Verslag van een algemeen overleg : Verslag van een algemeen overleg, gehouden op 5 december 2019, over Mensenhandel
28 638 Mensenhandel
Nr. 178 VERSLAG VAN EEN ALGEMEEN OVERLEG
Vastgesteld 7 februari 2020
De vaste commissie voor Justitie en Veiligheid heeft op 5 december 2019 overleg gevoerd
met mevrouw Broekers-Knol, Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, over:
– de brief van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid d.d. 13 september 2019
inzake kabinetsreactie Dadermonitor mensenhandel 2013–2017 (Kamerstuk 28 638, nr. 174);
– de brief van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid d.d. 13 november 2019
inzake evaluatie pilot multidisciplinaire advisering slachtofferschap mensenhandel
(Kamerstuk 28 638, nr. 175);
– de brief van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid d.d. 13 november 2019
inzake voortgangsbrief programma Samen tegen mensenhandel (Kamerstuk 28 638, nr. 176);
– de brief van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid d.d. 19 november 2019
inzake opsporing en vervolging mensenhandelzaken (Kamerstuk 28 638, nr. 177);
– de brief van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid d.d. 2 december 2019 inzake
reactie op het verzoek van het lid Kuik, gedaan tijdens de regeling van werkzaamheden
van 12 november 2019, over de uitzending van Undercover in Nederland over misstanden
in de prostitutie (Kamerstuk 34 193, nr. 10).
Van dit overleg brengt de commissie bijgaand geredigeerd woordelijk verslag uit.
De voorzitter van de commissie, Van Meenen
De griffier van de commissie, Hessing-Puts
Voorzitter: Futselaar
Griffier: Tielens-Tripels
Aanwezig zijn acht leden der Kamer, te weten: Van den Berge, Futselaar, Van der Graaf,
Kuik, Markuszower, Van Nispen, Van der Staaij en Van Wijngaarden,
en mevrouw Broekers-Knol, Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid.
Aanvang 10.03 uur.
De voorzitter:
Ik open dit algemeen overleg van de vaste commissie voor Justitie en Veiligheid met
als onderwerp mensenhandel. Ik heet in het bijzonder de Staatssecretaris van Justitie
en Veiligheid welkom. Welkom aan alle leden. Dit algemeen overleg is met een uur verlengd
tot 14.00 uur. Ik stel daarom een spreektijd van zes minuten per fractie voor. Ik
stel wel voor dat we de onderlinge interrupties tot twee in twee termijnen beperken.
Ik zie daar geen verzet tegen. Ik geef ook aan dat het kan zijn dat ik iets voor 14.00
uur deze vergadering zal moeten verlaten, vanwege plenaire verplichtingen, maar dat
hangt een beetje af van hoe het plenair gaat. Ik heb de heer Van Nispen bereid gevonden
om dan het voorzitterschap over te nemen. Verder zeg ik voor de mensen op de publieke
dat er rond 10.15 uur een erg lange bel zal gaan. Dat betekent niet dat er brand is,
maar dat betekent dat de plenaire vergadering begint. Dat zal waarschijnlijk zo rond
de inbreng van mevrouw Van der Graaf zijn, schat ik in. Daarmee heb ik volgens mij
de inleiding gedaan die ik zou moeten doen, dus ik geef als eerste het woord aan de
heer Van Nispen van de fractie van de SP.
De heer Van Nispen (SP):
Dank u wel, voorzitter. Mensenhandel is moderne slavernij. Het is een vreselijk misdrijf
dat indruist tegen alle mensenrechten en daar zijn wij het allemaal over eens. Toch
hebben we moeten concluderen dat de aanpak de afgelopen jaren onvoldoende is geweest.
Er waren minder meldingen en minder veroordelingen, maar er was niet minder mensenhandel.
De pakkans is bijzonder laag en de winstkansen voor criminelen zijn hoog. Het is een
haaldelict. Je moet ernaar op zoek gaan, want anders zie je het niet. Dat maakt het
zo moeilijk, maar ook zo belangrijk om hier echt werk van te maken, bijvoorbeeld door
vaker ambtshalve onderzoek te doen, maar daar is geen capaciteit voor. Ook hier hebben
die enorme bezuinigingen op de opsporing van de afgelopen jaren van de VVD hun tol
geëist. We weten hoe enorm de problemen zijn bij de politie. Het lijkt mij passend
dat de Staatssecretaris hier eerlijk over is vandaag en een realistisch beeld geeft
van de mogelijkheden en de problemen bij de politie, want dat raakt helaas ook de
aanpak van mensenhandel. Ook de Nationaal Rapporteur Mensenhandel is hier bijzonder
kritisch over. Hij zegt dat de aanpak van mensenhandel op dit moment op losse schroeven
staat.
Er komt nu wel wat extra geld en dat is mooi. De SP-motie van vlak voor de zomer haalde
het niet. Het voorstel van de ChristenUnie en de Partij van de Arbeid haalde het kort
na de zomer wel. Dat is prima. Extra geld is goed. Maar waar komen de mensen vandaan
die dit belangrijke werk moeten doen? Zijn die er? En als we zeggen dat dit prioriteit
moet hebben, wat ik op zich terecht vind, dan is wel de vraag: ten koste van wat gaat
dat dan?
De daling in het aantal meldingen is wellicht mede veroorzaakt door onduidelijkheid
over de privacyregels. Er is een discussie of de AVG nu wel of niet verhindert dat
instanties signalen door mogen geven. Waarschijnlijk is die terughoudendheid ten onrechte.
Dat concludeerde CoMensha. Ik heb er ook Kamervragen over gesteld, maar de beantwoording
biedt geen duidelijkheid. Het zou toch gewoon helder moeten worden? Wat mag nou worden
gemeld en wat niet? Het is toch heel raar dat er over zoiets belangrijks zo veel onduidelijkheid
bestaat? Wat gaat de Staatssecretaris doen om dat weg te nemen, zodat alle verdenkingen
van mensenhandel gemeld mogen worden, omdat daar een grondslag voor is, namelijk het
publieke belang? Dat vraag ik nogmaals aan de Staatssecretaris.
Ik vind echt dat wij, de Tweede Kamer, meer greep moeten krijgen op wat er gebeurt.
Het aantal OM-verdachten zegt niet zo veel, maar het aantal meldingen wel. Hoe gaat
de Staatssecretaris ervoor zorgen dat CoMensha de juiste gegevens krijgt?
Het programma Samen tegen mensenhandel is een mooi plan op papier, maar het bevat
geen heldere doelstellingen en het is niet erg concreet. Hoe kun je dan in de gaten
houden of je goed bezig bent met de aanpak? Dat is mijn vraag aan de Staatssecretaris.
Hoe gaat het met de digitale opsporing? Klopt het dat de webcrawler nog steeds niet
wordt ingezet, ondanks eerdere toezeggingen? Dat is toch al in 2016 aangekondigd?
Krijgt seksuele uitbuiting van minderjarigen prioriteit? Dat is ook een van de aanbevelingen
van de Nationaal Rapporteur Mensenhandel. De SP zou ook graag zien dat er meer aandacht
komt voor criminele uitbuiting onder minderjarigen. Ook Nederlandse jongeren zijn
daarvan slachtoffer, bijvoorbeeld scholieren die worden geronseld voor het drugscircuit.
Ziet de Staatssecretaris mogelijkheden om samen met het Ministerie van Onderwijs dit
effectiever tegen te gaan? Wat zijn de plannen op dit gebied?
Vlak voor de zomer werd de Vreemdelingencirculaire vrij snel aangescherpt, omdat er
heel veel misbruik zou zijn. Er is toen overhaast gehandeld. Klopt het dat het nog
steeds niet goed is onderzocht of dat ook echt zo was? Was het echt nodig? Mogelijke
slachtoffers worden nu teruggestuurd zonder fatsoenlijk onderzoek. Wat is hierover
nu de stand van zaken?
Klopt het dat er ook geen sprake is van een zogeheten «warme overdracht» naar andere
landen? Ik noem bijvoorbeeld kwetsbare slachtoffers die naar Italië worden gestuurd,
waar ze vervolgens niet worden geholpen. Mensen belanden daar op straat. Ik begrijp
dat het zelfs om zwangere vrouwen zou gaan. Hoe kan dit? Kan de Staatssecretaris hierop
ingaan? Wat gaat zij doen om garanties te krijgen van haar buitenlandse collega's
dat er ten minste fatsoenlijk voor deze slachtoffers wordt gezorgd?
Graag wil ik ook de Staatssecretaris vragen om na te denken over wat er gedaan kan
worden aan het aantal verdwijningen uit de beschermde opvang. Ook dat is een schrijnend
probleem. Daar hoor ik graag meer over. Er zijn überhaupt onvoldoende plekken in de
opvang, omdat de doorstroom stagneert. Het is gewoon vol en dat kan eigenlijk niet,
want het gevolg is dat slachtoffers van mensenhandel in de reguliere opvang belanden.
Dat kan bijvoorbeeld in een asielzoekerscentrum zijn, maar mensen kunnen ook belanden
op een noodbed bij de politie. Dat zijn allemaal zeer ongeschikte plekken voor slachtoffers.
Wat gaat de Staatssecretaris doen en wat gaat deze regering doen? Het is niet alleen
aan Justitie maar ook aan VWS om voor voldoende plekken in de opvang te zorgen.
Dan wil ik het hebben over slachtoffers. Er was een pilot multidisciplinaire advisering
slachtofferschap mensenhandel. Het doel daarvan was om door verschillende experts
te laten vaststellen of een persoon het slachtoffer is van moderne slavernij of niet,
los van de strafrechtelijke procedure. Hoewel de pilot niet is uitgevoerd zoals bedoeld
– die was slechts gericht op de verblijfsprocedure en de strafrechtelijke procedure
is niet losgelaten – is hij toch geslaagd. Experts kunnen namelijk inderdaad de aannemelijkheid
van slachtofferschap beoordelen. Dat heeft dus toegevoegde waarde. Het is onverstandig
dat de Staatssecretaris de pilot stopt en de IND die beoordeling laat maken. Ten eerste
omdat het de vraag is of de IND net zo zuiver die beoordeling kan maken als al die
experts. Ik denk het niet. Ten tweede is er een grote achterstand bij de IND. Ten
derde miskent het de meerwaarde van de erkenning van Nederlandse slachtoffers en slachtoffers
uit de EU. De SP is er voorstander van om de mensenrechtelijke benadering te kiezen,
zoals de leden van de commissie slachtofferschap mensenhandel in een brief de Kamer
ook dringend vragen. Ik denk dat het passend is als de Staatssecretaris ook die mensenrechtelijke
benadering gaat kiezen. Graag een uitgebreide reactie hierop.
Tot slot: slachtoffers van mensenhandel hebben het toch al zo verschrikkelijk moeilijk.
Mensenhandelaren komen vaak met lage straffen weg. Slachtoffers blijven te vaak met
lege handen achter. Dat is ook zo bij bijvoorbeeld arbeidsuitbuiting. Omdat het bewijs
zo moeilijk rond te krijgen is, worden zaken bestuursrechtelijk afgedaan. De vraag
is: deugt ons strafrechtelijk artikel dan wel? Bijvoorbeeld de FNV heeft terecht die
vraag opgeworpen. Het gevolg van de bestuursrechtelijke aanpak is dat slachtoffers
ook niet de rechten hebben die ze in de strafprocedure wel zouden hebben, bijvoorbeeld
met het oog op het verblijfsrecht, maar denk ook aan compensatie en de voorschotregeling.
Die zijn allemaal niet van toepassing in die bestuursrechtelijke afdoening. Dat is
gewoon niet eerlijk, want die mensen zijn natuurlijk niet minder slachtoffer. Wat
gaat de Staatssecretaris doen om de rechten van slachtoffers te versterken en vaker
het strafrecht in te zetten bij arbeidsuitbuiting? Waarom wordt er bijvoorbeeld in
het wegtransport zo weinig gehandhaafd? Graag zou ik een uitgebreide reactie willen
op de brief van de FNV. Wij kunnen uitbuiting namelijk niet accepteren, maar dat doen
we nu wél. Graag een uitgebreide reactie hierop.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Van Nispen. Dan geef ik het woord aan mevrouw Van der Graaf van
de fractie van de ChristenUnie.
Mevrouw Van der Graaf (ChristenUnie):
Dank u wel, voorzitter, voor het woord. De ChristenUnie is heel erg blij dat er, na
het actieplan Samen tegen mensenhandel, nu structureel 10 miljoen euro aan middelen
is vrijgekomen door de motie-Segers/Asscher, die bij de Algemene Beschouwingen is
aangenomen. Ik ben blij dat er extra capaciteit voor de politie bij komt die gericht
is op de bestrijding van mensenhandel. Gelet op de grote druk die er momenteel is
op het takenpakket van de politie, stel ik de vraag aan de Staatssecretaris of wij
ervan op aan kunnen dat de Staatssecretaris er scherp op blijft toezien dat de mensen
die nu worden vrijgemaakt om dit werk te doen, zich ook echt kunnen richten op de
bestrijding van mensenhandel. Graag een reactie.
Verwacht de Staatssecretaris dat deze impuls ook betekent dat er meer zaken bij het
OM kunnen worden aangeleverd? Er komen op dit moment namelijk maar 23 zaken voor en
dat is zo ontzettend weinig. Hier ligt echt een urgentie. De Nationaal Rapporteur
wijst ons daar ook op. Zal er op z'n minst een toename zijn van complexe zaken die
worden aangeleverd, zoals de Nationaal Rapporteur vraagt?
Voorzitter. Die extra middelen worden ook ingezet voor de digitale opsporing, want
steeds meer mensenhandel en gedwongen prostitutie vindt digitaal plaats, bijvoorbeeld
via Telegram en het darkweb.
De voorzitter:
Ik stel voor dat u even pauzeert voor de bel. Wij zetten de tijdmeting even stil.
Gaat u verder. U was bij darkweb.
Mevrouw Van der Graaf (ChristenUnie):
Dat klopt. Mensenhandel en gedwongen seksuele prostitutie zijn steeds meer op andere
plekken te vinden. Het verschuift. Er is ook een verschuiving naar de thuisprostitutie.
Ik vraag de Staatssecretaris om ook daarop echt goed de capaciteit in te zetten die
door dat extra vrijgekomen geld is ontstaan. Ik wil ook heel graag de voortgang goed
kunnen volgen, dus is de Staatssecretaris bereid om ons halfjaarlijks op de hoogte
te stellen hoe het hiermee staat?
Voorzitter. Als het gaat om het vergroten van de aangiftebereidheid onder minderjarige
slachtoffers, maar ook onder meerderjarige slachtoffers, van mensenhandel, wordt er
dan ook ingezet op andere expertise, zoals de inzet van bijvoorbeeld gedragsdeskundigen,
en misschien ook een andere aanpak dan alleen die van de politie? Dat zou de aangiftebereidheid
kunnen verhogen. Graag een reactie van de Staatssecretaris.
Voorzitter. Het afgelopen jaar zijn er 29 minderjarige slachtoffers van seksuele uitbuiting
gemeld. De Nationaal Rapporteur schat dat er jaarlijks 1.300 slachtoffers zijn. Nog
geen 2% van deze groep is dus bekend. Het gaat hier vaak om meisjes met een verstandelijke
beperking, die worden verkocht om gedwongen seks te hebben met volwassen mannen. Het
is verschrikkelijk. Het is ook verschrikkelijk dat we hier zo weinig van weten. Ik
mis de urgentie in de beantwoording door de Staatssecretaris. We mogen er toch geen
genoegen mee nemen dat 1.271 kinderen die seksueel worden uitgebuit, niet in beeld
zijn? Graag een reactie van de Staatssecretaris daarop.
Wat gaat het kabinet doen tegen het aantal verdwijningen uit de beschermde opvang?
Recent zijn er vele Vietnamese mensen om het leven gekomen in die vrachtwagen. Daarbij
was ook een meisje dat uit de beschermde opvang is verdwenen.
Voorzitter. Ik hoor ook dat gemeenten met meer dan 100.000 inwoners, bijvoorbeeld
Leiden, zeggen: «Mensenhandel? Dat gebeurt hier niet. Kijk maar naar de cijfers.»
Het is écht nodig dat we dit probleem zichtbaar maken. De Nationaal Rapporteur wijst
ons daar ook op. Het lijkt er sterk op dat de privacyregels en de uitleg van de Autoriteit
Persoonsgegevens, die een interpretatie heeft gegeven aan die privacyregels, hieraan
in de weg staan. Wat is de Staatssecretaris van plan hieraan te doen? De privacyregels
lijken hier door te schieten en de bescherming van slachtoffers van mensenhandel delft
hierbij het onderspit. Ik zoek een reflectie van de Staatssecretaris hierop. Hoe kijkt
zij daartegenaan? Wat vindt zij van de suggestie van de Nationaal Rapporteur om ook
het CBS hier een rol in te geven? Graag een reactie.
