Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van de leden Tielen en Smals over het artikel 'Vraag naar personeel met mbo-opleiding stijgt snel op banensites'
Vragen van de leden Tielen en Smals (beiden VVD) aan de Ministers van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap over het artikel «Vraag naar personeel met mbo-opleiding stijgt snel op banensites» (ingezonden 4 november 2019).
Antwoord van Minister Koolmees (Sociale Zaken en Werkgelegenheid), mede namens de
Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (ontvangen 12 december 2019).
Vraag 1
Bent u bekend met het artikel «Vraag naar personeel met mbo-opleiding stijgt snel
op banensites»?1
Antwoord 1
Ja, daar ben ik mee bekend.
Vraag 2
Herkent u de constatering dat de vraag naar mbo-geschoolde vakmensen hard gestegen
is? Deelt u de conclusie dat deze stijgende vraag opvallend is?
Antwoord 2
De goed draaiende economie biedt kansen op de arbeidsmarkt. Veel werkgevers zijn hard
op zoek naar extra werknemers. Sinds 2014 laat het aantal vacatures een flinke stijging
zien. Ook de vraag naar mbo-geschoolde vakmensen beweegt mee met de conjunctuur, waardoor
ook zij profiteren van de kansen op de arbeidsmarkt. De afgelopen jaren zien we dan
ook een sterke stijging van de vraag. Hierdoor is bijvoorbeeld de werkloosheid onder
recent gediplomeerde mbo-studenten momenteel erg laag (3,2% eind 2018).
Vraag 3
Welke arbeidsmarktprognoses zijn eerder en worden nu gebruikt voor de arbeidsmarktverwachtingen
van diverse opleidingsrichtingen in het mbo? En welke voor de ontwikkelingen op de
gehele arbeidsmarkt?
Antwoord 3
In het onderzoeksprogramma Prognoses Onderwijs en Arbeidsmarkt (POA) wordt de arbeidsmarkt
sinds jaar en dag door ROA integraal in beeld gebracht en worden prognoses gedaan
naar opleiding en beroep. Het mbo is hier onderdeel van. Daarnaast maakt de Samenwerkingsorganisatie
beroepsonderwijs bedrijfsleven (SBB) voor het mbo specifiekere regionale prognoses
die behalve in het overleg tussen onderwijs en bedrijfsleven ook gebruikt worden als
voorlichtingsmateriaal voor aankomende mbo-studenten. Dit voorlichtingsmateriaal bevat
ten minste de kans op werk, de arbeidsmarktpositie van gediplomeerden uitgedrukt in
het percentage werkenden, de kans op stage of leerbaan en het startsalaris.
Voor ontwikkelingen op de gehele arbeidsmarkt worden vele prognoses, onderzoeken en
ramingen nauwlettend in de gaten gehouden. Dit bevat onder andere de Macro Economische
Verkenning en het Centraal Economisch Plan van het CPB en de (regionale) arbeidsmarktprognoses
van het UWV.
Vraag 4
In hoeverre gebruikt u de daadwerkelijke arbeidsmarktontwikkelingen om prognoses achteraf
te toetsen en waar nodig bij te stellen? Op welke wijze wordt de Kamer daarover geïnformeerd?
Antwoord 4
De prognoses vanuit het POA-project worden regelmatig getoetst aan de daadwerkelijke
ontwikkelingen. De rapportages hierover zijn publiek beschikbaar2. Bij het evalueren van prognoses dient rekening gehouden te worden met het feit dat
het lastig is om de prognose precies te toetsen. Er kan bijvoorbeeld sprake zijn van
een effect van de prognose zelf en van de onzekerheid rondom het voorspellen van economische
ontwikkelingen. Bij de toetsing en continue ontwikkeling van de prognoses speelt de
begeleidingscommissie van het onderzoeksprogramma, waarin het CPB, UWV, S-BB, Randstad
en verschillende ministeries (OCW, SZW, BZK, EZK) zitting hebben, een belangrijke
rol. Tweejaarlijks verschijnt er een uitgebreid rapport «De arbeidsmarkt naar opleiding
en beroep» met daarin de beschrijving van de ontwikkelingen op de arbeidsmarkt en
de nieuwe prognoses. Op 3 december is een nieuwe versie van het rapport verschenen
met daarin de prognoses tot 2024.
