Lijst van vragen en antwoorden : Lijst van vragen en antwoorden over de artikel 100-brief inzake de Nederlandse bijdrage aan de anti-ISIS coalitie en de brede veiligheidsinzet in Irak in 2020 en 2021 (Kamerstuk 27925-662)
27 925 Bestrijding internationaal terrorisme
Nr. 690
                   LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN
            
Vastgesteld 6 januari 2020
De vaste commissie voor Buitenlandse Zaken heeft een aantal vragen voorgelegd aan
                  de Ministers van Buitenlandse Zaken, van Defensie en voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking
                  over de brief van 18 oktober 2019 over de artikel 100-brief inzake de Nederlandse
                  bijdrage aan de anti-ISIS coalitie en de brede veiligheidsinzet in Irak in 2020 en
                  2021 (Kamerstuk 27 925, nr. 662).
               
De Ministers hebben deze vragen beantwoord bij brief van 11 december 2019. Vragen
                  en antwoorden zijn hierna afgedrukt.
               
De voorzitter van de commissie, P.A. Dijkstra
Adjunct-griffier van de commissie, Konings
1
Wanneer heeft Nederland precies te kennen gegeven niet betrokken te zijn geweest bij
                        de aanval waarvan twee Iraakse burgers, Ebtehal Yosef en Mohammed Ahmed, zeggen slachtoffer
                        te zijn geworden? Hoe lang hebben zij op antwoord moeten wachten en waarom is dit
                        antwoord de slachtoffers niet eerder gegeven? Welk land is wel verantwoordelijk voor
                        de aanval? Als dit niet bekend is gemaakt, waarom niet? («Iraakse slachtoffers krijgen
                        geen informatie over bombardement met Nederlandse F-16’s», NRC.nl, 17 oktober 2019
                        (https://www.nrc.nl/nieuws/2019/10/17/iraakse-slachtoffers-krijgen-geen-…)
                  
De Staat heeft in het verweerschrift van 19 augustus 2019 tegen de exhibitievordering
                  van de advocate van de heren Yosef en Ahmed aangegeven niet betrokken te zijn geweest
                  bij de aanvallen op de locaties en tijdstippen die waren aangegeven. Over de veiligheidsoverwegingen
                  die gepaard gaan met het vrijgeven van deze informatie is de Kamer op 4 november jl.
                  (Kamerstuk 27 925, nr. 670) geïnformeerd. Over inzetten van andere landen in de Coalitie worden geen mededelingen
                  gedaan.
               
2
Hoeveel burgerdoden zijn erkend door de coalitie(landen) en hoe verhoudt dit zich
                        tot gegevens zoals verzameld door onafhankelijke organisaties als Airwars en, in specifieke
                        gevallen, door Amnesty International, bijvoorbeeld in Raqqa?
Central Command (CENTCOM), het hoofdkwartier in de Verenigde Staten dat de anti-ISIS operaties aanstuurt,
                  publiceert maandelijks een overzicht dat ingaat op mogelijke burgerslachtoffers als
                  gevolg van coalitieoptreden. In het meest recente maandelijkse overzicht1 wordt ingeschat dat er ten minste 1347 burgerslachtoffers te betreuren zijn ten gevolge
                  van acties van de anti-ISIS coalitie. Voor hoe dit aantal zich verhoudt tot andere
                  gegevens, zie het antwoord op vraag 3.
               
3
Hoe wordt de grote discrepantie verklaard tussen officieel erkende burgerslachtoffers
                        en aantallen burgerdoden die door onafhankelijk onderzoek naar boven komen?
In antwoord op vragen van het lid Belhaj (D66) is op 4 november jl. (Aanhangsel Handelingen
                  II 2019/20, nr. 688) aangegeven dat voor veel meldingen over mogelijke burgerslachtoffers geldt dat het
                  ontbreekt aan voldoende informatie om de meldingen te kunnen verifiëren. Factoren
                  die het verifiëren van meldingen belemmeren zijn bijvoorbeeld het ontbreken van onderzoeksmogelijkheden
                  op de grond vanwege bijvoorbeeld de veiligheidssituatie, het feit dat doden in de
                  betreffende moslimgemeenschappen zeer snel worden begraven, onvolledig bijgehouden
                  bevolkingsregisters en in sommige gevallen moeilijkheden met het achteraf onderscheiden
                  van burgerslachtoffers en ISIS-strijders. In sommige gevallen kan wel geverifieerd
                  worden dat er burgerslachtoffers zijn te betreuren, maar niet hoeveel burgerslachtoffers
                  er precies zijn gevallen. Dit kan verklaren waarom er een onderscheid bestaat tussen
                  door derden genoemde aantallen burgerslachtoffers en het aantal burgerslachtoffers
                  dat de Coalitie heeft kunnen verifiëren.
               
4
In welke mate doet de coalitie of doen afzonderlijke landen onderzoek op de grond
                        om de gevolgen van het eigen geweldgebruik te onderzoeken?
CENTCOM doet namens de Coalitie onderzoek naar mogelijke burgerslachtoffers, aangezien
                  CENTCOM het beste is toegerust om een dergelijk onderzoek uit te voeren. De aansturing
                  van de operaties vindt vanuit CENTCOM plaats en men beschikt, zeker ten opzichte van
                  een land als Nederland, over veel meer expertise, capaciteiten en inlichtingenproducten
                  om onderzoek te kunnen doen. Onderzoek ter plaatse kan hier onderdeel van uitmaken,
                  maar vaak is dit niet mogelijk vanwege de veiligheidssituatie op de grond.
               
5
Is het (inmiddels) mogelijk, eventueel in bepaalde delen van Irak, onderzoek op de
                        grond uit te voeren naar de gevolgen van het eigen geweldgebruik? Zo nee, waarom niet?
In reactie op de motie van het lid Belhaj c.s. (Kamerstuk 27 925, nr. 678) heeft de Minister van Defensie in het plenaire debat over burgerslachtoffers d.d.
                     27 november jl. aangegeven dat de (on)mogelijkheid van onderzoek ter plaatse zal worden
                     betrokken bij het voorstel inzake de mogelijkheden voor een vrijwillige vergoeding
                     aan (de nabestaanden van) de slachtoffers en/of voor de gemeenschappen die het betreft
                     (Handelingen II 2019/20, nr. 29, Debat over het bericht dat de Minister-President
                     geïnformeerd zou zijn over de 70 burgerdoden in Irak). Zoals aan de Kamer gemeld op
                     25 november jl. in de brief over «Beantwoording nadere vragen over de wapeninzet in
                     Hawija» zal hiertoe zo spoedig mogelijk een voorstel voor de Kamer op schrift worden
                     gesteld (Kamerstuk 27 925, nr. 673).
                  
Door de Minister van Defensie is in het plenaire debat aangegeven dat de kans zeer
                     klein is dat het verzamelen van informatie ter plaatse een volledig beeld van de feiten
                     of een 100% verificatie van bijvoorbeeld het aantal te betreuren burgerslachtoffers
                     zal opleveren. Ook is aangegeven dat er nadrukkelijk zal worden gekeken naar de veiligheid
                     voor overheidsfunctionarissen, aangezien er in dit gebied nog altijd sprake is van
                     substantiële veiligheidsrisico’s.
                  
6
Is in de ongeveer 2096 andere gevallen van inzet van wapens door Nederlandse F-16’s
                        uitgesloten dat burgerslachtoffers zijn gevallen? Zo ja, hoe is dat uitgesloten? Zo
                        nee, wat wordt gedaan om te achterhalen of er burgerslachtoffers zijn gevallen?
Er kan sprake zijn van een vermoeden van mogelijke burgerslachtoffers op basis van
                     eigen informatie (van Nederland zelf en/of van de Coalitie), of van een melding van
                     mogelijke burgerslachtoffers door derden.
                  