Voorzitter. Een tweede punt waar ik de urgentie mis betreft de klantenaanpak. Twee
weken terug las ik nog in een vonnis over een minderjarig slachtoffer van mensenhandel
dat gebruikt werd voor betaalde seks met 40-jarige mannen. Weer werd het taakstrafverbod
omzeild, door een gevangenisstraf van één dag op te leggen aan een van de twee mannen.
De ChristenUnie is geen voorstander van minimumstraffen, maar wij hebben wel sterk
het gevoel dat hier iets spaak loopt. Graag een reactie van de Staatssecretaris hierop.
Voorzitter
De voorzitter:
Een interruptie van de heer Markuszower.
De heer Markuszower (PVV):
De vertegenwoordiger van de ChristenUnie zegt geen voorstander te zijn van minimumstraffen,
maar constateert wel een probleem. De rechters leggen hele lage straffen op, veel
te laag, ook lager dan u noodzakelijk vindt; dat impliceert u eigenlijk, mevrouw Van
der Graaf. Wat zou uw eigen oplossing zijn? Want u werpt dit zo naar de Staatssecretaris,
maar de Staatssecretaris voert gewoon, in alle eerlijkheid, het slappe beleid uit
dat onder andere de ChristenUnie propageert. Het instellen van hoge minimumstraffen,
wat mijn fractie wel graag wil, wordt namelijk tegengehouden. Wat zou de ChristenUnie
– u regeert mee – zelf willen doen om die straffen flink te krijgen? U kunt het wel
op het bordje van de Staatssecretaris gooien, maar u bent verantwoordelijk.
Mevrouw Van der Graaf (ChristenUnie):
Ik heb dit punt ook eerder gemaakt bij een andere grote zedenzaak in het land, waar
we hetzelfde hebben gezien. Ik plaats mijn vraagtekens bij de uitwerking van de straf
die mogelijk is, waarbij het taakstrafverbod tot gevolg kan hebben dat je maar een
enkele dag cel opgelegd krijgt. Ik vind dat we hiernaar moeten kijken als dit stelselmatig
gebeurt, want ik vraag mij af of we het dan op een juiste manier hebben ingericht.
Dat is de vraag die ik opwerp. Ik wil de heer Markuszower meegeven dat ik bereid ben
om daarnaar te kijken, maar niet naar een minimumstraf, overigens.
De heer Markuszower (PVV):
Ik ga in mijn eigen inbreng ook nog in op de straffen en op de strafmaat, die omhoog
moet. Maar misschien kan de ChristenUnie nu wel een moreel appel doen op de rechters,
die hopelijk meeluisteren, en misschien kwalificeren wat de ChristenUnie zelf een
geschikte straf vindt voor iemand die zich schuldig maakt aan mensenhandel.
Mevrouw Van der Graaf (ChristenUnie):
De ChristenUnie heeft groot vertrouwen in de rechters en in hun afwegingen. Zij zullen
dat moeten doen. Wij plaatsen momenteel wel vraagtekens bij de uitwerking van het
taakstrafverbod. Ik vind dat dat recht doet aan de praktijk. U mag een kritische houding
verwachten van de ChristenUnie op dat punt.
De voorzitter:
Voordat u uw betoog vervolgt, is er ook een interruptie van de heer Van Wijngaarden
van de VVD.
De heer Van Wijngaarden (VVD):
Die is ook naar aanleiding van dit interruptiedebatje, want ik denk dat we het gevoel
allemaal delen, maar dat we ook weten dat het geen geheim is dat er over minimumstraffen
heel verschillend wordt gedacht. We hebben het over politieke luchtfietserij, als
je dat als optie ziet. Misschien zouden we wel het volgende kunnen doen. Ik vraag
mevrouw Van der Graaf of ze het misschien een plan vindt om de Staatssecretaris in
het kader van die reflectie te vragen om in kaart te laten brengen hoe die straftoemeting
in de praktijk uitpakt. Dan kan er een keer op geaggregeerd niveau worden gekeken,
tussen nu en, laten we zeggen, vijf jaar terug; daar vindt het ministerie vast iets
goeds op. Wat is de straftoemeting in de praktijk? Welke trends zien we daarin? Dan
weten we waar we het over hebben. Tenzij die informatie er al is; ik heb die niet.
Maar anders hebben we het iedere keer over individuele uitspraken.
Mevrouw Van der Graaf (ChristenUnie):
Ik denk dat het best een aardige suggestie is om dat aan de Staatssecretaris te vragen.
Mijn vraag zit hem erin: wat zien we hier nu? Zien we hier een patroon? Wat vinden
we daarvan?
Voorzitter ...
De voorzitter:
Ik zie dat er nog een vervolgvraag is van de heer Van Wijngaarden.
De heer Van Wijngaarden (VVD):
Toch nog even over die ene zaak, want het lijkt me voor dat onderzoekje of die inventarisatie
van belang dat ook wordt meegewogen of er bijvoorbeeld tbs is opgelegd. Ik weet niet
of u dat weet, maar dat is natuurlijk nogal relevant.
Mevrouw Van der Graaf (ChristenUnie):
Ik hoor dat de heer Van Wijngaarden hier via de interruptie suggesties doet richting
de Staatssecretaris, dus laat de Staatssecretaris daarop reageren. Ik heb net aangegeven
dat het bij ons, en niet voor de eerste keer, tot vragen leidt en dat ik het goed
vind dat we hier eens naar kijken.
De voorzitter:
Ik stel voor dat u verdergaat met uw betoog.
Mevrouw Van der Graaf (ChristenUnie):
Voor de zomer is ook de motie-Kuik/Segers aangenomen om mensen die seks kopen van
minderjarigen harder aan te pakken. Waarom heeft daarover pas recent een bijeenkomst
plaatsgevonden, zo vraag ik de Staatssecretaris. Heeft het ministerie zelf ook al
maatregelen in beeld? Kan de Staatssecretaris toezeggen dat als het onderzoek van
het CKM verschijnt, het ministerie niet eerst nog weer maanden gaat nadenken over
wat het precies wil doen, maar dat er echt snel concrete vervolgstappen worden gezet?
Voorzitter. Ik lees dat ook de organisatie PROUD daar aanwezig was. Ik vraag de Staatssecretaris
in hoeverre die organisatie het volledige spectrum aan mensen die in de prostitutie
zitten, vertegenwoordigt, met name minderjarigen, zoals hier het geval is. De ChristenUnie
heeft daar grote twijfels bij. Graag een reactie van de Staatssecretaris.
Voorzitter. Ik zie ook nog een grote kans voor de Staatssecretaris. 60 rechercheurs
erbij is heel goed, maar het zou ook heel goed zijn als leraren, professionals en
buurtbewoners, wij allemaal, weten hoe we signalen van mensenhandel zouden moeten
herkennen. Over een paar weken is dat ook het thema van Serious Request, om de bewustwording
daarover te vergroten. Ziet de Staatssecretaris kans om de aandacht die die actie
met zich meebrengt, te versterken door volgend jaar zelf een publiekscampagne op te
zetten, om mensen bewust te maken van de signalen van mensenhandel bij minderjarigen
en ook bij volwassenen? Ik noem daarbij als goed voorbeeld de campagne die er nu is
voor slachtoffers van onvrijwillige seks, met grote posters op straat. Dat zijn posters
waar je niet omheen kan, maar die je wel aan het denken zetten. Graag een reactie
van de Staatssecretaris.
De voorzitter:
Afrondend.
Mevrouw Van der Graaf (ChristenUnie):
Ja, afrondend over de pilot slachtofferschap. De ChristenUnie begrijpt niet goed waarom
deze pilot wordt stopgezet, want hij lijkt precies te leiden tot het doel waartoe
hij moest leiden, namelijk slachtoffers beter in beeld brengen. Ik vraag mij af of
de Staatssecretaris bereid is om de goede elementen en de succesvolle elementen hieruit
over te nemen. Het is een multidisciplinaire aanpak, waarbij je echt kijkt of er sprake
is van slachtofferschap en ook met externe deskundigen een toets gaat doen, en dat
niet alleen aan de toets van de IND overlaat. Ik wil graag een reactie hebben van
de Staatssecretaris of dat element in ieder geval overgenomen zal worden.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan geef ik het woord aan de heer Van den Berge van de fractie van GroenLinks.
De heer Van den Berge (GroenLinks):
Voorzitter. Mensenhandel is inderdaad een vreselijke vorm van moderne slavernij en
uitbuiting. Collega Van Nispen zei het al. Dat moet een halt toegeroepen worden. Volgens
officiële cijfers worden in Nederland tussen de 5.000 en 7.500 mensen per jaar slachtoffer
van mensenhandel, van deze vorm van moderne slavernij. Er zijn zelfs cijfers, zoals
die van de Global Slavery Index, die suggereren dat de hoeveelheid slachtoffers nog
veel hoger zou liggen, namelijk rond de 30.000.
Dit brengt mij eigenlijk meteen op de eerste vraag. We zien dat verschillende instanties,
zoals de Nationaal Rapporteur Mensenhandel, politie, justitie en hulpverleners allemaal
verschillende definities en categorieën hanteren als het gaat om mensenhandel. Dat
maakt het lastig om echt inzicht te krijgen in de grootte van het probleem, laat staan
dat we het beleid effectief kunnen monitoren, dus dat we effectief kunnen monitoren
of de bestuursrechtelijke en strafrechtelijke handhaving zoden aan de dijk zet. Die
handhaving zet in ieder geval te weinig zoden aan de dijk, maar we kunnen niet beoordelen
in hoeverre die effectief is of niet. Daarom zou ik eigenlijk een oproep aan de Staatssecretaris
willen doen om met al die betrokken instanties en personen te werken aan uniforme
definities en categorieën. Op die manier kunnen we een beter beeld krijgen van de
omvang van het probleem en zien welke maatregelen werken en welke niet.
Dan kom ik op het delen van informatie. Daarover hebben de collega's Van Nispen en
Van der Graaf al goede vragen gesteld. Het is inderdaad zorgwekkend dat er wordt gewezen
op de AVG als een barrière om informatie uit te wisselen, bijvoorbeeld over de handelwijze
van loverboys. Het Coördinatiecentrum tegen Mensenhandel wijst daar ook op. Ik zou
de Staatssecretaris in aanvulling op de vragen van mijn collega's willen verzoeken
om te kijken of de Autoriteit Persoonsgegevens samen met betrokken instanties, zoals
het Coördinatiecentrum tegen Mensenhandel, zou kunnen kijken wat er nou op basis van
de AVG mogelijk is. Hoe kunnen we meer informatie AVG-proof delen? Mijn fractie is
ervan overtuigd dat er veel meer kan dan we op dit moment denken dat er kan. Daarom
is het belangrijk om daar samen met de Autoriteit Persoonsgegevens en andere experts
– collega Van der Graaf wees op het CBS, dat lijkt me ook een goede suggestie – werk
van te maken om te kijken wat er wel kan.
Voorzitter. Dan kom ik op weerbaarheid, preventie en bewustwording. Volgens het Centrum
tegen Kinderhandel en Mensenhandel denkt maar liefst 78% van de docenten in het voortgezet
onderwijs dat ze een slachtoffer van mensenhandel niet zouden kunnen herkennen als
dat bij hen in de klas zou zitten. Ik hoorde laatst een schokkend verhaal van een
mbo-docent. Hij vertelde mij het volgende: «We hebben jarenlang gewerkt om meer jongens
op de opleiding zorg en welzijn te krijgen. We waren heel blij toen we vorig jaar
eindelijk een aantal aanmeldingen kregen, maar kort daarna kwamen we erachter dat
een aantal van de vrouwelijke studenten in de gedwongen prostitutie was gaan werken.
Die jongens bleken loverboys te zijn.» De vreugde die ze hadden over de hogere instroom
van mannelijke studenten, bleek achteraf dus heel pijnlijk te zijn. Het was een signaal
van mensenhandel en uitbuiting dat ze niet hadden herkend. Ze vroegen aan mij ook
of ze iets kunnen doen om de vroege signalen van mensenhandel en uitbuiting beter
te herkennen, bijvoorbeeld via burgerschapsonderwijs en via de bewustwording van docenten,
werkgevers en hulpverleners. Ik zou de Staatssecretaris willen vragen welke mogelijkheden
zij daarvoor ziet. Kan zij samen met collega-bewindspersonen werken aan maatregelen
gericht op bewustwording, het herkennen van vroege signalen en weerbaarheid?
Voorzitter. Dan de pilot multidisciplinaire advisering slachtofferschap mensenhandel.
Kortheidshalve sluit ik me weer aan bij de collega's Van Nispen en Van der Graaf.
Ook mijn fractie zou graag zien dat deze pilot nieuw leven wordt ingeblazen. We begrijpen
de argumenten van de Staatssecretaris om de pilot stop te zetten, niet zo goed, want
hij blijkt juist effectief te zijn. Bovendien wordt er in de argumentatie alleen maar
gewezen op het feit dat de IND deze beoordeling ook kan doen. We weten allemaal dat
er nu al enorme achterstanden zijn bij de IND, dus we vragen ons af of die capaciteit
er wel is. Daarnaast doet het inderdaad – collega Van Nispen wees daar al op – geen
recht aan alle Nederlandse slachtoffers en aan slachtoffers uit andere EU-landen.
Want dit is natuurlijk niet alleen een probleem van vluchtelingen en migranten, maar
ook van Nederlandse staatsburgers en EU-ingezetenen. Daarom doe ik dus een dringend
beroep op de Staatssecretaris om haar besluit te heroverwegen en om te kijken of ze
die pilot toch nieuw leven in kan blazen.
Voorzitter. Dan kom ik op opsporing en vervolging van mensenhandel. Dat blijft een
groot probleem. Hoewel we van links tot rechts vinden dat mensenhandel aangepakt moet
worden en hoewel daar steeds maatregelen voor afgekondigd worden, blijft dit een probleem.
Wij kunnen ons niet aan de indruk onttrekken dat het ook te maken heeft met hoe er
wordt omgegaan met aangiftes. Ten eerste is er te weinig capaciteit om aangiftes effectief
op te pakken. Maar we horen ook regelmatig verhalen van slachtoffers van mensenhandel
en gedwongen seks die, op het moment dat ze eenmaal de stap hebben gezet om aangifte
te doen, in een politieauto met twee agenten achterin worden rondgereden en moeten
aanwijzen waar de seks, de gedwongen prostitutie, bijvoorbeeld heeft plaatsgevonden.
Dat zou voor iedereen enorm ingrijpend zijn, maar het is natuurlijk extra ingrijpend
als je uit een land komt waar de politie je tegenstander en niet je vriend is. We
zouden dus aan de Staatssecretaris willen vragen of dat niet anders kan. Zouden we
niet bijvoorbeeld net zoals in België en Frankrijk gaan werken met multidisciplinaire,
regionale teams op het gebied van mensenhandel?
Voorzitter, tot slot heb ik een aantal korte vragen. Ten eerste. Hoe staat het met
de uitvoering van de motie-Van Ojik/Becker over een effectievere aanpak van mensensmokkel?
Het is vrij uniek dat de VVD en GroenLinks samen een motie indienen op het gebied
van asiel en migratie. Dan is er echt iets aan de hand. Ik ben dus benieuwd hoe het
met de uitvoering van die motie staat.
In het verleden droeg Nederland via de UNODC ook bij aan de aanpak van mensensmokkelaars
in de landen van herkomst. Wij vragen ons af of er in de toekomst ook bijdragen aan
de UNODC zijn opgenomen om die internationale aanpak te ondersteunen.
Ten slotte vinden we het positief dat er een liaison is ingesteld in Italië. Maar
wij vragen ons wel af of één liaison voldoende is, gezien het hoge aantal Dublinclaims
die wij neerleggen bij Italië. Graag een reactie daarop van de Staatssecretaris.
Mijn laatste vraag gaat over de motie-Segers/Buitenweg. Die gaat over de warme overdracht
waar collega's het ook al over hadden. Mijn vraag aan de Staatssecretaris is hoe het
staat met de uitvoering van die motie.
Dank u wel, voorzitter.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Van den Berge. Het is toch altijd opmerkelijk hoeveel mensen «tot
slot» zeggen en daarna nog een laatste vraag hebben. Maar goed. Ik geef het woord
aan de heer Van der Staaij van de fractie van de SGP. O, pardon, er is een interruptie
van mevrouw Kuik voor u, meneer Van den Berge.
Mevrouw Kuik (CDA):
De heer Van den Berge begon ook over de AVG. We zien dat de meldingen achteruitlopen.
De heer Van den Berge geeft aan dat het erop lijkt dat er meer kan dan mensen denken.
Dat wordt vaker gezegd. Ik heb nog geen oplossing gehoord. Heeft de heer Van den Berge
die oplossing wel gehoord? Want ik denk: dan kunnen we slagen maken. Maar ik betwijfel
of die oplossing er daadwerkelijk is.
De heer Van den Berge (GroenLinks):
Ik zou willen dat ik hier de pasklare oplossing voor had. Dat is het eerlijke antwoord.
