Verslag houdende een lijst van vragen en antwoorden : Verslag houdende een lijst van vragen en antwoorden
35 350 XVII Wijziging van de begrotingsstaat van Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking (XVII) voor het jaar 2019 (wijziging samenhangende met de Najaarsnota)
Nr. 3 VERSLAG HOUDENDE EEN LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN
Vastgesteld 8 januari 2020
De algemene commissie voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, belast met het voorbereidend onderzoek van dit voorstel van wet, heeft
de eer verslag uit te brengen in de vorm van een lijst van vragen met de daarop gegeven
antwoorden.
De vragen zijn op 5 december 2019 voorgelegd aan de Minister voor Buitenlandse Handel
en Ontwikkelingssamenwerking. Bij brief van 12 december 2019 zijn ze door de Minister
voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking beantwoord.
Met de vaststelling van het verslag acht de commissie de openbare behandeling van
het wetsvoorstel voldoende voorbereid.
De voorzitter van de commissie, De Roon
De adjunct-griffier van de commissie, Meijers
1
Welke kosten heeft uw ministerie in 2018 en 2019 gemaakt ten behoeve van (leden van)
het Koninklijk Huis? Bijvoorbeeld voor ondersteuning van een speciaal gezantschap?
Welk bedrag is voor dergelijke uitgaven ten behoeve van (leden van) het Koninklijk
Huis precies gereserveerd in uw begroting van 2020?
Antwoord
In de begroting van Buitenlandse Zaken zijn kosten opgenomen voor gelegenheden waarbij
het Staatshoofd ingezet wordt als representatief vertegenwoordiger van Nederland.
In 2018 is EUR 1,5 miljoen uitgegeven aan officiële gelegenheden, werkbezoeken en
staatsbezoeken. De raming voor 2019 is EUR 1,85 miljoen en in 2020 is hiervoor EUR
2 miljoen gereserveerd.
Daarnaast zet Koningin Máxima zich in haar hoedanigheid van speciale pleitbezorger
van de Secretaris Generaal van de Verenigde Naties (UNSGSA) actief in voor inclusieve
financiering; op basis van een historisch gemiddelde is er voor 2020 een bedrag gereserveerd
in de begroting van BHOS van EUR 150.000. Over de kosten voor de jaren 2018 en 2019
is de Kamer geïnformeerd middels de beantwoording op vragen van het lid Sneller (Aanhangsel
Handelingen II 2019/20, nr. 358).
2
Kunt u een integraal overzicht geven van alle verplichtingen die in 2019 zijn, of
nog worden, aangegaan die in de komende jaren (dus na 2019) nog leiden tot kasuitgaven?
Antwoord
In 2019 is voor EUR 3,5 miljard verplichtingen aangegaan. Daarnaast zijn er voor EUR
8,4 miljard verplichtingen uit jaren voor 2019 waarvoor in 2019 en verder nog betalingen
worden gedaan. Op dit totaal van verplichtingen is in 2019 per 9 december 2.019 EUR
2,9 miljard betaald. Het totaal van betalingen in 2019 wordt in het jaarverslag 2019
toegelicht. De overige betalingen volgen in de komende jaren conform vastgestelde
budgetten in de begroting.
3
Welk deel van de in 2019 aangegane en nog aan te gane verplichtingen leiden in 2019
tot uitgaven? Welk deel van deze verplichtingen leidt in de komende jaren (dus na
2019) nog tot kasuitgaven?
Antwoord
Zie antwoord op vraag 2.
4
Waarom wordt de onderuitputting in artikel 1.2 niet besteed in hetzelfde artikel?
Wat is hierbij de overweging?
Antwoord
Ten laste van artikel 1.2 Versterkte Nederlandse handels- en Investeringspositie worden
vooral vraaggestuurde regelingen gefinancierd zoals het Dutch Trade and Investment
Fund, de Development Accelerator en Demonstratieprojecten, Haalbaarheidsstudies en
Investeringsstudies. De mogelijkheden om de uitgaven op jaarbasis te sturen zijn door
het vraaggestuurde karakter beperkt. Waar mogelijk zijn uitgaven doorgeschoven naar
volgende jaren.