Vraag 5
In welke sectoren zijn op dit moment de grootste tekorten aan mbo-geschoold personeel?
In hoeverre waren deze tekorten in eerdere prognoses voorzien?
Antwoord 5
Het UWV heeft in september dit jaar gerapporteerd over moeilijk vervulbare vacatures.
Hierin komt naar voren dat er vooral een tekort is aan mensen met specifieke kennis
en vaardigheden. In ruim de helft van de gevallen gaat het om beroepen waarvoor vakmensen
met een middelbare beroepsopleiding worden gevraagd. In het rapport geeft het UWV
onder andere aan dat mbo-geschoolde en ervaren vakmensen in de bouw, industrie, autohandel
en -reparatie, transport en logistieke sectoren zeer gewild zijn. Meer specifiek op
beroepsniveau worden vacatures voor hoveniers, installateurs en monteurs bij installatiebedrijven
en andere sectoren zoals industrie en glastuinbouw, en verzorgend en verplegend personeel
in de zorg genoemd als moeilijk vervulbaar. Over het algemeen zijn dit bekende tekortberoepen
die ook in eerdere rapportages en prognoses zijn benoemd.
Vraag 6
Wat is de samenstelling van de huidige populatie mbo-geschoolde werkzoekenden op basis
van opleidingsrichting uitgesplitst naar leeftijdscluster? Wat is nodig om de match
te maken tussen werkzoekenden en tekortsectoren?
Antwoord 6
De populatie mbo-geschoolde werkzoekenden kan worden benaderd door te kijken naar
het aantal lopende WW-uitkeringen bij het UWV (tabel3. Dit is een benadering, omdat niet elke werkzoekende een WW-uitkering ontvangt. Van
de in totaal 233.481 WW-uitkeringen eind oktober 2019 is er bij 85.372 sprake van
een mbo-niveau.
Tabel 1: aantal lopende WW-uitkeringen naar mbo-opleidingsrichting en leeftijdscategorie,
eind oktober 2019
Mbo-opleidingsrichting
< 27 jaar
27 – 50 jaar
> = 50 jaar
Totaal
Totaal mbo-niveau
5.721
40.885
38.763
85.372
Technisch onderwijs
935
7.918
9.156
18.010
Economisch, administratief en commercieel onderwijs
1.857
13.360
10.416
25.635
Medisch, paramedisch onderwijs
169
1.815
2.774
4.758
Onderwijs in de openbare orde en veiligheid
204
1.086
927
2.217
Juridisch en bestuurlijk onderwijs
25
209
217
451
Onderwijs in de persoonlijke/sociale verzorging
1.023
5.509
4.186
10.718
Agrarisch onderwijs
181
980
690
1.851
Algemeen onderwijs
598
4.317
5.561
10.476
Sociaal-cultureel onderwijs
324
2.614
1.368
4.306
Transport-, communicatie- en verkeersonderwijs
241
2.285
2.688
5.214
Kunstonderwijs
24
56
11
91
Onderwijs in de wiskunde en natuurwetenschappen
28
170
155
353
Onderwijs in de humaniora
*
43
51
95
Opleidingen voor onderwijzend personeel
111
523
563
1.197
Bron: UWV
Het verbeteren van de match op de arbeidsmarkt gebeurt in den brede door het bevorderen
van een bewuste studiekeuze, het verbeteren van de aansluiting tussen onderwijs en
arbeidsmarkt en het stimuleren dat mensen zich tijdens hun werkende leven blijven
ontwikkelen. Hiermee zijn mensen zo goed mogelijk inzetbaar op de arbeidsmarkt. Door
een vergelijkbare en goed vindbare studiebijsluiter met eenduidige en objectieve informatie
over de arbeidsmarktperspectieven van een opleiding te verplichten voor mbo-scholen
worden scholieren geholpen in het maken van een voor hen passende studiekeuze. Ook
lopen er verschillende trajecten om de macrodoelmatigheid van het onderwijs te onderzoeken
en verbeteren. Via het Leven Lang Ontwikkelen-beleid stimuleert het kabinet mensen
om zelf regie te nemen over hun loopbaan, zodat zij duurzaam inzetbaar blijven op
de arbeidsmarkt.