Die heb ik niet, maar ik denk dat het wel goed zou zijn – en dat heb ik aan de Staatssecretaris
gevraagd in navolging van collega Van der Graaf en collega Van Nispen – om samen met
experts, zoals het CBS en ik vroeg zelf naar de Autoriteit Persoonsgegevens, in kaart
te brengen wat er nou precies wel kan. Want wij zijn ervan overtuigd dat er meer kan
dan we denken en dan er gedacht wordt. Ik heb hier geen simpel antwoord op, maar we
blijven wel een beetje in cirkeltjes lopen bij de aanpak van mensenhandel en ook bij
de aanpak van ondermijning. Daar zien we dat ook. We blijven allemaal een beetje zeggen:
er kan meer, maar het gebeurt niet. Er moet wel een keer een doorbraak komen. Ik heb
die nog niet, maar mogelijk draagt dit, mijn vraag aan de Staatssecretaris, daaraan
bij.
De voorzitter:
Voordat ik mevrouw Kuik weer het woord geef, wil ik de heer Van den Berge adviseren
om iets meer in de microfoon te praten. Het is op zich heel beleefd dat u uw gesprekspartners
wilt aankijken, maar als u heel ver van de telefoon af zit, is dat lastig te volgen
voor mensen in de buitenwereld. Mevrouw Kuik, een vervolgvraag.
Mevrouw Kuik (CDA):
Inderdaad, het blijf anders een beetje een cirkelredenering. We moeten nu wel echt
gaan kijken of we daadwerkelijk tot een oplossing komen. Want het is wel van belang
dat we kennis en informatie hebben over slachtoffers en daders om een effectief beleid
neer te zetten. Is de heer Van den Berge het met mij eens dat we moeten kijken hoe
we soepeler met de AVG kunnen omgaan, zodat we wel de informatie krijgen die we nodig
hebben om effectief beleid te maken?
De heer Van den Berge (GroenLinks):
Voorzitter, u wordt er vast niet blij van als ik mijn eerste antwoord ga herhalen
voor de kijkers thuis. Laat ik me dan beperken tot een antwoord op de tweede vraag
van collega Kuik. Wij zijn er in eerste instantie van overtuigd dat er binnen de huidige
wetgeving veel meer kan dan gedacht wordt. Laten we die stap nou eerst zetten, voordat
we gaan kijken of de AVG verruimd moet worden. Dat kan wellicht een vervolgstap zijn,
maar ik ben daar nog niet aan toe, omdat ik ook van experts hoor dat er veel meer
kan. Daarom mijn vraag aan de Staatssecretaris: laten we nou experts inschakelen,
zoals de Autoriteit Persoonsgegevens en het CBS, die kijken naar wat er nu al kan.
De voorzitter:
Dan zag ik nog een interruptie van de heer Van Wijngaarden.
De heer Van Wijngaarden (VVD):
Volgens mij is dit precies het probleem. We zitten allemaal naar experts te kijken.
We zitten elkaar allemaal in de ogen te kijken en we zitten heel erg bangig te doen
over de AVG. Dat gebeurt natuurlijk ook op de werkvloer. Het is de vraag of het wel
zo verstandig is dat wij dat als Kamer ook gaan zitten doen. Ik hoor u zeggen dat
we met de Autoriteit Persoonsgegevens moeten gaan praten. Kunnen we ons dat nog wel
permitteren, kijkend naar het aantal slachtoffers dat net werd genoemd? Als je ziet
wat de daling in de meldingsbereidheid is geweest, is het probleem dan niet juist
dat er gewoon veel meer durf en lef nodig is in plaats van de hele tijd een bangige
interpretatie van de AVG, die volgens mij niet nodig is? De AVG is toch niet de Heilige
Geest?
De heer Van den Berge (GroenLinks):
Ik hoor eerlijk gezegd ook geen oplossing in de vragen van de heer Van Wijngaarden.
Ik denk dat het waar is dat veel organisaties, inclusief wijzelf misschien wel, een
beetje als bange konijnen in de koplampen van de AVG kijken. Dat komt natuurlijk ook
omdat het een nieuwe verordening is. Ik ben het met de heer Van Wijngaarden eens dat
we die impasse moeten doorbreken, maar ik denk niet dat we dat hier met een soort
oekaze vanuit de Kamer kunnen doen. Ik ben dan wel benieuwd wat de oplossing van de
heer Van Wijngaarden is. Mijn oplossing is om in kaart te brengen wat wel kan en om
dat publiek te maken en te delen met betrokken instanties. Hopelijk kunnen we dan
stappen zetten.
De heer Van Wijngaarden (VVD):
Ik denk toch dat we wel ergens komen, want ik denk dat het al winst is dat we hier
de constatering doen met elkaar dat een deel van het probleem is dat we als konijnen
bang in de koplampen van een auto kijken als het gaat om de AVG. Laten we inderdaad
de Staatssecretaris vragen om zo snel mogelijk te proberen om eens even goed te kijken
wat wel kan en waar het werkveld echt wat aan heeft. Natuurlijk mag de Autoriteit
Persoonsgegevens er ook nog eens wat van vinden, en het liefst meteen, maar het moet
wel snel. Mooi dat we elkaar daarin vinden.
De heer Van den Berge (GroenLinks):
Ik ben dat erg eens met collega Van Wijngaarden en deel het ongeduld. Zoals ik al
zei, zien we dit ook bij het debat over ondermijning en bij het debat over mensenhandel.
Dit is een breed probleem. Ik deel het ongeduld. Tegelijkertijd is het een nieuwe
verordening, dus ergens begrijp ik wel dat dingen tijd kosten, maar het mag inderdaad
sneller. Die oproep doe ik ook aan de Staatssecretaris.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan zijn we inmiddels aanbeland bij het betoog van de heer Van der Staaij
van de fractie van de SGP.
De heer Van der Staaij (SGP):
Dank u wel, voorzitter. Er is eigenlijk iets merkwaardigs aan de hand op het terrein
van de aanpak van mensenhandel. Er is bijna geen onderwerp te benoemen waar zo'n grote
overeenstemming over bestaat, zowel binnen de Kamer als bij het kabinet, als over
mensenhandel. Je zou denken dat alles dan vanzelf goed gaat. Iedereen zegt: het is
verschrikkelijk wat hier gebeurt bij mensen die slachtoffer zijn van zo'n ernstig
delict, wat zulke ingrijpende gevolgen voor hen heeft; dat heeft prioriteit. Iedereen
meent dat. Je zou denken: dit vliegt; hier bereiken we enorme resultaten. Maar toch
krijgen we een lijst van knelpunten bij elk AO, ook vandaag weer. Ik schrik toch weer
als ik de Nationaal Rapporteur Mensenhandel na alles wat er gebeurd is hoor zeggen:
«Een effectieve aanpak van mensenhandel staat op losse schroeven. Ik signaleer een
flinke spanning tussen de geuite beleidsambities en de uitvoeringspraktijk.» Dat zijn
toch wel heel stevige teksten. Iedereen die ermee te maken heeft in de praktijk, zegt:
het gaat niet goed genoeg; er moet echt meer gebeuren.
Voorzitter. Ik heb aandachtig zitten luisteren naar eerdere sprekers, maar toen de
heer Van Nispen aan het woord was, dacht ik aan het eind van zijn betoog: dit had
helemaal uitgesproken kunnen zijn namens de SGP. Ik wil hem daarmee overigens niet
beledigen! Zo zie je dat de knelpunten hier herkend worden. Mijn vraag aan de Staatssecretaris
is daarom: wilt u alstublieft meer sturing geven op de knelpunten die we kennen en
die knelpunten zo snel mogelijk oppakken en oplossen? Waarom is er toch soms zo weinig
voortgang als iedereen zich zo bewust is van de ernst en de urgentie? Er is ook zo'n
woordje «ketensamenwerking», dat inhoudt dat iedereen nodig is om er samen uit te
komen. Daar schort het hier kennelijk ook wel aan. Er wordt onvoldoende goed samengewerkt
om de stappen te zetten die nodig zijn.
Ik kom tot een paar concrete punten. Ik ga niet al die goede vragen herhalen die collega's
hebben gesteld, maar als je mij vraagt om mijn oor te luisteren te leggen in de praktijk
en als je de brieven en de commentaren bekijkt, springen daar een paar punten meer
in het bijzonder uit. Voor mij is dat in de eerste plaats de informatiedeling. Van
Wijngaarden zei: de AVG is toch de Heilige Geest niet? Ik ben blij dat hij daarmee
heel positief over de Heilige Geest denkt, maar ik denk dat juist die Heilige Geest
meer nodig is in de zin dat het feest van de Heilige Geest het pinksterfeest was,
waarbij mensen elkaar gingen begrijpen en de goede dingen gingen doen. Nou, er is
hier een grote spraakverwarring rond de hele AVG en de uitleg daarvan. Het ergste
is – CoMensha gaf dat al aan – dat we dit gezegd hebben in het AO van 27 september
vorig jaar. Ook 3 juli hebben we dit gezegd. Ik heb daar ook een groot punt van gemaakt
in dat AO in juli. Maar het is gewoon exact hetzelfde verhaal. Mijn vraag aan de Staatssecretaris
is of zij er echt voor wil zorg dragen en of zij iedereen wil aanspreken die erop
aangesproken moet worden dat er stappen gezet kunnen worden in een betere informatiedeling.
Dat kan aan de ene kant dus zijn om misverstanden over die interpretatie weg te nemen.
In de tweede plaats: als er wetgeving aangepast moet worden om te bewerkstelligen
dat gegevensuitwisseling uitgebreid kan worden, zoals CoMensha voorstelt, moet dat
gebeuren. Kan daar nog voor het einde van het jaar meer duidelijkheid over komen?
Het speelt al meer dan een jaar. We horen nu echt alarmerende tonen van zowel CoMensha
als van de Nationaal Rapporteur Mensenhandel dat we het zicht verliezen op de omvang
en aard van mensenhandel. Het aantal geregistreerde slachtoffers is bijna gehalveerd.
Dit is wat mij betreft echt een groot aandachtspunt.
Het tweede punt dat ik noem en dat hier sterk aan verwant is: de sturing, de goede
monitoring van wat er gebeurt, zicht op knelpunten en daar snel op handelen. Als het
gaat om de bestuurlijke aanpak, signaleer ik dat de VNG en andere partijen zeggen
dat de hele regionale en landelijke ketensamenwerking om de aanpak van mensenhandel
te borgen, nog onvoldoende loopt en dat hier meer werk van gemaakt zou moeten worden.
Ziet de Staatssecretaris mogelijkheden om meer sturend hierin op te treden? De VNG
vraagt daarom. Ook moeten we dat zicht erop hebben. De keten is zo sterk als de zwakste
schakel, zegt het cliché, maar het is wel waar. Mijn vraag is dus om waar het dan
ook blijft steken, erbovenop te zitten en dat aan te jagen.
Voorzitter. In de derde plaats het laatste belangrijke hoofdpunt dat ik wil maken,
namelijk de achterblijvende opsporing en vervolging. Het rapport van de Nationaal
Rapporteur Mensenhandel zegt ook dat de aanpak van mensenhandel door de nationale
politie achterblijft. Bij de Algemene Beschouwingen kregen we een zegen als het gaat
om wat hier eerder al breed leefde en werd gezegd, namelijk dat er te weinig capaciteit
is bij de politie. De heer Van Nispen heeft daar altijd veel werk van gemaakt. Ik
ben er blij mee dat er door de motie-Segers/Asscher, die breed door de Kamer is gesteund,
meer geld beschikbaar komt. We hebben een brief gehad waarin wordt aangegeven hoe
dat gaat gebeuren. Maar tegelijkertijd is er het risico dat we denken dat nu alles
geregeld is. Dan kom ik terug op wat de Staatssecretaris in het vorige AO zei: geld
alleen is niet genoeg. Daarom wil ik ook vragen wat naar de mening van de Staatssecretaris
nodig is om de opsporing en vervolging echt een stevige duw te geven in de komende
periode. Wil zij zich daarvoor inzetten?
Dat waren mijn punten, voorzitter.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Van der Staaij. Dan is nu het woord aan de heer Markuszower van
de fractie van de PVV.
De heer Markuszower (PVV):
Dank u wel, voorzitter. Het is al een paar keer door andere fracties hier gezegd:
het veelkoppige monster van mensenhandel moet vernietigd worden. Maar het tegenovergestelde
gebeurt. Het aantal meldingen van slachtoffers is weliswaar gedaald, maar dat komt
niet omdat er daadwerkelijk minder slachtoffers zijn. Wat is dan de oorzaak van die
daling?
Allereerst is er bij alle opsporingsdiensten sprake van ondercapaciteit en andere
prioriteiten. Wat zijn dan die andere prioriteiten? Wat er is nou belangrijker dan
het opsporen en vervolgen van wrede mensenhandelaars? De opsporingsdiensten geven
aan dat zij hun handen vol hebben aan – ik citeer – de migratiestromen. Juist onder
die migranten zitten nou net veel van die daders van mensenhandel.
Een andere belangrijke reden voor de daling, waar net ook over gesproken is, is de
nieuwe privacywet. Minder slachtoffers worden door de opvanginstellingen, zorgcoördinatoren
en de andere organisaties gemeld. De nieuwe Europese privacywetgeving wordt door de
zorgsector krampachtig en onjuist geïnterpreteerd. Bovendien is het toch van de zotte
dat wij die keiharde daders van mensenhandel, die onze dochters misbruiken, verhandelen,
afpersen, uitbuiten, verkrachten en tot moderne seksslaven maken, niet kunnen pakken
omdat een aantal gekkies in Brussel ons hier in Nederland privacywetgeving opdringen.
Door de open grenzen van de Europese Unie heeft Nederland dus geen controle over wat
voor troep aan mensen hier binnenkomt. De EU dwingt ons die mensenhandelaren – dat
zijn dus vaak niet-Nederlanders – met de rode loper binnen te laten. De EU-privacywetgeving
reduceert vervolgens de pakkans. Als klap op de vuurpijl zorgt het EU-migratiebeleid
ervoor dat onze opsporingsdiensten te druk zijn met de ellende die de migranten in
Nederland aanrichten, waardoor mensenhandelaren vrij spel hebben in Nederland. Aan
de Staatssecretaris heb ik een simpele vraag: herkent u het probleem dat ik, en ook
andere fracties zojuist, schets van de privacywetgeving? En, zo ja, hoe gaat zij dit
probleem oplossen? Is zij bereid om de privacywetgeving opzij te schuiven, zodat slachtoffers
beschermd kunnen worden en daders gepakt kunnen worden?
De pakkans is dus laag. Ik vraag aan de Staatssecretaris wat zij gaat doen om de pakkans
te verhogen. Als je al gepakt wordt in Nederland, is de opgelegde straf veel te laag.
Zelfs de ChristenUnie vindt dat nu. Als je mensenhandel echt serieus aan wil pakken,
moeten de straffen enorm omhoog. Ik doe wél een suggestie, zeg ik tegen de ChristenUnie,
voor wat die straf moet zijn. Wat de PVV betreft verdwijnt een mensenhandelaar minstens
twintig jaar achter slot en grondel. Na het uitzitten van deze straf moet hij – meestal
een hij, maar niet altijd – ingeval van een dubbele nationaliteit direct het land
uit worden gezet. Daar zijn de slachtoffers van mensenhandel ook het meest bij gebaat.
Nu geeft de wet, artikel 273f Strafrecht, de mogelijkheid om mensenhandelaren maximaal
twaalf jaar te straffen. Indien het om kwetsbare minderjarigen gaat, is dat maximaal
vijftien jaar. Is de Staatssecretaris bereid de maximumstraf te verhogen?
Veel te vaak lezen wij in de media dat mensenhandelaren ondanks de wet, dus ondanks
de wet dat je twaalf of vijftien jaar kan straffen, heel kort gestraft worden: een
jaartje hier, of zelfs een taakstrafje of een voorwaardelijk strafje daar. Kan de
Staatssecretaris binnen één maand de Kamer een overzicht sturen van alle veroordelingen
gedaan op basis van artikel 273f Strafrecht in 2018 en in 2019, waarin staat wat de
eis van het OM was en wat de opgelegde straf was? Graag krijg ik ook per veroordeling
een korte omschrijving van de ten laste gelegde feiten en het commentaar per veroordeling
van de Staatssecretaris: hoe beoordeelt zij die straf? Omdat veel daders – niet allemaal –
vreemdelingen zijn, wil ik ook weten hoe vaak het verblijfsrecht, dat ook de portefeuille
van deze Staatssecretaris is, na veroordeling is ingetrokken. Kan de Staatssecretaris
toezeggen dat als vreemdelingen worden veroordeeld voor mensenhandel, zij altijd nadat
zij hun straf hebben uitgezeten, het land uit worden geknikkerd of – in het jargon
van de Staatssecretaris – het land uit worden gezet?
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Markuszower. Tenminste, ik neem aan dat dit het einde van uw betoog
was.
De heer Markuszower (PVV):
Heb ik nog minuutjes over?