Na een aanval voerden de Nederlandse F-16’s, indien mogelijk, met hun eigen sensoren
                     een Battle Damage Assessment (BDA) uit. Vervolgens maakte de commandant van de eenheid na deze analyse en debriefing
                     een gerubriceerd After Action Report (AAR) op. De Nederlandse commandant van de eenheid rapporteerde aan de Commandant
                     der Strijdkrachten (CDS) en stelde het OM door tussenkomst van de Koninklijke Marechaussee
                     op de hoogte van iedere wapeninzet van de Nederlandse eenheid. Ook werd CENTCOM hiervan
                     op hoogte gesteld. Daarnaast worden meldingen van derden door CENTCOM in behandeling
                     genomen. In de brief van 4 november jl. (Kamerstuk 27 925, nr. 670) is beschreven dat wanneer door CENTCOM op basis van informatie van derden of op
                     basis van eigen informatie kan worden vastgesteld dat een coalitiepartner bij wapeninzet
                     mogelijk betrokken was bij mogelijke burgerslachtoffers, het desbetreffende land daar
                     zo snel mogelijk van op de hoogte wordt gesteld. Buiten de reeds bekende gevallen
                     waarover de Kamer in de voortgangsrapportage van 13 april 2018 (Kamerstuk 27 925, nr. 629) en in de genoemde brief van 4 november jl. is geïnformeerd, is er op basis van eigen
                     informatie van Nederland geen vermoeden van burgerslachtoffers bij andere wapeninzet.
                     Ook is Nederland niet door CENTCOM geïnformeerd over andere gevallen waarbij er mogelijk
                     sprake was van burgerslachtoffers. Er zijn daarmee voor Nederland geen andere gevallen
                     bekend waarbij er ten gevolge van Nederlandse wapeninzet mogelijk burgerslachtoffers
                     zijn gevallen.
                  
7
Hoe verhouden de ongeveer 2096 andere gevallen van inzet van wapens door Nederlandse
                        F-16’s zich tot berichten van Airwars over burgerslachtoffers? Is er aanleiding te
                        denken dat informatie van Airwars over burgerslachtoffers toegeschreven kan worden
                        aan Nederlandse aanvallen? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord op vraag 6.
8
Wat is er inmiddels gedaan door Nederland voor de erkende burgerslachtoffers en nabestaanden
                        in Hawija en Mosul?
Zoals in het debat van 5 november jl. (Handelingen II 2019/20, nr. 19, item 23) in reactie op de gewijzigde motie van de leden Belhaj en Voordewind (Kamerstuk 27 925, nr. 671) is aangegeven zal er welwillend worden gekeken naar de mogelijkheden voor een vrijwillige
                  vergoeding aan (de nabestaanden van) de slachtoffers en/of voor de gemeenschappen
                  die het betreft. Zoals aan de Kamer gemeld op 25 november jl. in de brief over «Beantwoording
                  nadere vragen over de wapeninzet in Hawija» zal hiertoe zo spoedig mogelijk een voorstel
                  voor de Kamer op schrift worden gesteld.
               
9
In welke mate zijn jihadistische aanslagen in de EU sinds 2014 gepleegd door individuen
                        die al in de EU verbleven en dus niet vanuit Irak of Syrië deze kant op zijn gekomen?
                        In welke mate zijn aanslagen in de EU sinds 2014 «homegrown»? Betreft dit een (grote)
                        meerderheid van de gevallen?
Volgens Europol zijn er in de periode 2014–2019 72 jihadistische aanslagen gepleegd
                  in Europa. In 2017 schreef Europol in de jaarlijkse trendanalyse dat jihadistische
                  aanslagen voornamelijk worden gepleegd door homegrown terroristen, die niet aangesloten zijn geweest bij een terroristische groep in het
                  buitenland. Deze homegrown terroristen zijn veelal geboren in de EU, of hebben een groot deel van hun leven
                  in de EU gewoond. Het ICCT (International Centre for Counter-terrorism) publiceerde
                  in 2017 ook een rapport «Fear Thy Neighbor. Radicalization and Jihadist Attacks in
                  the West» waarin wordt geconcludeerd dat in de periode juni 2014 – juni 2017 er 51
                  aanslagen zijn gepleegd in Europa en Noord-Amerika met 395 slachtoffers tot gevolg.
                  73% van de aanslagplegers was een burger van het land waar de aanslag werd uitgevoerd,
                  terwijl 14% van de aanslagplegers een legale verblijfsvergunning bezaten. 5% van de
                  aanslagplegers waren vluchtelingen of asielzoekers en 6% van de aanslagplegers verbleven
                  illegaal in het land waar zij de aanslag pleegden. In dit onderzoek worden drie typen
                  connecties geïdentificeerd: operationeel, ideologisch en hybride. In deze laatste
                  vorm handelde de dader niet geheel zelfstandig, maar werd er ook geen uitvoering gegeven
                  aan een directe opdracht. Bij de ideologische en hybride connectie, waar het grootste
                  gedeelte onder valt, is sprake van inspiratie door ISIS gedachtegoed.
               
10
In welke mate zijn jihadistische aanslagen in de EU sinds 2014 gepleegd door individuen
                        die uit IS-gebied deze kant op zijn gekomen? Zijn daar voorbeelden van?
Zoals hierboven gesteld, is de meerderheid van de jihadistische aanslagen in Europa
                  gepleegd door een homegrown terrorist, en niet door individuen die uit IS-gebied naar Europa zijn gekomen. Volgens
                  het ICCT-onderzoeksrapport «Fear Thy Neighbor. Radicalization and Jihadist Attacks
                  in the West» uit 2017 was 18% van de aanslagplegers een voormalig Foreign Terrorist Fighter. Zo was volgens Europol de aanslag op het Joods Museum in Brussel (mei 2014) de eerste
                  die werd gepleegd door een terugkeerder uit Syrië. Andere voorbeelden zijn de aanslagen
                  in Parijs (zowel januari 2015 als november 2015) en de aanslagen in Brussel (maart
                  2016), die behoren tot de meest dodelijke aanslagen die in Europa zijn gepleegd.
               
11
Hoeveel Nederlandse militairen worden in Irak ingezet bij de Nederlandse bijdrage
                        aan de anti-ISIS coalitie, de NAVO-missie, de hervormingen van de veiligheidssector
                        in de Koerdische Autonome Regio (KAR) en European Union Advisory Mission (EUAM) voor
                        het jaar 2020?
De Nederlandse personele bijdrage in missies in Irak in 2020 zal uit de volgende elementen
                     bestaan:
                  
– Nederland zal in 2020 aan de Anti-ISIS Coalitie blijven bijdragen met ongeveer 60
                           militairen in de Koerdistan Autonome Regio (Noord-Irak) en in Bagdad. Daarnaast blijft
                           Nederland vanuit vliegbasis Volkel en vliegbasis Leeuwarden met respectievelijk een
                           Target Support Cell (TSC) en Processing Exploitation and Dissemination (PED) capaciteit leveren voor het doelontwikkelingsproces van de Coalitie in Irak.
                           De TSC bestaat uit ongeveer tien militairen en de PED-capaciteit wordt verzorgd door
                           ongeveer 45 militairen. Tevens wordt de bijdrage van liaison- en stafofficieren aan
                           diverse hoofdkwartieren van de anti-ISIS coalitie gecontinueerd (actuele stand: 12).
                        
– Aan de NAVO-missie in Irak (NMI) zal Nederland blijven bijdragen met een proportionele
                           bijdrage tot ongeveer 20 militairen en civiele experts.
                        
– Nederland zal in 2020 door middel van een militair adviseur en een civiel adviseur
                           het Ministry of Peshmerga Affairs (MOPA) ondersteuning bieden aan de capaciteitsopbouw op institutioneel niveau van
                           de veiligheidssector in de Koerdistan Autonome Regio (KAR). Daarnaast is een stafofficier
                           geplaatst bij het Ministerial Liaison Team-Erbil (MLT-E) van de anti-ISIS coalitie.
                        
– Nederland zal aan EUAM blijven bijdragen met maximaal drie civiele functionarissen.
12
Hoeveel Nederlandse militairen worden in Irak ingezet bij de Nederlandse bijdrage
                        aan de anti-ISIS coalitie, de NAVO-missie, de hervormingen van de veiligheidssector
                        in de KAR en de EUAM voor het jaar 2021?
In 2021 zal de Nederlandse personele bijdrage in missies in Irak bestaan uit de in
                  vraag 11 gegeven elementen. Hierbij zij aangetekend dat, zoals in de artikel 100 brief
                  is beschreven, op het moment dat fase 4 (normalisatie) wordt afgekondigd ook de definitieve
                  bijbehorende behoeftestelling van de Coalitie duidelijk wordt die past bij het nieuwe
                  strategische concept van normalisering. Afkondiging van fase 4 zal naar verwachting
                  leiden tot verdere verschuiving van de Coalitie-inzet richting Security Sector Reform
                  (SSR) en capaciteitsopbouw. Mogelijk zullen elementen van deze verschuiving al in
                  fase 3 worden geïmplementeerd. De huidige Nederlandse personele bijdrage is al vrijwel
                  volledig hierop gericht, maar kan indien opportuun aan de nieuwe behoeftestelling
                  worden aangepast. De Kamer zal over een eventuele aanpassing van de Nederlandse inzet
                  worden geïnformeerd.
               