Daarnaast biedt het kabinet handvaten aan werkzoekenden die hulp nodig hebben bij
het vinden van betaald werk. Met het tijdelijke scholingsbudget kan het UWV scholingstrajecten
inkopen die scholing richting een krapteberoep, of een baangarantie of -intentie van
een werkgever, bieden. In het Breed Offensief wordt samen met VNG, gemeenten, UWV
en de sociale partners onder meer ingezet op een structurele verbetering van de werkgeversdienstverlening
van gemeenten en UWV en het matchen in de 35 arbeidsmarktregio’s. Om de kansen van
de huidige arbeidsmarkt te benutten zijn werkgevers, gemeenten, UWV, onderwijsveld,
het Ministerie van OCW en SZW en de vakbonden gestart met de uitvoering van de gezamenlijke
korte termijn doe agenda Perspectief op Werk.
Vraag 7
Op welke wijze en in welke mate zijn en worden mensen zonder betaald werk bij- of
omgeschoold om vacatures op mbo-niveau te vervullen? In hoeverre wordt hiervoor gebruikgemaakt
van bestaande stimuleringsregelingen?
Antwoord 7
Het is aan gemeenten en het UWV om te bepalen of scholing de beste manier is om werkzoekenden
te helpen naar betaald werk. Zij kunnen regels stellen voor de ondersteuning bij arbeidsinschakeling
en de voorzieningen die daarbij nodig zijn. Maatwerk is het sleutelwoord bij de inzet
van voorzieningen in individuele situaties. Wel is het de ambitie om meer in te zetten
op scholing in de bijstand. Zo is scholing, ook in het mbo, onderdeel van Perspectief
op Werk, met 2x 35 miljoen voor de arbeidsmarktregio’s in 2019 en 2020. Daarnaast
is het de ambitie van SZW en OCW, de sociale partners en gemeenten en UWV om meer
in te zetten op praktijkleren in het mbo om onder andere mensen in de bijstand te
begeleiden naar (duurzaam) werk. Hierbij wordt werken gecombineerd met het doen van
een mbo-opleiding leidend tot een diploma of met delen van een mbo-opleiding leidend
tot een certificaat of praktijkverklaring. In de brief aan de Tweede Kamer van 11 november
over Leven lang Ontwikkeling4 is aangekondigd dat we samen met onze partners 4 sporen uitwerken om praktijkleren
in het mbo op een hoger plan te tillen: (1) het creëren van passende wet- en regelgeving/financiering
ter ondersteuning van praktijkleren, (2) het ontwikkelen van een passend opleidingsaanbod,
(3) het voorzien in goede informatievoorziening en opbouw van expertise en (4) ondersteuning
bij de samenwerking in de regio. Voor jongeren tot de leeftijd van 27 jaar geldt daarbij
dat als zij door het Rijk bekostigd onderwijs kunnen volgen, zoals een Mbo-opleiding
met studiefinanciering, zij uitgesloten zijn van het recht op algemene bijstand.
Voor werkzoekenden die recht hebben op een WW-uitkering beoordeelt het UWV of scholing
de beste manier is om hen terug te helpen naar betaald werk. Het doel van de WW is
activering, dus beschikbaarheid voor de arbeidsmarkt is een belangrijke voorwaarde.
Als mensen een grote afstand tot de arbeidsmarkt hebben of te weinig kansen hebben
om aan de slag te gaan, dan kan scholing een goed instrument zijn om ze te helpen.
Dit is maatwerk binnen de dienstverlening van het UWV, want scholing is niet voor
iedereen het juiste hulpmiddel. Daarnaast is vraaggerichtheid van de scholing van
belang. Werkzoekenden worden zo goed mogelijk opgeleid naar sectoren of beroepen waar
op dat moment vraag naar is. Zoals eerder gesteld zien we de afgelopen jaren een stijging
van de vraag naar mbo-geschoolde vakmensen. Wanneer bij- of omscholing noodzakelijk
wordt geacht voor het vinden van werk kunnen WW-gerechtigden dus worden bij- of omgeschoold
om een vacature in een kraptesector of -beroep op mbo-niveau te vervullen.