De voorzitter:
U had volgens mij nog ongeveer driekwart minuut, maar ik wil u niet aanmoedigen om
daar gebruik van te maken. Dank u wel. Dan geef ik nu het woord aan mevrouw Kuik van
de fractie van het CDA.
Mevrouw Kuik (CDA):
Dank, voorzitter. Ik wil beginnen met het verhaal van een dappere vrouw die in Undercover
in Nederland de misstanden aan de kaak heeft gesteld bij een seksbedrijf in Doetinchem
waar vrouwen door pooiers werden gebracht, waar lange werkdagen waren, waar werd geslapen
op het werk en waar de administratie niet op orde was. Die beelden hebben de meesten
hier ook gezien. We zien dan dat daar geen actie op wordt ondernomen. De exploitant
zegt doodleuk: wij herkennen ons niet in de beelden. Maar iedereen heeft die beelden
gezien. Dat er misstanden zijn, vertellen ook de vrouwen zelf.
Voorzitter. Dan begint het wel te knagen. De gemeente heeft hierin een rol, maar we
hebben geen overzicht, geen idee hoe vaak gemeentes hierop ingrijpen en bestuursrechtelijk
optreden. Een burgemeester kan zo'n seksinrichting sluiten. De Rapporteur Mensenhandel
geeft ook aan dat informatie over de bestuurlijke aanpak van misstanden geheel ontbreekt.
We zien ook dat er geen gegevens van zijn van of exploitanten van seksinrichtingen
meldingen doen als er misstanden zijn. In de beantwoording van de vragen staat: vanwege
de AVG kunnen exploitanten niet alle gegevens delen. Als er misstanden plaatsvinden,
moeten we juist de gegevens hebben om de vrouwen daadwerkelijk te kunnen helpen. Wat
betreft dit punt hoor ik graag van de Staatssecretaris hoe zij kijkt naar haar stelselverantwoordelijkheid.
De regels die wij hebben gemaakt, moeten niet een afvinklijstje zijn. Daar moeten
we wel zicht op hebben. We moeten daadwerkelijk achter de verhalen kijken om te zien
wat daar gebeurt. Als zo'n exploitant heel duidelijk in de aflevering zegt geen betrokkenheid
te voelen bij de vrouwen zelf en teksten als «eigen schuld, dikke bult» bezigt, is
het volgens mij heel duidelijk dat zo iemand niet geschikt is om zo'n bedrijf te runnen.
Het is geen logistiek bedrijf. Het gaat om mensenlevens.
Voorzitter. De heer Markuszower zei het al: mensenhandel is een veelkoppig monster.
Je zult dus moeten inzetten op de verschillende punten en actoren. Kennis over vormen
van mensenhandel en de slachtoffers ervan en kennis over daders zijn van groot belang
voor de totstandkoming van effectief beleid. Dan schrik je als je ziet dat het aantal
daders flink is gedaald en dat het aantal geregistreerde slachtoffers is gehalveerd.
Dan hebben we een probleem. Wil je effectief zijn, dan moet je daar zicht op hebben.
Het is niet zo dat mensenhandel is afgenomen. De Rapporteur Mensenhandel geeft aan
dat er ook moet worden gekeken naar de rol van het CBS. Welke rol kan het CBS spelen
om de mensenhandel beter in kaart te brengen? Structurele gecoördineerde resultaatgerichte
uitvoering is nodig. Ik heb bij het begrotingsdebat ontwikkelingssamenwerking aangegeven
dat het ook van belang is dat we bij de bronlanden vooraf al heel veel inzet hebben
om te voorkomen dat mensen überhaupt in de cirkel van mensenhandel terechtkomen. Gelukkig
is er een motie breed aangenomen om dat te intensiveren. Je moet met al die schakels
samenwerken.
Dan nog enkele punten. De Staatssecretaris verwijst bij de aanpak van klanten naar
het initiatiefvoorstel van de ChristenUnie, de SP, de PvdA en het CDA. Dat is heel
mooi, maar dat doen de politieke partijen zelf. Wij willen juist weten wat de Staatssecretaris
precies gaat doen. Want juist de klant is een schakel in dit hele systeem. De Staatssecretaris
geeft aan dat er een onderzoek komt van CKM. Begrijp ik goed dat het uitbesteden van
een onderzoek het enige is waar de Staatssecretaris mee gekomen is? Dat lijkt mij
wel erg dun. Volgens mij moet heel duidelijk zijn dat er meer nodig is, ook richting
de klant, die daar ook een verantwoordelijkheid in heeft.
Voorzitter. Belangrijk is ook – meerdere collega's hebben dat genoemd – dat we iedereen
inzetten in de strijd tegen mensenhandel. Vier op de vijf leraren en docenten geven
aan dat zij denken dat zij mensenhandel niet zouden herkennen.
De voorzitter:
Voordat u verdergaat, mevrouw Kuik, is er een interruptie van mevrouw Van der Graaf.
Mevrouw Van der Graaf (ChristenUnie):
Nog even over het vorige punt: de aanpak van de klanten. Ik vroeg daar zojuist ook
aandacht voor. De Staatssecretaris wijst inderdaad naar het CKM. We hebben al een
Veiligheidsagenda, waarin mensenhandel een supergrote prioriteit is. Is mevrouw Kuik
het met de ChristenUnie eens dat er nu al grond is om hier actief werk van te maken?
Vindt het CDA dat ook?
Mevrouw Kuik (CDA):
Ja, zeker. Vandaar dat wij als partijen samen een motie hebben ingediend om hier een
plan van aanpak op te zetten. Ik denk dat je ook gebruik kan maken van innovatie,
van algoritmes. Ik hoop dat ik zo uw vraag heb beantwoord.
Mevrouw Van der Graaf (ChristenUnie):
Ik interpreteer het dan zo dat we niet moeten wachten en snel moeten overgaan tot
actie en dat u de Staatssecretaris daartoe aanspoort.
Mevrouw Kuik (CDA):
Dat is een correcte samenvatting.
Voorzitter. Ik had het over de docenten. Vier op de vijf docenten geven aan dat zij
denken dat zij mensenhandel niet herkennen. Zij willen hier hulp bij hebben. Is de
Staatssecretaris het met ons eens dat we juist deze mensen kunnen mobiliseren en dat
we trainingen zouden kunnen aanbieden zodat docenten weten hoe ze mensenhandel kunnen
signaleren en herkennen, maar ook wat ze daarna moeten doen? Wat zijn daarna de handvatten
om hulp te bieden? Want ook dat is docenten niet duidelijk.
Er wordt in de brief gesproken over de webcrawler. Het is heel fijn dat echt wordt
ingezet op de digitale mogelijkheden. Het duurt wat ons betreft wel lang. Maar aan
de andere kant zien we dat de digitale wereld ons ook kan helpen. Wat ik een heel
mooi initiatief vind, is Chat met Fier. Slachtoffers kunnen daar heel laagdrempelig
hun verhaal doen. Ik heb een gesprek gehad met Fier. Daarin werd gezegd dat zij niet
de ondersteuning krijgen die zij nodig hebben. Soms is het ook heel lastig om je verhaal
te vertellen. Dan kan juist die digitale weg een laagdrempelige manier zijn om dat
eerste contact te zoeken en je verhaal te doen. Zo kunnen slachtoffers hulp krijgen.
Graag krijg ik antwoord op de vraag hoe de ondersteuning van Fier met zo'n chat kan
worden verbeterd.
De voorzitter:
Tot slot.
Mevrouw Kuik (CDA):
Voorzitter, tot zover.
De voorzitter:
Dank u wel. Ik zie nog een interruptie voor u van de heer Van Nispen van de SP.
De heer Van Nispen (SP):
Inderdaad, de heer Van der Staaij zei het al: we delen allemaal de afkeer van mensenhandel
en het belang van een betere aanpak. Die blijft nu achter, dus ook waardering voor
de bevlogen inzet van mevrouw Kuik. Ik heb een vraag over de vraag die zij stelde
over de rol van het CBS. «Om het goed aan te kunnen pakken, hebben we eerst goed zicht
nodig.» Wat bedoelde mevrouw Kuik precies met die vraag over het CBS? Ik ben die suggestie
ook tegengekomen en ik heb daarover nagedacht. De Staatssecretaris is er tot nu toe
niet in geslaagd om duidelijkheid te geven over de interpretatie van de AVG, de privacyregels.
Maar ik vind het zelf heel raar om dan te zeggen: het lukt een gespecialiseerd centrum
dat daarvoor is opgericht kennelijk niet om de gegevens te krijgen, dus misschien
moeten we naar een niet-gespecialiseerd centrum, namelijk het CBS. Hoe kijkt mevrouw
Kuik daartegenaan?
Mevrouw Kuik (CDA):
Dank voor deze vraag, want het is goed om dat nog even toe te lichten. De Rapporteur
Mensenhandel zegt: ik heb nu te weinig zicht en het CBS zou mij op korte termijn daarin
kunnen ondersteunen. Ik vind het heel belangrijk dat we dat zicht op korte termijn
hebben. Aan de andere kant is de vraag al heel lang hoe het met de AVG zit. De uitleg
van de AVG zorgt ervoor dat bij bepaalde instellingen de helft minder wordt doorgegeven,
minder wordt gemeld. Ik denk dat we moeten kijken hoe we daar pragmatisch mee kunnen
omgaan. Kunnen we bijvoorbeeld een hulpdesk vormgeven waar mensen met vragen terechtkunnen
– hoe werkt dit, hoe kan ik dit makkelijker doorgeven? – zodat de informatie wel terechtkomt
bij bijvoorbeeld CoMensha? Het is en-en. Ik zou niet willen dat we maar helemaal ophouden
met die andere kant.
De heer Van Nispen (SP):
De onnodig nauwe interpretatie van de Algemene verordening gegevensbescherming komt
volgens mij doordat er nu van wordt uitgegaan dat de betrokkene toestemming zou moeten
geven, terwijl er ook sprake kan zijn van een publiek belang. Die interpretatie, die
ook wordt ondersteund door juristen, biedt veel meer ruimte. Volgens mij moet de oproep
aan de Staatssecretaris zijn om nog voor het einde van dit jaar te zorgen dat daar
duidelijkheid over komt. Ten tweede zouden volgens mij de cijfers aangevuld kunnen
worden met onder andere gegevens van Chat met Fier, maar bijvoorbeeld ook gegevens
uit de gesloten jeugdzorg. Ten derde moeten we natuurlijk zorgen dat er voldoende
prioriteit is bij de opsporingsinstanties, want dan wordt het zicht ook vergroot.
Ik denk dat we veel verder komen met die drie voorstellen die ik hier gaandeweg bij
elkaar heb geraapt en dat we dan op korte termijn echt slagen kunnen maken. Hoe ziet
mevrouw Kuik dat?
Mevrouw Kuik (CDA):
Perfect verwoord, zou ik zeggen. Ik kan het niet mooier herhalen dan de heer Van Nispen
het heeft gezegd.
De voorzitter:
Ik kan dat ook niet, al is het wel gebruikelijk om vragen te stellen bij interrupties,
zeg ik tegen de heer Van Nispen. Maar goed. Ik geef het woord aan de heer Van Wijngaarden
van de fractie van de VVD.
De heer Van Wijngaarden (VVD):
Dank, voorzitter. Mensenhandelaren zijn het schuim der aarde, die niet alleen iemands
kwetsbaarheid uitbuiten maar zelfs zijn hele mens-zijn. De schatting is dat er jaarlijks
circa 1.300 minderjarige slachtoffers van mensenhandel te betreuren zijn, terwijl
er vorig jaar slechts 29 zijn gemeld. Het kan niet zo zijn dat 98% van de slachtoffers
uit beeld verdwijnt. Toch is dat exact wat hier dreigt te gebeuren. Hoe gaat de Staatssecretaris
ervoor zorgen dat deze cijfers verbeteren? Welke termijn en doelstelling worden hierbij
gehanteerd?
Over de straftoemeting in de praktijk hebben we het al even gehad, dus misschien kan
de Staatssecretaris erop reflecteren of we dat in kaart kunnen brengen. Ik weet niet
of het zo gedetailleerd moet als de collega van de PVV aangaf. Idealiter prima, maar
het moet wel snel kunnen en een beetje behapbaar blijven.
De voorzitter:
Voor u verdergaat, wil de heer Markuszower daar graag op reageren.
De heer Markuszower (PVV):
Ik heb graag een overzicht, want dan weten we wat er echt aan de hand is. Dan hebben
we volledige transparantie. Als uit dat overzicht blijkt waar ik bang voor ben, namelijk
dat de gemiddelde straffen die mensenhandelaren opgelegd krijgen echt heel laag zijn,
dan kunnen we als Kamer zien dat daar iets aan moet worden gedaan. Dan hoeven we niet
op incidenten te reageren, maar dan zien we een hele lijn. Dan zien we een lijn van
het OM waarin gewoon te laag gestraft wordt. Dan zult zelfs u die conclusie ook moeten
trekken. Daarom heb ik om zo'n volledige lijst gevraagd.
De heer Van Wijngaarden (VVD):
Ik ben ervoor om ook te kijken naar de strafeis van het OM, want dat is ook indicatief,
als dat zou kunnen met de straftoemeting in de praktijk plus eventuele andere maatregelen
of voorwaarden die zijn opgelegd. Dat vind ik wel heel belangrijk. De PVV doet altijd
net alsof dat er niet toe doet, maar die aanvullende voorwaarden kunnen wel degelijk
ook effect hebben op het terugdringen van recidive. Maar goed, dat is de straftoemeting.
De echte uitdaging is natuurlijk hoe we de pakkans omhoog krijgen. Volgens mij hebben
we eerst dat probleem nog op te lossen.
De voorzitter:
De heer Markuszower wil graag nog een keer reageren.
De heer Markuszower (PVV):
De andere maatregelen doen er inderdaad niet zo vaak toe, omdat het risico voor de
slachtoffers of voor nieuwe slachtoffers met die maatregelen gigantisch groot blijft.
We kunnen wel een enkelbandje of een gebiedsverbod opleggen, maar het wordt toch niet
gehandhaafd. Vaak zien we dat juist mensenhandelaren zich niks aantrekken van die
voorwaarden en dat de oude slachtoffers van diezelfde mensenhandelaren binnen een
heel korte tijd toch weer geconfronteerd worden met de daders. Ik denk dat hele lange
straffen de enige remedie zijn om mensenhandelaren echt hard aan te pakken, want dan
bescherm je de slachtoffers maximaal.
De heer Van Wijngaarden (VVD):
Ik ben het in zoverre met u eens dat zolang die mensenhandelaar achter slot en grendel
zit, hij in ieder geval niet kan doorgaan met dat werk. Volgens mij zit er ook een
belangrijke uitdaging in het vergroten van het bewustzijn bij mensen van mensenhandel
en de signalen daarvan. Daarom vond ik het wel aardig dat Serious Request net werd
genoemd. We hebben volgens mij te maken met een ontzettend mediagenieke Staatssecretaris.
Ik denk dat het heel aardig zou zijn als zij bij Serious Request zou aanschuiven,
dus ik hoop van harte dat dat gebeurt. Ik begrijp natuurlijk dat zij niet over de
programmering van Serious Request gaat. Ik kan me ook voorstellen dat ze rond de kerstdagen
nog andere dingen te doen heeft. Niettemin denk ik ... Anders is een van ons misschien
wel bereid om daar aan te schuiven. Ik zie al instemmend geknik hier ter linkerzijde.
Laten we vooral alles op alles zetten om het bewustzijn te vergroten.
De voorzitter:
Voor u verdergaat: ik zag ook nog een interruptie van mevrouw Van der Graaf aan u.
Mevrouw Van der Graaf (ChristenUnie):
De heer Van Wijngaarden interrumpeerde mij net over of we niet een onderzoek zouden
moeten doen naar de straftoemeting in de afgelopen vijf jaar. Ik denk dat dat goed
is. Dat heb ik al gezegd in mijn antwoord op zijn vraag. Vindt de heer Van Wijngaarden
ook dat we dan moeten kijken of wij onze wetgeving op dit moment wel goed op orde
hebben? Hebben we de juiste bepalingen in de wet opgenomen om de mensen veroordeeld
te krijgen voor de feiten die zij hebben gepleegd? Zouden we daar dan niet ook naar
moeten kijken, zo vraag ik de heer Van Wijngaarden.
De heer Van Wijngaarden (VVD):
Ja, ik denk dat dat zeker een goed idee is. Als je officier van justitie bent, ga
je op een gegeven moment ook kijken: kan ik hiermee uit de voeten, krijg ik dit rond?
Dat klinkt allemaal heel saai en technisch, maar dan heb je wel de wetgeving nodig.
Als de wetgeving daarbij een punt van aandacht is, dan moeten we dat zeker oppakken.
De voorzitter:
Gaat u verder met uw betoog.