13
Waarom is de missie met twee jaar verlengd in plaats van, wat tot voor kort gebruikelijk
                        was, met een jaar?
Zoals tevens benadrukt in de Kamerbrief over de toekomstige Nederlandse inspanningen
                  in missies en operaties van 15 juni 2018 (Kamerstukken 29 521 en 33 694, nr. 363), en in de Samenhangbrief Nederlandse inspanningen in snelle reactiemachten en missies
                  en operaties van 14 juni 2019 acht het kabinet het onverminderd van belang dat de
                  inzet van de krijgsmacht waar mogelijk deel uitmaakt van een geïntegreerde aanpak.
                  Het voorkomen en duurzaam oplossen van conflicten vraagt naast militaire inzet bovenal
                  een inclusieve politieke oplossing en de aanpak van grondoorzaken door middel van
                  onder meer ontwikkelingssamenwerking. Daarnaast vergt het bestendigen van stabiliteit
                  een lange adem. Waar nodig en mogelijk zet het kabinet daarom bij inzet van de krijgsmacht
                  in op meerjarige betrokkenheid, die ook de effectiviteit van de Nederlandse bijdrage
                  ten goede komt.
               
14
Wat is de Turkse bijdrage aan de NAVO-missie in Irak (NMI)?
Turkije draagt met civiele en militaire leidinggevenden, adviseurs en andere experts,
                  alsmede administratief personeel, bij aan de NAVO-missie in Irak (NMI).
               
15
Wat is de Turkse bijdrage aan de anti-ISIS coalitie?
Turkije is een actief lid van de Anti-ISIS Coalitie en is met Nederland en Koeweit
                  co-voorzitter van de Foreign Terrorist Fighters (FTF) Working Group en neemt deel aan de Working Group on counter-financing. Turkije heeft zich daarnaast onder andere actief ingezet om informatie-uitwisseling
                  over FTF reisbewegingen te versterken en financiële capaciteit van ISIS tegen te gaan.
                  Ook biedt Turkije logistieke steun voor operaties van de Coalitie in Irak en Syrië
                  door ter beschikking stellen van faciliteiten en vliegvelden en openstelling van het
                  luchtruim van Turkije voor vliegtuigen van de Coalitie-leden. Turkije maakt ook onderdeel
                  uit van het Kurdish Training Coordination Center (KTCC). Turkije was in de eerste helft van 2016 actief met luchtacties boven Irak en Syrië.
               
16
Hoeveel huizen zijn (grofweg) verwoest tijdens de herovering van IS-gebied en in welke
                        mate zijn deze huizen inmiddels wederopgebouwd? Waarop baseert u uw antwoord? Indien
                        u geen antwoord op deze vraag heeft, waarom niet?
De Wereldbank schat de totale wederopbouwkosten voor Irak op USD 88,2 miljard (januari
                     2018). De geschatte schade in de woonsector bedraagt USD 16,1 miljard, met 138.051
                     huizen getroffen in het conflict. Veel VN-organisaties werken aan de wederopbouw van
                     deze verwoeste huizen, waaronder het Funding Facility for Stabilization (FFS) programma van UNDP waar Nederland sinds 2016 EU 72 miljoen aan heeft bijgedragen.
                     FFS heeft het grootste programma op het gebied van wederopbouw van huizen en heeft
                     tot op heden 22.299 huizen hersteld. De wederopbouw van nog eens 4.972 huizen wordt
                     op dit moment gerealiseerd.
                  
De VN schat de totale wederopbouwkosten van Syrië op USD 250 miljard. Hoeveel huizen
                     er in Syrië zijn verwoest en weer wederopgebouwd is op dit moment niet te achterhalen,
                     gezien de voortdurende instabiele situatie op de grond.
                  
17
Kunt u bevestigen dat IS-strijders buiten Irak en Syrië hun strijd voortzetten, bijvoorbeeld
                        in Afghanistan en Libië? Op welke schaal gebeurt dit?
ISIS heeft in meerdere regio’s buiten het Midden-Oosten, zoals in Afrika en Azië,
                  aan haar gelieerde netwerken die aldaar hun asymmetrische strijd voeren. In Afghanistan
                  beschikt ISIS over enkele duizenden strijders (2.000 tot 4.000) en in Libië enkele
                  honderden (200 tot 400).
               
18
Kunt u een overzicht geven van alle tegen Turkije genomen maatregelen die door landen
                        van de coalitie zijn afgekondigd om het land te dwingen de militaire interventie in
                        / bezetting van het noorden van Syrië te beëindigen?
Het kabinet beschikt over informatie betreffende de volgende maatregelen. De EU-lidstaten
                     hebben de Turkse militaire acties in Noordoost-Syrië veroordeeld.
                  
Zoals ook vermeld in het verslag van de NAVO Defensie Ministeriële (d.d. 1 november
                     2019) is het Turkse optreden in Noordoost-Syrië, mede op verzoek van Nederland, besproken
                     tijdens de Defensieministeriele bijeenkomst in Brussel van 24 en 25 oktober. Nederland
                     heeft tijdens deze en andere vergaderingen Turkije aangesproken op diens optreden
                     dat de stabiliteit en veiligheid in de regio aantast en de strijd tegen ISIS ondermijnt.
                     Bovendien heeft Nederland gewezen op het gevaar van ontsnapping van Foreign Terrorist Fighters die een bedreiging kunnen vormen voor de veiligheid van bondgenoten. Mede op aandringen
                     van Nederland organiseerde de VS op maandag 21 oktober jl. voorafgaand aan de bovengenoemde
                     NAVO-ministeriële, reeds een telefonische vergadering van Ministers van Buitenlandse
                     Zaken van kernlanden van de anti-ISIS coalitie, waaronder Turkije. Minister Blok heeft
                     hier het Turkse optreden in Noordoost-Syrië veroordeeld en benadrukt dat de Koerden
                     moeten worden betrokken bij het vinden van een politieke en diplomatieke oplossing
                     voor de ontstane situatie. Daarnaast heeft hij Turkije opgeroepen om verantwoordelijkheid
                     te nemen voor mogelijke ontsnapte ISIS-strijders en heeft hij de Nederlandse zorgen
                     overgebracht over de consequenties van een overhaaste terugtrekking van de VS, zonder
                     de coalitiegenoten te consulteren.
                  
Daarnaast besloten de EU-lidstaten tot een strikte interpretatie van criterium 4 van
                  het EU Gemeenschappelijk Standpunt 2008/944/GBVB tot vaststelling van gemeenschappelijke
                  voorschriften voor de controle op de uitvoer van militaire goederen en technologie.
                  Naast de EU-lidstaten kondigden voor zover bekend o.a. ook Canada en Noorwegen medio
                  oktober aan dat zij hun wapenexport naar Turkije tijdelijk opschorten. Daarnaast kondigde
                  de VS medio oktober sancties aan tegen Turkije. Deze zijn echter eind oktober door
                  president Trump ingetrokken.
               
19
Over hoeveel strijders beschikt IS in Irak en Syrië ongeveer?
In zowel Syrië als Irak beschikt ISIS over enkele duizenden strijders. In totaal gaat
                  het om 5.000 tot 10.000 strijders, met een veelvoud aan sympathisanten.
               
20
Over hoeveel strijders beschikken andere jihadistische organisaties in Irak en Syrië?
In Irak duldt ISIS geen andere concurrerende soennitische strijdgroep naast zich.
                  In Noordwest-Syrië zijn meerdere organisaties aanwezig die jihadistische strijders
                  herbergen, met als meest bekende Tahrir al-Sham. In totaal wordt het aantal jihadistische
                  strijders aldaar geschat op 10.000 tot 15.000.
               
21
Hoeveel kost de wederopbouw van het door de coalitie bevrijde Mosul en hoeveel wordt
                        daaraan bijgedragen door de coalitielanden?
Het Funding Facility for Stabilization (FFS) programma van UNDP, het voornaamste stabilisatie programma van de coalitie,
                  schat de stabilisatiebehoeften in Mosul op USD 300 miljoen. De activiteiten van FFS
                  betreffen met name het herstel van infrastructuur, elektriciteit, wegen, scholen en
                  medische voorzieningen. De coalitie heeft voor de totale wederopbouw van Irak via
                  het FFS USD 1,2 miljard dollar bijgedragen, waarvan 20% tot dusver is gealloceerd
                  voor het herstel van Mosul. Naast FFS dragen coalitielanden ook bilateraal bij aan
                  de wederopbouw van Mosul. Nederland heeft sinds 2016 EU 72 miljoen aan het FFS bijgedragen.
               