Daarnaast zijn er meevallers die niet opnieuw worden ingezet, zoals de besparing van
EUR 4,7 miljoen op de geraamde kosten voor de Global Entrepreneurship Summit die in juni jongstleden in Den Haag werd gehouden.
5
Kunt u toelichten en kwantificeren in hoeverre de verlaging van het uitgavenbudget
te wijten is aan de verschillende genoemde oorzaken?
Antwoord
De kwantitatieve omvang van de verlaging van het uitgavenbudget heeft meerdere oorzaken.
Zo bleef de organisatie van de Global Entrepreneurship Summit ruim binnen het budget en viel de liquiditeitsbehoefte voor Netherlands in Business
(voorheen Werkplaats) lager uit. Uitgaven van de voor Invest NL International bestemde
programmafondsen via Development Accelerator (FMO) vielen lager uit vanwege de tragere
start van deze nieuwe vraaggestuurde projecten. Tot slot is een betaling aan het Ministerie
van LNV voor Centra voor Kennis en Technologie uitgesteld
6
Kunt u toelichten waarom de verlaagde uitgaven voor de Development Accelerator niet
gereserveerd worden om meer programma’s binnen dit fonds te financieren? Wat is hierbij
de overweging?
Antwoord
Gedurende 2019 is er binnen de Development Accelerator verder gewerkt aan het opbouwen van een portefeuille van projecten. Gezien de relatief
korte periode sinds operationeel worden van de Development Accelerator en het vraaggestuurde karakter was de financieringsbehoefte in 2019 lager dan ingeschat.
De verwachting is dat in de komende jaren, naar aanleiding van de geleerde lessen
en bekendheid met projectontwikkeling, de financieringsbehoefte zal toenemen
7
Kunt u toelichten aan welke humanitaire noden u refereert? Wat is de beoogde verhoging
van de bijdragen aan de verschillende genoemde organisaties en fondsen?
Antwoord
De extra middelen van EUR 10,6 miljoen worden ingezet in een breder pakket van in
totaal EUR 20,6 miljoen ten behoeve van wereldwijde noden die door UNHCR en ICRC worden
geadresseerd, de noden van Palestijnse vluchtelingen die UNRWA adresseert en noden
in Soedan en Jemen die aanzienlijk zijn opgelopen, waardoor het financieringstekort
toeneemt.
Specifiek worden de volgende bijdragen verhoogd tot een totaal van EUR 20,6 miljoen,
waarbij EUR 10,6 miljoen extra middelen zijn en EUR 10 miljoen uit het resterende
noodhulpbudget voor 2019 komt:
• Ophoging bijdrage aan UNHCR met EUR 5 miljoen naar een totaal van EUR 38 miljoen.
• Ophoging bijdrage aan UNRWA met EUR 6 miljoen, naast hervatting van de jaarlijkse
algemene vrijwillige bijdrage, naar een totaal van EUR 19 miljoen.
• Ophoging bijdrage aan ICRC met EUR 5 miljoen naar een totaal van EUR 45 miljoen.
• Bijdrage aan het Soedan Humanitarian Fund van EUR 2 miljoen.
• Ophoging bijdrage aan Jemen Humanitarian Fund met EUR 2,6 miljoen naar een totaal
van EUR 11,6 miljoen.
Zie ook mijn brief aan de Tweede Kamer van 6 december jl. (Kamerstuk 33 625, nr. 290).
8
In hoeverre zal de verhoging van het budget ten goede komen aan opvang van vluchtelingen?
Antwoord
De beoogde organisaties en fondsen bieden niet uitsluitend hulp aan vluchtelingen,
maar bijvoorbeeld ook aan gastgemeenschappen, Internally Displaced Persons en mensen in nood die niet ontheemd zijn geraakt. Hierdoor kan niet exact bepaald
worden welk deel van het verhoogde budget ten goede komt aan de opvang van vluchtelingen.