De heer Van Wijngaarden (VVD):
Als het gaat om gegevensuitwisseling, laat het Coördinatiecentrum tegen Mensenhandel
weten dat het Besluit politiegegevens nu slechts een limitatieve lijst met gegevens
kent waarop relevante gegevens ontbreken. De opsporingsdiensten leveren nu een te
beperkte lijst aan bij CoMensha. Cruciale gegevens zoals plaats delict, geboorteplaats,
wervingsland en doorreisland ontbreken op de lijst, waardoor het zicht op de aard
van mensenhandel verloren gaat. Is de Staatssecretaris bereid de lijst met te registreren
gegevens uit te breiden, hierover in overleg te treden met CoMensha en de Kamer per
brief te informeren over de uitkomst hiervan? Ik kan mij voorstellen dat zij daar
nog over moet spreken met haar collega's op het departement.
Dan de privacy, vermeend of reëel. Ik zat een beetje te denken aan kindermishandeling.
Als een kind wordt mishandeld, hoef je toch ook geen toestemming te vragen aan dat
kind of zijn ouders om dit te melden? Ik zit heel erg te zoeken. In hoeverre zit er
echt een blokkade in de wetgeving en in hoeverre niet? Tegelijkertijd denk ik dat
die hele zoektocht ook het gevaar is – daar hadden we het al even over in het interruptiedebatje –
en dat het misschien een kwestie is van doen. Ik vraag de Staatssecretaris dan ook
of zij bereid is om naast die reflectie ook een handreiking voor de praktijk te realiseren
over de privacy: hoe moet dat geïnterpreteerd worden, wat kan er wel en wat kan er
niet?
De voorzitter:
Dank u wel. Ik zie eerst een interruptie van mevrouw Van der Graaf.
Mevrouw Van der Graaf (ChristenUnie):
Goed punt over de privacywetgeving. Ik denk ook dat het goed is om te kijken wat nu
al kan. Dat moeten we zeker zo snel mogelijk duidelijk hebben. Het blijkt dat het
op basis van de huidige wet niet mogelijk is om te registreren dat je bijvoorbeeld
werkzaam bent geweest in de prostitutie. We hebben kortgeleden samen een werkbezoek
afgelegd en daarbij gesproken met politie en officieren van justitie. Zij gaven ons
mee dat als er niet wordt geregistreerd, dit vervolgens leidt tot problemen in de
opsporing, namelijk om bewezen te krijgen dat een vrouw daadwerkelijk in de prostitutie
werkzaam is geweest, zodat we een mensenhandelaar – dat zijn meestal mannen – achter
de tralies kunnen krijgen. We zien dit in Nederland namelijk als een bijzonder persoonsgegeven.
Is de heer Van Wijngaarden bereid om te kijken, als onze wetgeving op dit moment niet
voldoet, of we voor de opsporing daar een goede grondslag in neer kunnen leggen?
De heer Van Wijngaarden (VVD):
Ik denk inderdaad dat het in twee etappes moet. Ten eerste moeten we kijken waar daadwerkelijk
die belemmeringen zitten. Ik deel wat u zegt: er wordt vanuit de praktijk al aangegeven
dat dit als een belemmering wordt ervaren. Dat vind ik al zorgelijk genoeg. Dan moet
je kijken – dat is dus de tweede etappe – of die kan worden weggenomen. Daarnaast
is er een juridische vraag. Is het een belemmering die als zodanig wordt ervaren,
dus die een soort van zelfopgelegd is, of is het een reële belemmering? Als de belemmering
reëel is, is de route via een grondslag in de wetgeving. Als de belemmering niet reëel
is, maar die wel zo wordt ervaren, zit het meer in een handreiking, niet voor mensen
met een vermoeden van mensenhandel, waar u op doelde en waar ik het net over had,
maar meer voor de opsporingsdiensten. Dat heeft dus te maken met de vervolging. Dat
zijn twee aparte vraagstukken. Bij beide wordt aangelopen tegen de privacybelemmeringen.
De voorzitter:
Ik zie nog een interruptie van mevrouw Kuik van het CDA.
Mevrouw Kuik (CDA):
Ik wil door op dit punt. Volgens mij zijn we het allemaal met elkaar eens dat het
van belang is dat gegevens worden doorgegeven. Misschien is het goed dat we hier als
Kamer uitspreken dat we het publieke belang zien van het delen van informatie en helpt
het de organisaties ook als we dat hier met z'n allen uitspreken.
De heer Van Wijngaarden (VVD):
Ik ben daar eerlijk gezegd wat sceptisch over. Wat echt ontzettend veel duidelijkheid
zou geven, zou een proefproces zijn met een hele duidelijke uitspraak van een Nederlandse
rechter, die aangeeft hoe het zit. Maar goed, die duidelijkheid hebben we nu niet.
Daarom kijken we naar de Staatssecretaris om te horen hoe het kabinet de reële dan
wel de ervaren privacybelemmeringen ziet bij zowel mensen met een vermoeden van mensenhandel
als de mensen die moeten vervolgen.
De voorzitter:
Nog een vervolgvraag van mevrouw Kuik.
Mevrouw Kuik (CDA):
Kort. Volgens mij delen we dat er een publiek belang is dat de informatie wordt gedeeld.
De heer Van Wijngaarden (VVD):
Absoluut. Om het helder te houden: bij kindermishandeling zitten we ook niet onnodig
te tutten door te denken «kan ik dat wel of niet melden». Nu hebben we het over seksuele
uitbuiting van mensen die vaak in een hele kwetsbare positie zitten, maar dan is het
ineens een punt. Ik vind het ontzettend spijtig dat we die discussie überhaupt moeten
voeren.
De voorzitter:
Gaat u verder met uw betoog.
De heer Van Wijngaarden (VVD):
Over de gegevensuitwisseling heb ik het nu gehad. We willen graag kijken naar de handreiking
en de dingen voor CoMensha.
Dan intensievere opsporing. Ik had de eer om met collega Van Ojik een bezoek te brengen
aan Ter Apel. Daar is een mooie motie uitgekomen. Ik ben benieuwd naar het begin van
de uitvoering van die motie. De motie-Van Ojik/Becker is immers nog maar recent aangenomen.
Toch wil ik even met u delen hoe dat ging. Er worden daar mensen afgezet met busjes
en zo. Je vraagt dan: worden er weleens kentekens geregistreerd en wordt daarop gerechercheerd?
Ik had niet echt het gevoel dat dat met volle kracht systematisch gebeurt. Ja, er
wordt weleens een kenteken geregistreerd door een bewaker, maar zouden we dat niet
kunnen intensiveren? Het adagium zou moeten zijn: registreer, rechercheer, arresteer
en confisqueer. Dat moet het adagium zijn als het gaat om de controles van de busjes
die mensen naar de azc's en andere opvangplekken brengen. Niet af en toe een kenteken
noteren, maar systematische, intensieve controle, waarbij wat ons betreft geconfisqueerde
goederen naar de lokale gemeenschap teruggaan. Laatst kwam er zelfs een touringcar.
Dat waren niet per se mensenhandelaren, maar ik zeg het even om aan te geven met wat
voor vervoermiddelen mensen komen. Een bus kan verkocht worden en de opbrengst kan
gegireerd worden naar de gemeente Ter Apel of een mooie stichting die je daartussen
zet. Ik weet dat dit allemaal heel ingewikkeld is, maar we moeten dat misschien minder
ingewikkeld maken.
Wat betreft webcrawling sluit ik me aan bij de al gestelde vragen. Het wordt heel
vaak genoemd, maar ik heb wel heel erg de vraag wat de inzet is van het middel, welk
resultaat het heeft en welk resultaat de Staatssecretaris er zelf van verwacht. Heeft
zij hoge of misschien juist bescheiden verwachtingen? Het is een idee om als commissie
daar een technische briefing over te vragen.
In welke mate kunnen lokpubers worden ingezet om mensensmokkelaars in de val te lokken?
Ik heb nog enige moeite mij hier in de praktijk iets bij voor te stellen en zie ook
wel ethische bezwaren. Tegelijkertijd vragen mensen uit de praktijk hierom, dus ik
ben benieuwd hoe de Staatssecretaris ertegen aankijkt.
Er lijkt sprake van onvoldoende opvangplekken voor mogelijke slachtoffers van mensenhandel,
en dan specifiek voor mannelijke slachtoffers van seksuele uitbuiting. Kan de Staatssecretaris
hierop reflecteren? Is er onvoldoende opvang voor deze kwetsbare groep en, zo ja,
wat is hieraan te doen?
Tot slot vraag ik aandacht voor personen die valselijk claimen slachtoffer te zijn
van mensenhandel om zo recht te krijgen op asiel. Hier hebben we al vaker naar gevraagd.
Via welke aanpak wil de Staatssecretaris valse claims om slachtoffer te zijn van mensenhandel
herkennen en hier gevolgen aan verbinden?
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel. Er is nog een interruptie voor u van de heer Van den Berge van GroenLinks.
De heer Van den Berge (GroenLinks):
Ik hoorde collega Van Wijngaarden vooral over mensensmokkel en gedwongen prostitutie.
Hij stelde daar hele zinnige vragen over, maar ik heb één ding in zijn verhaal gemist.
Laatst was ik in Noord-Limburg, waar veel uitbuiting plaatsvindt door malafide uitzendbureaus,
bijvoorbeeld in de glastuinbouw. Ik ben benieuwd hoe de heer Van Wijngaarden daartegen
aankijkt. De VVD wilde zo nodig de uitzendvergunning afschaffen – er zijn natuurlijk
ook goede uitzendbureaus – en daardoor wordt de markt werkelijk overspoeld door uitzendbureaus
die zich niet houden aan goede arbeidsomstandigheden en die mensen uitbuiten. Hoe
kijkt de heer Van Wijngaarden daartegenaan?
De heer Van Wijngaarden (VVD):
Ik heb nu toch weer de grote fout gemaakt om per ongeluk «mensensmokkelaar» in plaats
van «mensenhandelaar» te zeggen, want dat bedoelde ik natuurlijk toen ik het had over
de lokpubers. We hebben het hier over mensenhandel en niet over mensensmokkel. Ik
vind het belangrijk om dat even van elkaar te onderscheiden. Wat betreft de vraag
over uitzendbureaus en de glastuinbouw: ik ben geen woordvoerder Sociale Zaken; ik
weet dat gewoon niet. Ik weet niet of u die portefeuille erbij doet, maar ik heb echt
geen idee waar u het over heeft. Dat spijt me zeer.
De heer Van den Berge (GroenLinks):
Dat vind ik jammer en stelt me teleur. Als we het hebben over mensenhandel en uitbuiting,
gaat het niet alleen om bijvoorbeeld gedwongen prostitutie, maar gaat het ook om uitbuiting
van vrachtwagenchauffeurs, van mensen in de horeca en van mensen in de glastuinbouw.
Ik vind dat wel degelijk ook onderwerp van gesprek vandaag, maar blijkbaar denkt de
VVD daar anders over. Jammer.
De heer Van Wijngaarden (VVD):
Ik denk niet dat we daar anders over denken. Volgens mij is het ook helemaal niet
nodig om net te doen alsof er hele grote verschillen tussen zitten. Ik heb vooral
aangegeven dat we moeten werken aan het vergroten van het bewustzijn van signalen
van mensenhandel. Het maakt helemaal niet uit in welke sector dat dan is, of dat nou
de glastuinbouw of de horeca is of waar dan ook. Heel concreet: wat zijn de signalen
waar je op moet letten waardoor je denkt dat iemand weleens een slachtoffer van mensenhandel
zou kunnen zijn? Om weer de vergelijking met een kind te maken: een kind hoor je schreeuwen
of zit onder de blauwe plekken. Bij een slachtoffer van een mensenhandelaar is dat
misschien veel lastiger te herkennen. Daarom vind ik het serieus echt heel goed dat
de Serious Requestactie gaat gebeuren, want het is gewoon een probleem dat onder de
radar zit. Volgens mij moeten we werken aan het vergroten van het bewustzijn en van
de pakkans. Daarna moet het liefst een zo hoog mogelijke straf volgen. Ik denk dat
er geen millimeter verschil zit in hoe wij daarover denken. Volgens mij heb ik u zo
weer blij gemaakt, meneer Van den Berge.
De voorzitter:
Daar zullen we niet achter komen, want het woord is aan de heer Van Nispen voor een
interruptie.
De heer Van Nispen (SP):
Over het verhogen van de pakkans zei de heer Van Wijngaarden: registreer, arresteer
en confisqueer. Dat klonk heel mooi en daadkrachtig. Toen dacht ik: daar kunnen we
aan toevoegen of u controleert of uw regering daar voldoende werk van maakt. Ik vraag
u om te reageren op mijn vraag of het daarbij niet ook past om terug te kijken op
de bezuinigingen van de afgelopen jaren, waardoor de politie is uitgehold en we onvoldoende
middelen geven aan onze opsporingsdiensten om datgene te doen wat u voorstelt, namelijk
mensenhandelaren aanpakken. Eigenlijk past hier toch ook gewoon een groot excuus voor
tien jaar Rutte en bezuinigingsdrift op alles wat belangrijk is in de aanpak van mensenhandel?
De heer Van Wijngaarden (VVD):
De heer Van Nispen doet dit zo ongeveer bij ieder debat. Hij wijst altijd op de bezuinigingen
die zijn doorgevoerd. Wat hij ook heel vaak doet, is zeggen wat ik niet heb gezegd.
Dat mag ook, hoor. Dat is alleen maar goed; dat is zijn taak. Maar waar ik de heer
Van Nispen nooit over hoor, zijn de intensiveringen die wel zijn gedaan. Door een
motie is er net 10 miljoen bij gekomen. Ik hoorde ook het aantal van 60 rechercheurs.
Die intensiveringen laat u buiten beschouwing. Maar wat u ook nooit doet, als u tien
jaar terugkijkt, is verwijzen naar al die keren dat de SP een Grieks begrotingsbeleid
wilde aanhangen. Als wij dat hadden gedaan, hadden wij in een heel ander economisch
scenario gezeten dan waar we nu in zitten. Ik zou zeggen: vertel dan ook het hele
verhaal.
De voorzitter:
Meneer Van Nispen, voor het laatst.
De heer Van Nispen (SP):
In plaats van het hele verhaal uitleggen hoe dat begrotingstechnisch werkt en waarom
er zulke slechte economen bij de VVD zitten, kies ik ervoor om een andere inhoudelijke
vraag te stellen en om even terug te gaan naar het onderwerp waarvoor deze mensen
het debat volgen. Ik geef toe dat het mijn eigen schuld was omdat ik het waagde om
het te hebben over de problemen die de opsporingsdiensten nu hebben bij het aanpakken
van mensenhandel. Dat was niet helemaal bezijden dit debat. De laatste vraag die ik
mag stellen, gebruik ik om te vragen wat de heer Van Wijngaarden bedoelde met zijn
vraag over de valse claims. Ik denk dat hij daarmee doelt op mensen die zeggen het
slachtoffer te zijn van mensenhandel in de hoop dat ze in het bezit komen van een
verblijfsvergunning. Volgens mij is nog nooit heel grondig en goed onderzocht hoe
vaak daar daadwerkelijk sprake van is. Ik wil de heer Van Wijngaarden het volgende
vragen. Als de VVD een partij is die pretendeert slachtoffers te beschermen, hoe kan
het dan dat deze Staatssecretaris een pilot afschaft, namelijk de pilot multidisciplinaire
advisering slachtofferschap mensenhandel, waarin juist een groep experts vaststelt
of er sprake is van slachtofferschap? Dat is onafhankelijk van hoe de strafrechtelijke
procedure afloopt. U weet ook dat heel veel mensenhandelaren helaas niet worden vervolgd
en veroordeeld. Dat zegt niet altijd wat over de vraag of iemand wel of geen slachtoffer
was van mensenhandel. Juist die pilot, met zulke mooie resultaten, wordt afgeschaft,
terwijl we daarmee juist substantieel slachtoffers zouden kunnen beschermen. Hoe ziet
de VVD dat?
De heer Van Wijngaarden (VVD):
Ik denk inderdaad dat het verstandig is dat de heer Van Nispen niet verder is ingegaan
op de financieel-economische koers die zijn partij destijds heeft voorgesteld. Het
herkennen van mensen die ten onrechte en een beetje calculerend proberen te claimen
slachtoffer te zijn van mensenhandel, is natuurlijk ontzettend lastig. Dat is ook
iets waar ik de Staatssecretaris om die reden naar heb gevraagd. We willen niet dat
mensen onterecht bescherming genieten die bedoeld is voor echte slachtoffers. Daar
zijn we het, denk ik, allemaal over eens. U wijst op een pilot. Ik hoor graag van
de Staatssecretaris hoe zij het zonder die pilot gaat doen.
De voorzitter:
Dank u wel. Daarmee zijn we aan het einde gekomen van de eerste termijn van de zijde
van de Kamer.
De vergadering wordt van 11.17 uur tot 11.42 uur geschorst.
De voorzitter:
Ik geef het woord aan de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid.
