vraag 8.
16
Blijft het totaalbedrag dat is geraamd voor Loket Buitenland beschikbaar voor de ontwikkeling
voor het digitale platform?
Antwoord:
Ja, zie mijn antwoord op vraag 8.
17
Waarom heeft u de verlaging van dit budget voor Loket Buitenland niet ook vermeld
tijdens het algemeen overleg Consulaire Dienstverlening van maandag 2 december jl.?
Antwoord:
Er is geen sprake van een budgetverlaging. Zie mijn antwoorden op vragen 8 en 9.
Ondertekenaars
-
, -
Eerste ondertekenaar
P.A. (Pia) Dijkstra, voorzitter van de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken -
Mede ondertekenaar
T.J.E. van Toor, griffier