9
Op welke wijze bent u voornemens de Kamer te informeren over de wijze van invulling
van het budget voor begrotingsartikel 5.4?
Antwoord
De Kamer wordt op de reguliere begrotingsmomenten geïnformeerd over de ontwikkeling
van het budget op artikelonderdeel 5.4 (Nog te verdelen i.v.m. wijzigingen BNI en/of
toerekeningen) en de toedeling vanuit of naar dit artikelonderdeel. Artikelonderdeel
5.4 heeft binnen de begroting van BHOS een belangrijke functie om fluctuaties in het
budget op te vangen. Het ODA-budget wordt gecorrigeerd voor ontwikkelingen van het
BNI. In het kader van behoedzaamheid en stabiliteit in de begroting worden groei en
krimp niet direct vertaald in de OS-programmalijnen. Deze zogeheten BNI-ruimte kan
immers weer toenemen of afnemen als in de loop van het jaar de raming wordt bijgesteld.
Daarnaast kan er sprake zijn van nog te verdelen toerekeningen aan het ODA-budget.
Gedurende het begrotingsjaar worden de middelen op dit artikelonderdeel ingezet om
fluctuaties in de BNI-ontwikkeling en toerekeningen op te vangen. Resterende middelen
worden gedurende het jaar binnen de BHOS-begroting herverdeeld naar de beleidsartikelen.
Tot slot vervult het artikelonderdeel een rol bij de overprogrammering op het ODA-budget.
Op het ODA-budget wordt gewerkt met overprogrammering, om het budget zo volledig mogelijk
uit te putten. Dat resulteert in een minstand op dit begrotingsartikel. Dit betekent
dat een minstand in de begroting gedurende het jaar wordt ingelopen met onderuitputting
op het ODA-budget (vnl. op de begrotingen van BZ en BHOS). De ervaring leert namelijk
dat bij ODA altijd minder uitgegeven kan worden dan geraamd door onvoorspelbare factoren
in ontwikkelingslanden (bijvoorbeeld politieke instabiliteit). De verwachting is dat
deze minstand aan het einde van het jaar is ingevuld.
10
Wat is de reden dat het Challenge Fund voor Youth Unemployment later is gestart dan
gepland? Wat gebeurt er met het bedrag dat daardoor minder is uitgegeven?
Antwoord
De fondsmanager voor het Challenge Fund for Youth Employment is door middel van een
Europese aanbesteding geselecteerd. Dit proces nam meer tijd in beslag dan voorzien.
De lager dan begrote uitgave is gecompenseerd door hogere uitgaven bij andere activiteiten
binnen artikel 1.3 Versterkte private sector en arbeidsmarkt in ontwikkelingslanden.
11
Kunt u de genoemde tegenvallers in de uitvoering van activiteiten van de posten Kabul
(Afghanistan), Kampala (Oeganda) en Juba (Zuid-Soedan) nader toelichten? Wat is er
bij die activiteiten tegengevallen en hoe is dat gebeurd?
Antwoord
In Afghanistan heeft een verslechtering van de veiligheidssituatie (o.a. Kaboel) geleid
tot het terugtrekken van medewerkers door een uitvoerder. Hierdoor treedt vertraging
op in de uitvoering van een programma gericht op het verbeteren van de toegang tot
recht, voor alle groepen in de Afghaanse samenleving. Nederland draagt in Oeganda
bij aan de «Justice Law and Order Sector». Besloten is een deel van die bijdrage uit te stellen als signaal dat Nederland
hecht aan borging van mensenrechten, in het licht van het debat over LGBTI rechten
in het land. In Zuid-Soedan bleken, door lagere absorptiecapaciteit dan verwacht,
uitvoerders nog voldoende middelen in kas te hebben waardoor uitgaven in 2019 lager
zijn dan oorspronkelijk geraamd.
12
Naar welke opdrachten gaat de additionele 10.35 miljoen euro onder de regel «marktontwikkeling
in het kader van private sector development»?