22
Hoeveel kost de wederopbouw van het door de coalitie bevrijde Raqqa en hoeveel wordt
                        daaraan bijgedragen door de coalitielanden?
Het is het kabinet niet bekend hoeveel de kosten voor wederopbouw van Raqqa zijn.
                  Er heeft voor zover bekend nog geen inventarisatie van de schade plaatsgevonden door
                  de VN of coalitiepartners. Coalitiepartners hebben geen wederopbouwprogramma’s in
                  Raqqa gefinancierd. Het EU-beleid is dat er geen sprake kan zijn van wederopbouwsteun
                  in Syrië zo lang er geen politieke transitie plaatsvindt zoals bedoeld in resolutie
                  2254 van de VN-Veiligheidsraad.
               
23
In welke mate is er sprake van eerlijke berechting van IS-strijders en hun families?
Het probleem dat zich veelvuldig in Iraakse rechtbanken voordoet is dat het recht
                  op een eerlijk procesgang niet wordt toegepast. Zo is volgens Human Rights Watch in
                  geval van berechting van ISIS-strijders met grote regelmaat sprake van o.a. te haastige
                  processen of berechting op basis van onder dwang verkregen bekentenissen. Ook OHCHR
                  heeft de Iraakse autoriteiten opgeroepen om bij de berechting van ISIS-strijders de
                  standaarden die gelden voor een eerlijk proces te respecteren en toe te passen, zoals
                  vastgelegd in het internationaal verdrag inzake Burgerrechten en Politieke rechten
                  en het VN-verdrag tegen foltering en andere wrede, onmenselijke en onterende behandeling
                  of bestraffing.
               
24
Wat voor beeld heeft u van de grote demonstraties in Irak en de onderdrukking hiervan
                        door de autoriteiten?
Sinds 1 oktober zijn er grootschalige demonstraties in Irak, voornamelijk in de hoofdstad
                  Bagdad en in de zuidelijke provincies. De demonstraties zijn begonnen om een gebrek
                  aan banen en beschikbaarheid van basisvoorzieningen aan te kaarten. Gaandeweg hebben
                  de demonstranten zich ook gekeerd tegen de wijdverbreide corruptie en de huidige politieke
                  elite. De demonstranten zijn overwegend sjiitisch en keren zich tegen de veelal sjiitische
                  machthebbers en de invloed van Iran. De demonstranten gedragen zich grotendeels vreedzaam,
                  al hebben demonstranten enkele partijkantoren aangevallen, alsook de Iraanse ambassade
                  en meerdere Iraanse consulaten. Bij de reactie op de demonstraties is meermaals met
                  scherp geschoten. Ook wordt met onder meer traangasgranaten op het hoofd van demonstranten
                  geschoten, met dodelijke gevolgen. Gedurende de eerste dagen van de demonstraties
                  werd ook meermaals melding gemaakt van scherpschutters die op demonstranten schoten.
                  Volgens de VN zijn er inmiddels meer dan 400 doden gevallen en meer dan 17.000 gewonden.
                  De Iraakse overheid stelt dat het geweld tegen demonstranten de verantwoordelijkheid
                  is van een «derde partij». Desondanks is de Iraakse overheid ervoor verantwoordelijk
                  om dit soort geweld tegen vreedzame demonstranten te voorkomen en de verantwoordelijken
                  strafbaar te stellen. Dit gebeurt tot nu toe onvoldoende. Op vrijdag 29 november heeft
                  Premier Abdel Mehdi aangekondigd zijn ontslag aan te bieden na een zeer bloedige dag
                  demonstraties en het opzeggen van het vertrouwen in de regering door Ayatollah Al
                  Sistani. Op zondag 1 december heeft het parlement zijn ontslag aanvaard en sindsdien
                  is de regering demissionair. De President zal nu het grootste blok in het parlement
                  opdracht moeten geven om binnen 15 dagen met een kandidaat premier te komen. Deze
                  kandidaat heeft vervolgens 30 dagen om een nieuwe regering samen te stellen. Aangezien
                  het 6 maanden geduurd heeft voordat het parlement Abdel Mehdi als premier naar voren
                  geschoven heeft, wordt er verwacht dat ook nu het lang zal duren voor er een nieuwe
                  regering zit.
               
25
Hoe verhouden de coalitielanden zich tot de eisen van de demonstranten in Irak, die
                        zich in belangrijke mate ook richten tegen de corrupte, zichzelf verrijkte bestuurlijke
                        elite in het land?
De Anti-ISIS Coalitie heeft zich niet uitgelaten over de demonstraties in Irak. Verschillende
                  leden van de Coalitie hebben zich wel bilateraal of in andere verbanden uitgelaten
                  over de demonstraties. Nederland heeft tijdens het bezoek van de Iraakse Minister
                  van Buitenlandse Zaken van Irak aan Nederland eind vorige maand zorgen geuit over
                  het geweld tegen demonstranten en aandacht gevraagd voor het recht op demonstratie
                  en de persvrijheid. Eenzelfde boodschap is afgegeven tijdens de Universal Periodic Review van Irak bij de VN Mensenrechtenraad in Geneve op 11 november jl. Ook de EU heeft
                  zich twee maal uitgesproken over de demonstraties in Irak en daarbij ook het gebruik
                  van geweld zeer betreurd. De EU roept ook op tot onafhankelijk onderzoek naar het
                  gebruik van geweld. Op 13 november jl. hebben de ambassadeurs van de aanwezige EU-lidstaten,
                  waaronder Nederland, in Bagdad de Iraakse premier gesproken en de boodschap overgebracht
                  dat het geweld tegen demonstranten moet stoppen en dat de daders van het geweld verantwoording
                  af moeten leggen. Nederland en de EU staan klaar om Irak te ondersteunen bij het doorvoeren
                  van de benodigde hervormingen om aan de eisen van de demonstranten tegemoet te komen.
                  Ook de VS heeft zich uitgesproken tegen het geweld.
               
26
Welke maatregelen zijn genomen tegen disproportioneel geweld tegen demonstranten in
                        Irak?
Zoals onder vraag 25 aangegeven, Nederland en de internationale gemeenschap hebben
                  zich herhaaldelijk uitgelaten tegen het gebruik van geweld tegen de demonstranten.
                  De EU heeft in twee statements opgeroepen tot een einde aan het geweld.
               
27
Wanneer wordt de Kamer geïnformeerd over de uitkomst van het onderzoek naar aanleiding
                        van het Amerikaanse verzoek om een bijdrage aan een veiligheidsmechanisme voor Noordoost-Syrië?
                        Kan dit zo snel mogelijk?
Als gevolg van de recente ontwikkelingen in Syrië is het verzoek van de VS van een
                  aanvullende Nederlandse bijdrage in de strijd tegen ISIS in een ander daglicht komen
                  te staan. De VS geeft dat zelf ook aan en werkt om die reden aan een herziening van
                  het verzoek. Uw Kamer zal over het onderzoek worden geïnformeerd op het moment dat
                  het kabinet het onderzoek heeft afgerond.
               
28
Wat is de schaal van de Turkse militaire aanwezigheid in Noord-Irak?
De Turkse militaire aanwezigheid in Noord-Irak houdt verband met de Turkse strijd
                  tegen de PKK en ziet bovendien toe op militaire training van door Turkije geïdentificeerde
                  groepen. Zo zijn er volgens mediaberichten ongeveer 15 Turkse bases en vooruit geschoven
                  posten in Noord-Irak. Daarop zijn infrastructurele voorzieningen aangebracht, en onder
                  meer pantservoertuigen en tanks gestationeerd.
               
29
Hoe verloopt de samenwerking met de Turkse aanwezige militairen in Noord-Irak?
Nederlandse militairen werken in Noord-Irak binnen het Kurdish Training Coordination Center (KTCC) samen met militairen van andere landen. In het KTCC zijn verschillende landen
                  in verschillende functies vertegenwoordigd. Ook Turkije maakt hier onderdeel vanuit.
                  De samenwerking binnen het KTCC verloopt goed.
               