Hierbij kan voor WW-gerechtigden gebruik worden gemaakt van het tijdelijke scholingsbudget
dat beschikbaar is gesteld aan het UWV door middel van het amendement van het lid
Van Weyenberg c.s.5. Hiermee kan het UWV scholingstrajecten inkopen voor WW-gerechtigden met een zwakke
of matige arbeidsmarktpositie, voor scholing richting een krapteberoep, of scholing
met concreet uitzicht op een baan. Ruim de helft van de 4.131 aanvragen die tot en
met september 2019 zijn goedgekeurd komt ten goede aan middelbaar opgeleide werkzoekenden.
Daarnaast komt vanaf 2022 het STAP-budget beschikbaar. Met het STAP-budget wordt iedereen
met een band met de Nederlandse arbeidsmarkt in staat gesteld om scholing in te zetten
voor de eigen ontwikkeling en duurzame inzetbaarheid. Het STAP-budget bedraagt maximaal
€ 1.000 en kan worden aangevraagd voor het volgen van scholingsactiviteiten. Het STAP-budget
kan daarmee ook worden ingezet voor het bij- en omscholen van werkzoekenden.
Tot slot treedt vanaf 2020 de SLIM-regeling in werking. Met de SLIM-regeling kunnen
ondernemers in het mkb subsidie aanvragen voor het creëren van een leerrijke werkomgeving
en het stimuleren van leren en ontwikkelen op de werkvloer. Mkb-ondernemers kunnen
onder meer subsidie krijgen voor het bieden van praktijkleerplaatsen voor een beroepsopleiding
in de derde leerweg. De derde leerweg is een vorm voor studenten om een mbo-opleiding
te volgen en biedt meer flexibiliteit voor onderwijsprogramma’s, omdat er geen wettelijk
vastgestelde urennorm is voor begeleide onderwijstijd of beroepspraktijkvorming. De
derde leerweg heeft daarmee ruime mogelijkheden voor volwassenen om (delen van) een
mbo-diploma te behalen. Mkb-ondernemers kunnen zowel eigen personeel als te werven
personeel een praktijkleerplaats voor een beroepsopleiding in de derde leerweg bieden.
Hiermee kan ook de SLIM-regeling worden ingezet om werkzoekenden bij of om te scholen
voor het vervullen van vacatures op mbo-niveau.
Vraag 8
In hoeverre deelt u de constatering van Waasdorp dat vacatures op mbo-niveau ontstaan
doordat het gaat om flexwerk met een hoge omloopsnelheid? Hoe verhoudt dit zich tot
bijvoorbeeld de Staat van eerlijk werk6 en andere (kwantitatieve) rapportages?
Antwoord 8
Het klopt dat het type contract meespeelt in de groei van het aantal vacatures, zoals
Waasdorp constateert. Onder lager en middelbaar opgeleide werkenden komen meer flexibele
arbeidsrelaties voor dan onder hoger opgeleiden. De ontwikkeling van het aantal vacatures
op mbo-niveau is hierdoor gevoeliger voor de stand van de conjunctuur. Daarnaast is
het zo dat wanneer vacatures voornamelijk ontstaan door een hoge omloopsnelheid deze
ook weer snel worden gevuld. Er is dan geen sprake van een duidelijk hogere vraag
dan aanbod van arbeid. Echter, de economische groei van de afgelopen jaren zorgt ervoor
dat over de hele linie van opleidingsniveaus de vraag naar arbeid flink is toegenomen.
Uit het rapport van het UWV blijkt dan ook dat ruim de helft van de moeilijk vervulbare
vacatures gericht is op vakmensen met een middelbare beroepsopleiding. Hier overstijgt
de vraag het aanbod. Dit betekent dat de hoge omloopsnelheid geen volledige verklaring
biedt van het toenemend aantal vacatures op mbo-niveau.
In de Staat van eerlijk werk wordt onder andere aangehaald dat verschillende vormen
van flexibele arbeidsrelaties eerlijk werk op de arbeidsmarkt kunnen belemmeren. Er
zijn werkgevers die kiezen voor flexibele arbeidscontracten om de arbeidskosten te
drukken en risico’s te ontwijken. Gegeven dat mensen met een middelbare beroepsopleiding
vaker dan hoger opgeleiden een flexibele arbeidsrelatie hebben kan dit onevenredig
voorkomen bij middelbaar opgeleide werkenden. Met de Wet Arbeidsmarkt in balans, die
op 1 januari 2020 in werking treedt, komt er meer aandacht voor de aard van het werk
in de contractvormkeuze. Flexibele werknemers krijgen meer bescherming en het wordt
voor werkgevers aantrekkelijker om mensen in vaste dienst te nemen. Maar daarmee zijn
we er nog niet. Het systeem waarmee de arbeidsmarkt nu wordt ingedeeld lijkt voor
veel werkenden niet meer te passen. Er moet een stap worden gezet naar een nieuw stelsel.