Antwoord
Het bedrag van EUR 10,35 miljoen betreft uitgaven in 2019 op opdrachten die het Centrum
tot Bevordering van de Import uit ontwikkelingslanden (onderdeel van RVO) is aangegaan.
Dit bedrag was aanvankelijk in de ontwerpbegroting opgenomen onder subsidies.
13
Heeft Nederland al eerder bijgedragen aan Affirmative Finance Action for Women in
Africa (AFAWA)? Zo ja, wanneer en hoeveel?
Antwoord
Nee, Nederland heeft niet al eerder bijgedragen aan Affirmative Finance Action for
Women in Africa (AFAWA).
14
Kunt u nader toelichten waarom de bijdrage aan het VN Bevolkingsfonds UNFPA in de
2e suppletoire begroting daalt met 12.9 miljoen euro?
Antwoord
In 2019 is gestart met resultaatgerichte financiering van het UNFPA supplies programma.
Dat betekent dat UNFPA pas krijgt betaald als resultaten van 2019 zijn behaald en
vastgesteld. Omdat dit niet reeds volledig in 2019 kon worden gerealiseerd heeft de
tweede betaling aan UNFPA nog niet kunnen plaatsvinden en is deze doorgeschoven naar
2020 in de veronderstelling dat dan de beoogde resultaten zijn behaald en vastgesteld.
15
Naar welke organisaties gaat de extra 8.0 miljoen euro onder de regel «vrouwenrechten
en keuzevrijheid»?
Antwoord
Voor de Global Financing Facility (GFF) is overwogen een betaling van EUR 8 miljoen, voorzien voor 2020, reeds in 2019 te
verrichten (dit overigens zonder effect op de totale Nederlandse bijdrage aan GFF).
Dit is niet gerealiseerd omdat GFF niet op tijd het jaarrapport kon aanleveren, een
harde voorwaarde voor een volgende betaling.
Het bedrag van EUR 8 miljoen wordt nu in 2019 aangewend voor een (deel van de) eerste
betaling van de nieuwe bijdrage voor 2020 aan het Global Fund to fight AIDS, TB and Malaria (GFATM).
16
Wat is er gebeurd waardoor de identificatie van nieuwe activiteiten onder artikel
3 «Sociale vooruitgang» vertraging heeft opgelopen?
Antwoord
De activiteiten voor ontwikkelingssamenwerking worden uitgevoerd in landen waar omstandigheden
moeilijk kunnen zijn. Hierdoor is het niet altijd makkelijk om de juiste projecten
te identificeren. Daarnaast leidt dit gegeven vaak tot vertraging in het uitwerken
van plannen en/of bij het vormgeven van contractuele verplichtingen. Hierdoor starten
activiteiten soms later dan voorzien conform de planning. Dit betekent echter niet
dat ze geen doorgang zullen vinden, maar dat de start op een later moment (in 2020)
zal plaatsvinden. Omdat de nieuwe verplichtingen pas in 2020 zullen worden aangegaan
is het verplichtingenbudget in de Tweede Suppletoire begroting voor 2019 verlaagd.
17
Kunt u toelichten op welke wijze de Kamer wordt geïnformeerd over de mogelijke bijdrage
aan de United Nations Relief Works Agency for Palestine Refugees in the Near East
(UNRWA), conform de toezegging die u hier eerder over heeft gedaan?
Antwoord
De Kamer is hierover geïnformeerd per brief met Kamerstuk 33 625, nr. 290 van 6 december jl.
18
Kunt u toelichten hoe er een negatief bedrag is ontstaan op artikel 5.4 en wat de
effecten en mogelijke gevolgen hiervan zijn op de eindbalans, alsmede de begroting
2020?
Antwoord
Zie het antwoord op vraag 9.
Ondertekenaars
-
, -
Eerste ondertekenaar
R. de Roon, voorzitter van de algemene commissie voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking -
Mede ondertekenaar
E.A.M. Meijers, adjunct-griffier