30
Welke concrete doelen stelt de coalitie zich met betrekking tot Security Sector Reform
                        (SSR) en capaciteitsopbouw (bestaande uit een civiele en militaire component)? Hoeveel
                        militairen etc. moeten getraind worden voordat het werk erop zit?
Opbouw van de veiligheidssector en Security Sector Reform zijn een kwestie van de lange adem. De inzet van de Coalitie, inclusief de Nederlandse
                  bijdrage, verschuift van het geven van cursussen naar capaciteitsopbouw. De Nederlandse
                  trainingen richten zich hierbij in toenemende mate op cursussen aan bataljonsstaven,
                  leiderschapstrainingen en instructeurscursussen (train-the-trainer). Daarmee wordt
                  het effect van de Nederlandse bijdrage duurzamer. In Bagdad richt Nederland zich in
                  2020 en 2021, samen met de coalitiepartners verenigd in het Special Operations Training Command-Iraq (SOTC-I), op het verzorgen van cursussen op een meer gevorderd niveau. Voor wat betreft
                  de Koerdistan Autonome Regio (KAR) draagt Nederland bij aan een Koerdische veiligheidssector
                  waarin de Koerdische strijdkrachten uiteindelijk zelf in staat zullen zijn om trainingen
                  aan het eigen personeel te verzorgen. Zoals in antwoord op vraag 12 is aangegeven,
                  zal afkondiging van fase 4 (normalisatie) van het militaire campagneplan van de anti-ISIS
                  coalitie, naar verwachting leiden tot verdere verschuiving van de Coalitie-inzet richting
                  Security Sector Reform (SSR) en capaciteitsopbouw (bestaande uit een civiele en militaire component) om
                  de Koerdische en Iraakse Strijdkrachten in staat te stellen om zelf trainingen aan
                  het eigen personeel te verzorgen. Mogelijk zullen elementen van deze verschuiving
                  al in fase 3 worden geïmplementeerd. De huidige Nederlandse personele bijdrage is
                  al vrijwel volledig hierop gericht.
               
31
Hoe verloopt de samenwerking tussen de Nederlandse militairen in Irak en de VN-gezant
                        in Irak, Jeanine Hennis-Plasschaert?
De Nederlandse militairen werken niet direct samen met de VN gezant Hennis.
32
Wat houdt voortdurende optimalisatie van de Nederlandse trainersinzet in? Wie is hier
                        verantwoordelijk voor? Aan de hand van welke criteria gebeurt dit?
Gelet op de ontwikkelingen in Irak, de voortgang van de strijd tegen ISIS en de veranderde
                  behoefte van de Coalitie op de grond, wordt de Nederlandse trainersinzet in 2020 en
                  2021 voortgezet en voortdurend geoptimaliseerd. Hierbij wordt de inzet afgestemd op
                  de behoefte van de Coalitie. Nederland bekijkt dit samen met de Coalitiepartners.
                  Dit geldt ook voor de verschuiving van gevechtstraining naar cursussen in het kader
                  van capaciteitsopbouw. In Bagdad richt Nederland zich in 2020 en 2021, samen met de
                  coalitiepartners verenigd in het Special Operations Training Command-Iraq (SOTC-I), op het verzorgen van cursussen op een meer gevorderd niveau. Voor wat betreft
                  de Koerdistan Autonome Regio (KAR) richten de Nederlandse trainingen zich hierbij
                  in toenemende mate op cursussen aan bataljonsstaven, leiderschapstrainingen en instructeurscursussen
                  (train-the-trainer). In de training wordt nadrukkelijk aandacht besteed aan mensenrechten
                  en het humanitair oorlogsrecht. Met deze verschuiving naar capaciteitsopbouw wordt
                  het effect van de Nederlandse bijdrage duurzamer, daar het bijdraagt aan een Koerdische
                  veiligheidssector waarin de Koerdische strijdkrachten uiteindelijk zelf in staat zullen
                  zijn om trainingen aan het eigen personeel te verzorgen. Jaarlijks is er een ijkmoment
                  om ontwikkelingen en behoeftes op de grond te toetsen aan de doelstellingen.
               
Zoals in antwoord op vraag 12 is aangegeven, zal op het moment dat fase 4 (normalisatie)
                  van het militaire campagneplan van de anti-ISIS coalitie wordt afgekondigd, ook de
                  definitieve bijbehorende behoeftestelling van de Coalitie duidelijk worden die past
                  bij het nieuwe strategische concept van normalisering. De huidige Nederlandse personele
                  bijdrage is al vrijwel volledig hierop gericht, maar kan indien opportuun aan de nieuwe
                  behoeftestelling worden aangepast.
               
33
Kan toegelicht worden wat de precieze werkzaamheden zijn van de Target Support Cell
                        (TSC) en de Processing Exploitation and Dissemination (PED)- capaciteit? In welke
                        behoefte in het doelontwikkelingsproces van de coalitie in Irak wordt hiermee voorzien?
Nederland kan met een Target Support Cell (TSC) en Processing Exploitation and Dissemination (PED-)capaciteit voorzien in een behoefte aan het tijdig beschikbaar hebben van gevalideerde
                  inlichtingeninformatie. Deze informatie is vooral essentieel in het zorgvuldige targeting proces dat vooraf gaat aan luchtaanvallen van de Coalitie. Met de Target Support Cell (TSC) draagt Nederland bij aan het berekenen van zeer nauwkeurige coördinaten voor
                  de inzet van precisiewapens. Met de PED-capaciteit draagt Nederland bij aan het analyseren
                  van drone- en satellietbeelden.
               
34
Zijn er aanwijzingen dat Nederlandse betrokkenheid in het doelontwikkelingsproces
                        van de coalitie in Irak heeft geleid tot aanvallen waarbij burgerslachtoffers zijn
                        gevallen? Wordt Nederland hierover geïnformeerd als dat het geval is?
Voor zover op dit moment bekend is Nederland met de bijdrage aan het doelontwikkelproces
                  van de anti-ISIS coalitie niet betrokken geweest bij gevallen waarbij mogelijk burgerslachtoffers
                  zijn gevallen ten gevolge van wapeninzet door de Coalitie. Als dit wel het geval zou
                  zijn, wordt volgens de standaardprocedures Nederland hiervan door CENTCOM op de hoogte
                  gesteld.
               
35
Welke rol speelt Nederland in het komen tot gevalideerde inlichtingeninformatie?
Zoals in het antwoord op vraag 33 is aangegeven kan Nederland met een Target Support Cell (TSC) en Processing Exploitation and Dissemination (PED-)capaciteit voorzien in een behoefte aan het tijdig beschikbaar hebben van gevalideerde
                  inlichtingeninformatie. Deze informatie is vooral essentieel in het zorgvuldige targeting proces dat vooraf gaat aan luchtaanvallen van de Coalitie. Met de Target Support Cell (TSC) draagt Nederland bij aan het berekenen van zeer nauwkeurige coördinaten voor
                  de inzet van precisiewapens. Met de PED-capaciteit draagt Nederland bij aan het analyseren
                  van drone- en satellietbeelden.
               
36
Wat wordt bedoeld met «deze specifieke capaciteit [die Nederland] kan leveren om de
                        operatie te ondersteunen»?
Hiermee wordt gedoeld op het tijdig beschikbaar hebben van gevalideerde inlichtingeninformatie,
                  dat dit vooral essentieel is in het zorgvuldige targeting proces dat vooraf gaat aan luchtaanvallen van de Coalitie, waarin Nederland voorziet met
                  een Target Support Cell (TSC) en Processing Exploitation and Dissemination (PED-)capaciteit.
               
37
Wat is het verschil tussen de TSC- en de PED-capaciteit?
Met de Target Support Cell (TSC) draagt Nederland bij aan het berekenen van zeer nauwkeurige coördinaten voor
                  de inzet van precisiewapens. Met de PED-capaciteit draagt Nederland bij aan het analyseren
                  van drone- en satellietbeelden.
               
38
Hoe wordt uitgesloten dat Nederlandse bijdragen in het doelontwikkelingsproces van
                        de coalitie in Irak worden gebruikt voor aanvallen in Syrië in gebieden waar Nederland
                        om juridische redenen eerder zelf niet wilde bombarderen?
Een National Approval Authority toetst de inzet van de Target Support
                  Cell (TSC) en Processing Exploitation and Dissemination (PED-)capaciteit aan het mandaat. De TSC en PED assisteren niet bij operaties die
                  buiten het mandaat vallen en niet voldoen aan het humanitair oorlogsrecht.
               