Staatssecretaris Broekers-Knol:
Dank, voorzitter. Dank ook aan de Kamerleden voor hun inbreng. Het is goed dat we
vandaag hier zijn om over dit belangrijke onderwerp van gedachten te wisselen. Mensenhandel
is een delict dat vaak onzichtbaar blijft als er geen gerichte aandacht voor is. Daarom
is het goed dat we dit debat hebben. Het debat van vandaag draagt eraan bij dat de
aanpak van mensenhandel bij alle betrokken partners op de agenda blijft. Met het oog
op de ernst van dit misdrijf zijn de door de Nationaal Rapporteur Mensenhandel geconstateerde
teruglopende resultaten in de strafrechtelijke aanpak van mensenhandel en de afname
van het zicht op slachtoffers zorgwekkend. Het is dan ook van groot belang dat de
in het programma Samen tegen mensenhandel aangekondigde intensivering van de aanpak
ook het komende jaar verder gestalte krijgt. U kunt erop rekenen dat ik mij hier hard
voor zal blijven maken, samen met mijn collega-bewindspersonen van VWS, SZW en Buitenlandse Zaken. Vanuit mijn ministerie voel ik mij daarbij
vooral verantwoordelijk voor de opsporing en vervolging van de daders. Dit kan en
moet beter.
In het programma Samen tegen mensenhandel zijn reeds verschillende maatregelen genoemd.
Daarbovenop heeft de Kamer tijdens de APB een motie aangenomen waarmee nog eens 10 miljoen
wordt geïnvesteerd in de capaciteit binnen de politie voor de aanpak van mensenhandel.
Naast Minister Grapperhaus blijf ook ik de komende tijd in gesprek met het Openbaar
Ministerie en de politie om te bezien of de ingezette maatregelen voldoende effect
sorteren of dat verdere maatregelen nodig zijn.
Niet alleen op het gebied van opsporing en vervolging wordt hard gewerkt aan de aanpak
van mensenhandel. Sinds de aankondiging van het programma in november 2018 zijn op
vele verschillende terreinen in de aanpak grote stappen voorwaarts gezet. De Kamer
is hierover recent door middel van de voortgangsrapportage geïnformeerd. We zijn op
de goede weg, maar er liggen ook nog voldoende uitdagingen. De samenwerking met andere
partners blijft hierbij van groot belang. Daarbij is ook ruimte voor nieuwe initiatieven,
die aan het programma kunnen worden toegevoegd. Alleen samen kunnen we een integrale
aanpak goed vormgeven en écht een vuist maken tegen mensenhandel.
Dan ga ik nu in op de verschillende onderwerpen. Voorzitter, als u het mij toestaat,
begin ik met de opsporing. Er is ook vandaag – het lid Van Nispen en anderen hebben
daarover vragen gesteld – veel aandacht voor de druk op het operationele politiepersoneel.
Dat snap ik. Er zijn gewoon serieuze capaciteitsissues; daar kan ik niet omheen draaien.
Minister Grapperhaus spreekt daar zeer regelmatig over met uw Kamer. Binnenkort komt
hij met een brief over de inzetbaarheid van de politie. Die zal worden besproken in
het AO Politie van 19 december aanstaande. Het kabinet heeft 291 miljoen euro geïnvesteerd
in de politie. Daarmee kan de politiesterkte met meer dan 1.100 mensen groeien. De
politie staat wel voor een grote vervangingsvraag. Om dat in goede banen te leiden,
heeft het kabinet vorig jaar nog eens 91 miljoen extra beschikbaar gesteld. Daarnaast
is er voor de zedenpolitie 15 miljoen, voor bewaken en beveiligen 10 miljoen en voor
de aanpak van ondermijning dit jaar 110 miljoen. Dankzij uw Kamer is er voor de aanpak
van mensenhandel, waar we vandaag over spreken, ook 10 miljoen extra. De trend naar
boven is in gang gezet. Vanaf 2022 gaan we echt merken dat de politie er veel beter
voor zal staan. Dat is inderdaad niet vandaag, op dit moment, maar het gaat wel gebeuren.
De werkelijkheid is dat het domweg veel tijd kost om dat geld om te zetten in nieuwe,
goed opgeleide en vakbekwame agenten. Wat daarin nog versneld kan worden, zullen Minister
Grapperhaus en de korpschef zeker doen.
Mevrouw Van der Graaf had een vraag over het halfjaarlijks rapporteren over de besteding
en het effect van de 10 miljoen. Daartoe ben ik bereid. De aanpak van mensenhandel
is natuurlijk wel veel breder dan deze intensivering. Ook andere diensten bij de politie,
zoals de basisteams en de generieke opsporing, dragen hieraan bij.
De voorzitter:
Voordat u verdergaat, mevrouw de Staatssecretaris, heeft u een eerste interruptie
van de heer Markuszower van de PVV. Het woord is aan de heer Markuszower van de PVV.
De heer Markuszower (PVV):
Over de vervolging en de verdieping daarin. In de brief die de Staatssecretaris aan
de Kamer heeft gestuurd, staat onder andere dat er gesprekken zijn met het Openbaar
Ministerie en de politie, en dat de opsporingscapaciteit versterkt wordt. Ik heb een
vraag over de minimaal 10.000 veroordeelden in Nederland die van de rechter een vrijheidsstraf
moeten uitzitten, maar dat niet doen. Die lopen vrij rond in Nederland. Kan de Staatssecretaris
uitzoeken en in een brief aan de Kamer schrijven hoeveel van die 10.000 veroordeelden
– misschien zijn het er wel meer – daders zijn van mensenhandel? Of weet ze dat nu
misschien on the spot? Hoeveel daarvan zijn het afgelopen jaar met succes opgepakt
en alsnog in de cel gezet? Dat is namelijk the low-hanging fruit, zoals dat in het
Engels wordt genoemd. Die mensen zijn al in beeld en zijn al veroordeeld. Praat alstublieft
met het OM over waar ze zijn, en pak ze op.
Staatssecretaris Broekers-Knol:
Ik moet de heer Markuszower het antwoord geven dat ik dit niet paraat heb. Dat moet
dus opgezocht worden. Ik hoop dat het opgezocht kan worden, want het is natuurlijk
best een hele lastige vraag. Ik kijk even naar rechts. Ik zie dat ik het ook niet
in de tweede termijn kan aangeven. Ik kan dat wel in een brief doen.
De voorzitter:
Ik zie dat de heer Markuszower akkoord gaat met een schriftelijke beantwoording. Dan
stel ik voor dat u verdergaat met uw betoog.
Staatssecretaris Broekers-Knol:
Dan hadden onder anderen de heer Van der Staaij en de woordvoerder van de PVV een
vraag gesteld over de pakkans. Wat is er nog nodig om opsporing te intensiveren en
de pakkans te vergroten? De Veiligheidsagenda zal gaan bijdragen aan de intensivering van de opsporing. Daarnaast zal een
betere samenwerking tussen opsporing, intelligence en de basisteams versterkt moeten
worden. Ook zal er meer aandacht moeten komen voor intelligence binnen de politie.
Dat doet het EMM. Er komt een nadere investering in digitale expertise. Digitale expertise
is namelijk inderdaad van groot belang, wat ook door meerdere leden is genoemd. De
aangiftebereidheid zal vergroot moeten worden. Hier wordt de komende periode verder
op ingezet, onder andere met de middelen uit de motie-Segers/Asscher.
Mevrouw Van der Graaf heeft een vraag gesteld over de toename van het aantal complexe
zaken. De extra middelen uit de motie-Segers/Asscher zullen worden gebruikt om de
aanpak van mensenhandel te versterken met onder andere specialistische en tactische
opsporingscapaciteit. Het gaat om capaciteit voor opsporing, expertise op het gebied
van digitaal, IT, intelligenceanalyse en financiële expertise, en om versterking van
het identificatie- en registratieproces en de aandacht voor mensenhandel daarbinnen.
De verwachting is dat hiermee ook meer complexe zaken onderzocht zullen worden. Momenteel
werkt de politie de besteding verder uit. Dat zal leiden tot meer zaken bij het Openbaar
Ministerie. Deze investering bevestigt de wil en de urgentie om samen iets aan deze
problematiek te doen. Ze bevestigt en sterkt het programma om de gezamenlijke aanpak
voort te zetten.
Voorzitter. Mevrouw Van der Graaf vroeg nog om andere expertises te betrekken bij
de aanpak van mensenhandel. Bij de aanpak zijn gedragsdeskundigen, forensische deskundigen
en psychologen betrokken. Ik heb daar in mijn brief van 19 november kort op gewezen.
De andere expertises zijn dus duidelijk betrokken bij de aanpak van mensenhandel.
Dan was er een vraag, ook weer van mevrouw Van der Graaf, over de aangiftebereidheid
van minderjarigen. Volgens haar mist de urgentie daarvan. Ik deel haar zorgen over
het geschatte aantal minderjarige slachtoffers en de situatie dat ze te weinig in
beeld zijn. Het wegnemen van de drempels voor het doen van aangifte is een manier
om deze groep beter in beeld te krijgen. Ik ben dan ook ontzettend blij en best wel
trots dat ik vorige week de proeftuin inzake de aangiftebereidheid van Nederlandse
minderjarige slachtoffers van seksuele uitbuiting officieel van start heb mogen laten
gaan. Ik was vorige week op bezoek bij de AVIM, die ik het startsein heb mogen geven.
Als slachtoffers van seksuele uitbuiting zich niet durven te melden bij de politie,
blijven de daders op vrije voeten, met alle consequenties van dien. Bij dat bezoek
vorige week was ik enorm geraakt door het verhaal van een slachtoffer en haar interne
worsteling om naar de politie te gaan. Maar ze ís naar de politie gegaan. Dat helpt
de politie enorm bij de opsporing. Maar we moeten niet vergeten dat deze persoon – ik
kan er niet heel erg specifiek over zijn, want dan kom je te veel bij de vraag wie
die persoon is – niet direct aangifte heeft kunnen doen. Tussen het moment waarop
ze het uiteindelijk op kon brengen om aangifte te doen, met alle moeilijkheden van
dien, en het moment waarop de seksuele uitbuiting plaats heeft gevonden zit wel een
heel aantal jaren. Het is wel fijn dat ze die aangifte heeft gedaan. Maar ze heeft
die aangifte niet als minderjarige gedaan.
In de proeftuin bundelen de politie en het Centrum tegen Kinderhandel en Mensenhandel,
het CKM, hun krachten om de grootste drempel voor het doen van een melding of aangifte,
namelijk angst, te verkleinen.
De voorzitter:
Voordat u verdergaat, Staatssecretaris, meen ik dat ik een interruptie van de heer
Van der Staaij zag. O, ik heb het verkeerd gezien. Excuses.
Staatssecretaris Broekers-Knol:
Voorzitter. Dan ga ik naar de volgende vraag, van de heer Van den Berge. Kan de behandeling
van slachtoffers beter? Sinds 2016 bestaat de individuele beoordeling bij de politie.
De politie blijft voortdurend aandacht hebben voor de behandeling van slachtoffers.
Dat is iets waar de politie echt op wordt bevraagd en gestuurd. De politie heeft daar
echt aandacht voor. Die aandacht daarvoor blijft permanent aan de orde, want dat is
heel belangrijk.
Dan vroeg de heer Van den Berge ook nog of één liaison officer in Italië voldoende
is. Laat ik allereerst zeggen dat ik ontzettend blij ben dát die liaison officer er
in Italië komt, want we hebben gemerkt dat het erg belangrijk is om op die plek een
liaison officer te hebben. Onze ervaring brengt met zich dat we weten dat dat voldoende
is. In Rome zit een netwerk van liaisons – dat netwerk is van belang – van verschillende
organisaties zoals de KMar, de IND, het Openbaar Ministerie en de politie. In dat
hele netwerk van KMar, IND, Openbaar Ministerie en politie komt deze liaison officer
erbij. Dat is een heel pakket. Dat is naar ons oordeel, en ook naar het oordeel van
degenen die daar werken, voldoende.
De voorzitter:
Voordat u verdergaat, heeft u een interruptie van de heer Van den Berge op het vorige
punt, geloof ik.
Staatssecretaris Broekers-Knol:
Op het vorige punt?
De voorzitter:
Ja, dat denk ik.
De heer Van den Berge (GroenLinks):
Inderdaad, op het punt van de hulp door de politie aan slachtoffers. Mijn vraag was
of we kunnen werken aan meer multidisciplinaire teams, omdat de politie misschien
niet altijd de vaardigheden heeft die passen bij slachtoffers, of omdat mensen uit
andere landen soms bang kunnen zijn voor de politie en ook omdat we gewoon weten dat
er een enorme capaciteitsdruk is bij de politie. Zij komt enorm veel capaciteit tekort.
Ik ben dus benieuwd of de Staatssecretaris samen met de Minister ook daarnaar zou
willen kijken.
Staatssecretaris Broekers-Knol:
Ik meen dat ik al gezegd had dat juist die multidisciplinaire aanpak met gedragspsychologen,
psychologen, psychiaters enzovoort, zo belangrijk is. Dus daar wordt aan gewerkt.
Dat vindt plaats.
De heer Van den Berge (GroenLinks):
Heel kort. Ik vind het op zich goed om te horen dat de Staatssecretaris die multidisciplinaire
aanpak belangrijk vindt, maar ik dacht dat ze dat zei in reactie op een vraag van
mevrouw Van der Graaf over het verhogen van de aangiftebereidheid. Daarvoor is het
ook heel belangrijk, maar bij mij ging het vooral om de hulp aan slachtoffers, de
begeleiding bij een aangifte, et cetera. Ik hoop dus dat het daar ook kan.
Staatssecretaris Broekers-Knol:
Het maakt deel uit van het gehele pakket. Die multidisciplinaire aanpak voor de aangiftebereidheid
zet zich door in de rest, in het vervolg, en geldt dus ook voor de aandacht voor het
slachtoffer bij de politie.
De voorzitter:
Ik stel voor dat u verdergaat.
Staatssecretaris Broekers-Knol:
Dan heeft de heer Van Nispen gevraagd naar de digitale opsporing en de stand van zaken
ten aanzien van de webcrawler. De politie ontwikkelt een webcrawler voor de strafrechtelijke
aanpak van mensenhandel. Deze richt zich op advertenties met een risico op seksuele
uitbuiting. De webcrawler is op alle eenheden getest. De verwachting is dat deze begin
volgend jaar landelijk wordt geïmplementeerd, dus dat is al heel gauw, begin 2020.
Voorafgaand aan de landelijke implementatie zal er een handelingskader worden opgesteld
door de politie. Daar wordt nu aan gewerkt. Bij mijn bezoek aan de AVIM, vorige week,
heb ik ook een presentatie gekregen over de webcrawler en de manier van werken om
erachter te komen welke websites erachter zitten en daarachter en daarachter en nog
eens daarachter. Ik was inderdaad diep onder de indruk van de manier waarop dat wordt
aangepakt.
De voorzitter:
Er is een interruptie van mevrouw Kuik van het CDA.
Mevrouw Kuik (CDA):
Wij zien dit ook echt als mogelijkheid om misstanden beter te kunnen aanpakken. Wat
zijn de ervaringen tot nu toe? Heeft dit bijvoorbeeld al geleid tot extra rechtszaken?
Staatssecretaris Broekers-Knol:
De webcrawler is in ontwikkeling en wordt begin volgend jaar dus ingezet. Zolang die
in ontwikkeling is, leidt dat niet tot rechtszaken. Maar wel is er veel meer zicht
gekregen op wat de webcrawler kan presteren en hoe belangrijk dat is in de hele opsporing
van mensenhandel.
De voorzitter:
Gaat u verder. Pardon, voordat u verdergaat, meneer Van Nispen heeft ook nog een interruptie.
De heer Van Nispen (SP):
Ik hoop dat ik deel twee van de interruptie van mevrouw Kuik mag lenen. Dat mag van
de voorzitter, flexibel als hij is. Ik heb een hele korte vraag. Hoe kan het dat de
webcrawler al in 2016 is aangekondigd en dat we tot 2020 moeten wachten tot deze wordt
ingevoerd?
Staatssecretaris Broekers-Knol:
Het klinkt allemaal makkelijk «we gaan even de webcrawler doen», maar ik probeer te
zeggen dat het ingewikkeld is om in al die websites te komen en om een tool te ontwikkelen
om dat voor elkaar te krijgen. Dat komt niet zomaar eventjes uit de lucht vallen en
dan gaat het heel snel gebeuren. Ik ben ontzettend blij dat we zo ver zijn gekomen.
Hij is er nu en hij kan begin volgend jaar in actie komen. Laten we alsjeblieft naar
het resultaat kijken. De politie heeft het in eigen beheer gedaan, juist omdat het
zo belangrijk is. Ook moet er een juridisch kader voor zijn. Dat is allemaal ontwikkeld
in die periode.
De voorzitter:
Gaat u verder.