Dit zal jaren kosten en vergt open gesprekken waarin «werk» het startpunt vormt. Aan
de commissie Borstlap is gevraagd om te adviseren over de lange termijn en na te denken
over de fundamentele vraagstukken rond de regulering van werk. De commissie zal in
januari met haar advies komen. Overigens loopt er ook een brede maatschappelijke heroverweging
waarbij één van de werkgroepen aandacht besteed aan eerlijk werk.
Vraag 9
Hoe verhoudt de stijging in de vraag zich tot de ontwikkelingen van mbo-studentenaantallen
per sector?
Antwoord 9
Een stijgende vraag naar mbo-geschoolde vakmensen kan in specifieke sectoren slechts
ten dele worden opgevangen door een stijgend aantal mbo-studenten, bijvoorbeeld omdat
een gediplomeerde mbo-student na zijn opleiding in een andere sector kan belanden.
Het is daarom ook belangrijk om mensen te begeleiden van krimpsectoren naar kraptesectoren
(zie ook vraag 7 over bij- en omscholing van werkzoekenden). Het is daarnaast minstens
zo belangrijk dat werknemers behouden blijven in de sector. Onderstaande tabel geeft
een grofmazig beeld van de ontwikkeling van het aantal mbo-studenten per sector van
de afgelopen 5 jaar. Te zien is dat het aantal mbo-studenten de afgelopen jaren is
gestegen. De stijging hangt samen met de toename in bbl-plekken, die mee beweegt met
de conjunctuur. Het gaat in onderstaande tabel om door het Rijk bekostigde mbo-studenten
bij erkende opleidingen. Het is daarnaast ook mogelijk dat de private opleidingsmarkt
inspeelt op een tekort aan opgeleide vakmensen.
Tabel 2: ontwikkeling aantal (bekostigde) mbo-studenten per sector
Mbo sector
2014/15
2015/16
2016/17
2017/18
2018/19
combinatie van sectoren
8.381
7.530
10.789
13.639
16.399
Economie
157.135
157.259
158.938
156.812
158.142
Groen
25.873
25.343
25.315
23.824
23.183
Techniek
130.139
132.130
131.675
131.266
133.812
zorg en welzijn
154.582
149.586
152.788
157.359
164.844
Totaal
476.110
471.848
479.505
482.900
496.380
Bron: DUO
Vraag 10
Deelt u de conclusie van Waasdorp dat de mythe dat «mbo’ers in veel gevallen worden
opgeleid voor werkloosheid» ontkracht is? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 10
Het is nooit zo geweest dat mbo’ers in veel gevallen worden opgeleid voor werkloosheid.
Het overgrote deel van de mbo-gediplomeerden heeft een goede kans op werk. Het gemiddelde
deelnamepercentage aan werk is zeer hoog. In internationaal opzicht doen de middelbaar
opgeleiden het zeer goed op de arbeidsmarkt. Wel is het zo dat er flinke verschillen
kunnen zijn tussen de opleidingsrichtingen en instellingen in combinatie met het niveau
van de mbo-opleiding. Hierdoor kan de arbeidsmarktpositie van mbo’ers kwetsbaarder
zijn dan van hoger opgeleiden. Het is, net als voor alle werkenden en werkzoekenden,
voor hen belangrijk om een leven lang te blijven leren en ontwikkelen om inzetbaar
te blijven op de arbeidsmarkt. Met het STAP-budget en de SLIM-regeling wordt dit zo
veel mogelijk gefaciliteerd en gestimuleerd. Ook krijgen mbo’ers met een flexibel
arbeidscontract met de inwerkingtreding van de Wet arbeidsmarkt in balans meer bescherming
en zekerheid.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
W. Koolmees, minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid -
Mede namens
I.K. van Engelshoven, minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.