39
Erkend wordt dat door de terreur- en gruweldaden van IS tegen zowel de burgerbevolking
                        als de Iraakse strijdkrachten zich gevoelens van wraak en vergelding hebben ontwikkeld
                        in de Iraakse samenleving, maar wordt er ook rekening mee gehouden dat mensen die
                        door de coalitie zijn gebombardeerd ook gevoelens van wraak en vergelding hebben kunnen
                        ontwikkeld? Hoe wordt hiermee rekening gehouden, ook voor de eigen veiligheid?
Er wordt al langere tijd rekening gehouden met het ongewenste neveneffect van inzet
                  van Nederlandse militairen bij contraterrorisme (CT) operaties. Groeperingen zoals
                  Al-Qa’ida en IS hebben in openbare publicaties al kenbaar gemaakt dat ze de Staat
                  der Nederlanden of de Nederlandse krijgsmacht zien als legitiem doelwit vanwege het
                  Nederlandse aandeel in CT-operaties die tegen hen gericht zijn. Een terroristische
                  aanval, dan wel een poging daartoe, kan door een terroristische groepering worden
                  geïnitieerd maar ook door geïnspireerde eenlingen die ook wel bekend staan als lone
                  actors worden ondernomen. Het is mogelijk dat personen die naasten zijn verloren of
                  anderszins schade hebben opgelopen als gevolg van CT-operaties op zoek zullen gaan
                  naar enige vorm van genoegdoening. Het is mogelijk dat personen zich aansluiten bij
                  een terroristische groepering of als eenling proberen wraak te nemen. Deze wraak zou
                  zich ook kunnen richten op de in Irak aanwezige Nederlandse militairen. De ontwikkelingen
                  op dit vlak worden nauwgezet in de gaten gehouden. Zo nodig worden passende veiligheidsmaatregelen
                  tegen dreigingen genomen.
               
40
Hoe veranderen «cursussen op een meer gevorderd niveau» zich ten opzichte van de huidige
                        cursussen? Waar gaat meer aandacht naartoe, en waar minder?
In Bagdad zal Nederland zich in 2020 en 2021 samen met de coalitiepartners verenigd
                  in het Special Operations Training Command-Iraq (SOTC-I) richten op het verzorgen van gespecialiseerde cursussen waar ook Iraakse
                  instructeurs in meelopen, zodat zij in staat worden gesteld om op termijn de Iraakse
                  Special Forces hierin zelf op te leiden. Deze cursussen, waar de Iraakse instructeurs mede verantwoordelijk
                  voor zijn, richten zich op specialistische expertises op het vlak van medische assistentie,
                  omgang met IED’s en communicatiemiddelen, omgang met zware wapens en schietoefeningen
                  in een stedelijke omgeving. Op dit moment is voorzien dat de gespecialiseerde cursussen
                  die Nederlandse instructeurs zelf in 2019 gaven aan Iraakse Special Forces (sniper, counter IED en medisch) in 2020 eveneens worden voortgezet. De Iraakse behoefte
                  is en blijft hierbij leidend.
               
41
Worden inlichtingen nauwkeurig en detailgericht geverifieerd voordat er actie wordt
                        ondernomen? Hoe verloopt dit proces?
Nederland levert met een Target Support Cell (TSC) en Processing Exploitation and Dissemination (PED-)capaciteit een bijdrage aan het tijdig beschikbaar hebben van gevalideerde
                  inlichtingeninformatie in de Coalitie. Deze producten worden vervolgens samengevoegd
                  en vergeleken met andere informatie die binnen de anti-ISIS coalitie beschikbaar is,
                  waarmee een zo compleet mogelijk beeld ontstaat van onder andere potentiële doelen,
                  op basis waarvan de Coalitie al dan niet actie kan ondernemen.
               
42
Is dit proces geëvalueerd, bijvoorbeeld na de dood van burgerslachtoffers in Hawija
                        in juni 2015 en in Mosul in september 2015?
Zowel het Ministerie van Defensie als de anti-ISIS coalitie evalueren continu het
                  (lucht)optreden, door middel van de uitgebreide evaluatie- en verbetermechanismen
                  die van toepassing zijn. Hierbij wordt systematisch bijgehouden wat de gevolgen zijn
                  van militair ingrijpen, en wat daarvan kan worden geleerd. Zowel het Ministerie van
                  Defensie als CENTCOM formuleert daaruit geregeld aanbevelingen gericht op het toekomstig
                  (lucht)optreden.
               
43
Wat zijn de grondoorzaken van conflict en instabiliteit in Irak?
De grondoorzaken van conflict en instabiliteit in Irak zijn divers en complex. Het
                  schrikbewind van Saddam Hoessein waarin het merendeel van de bevolking jarenlang hardhandig
                  onderdrukt werd door een soennitische minderheid en de consequenties van de daaropvolgende
                  abrupte machtsovername in 2003 hebben hun sporen nagelaten in de vorm van sektarisme
                  en sociaal-politieke tegenstellingen. Bovendien heeft Irak te kampen met een lange
                  geschiedenis van conflict, en als gevolg daarvan een geschiedenis van achterstallig
                  onderhoud aan infrastructuur, sociale voorzieningen, onderwijs, gezondheidszorg en
                  lokaal bestuur. De politieke geschiedenis en vele conflicten van de afgelopen jaren
                  hebben ook een grote impact gehad op de sociale cohesie in het land. Op dit moment
                  blijft de positie van minderheden zwak. Iraakse instituties blijven fragiel, corruptie
                  is wijdverbreid en loyaliteit aan niet-statelijke actoren zoals milities of stammen
                  ondermijnen het centrale gezag. Daarnaast is de Iraakse economie sterk publiek gedreven
                  en zijn er onvoldoende banen beschikbaar voor de miljoen Irakezen die ieder jaar de
                  arbeidsmarkt (willen) betreden. Terroristische groeperingen hebben in het verleden
                  op deze problemen ingehaakt om mensen bij zich aan te laten sluiten. Hoewel ISIS territoriaal
                  is verslagen in Irak in 2017, is de ideologie nog niet verdreven. ISIS en mogelijk
                  andere radicale groepen zullen gebruik blijven maken van de onvrede onder de Iraakse
                  bevolking. Naast deze interne factoren speelt de geografische ligging van Irak een
                  rol. Buurlanden Iran, Saudi Arabië en Turkije hebben tegengestelde belangen, welke
                  deels worden uitgespeeld via Irak. Irak vreest dat de onderliggende conflicten tussen
                  deze landen, en de relatie met de Verenigde Staten, tot een conflict kan komen op
                  eigen grondgebied
               
44
Hoe vult Nederland haar rol als voorzitter van de Foreign Terrorist Fighter (FTF)-werkgroep
                        in?
Nederland is samen met Turkije en Koeweit voorzitter van de Foreign Terrorist Fighters Working Group van de Anti-ISIS-Coalitie. Met deze landen is daarvoor een werkplan opgesteld met
                  daarin de volgende aandachtspunten: detectie en tegengaan van reisbewegingen van terroristen,
                  verbeterde informatiedeling en bewijsgaring, effectieve mechanismes v.w.b. de omgang
                  met teruggekeerde FTFs en hun families en vervolging, detentie en re-integratie van
                  FTFs. Deze onderwerpen worden besproken tijdens bijeenkomsten van de werkgroep; in
                  Nederland vond deze laatstelijk plaats in februari 2018. In 2019 is de FTF Werkgroep
                  zowel in Ankara als Washington bijeen gekomen en op 19 december zal een volgende sessie
                  in Ankara plaatsvinden die zich zal concentreren op de situatie in detentiekampen
                  in Noordoost Syrië en het verstrekken van steun aan die landen die reeds foreign terrorist fighters hebben teruggenomen. Nederland geeft ook buiten de Anti-ISIS-Coalitie invulling aan
                  bijvoorbeeld het tegengaan van reisbewegingen van terroristen, bijvoorbeeld met de
                  overdracht van de Travel Information Portal-software aan de Verenigde Naties. Met
                  dit systeem, nu GoTravel genoemd, draagt Nederland direct bij aan de wereldwijde implementatie van VN Veiligheidsraad-resolutie
                  2396 die het staten verplicht om detectiecapaciteit te ontwikkelen om terroristische
                  reisbewegingen te voorkomen.
               
45
Wat is de Turkse bijdrage aan de FTF-werkgroep?
Turkije is net als Nederland covoorzitter en daarmee ook gehouden aan het genoemde
                  werkplan onder vraag 44. Turkije heeft de laatste bijeenkomst van de FTF-werkgroep
                  georganiseerd in Ankara in mei 2019. Er waren toen verschillende panels georganiseerd
                  waarin experts van verschillende landen en organisaties informatie uitwisselden over
                  bijvoorbeeld re-integratie, detentie en het tegengaan van reisbewegingen van terroristen.
               
46
Welke vooruitgang heeft de FTF-werkgroep gemaakt?
De FTF-werkgroep biedt een platform waarbij inmiddels 81 landen kennis en ervaringen
                  uitwisselen op het gebied van de omgang met FTFs en hun families. Deze uitwisselingen
                  zijn van groot belang in de wetenschap dat juist op dit gebied internationaal moet
                  worden samengewerkt om de dreiging effectief tegen te kunnen gaan. Zo hebben inmiddels
                  69 landen wetten aangenomen om misdaden gepleegd door FTFs te vervolgen en te bestraffen;
                  minstens zeventig landen hebben FTF’s (of hun facilitatoren) vervolgd, meer dan 60
                  landen en de VN hebben ruim 25 duizend FTF-profielen aan INTERPOL overgedragen en
                  minstens 31 landen gebruiken geavanceerde reisbewegingsdetectiemaatregelen.
               