Staatssecretaris Broekers-Knol:
De heer Van Wijngaarden heeft gevraagd naar de aanpak van de Staatssecretaris om valse
claims te herkennen dat iemand slachtoffer is van mensenhandel en hier actie aan te
verbinden. Voor de politie is het eerlijk gezegd vrijwel onmogelijk om vast te stellen
of er sprake is van onterechte of zelfs frauduleuze aangifte. Tegelijkertijd zijn
er wel signalen dat de verblijfsregeling gevoelig is voor oneigenlijk gebruik. Met
de wijziging in de Verblijfsregeling Mensenhandel per 1 augustus wordt die prikkel
weggenomen. Dan gaat het om vier weken in plaats van 24 uur, zoals bekend.
Daarnaast wordt in principe bij iedere aangifte gevraagd of men weet wat aangifte
doen inhoudt en gemeld dat men de waarheid moet vertellen omdat men zich anders schuldig
maakt aan het doen van valse aangifte. Eerlijk gezegd vraag ik me altijd af of dat
wel werkt bij de echt boosaardige types, maar het wordt wel altijd gedaan. Omdat het
toch belangrijk is om dat te doen, is dat naar aanleiding van het AO voor het zomerreces
ook in de aangifteformulieren opgenomen.
De heer Van Wijngaarden heeft ook gevraagd in welke mate lokpubers kunnen worden ingezet
om een mensenhandelaar in de val te lokken. Tijdens het AO in juli heb ik de suggestie
gewekt dat het om een nieuwe bevoegdheid ging. De inzet van een lokpuber om zo ook
mensenhandelaren op het spoor te komen, bleek echter al mogelijk. Mensenhandelaren
groomen hun slachtoffers eerst vaak online, waarna ze overgaan tot uitbuiting. We
kennen allemaal wel de televisieprogramma's die daar aandacht aan besteden; dat is
echt vreselijk.
Sinds 1 maart jongstleden is de Wet computercriminaliteit III in werking getreden.
Deze wet heeft artikel 248e Wetboek van Strafrecht zodanig gewijzigd dat ook het groomen
van iemand die zich voordoet als een persoon onder de 16 jaar, daarbij inbegrepen
een virtuele creatie van een 16-minner, tot een bewezenverklaring kan leiden. Hiermee
is het strafbaar geworden als iemand ingaat op een lokpuber en laat blijken de intentie
te hebben om seks te hebben met de opsporingsambtenaren die zich voordoen als 16-minner.
Voorheen was dit alleen strafbaar als de persoon die gegroomd werd, daadwerkelijk
onder de 16 was, dus dat is een enorme vooruitgang. Het OM is het gezag dat gaat over
bevoegdheden en bepaalt dus in dit geval wanneer de lokpuber wordt ingezet. Tot zover
over de opsporing, voorzitter.
Dan ga ik nu over op de vragen die gesteld zijn over het straffen. De heer Van Wijngaarden
en de heer Markuszower hebben daarover vragen gesteld en ook anderen hebben daarover
gepraat. Kunt u binnen een maand de cijfers over de vervolging van daders leveren?
Ik moet u zeggen dat de Nationaal Rapporteur Mensenhandel hierover periodiek rapporteert
in zijn dadermonitor. Enkele maanden geleden is de laatste monitor van de rapporteur
gepubliceerd. Ik zal de rapporteur vragen wanneer hij verwacht de volgende dadermonitor
te publiceren. Dat zal niet zo lang meer duren, denk ik. Daar staat een groot aantal
cijfers in waarnaar gevraagd is.
De voorzitter:
Dat leidt tot een interruptie van de heer Markuszower.
De heer Markuszower (PVV):
Het is goed om ook die rapportage goed te bestuderen en dat hebben we natuurlijk allemaal
gedaan. Volgens mij ontbreekt daarin essentiële informatie die de Staatssecretaris
wel heeft en die de rapporteur niet heeft en ook niet zo makkelijk kan krijgen. In
dat overzicht zou ik graag de eis van het OM en de uiteindelijk opgelegde straf willen
hebben. Ik had ook gevraagd om per veroordeling een korte omschrijving van de ten
laste gelegde feiten. Mijn belangrijkste vraag betrof het commentaar van de Staatssecretaris
per veroordeling, en dat kan niemand anders doen. Dan kunnen we wegen wat de Staatssecretaris
zelf vindt van die hele lage straffen die naar ik aanneem uit dat overzicht zullen
komen.
Staatssecretaris Broekers-Knol:
Ik vind het interessante vragen die de heer Markuszower stelt, met name de laatste,
een commentaar van de Staatssecretaris op iedere uitspraak. Ik ben best bereid om
iets te zeggen over hoe het in zijn totaliteit verloopt, maar ik ga niet op iedere
uitspraak een commentaar leveren. Ik denk dat het toch een beetje in strijd is met
de scheiding der machten als de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid over iedere
uitspraak van de rechter gaat zeggen of het goed is of niet, of dat de rechter te
zacht of te hard gestraft heeft.
De heer Markuszower (PVV):
Prima. Kunnen we dan een compromis maken dat de Kamer wel een lijstje krijgt waarin
de eisen van het OM en de opgelegde straf staan, op basis van dat artikel in het Wetboek
van Strafrecht dat ik noemde, waar het gaat om de daders van mensenhandel? En dat
de Staatssecretaris niet per opgelegde straf een conclusie geeft, maar wel een algemene
conclusie op dat overzicht, over heel 2018 en graag ook de eerste helft van 2019?
Pas dan kan de Kamer namelijk objectief vaststellen hoe het is gesteld met de hoogte
van de straffen bij mensenhandel.
Staatssecretaris Broekers-Knol:
Of mijn commentaar op de hoogte van de straffen ertoe leidt dat er een objectieve
vaststelling gedaan kan worden, lijkt mij een beetje vergezocht, want ik kijk ernaar
vanuit mijn functie. Nog even terugkomend op de monitor, de eis staat er niet in,
maar de opgelegde straf wel. Dat is misschien ook wel goed om te weten. Wat we wel
zouden kunnen doen, want ik denk dat dat een hoop van de vragen van de heer Markuszower
zou kunnen oplossen, is een gedegen onderzoek naar de jurisprudentie. Ik denk dat
het WODC dat kan doen. Dat kunnen we zelfs zelf. Kijk ’ns aan. Dat doen we zelf en
dat nemen we mee in die brief.
De voorzitter:
Ik geef meneer Markuszower nog even de gelegenheid om hierop te reageren.
De heer Markuszower (PVV):
Dank. Het lijkt alsof de Staatssecretaris met mij meedenkt. De suggestie van jurisprudentieonderzoek
lijkt mij ook geweldig, maar toch beproef ik een bepaalde halsstarrigheid, als ik
zo vrij mag zijn, wat betreft mijn lijstje waar ook de eis van het OM bij staat. Wat
is nou eigenlijk het probleem? Stuur gewoon dat lijstje. Blijkt dat de opgelegde straf
al in kaart is gebracht, dan hoeft het ministerie alleen nog even de eis van het OM
erbij te doen en dan heeft de Kamer gewoon een volledig overzicht. Waarom zo moeilijk
doen?
Staatssecretaris Broekers-Knol:
Ik doe niet moeilijk. Het is duidelijk, als ik toezeg om jurisprudentieonderzoek te
doen, dat daar ook de eis in zit.
De heer Markuszower (PVV):
Maar jurisprudentieonderzoek ...
De voorzitter:
Volgens mij is de algemene vraag die we graag willen stellen, op welke termijn we
dit ongeveer kunnen verwachten.
Staatssecretaris Broekers-Knol:
Dan kijk ik even naar rechts. Dat wordt februari-maart. Er is net gezegd dat het departement
dat zelf kan. Er is februari-maart toegezegd.
De voorzitter:
Daar zult u het mee moeten doen.
Staatssecretaris Broekers-Knol:
Ik krijg een duim van de heer Markuszower. Dat is helemaal top.
De voorzitter:
Ik heb het ook gezien, maar ik wil ontmoedigen dat we op non-verbale dingen gaan reageren
in dit debat. Gaat u verder alstublieft, Staatssecretaris.
Staatssecretaris Broekers-Knol:
Ik krijg ook nog een knik van de heer Markuszower. Mijn dag kan niet meer stuk.
Maar ik heb nog een vraag van de heer Markuszower. Hoe vaak is van buitenlandse daders
die zijn veroordeeld voor mensenhandel, om die reden de verblijfsstatus ingetrokken?
De IND registreert niet welke delicten ten grondslag hebben gelegen aan de intrekking
van de verblijfsvergunning. De gevraagde cijfers kunnen daarom niet worden gegeven.
Zo simpel is het.
De voorzitter:
Ja, meneer Markuszower, ik ga wel de mogelijkheid beperken om steeds te reageren,
zeg ik erbij, maar ik vind dit wel een aangelegen punt.
De heer Markuszower (PVV):
Het zal mijn laatste punt zijn, denk ik, dus dank voor de coulance, voorzitter. Kan
de Staatssecretaris vanaf nu implementeren dat de IND dat wel bijhoudt? Het is toch
goed om te weten; meten is weten. Een vraag die erbij hoorde was of de Staatssecretaris
kan toezeggen dat vanaf nu iedereen die een verblijfsstatus heeft en zich schuldig
maakt aan mensenhandel, per direct het land wordt uitgezet. Die vraag sloeg zij over
volgens mij.
Staatssecretaris Broekers-Knol:
Ik ga opnemen met de IND in hoeverre dit mogelijk is. Ik kan nu van alles roepen,
maar ik moet het opnemen met de IND, want het zijn hun systemen.
De voorzitter:
Worden wij daar dan over geïnformeerd en op welke termijn?
Staatssecretaris Broekers-Knol:
Ik kan informeren of het kan of niet kan.
De voorzitter:
En daarover krijgt de Kamer bericht?
Staatssecretaris Broekers-Knol:
Dat kunnen we vrij vlot doen.
De voorzitter:
Voor de kerst?
Staatssecretaris Broekers-Knol:
De kerst is al heel snel, moet ik zeggen, dus het wordt na de kerst. Iedereen vraagt
nu alles voor de kerst, maar ik denk dat iedereen weet dat de dagen zo kort zijn dat
het niet gaat lukken. Het wordt dus even na de kerst. Ik neem het op met de IND.
De voorzitter:
Voor de helderheid, Staatssecretaris, als voorzitter interesseert die termijn mij
niet, maar ik moet alleen een termijn vaststellen. Als de Staatssecretaris zegt: januari,
dan noteren wij gewoon januari.
Staatssecretaris Broekers-Knol:
Ik krijg zelfs een briefje dat het misschien al in de tweede termijn kan.
De voorzitter:
Dat zullen we dan tegemoetzien, maar ik zie dat de heer Markuszower nog een precisering
heeft.
Staatssecretaris Broekers-Knol:
Dat zou natuurlijk prachtig zijn.
De heer Markuszower (PVV):
Over die systemen horen we graag wanneer de IND dat kan implementeren. Ik had ook
gevraagd of de Staatssecretaris op eigen gezag kan toezeggen, want dat hoeft niet
via de IND, dat iedereen die zich schuldig maakt aan mensenhandel en die een verblijfsstatus
heeft, vanaf vandaag door de Staatssecretaris, op grond van haar eigen bevoegdheid,
het land wordt uitgezet.
Staatssecretaris Broekers-Knol:
Voor het uit het land zetten zijn wel wat vereisten en dat kan ik niet zo zeggen.
Dat kan ik echt niet toezeggen aan de heer Markuszower. Het is niet zo dat ik op mijn
gezag kan zeggen: u moet nu het land uit. Daar zijn juridische eisen voor.
De voorzitter:
Gaat u verder met uw beantwoording.
Staatssecretaris Broekers-Knol:
Dan heeft meneer Markuszower nog een vraag over dat de gemelde opgelegde straffen
voor mensenhandel veel lager zijn dan de strafmaxima voor dit delict. De vraag is
of de strafmaat niet moet worden verhoogd. De gemiddelde opgelegde straffen over 2017
laten ten opzichte van 2016 een lichte stijging zien: van 591 naar 641 dagen. De strafmaxima
zijn in het verleden al meerdere malen verhoogd. Een verdere verhoging van de strafmaat
zal geen effect hebben, naar mijn verwachting. Er geldt een ruime straftoemetingsvrijheid
voor de rechter. De strafrechter kan op die manier steeds per individueel geval maatwerk
leveren en een passende straf opleggen. Naar mijn mening doet de strafrechter dat
uiterst consciëntieus en professioneel.
Door de heer Van der Staaij, onder anderen, is gevraagd om voor het eind van het jaar
duidelijkheid te geven wat er mogelijk is op het gebied van privacy, binnen de kaders
van de AVG. Laat ik allereerst zeggen dat ik volledig deel dat we op korte termijn
duidelijkheid moeten verschaffen. Daar wordt hard aan gewerkt. Het is een heel ingewikkeld
vraagstuk, waarover de experts nog weleens van inzicht verschillen. De een vindt dit
en de ander vindt dat als het gaat om hoe de wet geïnterpreteerd moet worden. We moeten
alleen duidelijkheid creëren als we met een kloppend en breed gedragen antwoord kunnen
komen. Daar wil ik gewoon de tijd voor nemen. Ik denk dat het echt onverstandig is
om heel snel even te kijken hoe het ook anders kan.
Wel is het goed om scherp te houden dat er twee AVG-vraagtekens spelen bij de aanpak
van mensenhandel. Die moeten we uit elkaar houden. De AVG speelt in de eerste plaats
een rol bij het delen van informatie tussen de ketenpartners. Hiervoor is een projectleider
aangesteld. Die heeft onderzocht op welke wijze en onder welke voorwaarden ketenpartners
informatie met elkaar kunnen delen. Vanwege de ingewikkeldheid heeft de oplevering
van de rapportage vertraging opgelopen. Ik verwacht het rapport binnenkort te ontvangen
en met het veld te kunnen delen. Daarnaast heeft de rapporteur met zijn laatste Slachtoffermonitor
aandacht gevraagd voor de belemmeringen die spelen bij de registratie van slachtoffergegevens
ten behoeve van onderzoek. Het kabinet werkt momenteel aan een beleidsreactie op de
Slachtoffermonitor. Hierin zal ook ingegaan worden op dit ingewikkelde vraagstuk.
Er zal duidelijkheid gegeven worden over wat wel en niet gedeeld mag worden op basis
van de AVG. We zullen ten behoeve hiervan ook in gesprek gaan met de Autoriteit Persoonsgegevens.
De voorzitter:
Ik zag allereerst een interruptie van de heer Van der Staaij.
De heer Van der Staaij (SGP):
Ik sloeg even aan op het punt waarop de Staatssecretaris zei: we moeten even de tijd
nemen. Hoe reflecteert zij op wat ik in mijn eerste termijn naar voren bracht, namelijk
dat CoMensha dat een jaar geleden, in september, aan de orde stelde, dat de Staatssecretaris
een halfjaar geleden zei «we gaan erachteraan» en dat we eigenlijk nog niet echt op
zijn geschoten? Ik geloof zeker dat er heel hard gewerkt is en dat het ingewikkeld
is, maar als je kijkt welke belangen hierbij in het geding zijn, kan het toch niet
zo zijn dat we twee jaar moeten wachten voordat duidelijk is hoe het met privacy zit?
Dat moet toch echt sneller?
Staatssecretaris Broekers-Knol:
Gaat het nu over informatiedeling of over de registratie?
De heer Van der Staaij (SGP):
Ik ben het eens met het onderscheid tussen die twee punten. Het gaat over het eerste
punt, namelijk informatiedeling. Daarover is al twee keer eerder aan de orde gekomen
dat er onduidelijkheden over zijn en dat er te weinig wordt gemeld door bijvoorbeeld
de zorgcoördinatoren en jeugdzorginstellingen. Die denken namelijk dat ze toestemmingsverklaringen
nodig hebben. Dat zijn echt geen nieuwe punten, want die zijn al anderhalf jaar geleden
door CoMensha aangekaart. Mijn hartenkreet is eigenlijk: duurt het, gelet op het gewicht
van dit onderwerp, niet gewoon te lang voordat er duidelijkheid over is?
Staatssecretaris Broekers-Knol:
Ik heb juist gezegd dat er over dit onderwerp een projectleider is aangesteld. Dat
bleek veel ingewikkelder te zijn dan iedereen gedacht had, ook vanwege juridische
aspecten. Daardoor heeft de oplevering van dat rapport vertraging opgelopen, maar
ik verwacht het binnenkort te ontvangen. Ik hoop dat ik de heer Van der Staaij daarmee
tevreden kan stellen. Het komt dus op korte termijn.
De heer Van der Staaij (SGP):
Het komt op korte termijn, maar betekent dat ook dat het rapport dan heel snel gedeeld
wordt met alle belanghebbenden? Op welke termijn denkt de Staatssecretaris dat te
kunnen doen?
Staatssecretaris Broekers-Knol:
Ik heb gezegd dat ik verwacht dat rapport binnenkort te ontvangen en met het veld
te kunnen delen. Het gaat om het eerste kwartaal van 2020.