47
Hoe is de samenwerking in de FTF-werkgroep veranderd na de Turkse inval in Noord-Syrië?
Hoewel Nederland zich publiekelijk en in zijn bilaterale contacten met Turkije heeft
                  uitgesproken tegen diens inval in Noordoost-Syrië heeft dat de samenwerking binnen
                  de FTF-werkgroep niet veranderd. Wel heeft het ertoe geleid dat het besef dat er gezamenlijk
                  naar oplossingen moet worden gezocht om de problematiek van de FTFs het hoofd te kunnen
                  bieden verder vergroot. dit werd ook bevestigd tijdens de laatste bijeenkomst van
                  de FTF-werkgroep in beperkte samenstelling op 15 november jl. in Washington.
               
48
Hoeveel 
                     Internally displaced persons (IDP’s) zijn er in Irak?
De VN meldt dat er in 2019 nog 1,42 miljoen intern ontheemden zijn in Irak (OCHA Humanitarian Needs Overview 2020, november 2019)
49
Hoe zet Nederland zich in om ervoor te zorgen dat in Irak niet alleen de «verliezers»
                        van de oorlog worden berecht, maar ook anderen die evengoed oorlogsmisdaden hebben
                        begaan?
Het Nederlandse beleid zet in op brede accountability voor de misdrijven begaan door
                  alle partijen in het conflict. Daarom steunt Nederland naast het VN-onderzoeksteam
                  UNITAD ook projecten van de Commission for International Justice and Accountability (CIJA), the Harvard Humanitarian Intiative (HHI), Impunity Watch, de International Commission on Missing Persons (ICMP) en Physicians for Human Rights (PHR). CIJA biedt capaciteitsopbouw voor het versterken van de National Committee on International Humanitarian Law – een overheidsorgaan met als mandaat de implementatie van UNSCR 2379 (threats to
                  international peace and security). ICMP en PHR leveren forensische capaciteitsopbouw
                  aan medische, onderzoeks-, juridische en gerechtelijke sectoren. Beide projecten richten
                  zich op de verschillende actoren in het conflict, zowel in periode ISIS als ervoor.
                  Tot slot voert HHI een perceptiestudie uit onder ontheemden in de KAR en de bevolking
                  in Mosul. Doel is om in kaart te brengen hoe slachtoffers van het ISIS-conflict denken
                  over vrede, gerechtigheid en accountability, en om dat over te brengen naar Irakese
                  autoriteiten, de VN en andere partners om zo bij te dragen aan verzoening in Irak.
               
50
Waarom is er voor Irak alleen een UN Investigative Team for the Promotion of Accountability
                        for Crimes Committed by Daesh (UNITAD) en niet iets vergelijkbaars zoals voor Syrië
                        (het International, Impartial and Independent Mechanism, IIIM), waarbij wel wordt
                        gekeken naar misdaden van allerlei partijen in het conflict?
De oprichting van UNITAD is tot stand gekomen na lange onderhandelingen met Irak over
                  accountability van gepleegde misdrijven in het land. De resolutie van de VN-veiligheidsraad
                  die hier op volgde, die zich focust op misdrijven gepleegd door ISIS en waarmee UNITAD
                  werd opgericht bleek het hoogst haalbare. Dit betekent wel dat UNITAD toegang heeft
                  tot het Iraakse grondgebied en al het bewijsmateriaal dat zich aldaar bevindt. Om
                  deze toegang te verzekeren, is immers de medewerking van de Iraakse overheid vereist.
                  Het IIIM heeft een breed mandaat, gericht op alle partijen bij het conflict, maar
                  dat mandaat is tot stand gekomen door een resolutie van de Algemene Vergadering zonder
                  instemming van het Syrische regime. Het IIIM heeft hierdoor geen directe toegang tot
                  het Syrische grondgebied. Wel verzamelt het bewijs van organisaties die wel actief
                  zijn in Syrië.
               
51
Geeft het volkenrechtelijke advies van de extern volkenrechtelijk adviseur aanleiding
                        voor een beleidswijziging in uw aanpak van berechting van IS-strijders? Zo nee, waarom
                        niet?
Zoals in de kabinetsreactie op het advies (Kamerstuk 27 925, nr. 658) is aangegeven sluit het advies van de EVA nauw aan bij de huidige inzet om opties
                  ten aanzien van berechting in de regio, ondanks de zeer complexe vraagstukken, grondig
                  te onderzoeken. Het advies van de EVA laat zien dat er geen gemakkelijke oplossing
                  is. Een oplossing ten aanzien van het berechtingsvraagstuk zal uit diverse elementen
                  bestaan, waarbij moet worden voldaan aan internationale standaarden en gerechtigheid
                  wordt geboden aan de slachtoffers van ISIS. Het kabinet zal zich in internationaal
                  verband blijven inzetten voor het vinden van een oplossing.
               
52
In welke mate is het humanitaire response plan voor Irak voor 2019 gevuld?
Het humanitaire respons plan voor Irak in eind november 2019 voor 75.7% gevuld.
53
Hoeveel draagt Nederland bij aan UNITAD en IIIM?
Nederland is de grootste donor voor het IIIM, met een bijdrage van in totaal 5 miljoen
                  EUR. Aan UNITAD heeft Nederland tot nu toe 500.000 EUR bijgedragen. Er wordt op dit
                  moment onderzocht of en hoe Nederland UNITAD in 2020 kan steunen.
               
54
Hoe heeft het advies van de extern volkenrechtelijk adviseur (EVA) het beleid van
                        het kabinet ten opzichte van de berechting van IS-strijders veranderd?
Zie antwoord op vraag 51.
55
Hoe gebruikt Nederland de FTF-werkgroep om het belang van samenwerking in internationale
                        fora te onderstrepen?
De FTF-werkgroep biedt een platform waarbij inmiddels 81 landen kennis en ervaringen
                  uitwisselen op het gebied van de omgang met FTFs en hun families. Specifieke aandacht
                  gaat daarbij uit naar detectie en tegengaan van reisbewegingen van terroristen, verbeterde
                  informatiedeling en bewijsgaring, effectieve mechanismes v.w.b. de omgang met teruggekeerde
                  FTFs en hun families en vervolging, detentie en re-integratie van FTFs. Informatiedeling
                  over deze onderwerpen is van groot belang in de wetenschap dat juist op dit gebied
                  internationaal moet worden samengewerkt om de dreiging effectief tegen te kunnen gaan.
                  Nederland heeft bijvoorbeeld tijdens de FTF Werkgroep bijeenkomst in Ankara het belang
                  van de vervolging van FTFs en bewijsvergaring tegen FTFs geagendeerd. Ook heeft Nederland
                  detentie en re-integratie van FTFs ingebracht als uitdaging waar alle leden van de
                  Anti-ISIS Coalitie mee te maken hebben.
               
56
Waarom worden de activiteiten van de Dutch Relief Alliance afgerond? Wordt er op andere
                        wijze gecompenseerd voor deze afronding?
De Dutch Relief Alliance (DRA) is een samenwerkingsverband van 16 professionele internationale hulporganisaties
                  die in de grootste crisissituaties op gezamenlijke wijze hulp leveren. De DRA maakt
                  jaarlijks een jaarplan, waarbij prioriteit wordt gegeven aan de 8 grootste humanitaire
                  crises, zogenaamde protracted crises met een ranglijst samengesteld op basis van humanitaire informatie rondom het aantal
                  mensen in nood en de gaten in financiering. Gezien de veranderende situatie in Irak
                  en de transitie aldaar van humanitaire hulp naar wederopbouw is er door de DRA in
                  2019 voorrang gegeven aan crises van meer acute aard en grotere omvang.
               
Teneinde de activiteiten in Irak op een verantwoordelijke manier te beëindigen, heeft
                  de DRA in 2019 zes maanden additionele financiering gekregen. De additionele tijd
                  en financiering is ingezet om lokale partners te trainen in zelfstandige uitvoering,
                  om deelnemers tijdig voor te bereiden en waar mogelijk naar alternatieve financiering
                  zeker te stellen. De meeste DRA-organisaties blijven actief in Irak op thema’s als
                  capaciteitsopbouw, gezondheidszorg, psychosociale zorg en weerbaarheid van gemeenschappen.
               
57
Hoe krijgt de Nederlandse steun aan de Norwegian People’s Aid vorm?
Nederland steunt de Norwegian People’s Aid (NPA) in Irak sinds 1 december 2017. Met deze steun verbetert NPA de dienstverlening
                  aan Yezidi-meisjes en -vrouwen, die het slachtoffer zijn geworden van seksueel geweld
                  door ISIS. Deze dienstverlening betreft het verstrekken van gezondheidszorg en psychosociale
                  hulp, bevordering van (economische) re-integratie en verbetering van rechtsbewustzijn.
                  De steun aan NPA wordt dit jaar voortgezet voor een periode van 46 maanden.
               
58
Wat heeft de strijd tegen IS tot nu toe in totaal gekost?
In het jaarverslag van het Ministerie van Defensie worden de gerealiseerde uitgaven
                  per jaar van alle inzet gefinancierd uit het Budget Internationale Veiligheid (BIV)
                  in tabelvorm weergegeven. Van 2014 tot en met 2018 heeft de Nederlandse militaire
                  bijdrage aan de strijd tegen ISIS ongeveer EUR 356,1 miljoen gekost. Vanaf 2019, na
                  de beëindiging van de inzet van de F16’s, zijn de kosten per jaar aanzienlijk lager.
                  Zoals in de artikel 100 brief van 14 september 2018 (Kamerstuk 27 925, nr. 637) is gemeld worden de kosten van de inzet in Irak in 2019 in zijn totaliteit geschat
                  op EUR 24,6 miljoen. In de Artikel 100 brief van 18 oktober jl. (Kamerstuk 27 925, nr. 662) worden deze kosten voor 2020 en 2021 geraamd op EUR 16 miljoen per jaar.
               
Op het gebied van stabilisatie heeft Nederland sinds 2016 EUR 72 miljoen bijgedragen
                  aan het Funding Facility for Stabilization (FFS) van UNDP. Dit fonds draagt bij aan stabilisatie in op ISIS heroverde gebieden,
                  onder andere door het herstellen van essentiële infrastructuur.
               
59
Hoeveel Nederlandse jihadisten zitten in detentiekampen in de regio?
Per 1 november 2019 zitten er 55 volwassen Nederlandse uitreizigers in Syrisch-Koerdische
                  kampen of in detentie in Syrië. Het aantal kinderen met een Nederlandse link dat per
                  1 november 2019 in Syrisch-Koerdische vluchtelingenkampen in Syrië zit, bedraagt 95.
                  De cijfers zijn afkomstig van de website van de AIVD.
               
60
Is het waarschijnlijk dat radicalisering bij deze jihadisten, door de slechte omstandigheden
                        in de detentiekampen en opvangkampen in de regio, kan versnellen? Wordt hier rekening
                        mee gehouden in de risicoanalyse?
Het risico op verdere radicalisering binnen opvang- en detentiekampen in Noordoost-Syrië
                  is reëel. Nederlandse mannen en vrouwen kunnen daar ook vatbaar voor zijn. Echter,
                  het kabinet heeft geen zeggenschap over opvang- en detentiekampen in Noordoost-Syrië
                  en kan geen invloed uitoefenen op de situatie daar.
               
61
Wat gebeurt er met IS-strijders wanneer zij terugkeren naar Nederland?
In Nederland worden terugkeerders aangehouden en vervolgd op aangeven van het OM.
                  Een veroordeelde terugkeerder met een tweede nationaliteit kan na een definitieve
                  veroordeling voor een terroristisch misdrijf zijn Nederlanderschap verliezen. Is het
                  Nederlanderschap ontnomen, dan is een uitzettingsprocedure denkbaar. Los van uitzetting
                  zijn andere maatregelen tegen terugkeerders mogelijk, zoals een contactverbod of een
                  meldplicht. Daarnaast geldt voor terugkeerders een brede, persoongerichte aanpak die
                  het voorkomen van risico’s en het verminderen van dreiging beoogt. Na terugkeer blijven
                  betrokken autoriteiten, diensten en instellingen een terugkeerder monitoren als dat
                  nodig is.
               
62
Wat houdt het deradicaliseringstraject in Nederland in en hoe lang blijft de jihadist
                        verplicht om het deradicaliseringstraject te volgen?
Detentie in de terroristenafdeling beoogt om iemand te straffen, én om hem los te
                  weken uit zijn extremistische netwerk en van zijn extremistische gedachten. Na detentie
                  blijven betrokken autoriteiten, diensten en instellingen een persoon monitoren als
                  dat nodig is.
               
63
Hoeveel geld besteedt Nederland aan stabilisatie, opvang in de regio en humanitaire
                        hulp in Jordanië, Libanon en Turkije voor Syrische vluchtelingen? Kan dit per project
                        gespecificeerd worden?
Opvang in de regio
De Nederlandse bijdrage aan opvang in de regio voor Syrische vluchtelingen en kwetsbare
                  gastgemeenschappen bedraagt in 2019 ongeveer EUR 60 miljoen voor Jordanië, Libanon
                  en Turkije. Deze bijdragen worden gedaan in het kader van grotere meerjarige programma’s,
                  zoals hieronder verder toegelicht.
               
In Turkije worden twee projecten gefinancierd. Beide projecten hebben als doel om
                  (economische) perspectieven van vluchtelingen en kwetsbare gastgemeenschappen te verbeteren.
                  Het betreft een project van Oxfam van EUR 2,14 miljoen dat loopt tot 2022 en een project
                  van United Work van ongeveer EUR 570.000 dat eind dit jaar zal aflopen. Tevens heeft Nederland in
                  2018 EUR 47 miljoen bijgedragen aan de EU Facility for Refugees in Turkey (FRIT) (Kamerstuk 35 095 V, nr. 3). Deze bijdrage is volledig betaald in november 2018 (en om die reden niet meegerekend
                  in bovengenoemd bedrag) maar het contract loopt tot eind 2023.
               
In 2019 wordt het merendeel van de Nederlandse inzet op opvang in de regio in Jordanië
                  en Libanon besteed middels een grootschalig, meerjarig partnerschap met UNHCR, UNICEF,
                  International Labour Organization, International Finance Corporation ILO, IFC en de
                  WereldBank. Het doel van het partnerschap, genaamd Prospects, is perspectief bieden
                  aan Syrische vluchtelingen en kwetsbare gemeenschappen met een focus op onderwijs,
                  werk en sociale bescherming, waaronder Mental Health and Psychosocial Support (MHPSS).
                  De vijf partners besteden specifiek aandacht aan gezamenlijke beleidsbeïnvloeding
                  in de betreffende landen voor een ontwikkelingsgerichte, inclusieve aanpak op langdurige
                  ontheemding.
               
Daarnaast financiert Nederland andere projecten in zowel Libanon als Jordanië. Zo
                  steunt Nederland in Libanon, in de periode 2019–2021, een programma dat zich inzet
                  tegen gender-gerelateerd geweld en verbeterde bescherming van Syrische en kwetsbare
                  Libanese vrouwen en kinderen. Bijzondere aandacht wordt besteed aan het verbeteren
                  van nationale mechanismes en capaciteiten om met gevallen van gender-gerelateerd geweld
                  om te gaan. Een andere belangrijke component van het programma is het verlenen van
                  psychosociale steun aan slachtoffers van gender-gerelateerd geweld. Nederland draagt
                  in totaal EUR 3,4 miljoen bij aan dit programma. In Jordanië steunt Nederland in de
                  periode 2016–2019 een onderwijsprogramma van UNICEF met in totaal EUR 14 miljoen.
                  Doel van dit programma is het om door middel van zogenaamde catch-up classes de toegang
                  tot kwaliteitsonderwijs te verbeteren, met name voor kinderen die risico lopen op
                  kinderarbeid, uitbuiting, kinderhuwelijk en andere vormen van misbruik.
               
Alle bovengenoemde uitgaven worden gefinancierd uit de begroting van Buitenlandse
                  Zaken en Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking (HGIS).
               
Humanitaire Hulp
Nederland geeft voor het grootste deel ongeoormerkte humanitaire hulp via VN organisaties,
                  het Rode Kruis en NGOs waarvan een deel in de buurlanden van Syrië terechtkomt. Crisis-specifieke
                  noodhulp concentreert zich in Syrië voor Syrische burgers en ontheemden.
               
Ondertekenaars
- 
              
                  Eerste ondertekenaar
 P.A. (Pia) Dijkstra, voorzitter van de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken
- 
              
                  Mede ondertekenaar
 R. Konings, adjunct-griffier