De heer Van der Staaij (SGP):
Tot slot, voorzitter. Ik zou toch graag een reactie van de Staatssecretaris willen
horen op dat algemenere punt. Moeten knelpunten in de bestrijding van mensenhandel
niet sneller opgelost worden dan nu bij dit punt het geval is? Ik snap alle complexiteit
en heb alle begrip, maar er is volgens mij ook wel wat druk en sturing nodig door
te zeggen: we accepteren niet dat het twee jaar duurt voordat er op zo'n belangrijk
onderwerp duidelijkheid is over hoe het zit.
Staatssecretaris Broekers-Knol:
Ik begrijp wat de heer Van der Staaij zegt. Er zit écht sturing op. Ik kan niet anders
zeggen dan dat we echt hard bezig zijn om daar keihard aan te werken. Wij zijn namelijk
echt zeer doordrongen van het drama van mensenhandel. Er wordt dus gestuurd en er
wordt aan getrokken. Maar het is niet een onderwerp dat je eventjes heel snel in een
nachtje slapen opgelost hebt. Dat maakt het lastiger. Maar op het ministerie wordt
er echt goed gestuurd op die aanpak, om die knelpunten weg te werken. Ik hoop dat
ik daar ook de rest van de commissie van kan overtuigen.
De voorzitter:
Ik zag ook nog een interruptie van mevrouw Van der Graaf.
Mevrouw Van der Graaf (ChristenUnie):
Ik onderstreep de urgentie die hier net ook door de heer Van der Staaij naar voren
is gebracht. Iedere dag ervaren slachtoffers dat ze niet beschermd worden omdat privacyregels
dat in de weg zitten. Ik vraag de Staatssecretaris ook op dat punt, de weging van
die belangen, te reflecteren. Wat bedoelt de Staatssecretaris als ze zegt dat ze komt
met een oplossing? Als uit dat onderzoek dat nu plaatsvindt blijkt dat privacy toch
vóór de bescherming van de slachtoffers gaat, moeten we daar namelijk wat aan doen.
Is de Staatssecretaris dat met mij eens?
Staatssecretaris Broekers-Knol:
Ik wacht af wat uit de rapportage komt van de projectleider die hiervoor is aangesteld.
Pas dan kan ik verder zeggen hoe we ertegen aan moeten kijken. Ik kan op dit moment
niet zeggen dat ik a ga doen of b ga doen. Het heeft geen enkele zin om dat nu te
zeggen. Ik wacht even op het rapport. Dat komt gauw.
Mevrouw Van der Graaf (ChristenUnie):
Ik vind dat wel jammer, want ergens had ik gehoopt dat de Staatssecretaris dit onrecht
en het gevoel van onrecht zou delen dat slachtoffers nu onvoldoende bescherming genieten
omdat privacyregels voorgaan. Ik hoop wel dat zij dat mee zal nemen bij haar beoordeling
van het rapport dat zij krijgt. Op het moment dat dat rapport laat zien dat de privacyregels
voorgaan, hoop ik dat de Staatssecretaris zegt: dan gaan wij de regels aanpassen om
die slachtoffers wel te beschermen. Ik wil daarbij meegeven dat ik vanuit de praktijk
– denk aan de politie en officieren van justitie – meekrijg dat dit leidt tot problemen
om mensen veroordeeld te krijgen voor daden die zij hebben gepleegd. Er valt namelijk
niet te herleiden of slachtoffers van mensenhandel gedwongen werkzaam zijn geweest
in de prostitutie. Dat is niet goed vast te leggen en valt niet goed rond te maken.
Vervolgens ontlopen die mensen hun straf en krijgen de slachtoffers hun bescherming
niet. Ik vraag de Staatssecretaris echt om de urgentie en ook deze reflectie mee te
nemen op het moment dat zij naar de Kamer komt met haar informatie.
Staatssecretaris Broekers-Knol:
Het zal niet de bedoeling geweest zijn van mevrouw Van der Graaf om te denken dat
ik niet alle zorgen deel, want die deel ik zeker. Ik wil de suggestie dat ik dat niet
doe verre van me werpen. Slachtoffers krijgen hulp. Daarbij staat privacy niet in
de weg. Ik heb net gezegd dat de rapportage van de projectleider ingewikkeld is. De
zorgvuldigheid staat daarbij ook voorop. Ik heb net ook gezegd dat dat rapport in
het eerste kwartaal van 2020 komt. Voordat ik maatregelen ga nemen die misschien niet
of misschien juist wel nodig zijn, wacht ik het rapport van de projectleider af.
De voorzitter:
Ik zie nog een interruptie van de heer Van den Berge. Dan heb ik de heer Van Wijngaarden
nog in de wachtrij staan. Meneer Van den Berge.
De heer Van den Berge (GroenLinks):
Ook ik onderstreep de urgentie. Daarom zou ik toch graag iets meer duiding krijgen
van de Staatssecretaris over wat dan de inzet van het rapport is dat het eerste kwartaal
van 2020 komt. Is het idee dat dat aan instanties, zoals de politie en justitie, echt
concrete handreikingen biedt over wat er binnen de AVG wel of niet kan? Of wordt het
een onderzoeksrapport waarin opties uiteen worden gezet? Het is namelijk wel belangrijk
dat die handreiking er echt komt. Collega Van Wijngaarden had het eerder al over een
proefproces. Ik kan me voorstellen dat instanties daar niet op zitten te wachten,
maar in geval van twijfel zou ik de Staatssecretaris op het hart willen drukken om
dan zelf informatie in te winnen bij de Europese Commissie of bij het Europees Hof
over wat er wel of niet kan. Ik hoop niet dat dit straks gewoon een dik rapport is
waar we nog steeds niet veel mee opschieten, maar dat er echt in staat wat kan. Ik
hoop dat de Staatssecretaris daar een leidende rol in pakt.
Staatssecretaris Broekers-Knol:
Ik heb gezegd dat de projectleider die de rapportage gaat doen onderzoekt, en al heeft
onderzocht, op welke wijze en onder welke voorwaarden ketenpartners informatie met
elkaar kunnen delen. Ik denk dat dat in belangrijke mate natuurlijk ook de AVG betreft,
want anders heeft het geen enkele zin. Dat is complex, zoals ik al eerder heb gezegd.
Maar die handreiking die daaruit komt, wordt gedeeld en is concreet. Het is een concrete
handreiking die eruit voort moet vloeien. Zodra we die hebben, wordt die gedeeld met
iedereen. Wat dat betreft doet de projectleider alles wat nodig is om ervoor te zorgen
dat de ketenpartners goed met elkaar kunnen samenwerken ten behoeve van de aanpak
van mensenhandel.
De heer Van den Berge (GroenLinks):
Maar dan concludeer ik dus – ik wil even checken of dat klopt – dat er in het eerste
kwartaal van 2020 op basis van het onderzoek van de projectleider een handreiking
komt voor de ketenpartners op basis waarvan zij heel precies kunnen weten wat wel
en niet kan?
Staatssecretaris Broekers-Knol:
Een heel kort antwoord: ja, dat is de inzet.
De voorzitter:
De voorzitter houdt van korte vragen en korte antwoorden. Dan is er nog een interruptie
van de heer Van Wijngaarden van de VVD.
De heer Van Wijngaarden (VVD):
Het is begrijpelijk dat de Staatssecretaris voor zo'n lastig onderwerp niet kiest
voor een «grote stappen, snel thuis»-aanpak. Ik vind het ook heel mooi dat die handreiking
komt. Dank daarvoor. Maar wordt dat rapport ook voorzien van een kabinetsreactie?
Worden de zienswijzen van het Openbaar Ministerie en de politie daar ook bij betrokken?
Staatssecretaris Broekers-Knol:
Uit dat rapport volgt de handreiking waar ik het zojuist over gehad heb. Die wordt
gedeeld met iedereen. Dat is dus hetgeen uit het rapport voortvloeit. Dat is natuurlijk
ook het effect van dat rapport. Ik denk dat dat het nuttigste is wat je eraan hebt.
De heer Van Wijngaarden (VVD):
Helemaal mee eens. Heel nuttig. Maar de vraag is: als dat rapport naar de Kamer komt,
wordt er dan ook met de Kamer gedeeld in hoeverre de politie en het Openbaar Ministerie
wat aan die informatie hebben?
Staatssecretaris Broekers-Knol:
Het is misschien goed dat de heer Van Wijngaarden en ook de rest van de commissie
weten dat zodra die handreiking er is, er workshops georganiseerd worden voor de ketenpartners
om met elkaar samen te werken om dat zo succesvol mogelijk te kunnen gebruiken.
De voorzitter:
Ik stel voor dat u verdergaat met de beantwoording.
Staatssecretaris Broekers-Knol:
Voorzitter. Door de heren Van Nispen, Van Wijngaarden, Van den Berge, Van der Staaij,
Markuszower, mevrouw Van der Graaf, mevrouw Kuik, dus door alle leden, is de volgende
vraag gesteld. De Nationaal Rapporteur Mensenhandel geeft aan dat de privacy in de
weg zit voor de registratie van slachtofferschap vanwege een uitspraak van de Autoriteit
Persoonsgegevens. Wat mag gemeld worden en wat niet? Wat ga ik eraan doen om die helderheid
te geven? Uit de Slachtoffermonitor mensenhandel van de Nationaal Rapporteur Mensenhandel
komt inderdaad een zorgwekkend beeld naar voren over de daling van het geregistreerde
aantal slachtoffers. Door de komst van de AVG – die hebben we hier vandaag al een
paar keer op tafel gehad – in mei 2018 is er meer aandacht gekomen voor de naleving
van privacyregels. Dat heeft er mogelijk aan bijgedragen dat het aantal meldingen
van slachtoffers bij CoMensha ten behoeve van registratie is gedaald. Het kabinet
werkt momenteel aan een beleidsreactie op de Slachtoffermonitor mensenhandel. Daarin
gaan we ook in op dat vraagstuk. Er zal duidelijkheid gegeven worden over wat wel
en niet gedeeld mag worden op basis van de AVG. Dat is dus weer een ander stukje van
de AVG dan dat rond het informeren van de ketenpartners, waar ik het zonet over had.
We zullen ten behoeve hiervan ook wederom in gesprek gaan met de Autoriteit Persoonsgegevens.
Ik denk dat het heel belangrijk is dat we met de Autoriteit Persoonsgegevens om de
tafel gaan zitten, de problemen waarvoor we staan schetsen en dan bespreken hoe we
hier zo goed mogelijk uit kunnen komen. Want mensenhandel moet bestreden worden.
Ook zullen we bezien of het CBS een rol kan spelen, zoals de Nationaal Rapporteur
heeft voorgesteld, want op zich is dat een suggestie waar we zeker serieus op moeten
ingaan. Dat is een serieuze suggestie.
De voorzitter:
Dit leidt tot een interruptie van de heer Van Nispen.
De heer Van Nispen (SP):
Ik zat inderdaad een beetje op dit punt te wachten, want over het vorige punt hebben
de collega's al hele scherpe en goede vragen gesteld. Waarom is dat gesprek met de
Autoriteit Persoonsgegevens nog niet gevoerd? Dit is mijn eerste vraag op dit specifieke
punt, namelijk het belang van het goed registreren van slachtoffers. Dat is natuurlijk
ontzettend belangrijk, dus ik snap eigenlijk niet dat we niet al voor dit debat, of
eigenlijk al ruim daarvoor, dat punt helder hadden. Maar ik wil de Staatssecretaris
ook het volgende vragen. Het is prima als zij gaat bezien of het CBS hierin een rol
gaat krijgen en zij daarover in gesprek gaat, maar dat hoeft toch niet per se tot
verbetering te leiden? Op dit moment hebben we een gespecialiseerd centrum tegen mensenhandel,
CoMensha. Dan is het toch niet per se logisch om het CBS daarin een rol te geven?
Een onduidelijkheid in de interpretatie van de AVG zou er volgens mij niet toe moeten
leiden dat we de specialisatie van een centrum dat er speciaal voor is overboord gooien
omdat het CBS wel een wettelijke grondslag heeft, die het centrum zou missen. Is de
Staatssecretaris in ieder geval bereid om daarover met CoMensha en andere partijen
in gesprek te gaan?
Staatssecretaris Broekers-Knol:
Op dat laatste punt heeft de heer Van Nispen groot gelijk. Op die manier moet inderdaad
niet gewerkt worden. Daar zijn we het dus helemaal over eens. Maar ik wil ook een
misverstand uit de wereld helpen. Ik heb misschien de indruk gewekt dat we nu pas
erover denken om met de Autoriteit Persoonsgegevens te spreken. Dat is niet het geval.
Die gesprekken worden gevoerd. Het gaat om een serie van gesprekken. Het is niet zo
dat het de eerste de beste keer dat je met elkaar om de tafel zit, is opgelost. Die
gesprekken lopen met de Autoriteit Persoonsgegevens. Op een gegeven moment moeten
we eruit zijn wat het zal zijn, ja of nee, en wat wel en niet kan.
De voorzitter:
Gaat u verder, mevrouw de Staatssecretaris.
Staatssecretaris Broekers-Knol:
Voorzitter. Dan had ik nog een vraag van de heer Van Wijngaarden. Is de Staatssecretaris
bereid de lijst met te registreren gegevens uit te breiden en daarover in overleg
te treden met CoMensha, en de Kamer per brief te informeren over de uitkomst daarvan?
Dat is een mooie suggestie. Ik ben bereid hierover met CoMensha in overleg te gaan.
Voorzitter. Er is ook gesproken over de definitie van mensenhandel, onder anderen
door de heer Van den Berge. Omdat er verschillende definities zijn, zou dit leiden
tot een ineffectieve aanpak. Eerlijk gezegd herken ik dat beeld niet. Onder mensenhandel
vallen verschillende vormen van uitbuiting: seksuele uitbuiting, arbeidsuitbuiting,
criminele uitbuiting en ook gedwongen organenhandel. Die definitie is conform artikel 273f
uit het Wetboek van Strafrecht. In het programma is deze definitie ook opgenomen.
Het gaat dus om seksuele uitbuiting, arbeidsuitbuiting, criminele uitbuiting en gedwongen
organenhandel. Die kun je niet onder één hoedje vangen.
Dan heeft de heer Van Nispen nog de vraag gesteld of het huidige artikel 273f Strafrecht
wel deugt. Zoals in de voortgangsbrieven over het programma Samen tegen mensenhandel
staat, lopen er op dit moment diverse trajecten rondom de strafrechtelijke aanpak
van mensenhandel. Hierbij kijken we ook naar de toepasbaarheid van de huidige strafwetgeving.
Dat doen we samen met mensen uit de praktijk, de academische wereld, maar ook organisaties
zoals de FNV, CoMensha en FairWork. Als de toepasbaarheid echt aantoonbaar verbeterd
kan worden door wetgeving anders vorm te geven, maken we daar vanzelfsprekend werk
van, want ook wetgeving is aan onderhoud onderhevig. Dus als dat zo is, doen we dat.
Ik ga nu over op de vragen over de seksuele uitbuiting van minderjarigen. De heer
Van Wijngaarden stelde de vraag: gaat u de aanpak van binnenlandse mensenhandel onder
minderjarigen prioriteit geven? Mensenhandel is een ernstig delict. Daar zijn we het
allemaal over eens. Mensenhandel heeft vaak traumatische gevolgen, waardoor mensen
voor het leven worden getekend. Dat vind ik eerlijk gezegd onverteerbaar, zeker daar
waar het minderjarige slachtoffers betreft. Die groep krijgt dan ook zeker speciale
aandacht binnen het programma Samen tegen mensenhandel. Zo worden er verschillende
maatregelen getroffen om de signalering, onder andere door de jeugdhulpverlening en
Veilig Thuis, te verbeteren. Ook wordt er gewerkt aan de verbetering van de behandelprogramma's
voor deze slachtoffers en aan de effectiviteit daarvan. De politie is samen met het
CKM een pilot gestart om de drempels te verlagen die minderjarige slachtoffers van
seksuele uitbuiting ervaren voor het doen van aangifte. Tot slot draagt ook de investering
van 10 miljoen in de AVIM – dat heb ik al eerder gezegd – naar aanleiding van de motie-Segers/Asscher
bij aan de aanpak van deze specifieke vorm van mensenhandel. Hiermee wordt onder andere
geïnvesteerd in digitale opsporingscapaciteit. Hierdoor moeten meer jonge slachtoffers
in beeld komen die vaak worden aangetroffen op obscure onlineplatforms, op bijvoorbeeld
het darkweb of in apps. Maar goed, we hebben de webcrawler enzovoorts. Hopelijk kunnen
we op die manier meer bewerkstelligen.
Dan kom ik op een ander onderwerp, namelijk de aanpak van de klanten van minderjarigen.
Dat is door onder anderen mevrouw Van der Graaf en mevrouw Kuik aan de orde gesteld.
Er is mij gevraagd of ik al iets kan zeggen over de maatregelen die ik zou treffen
ten aanzien van de klanten van minderjarigen. Op basis van de onderzoeken die al aan
de orde zijn geweest kunnen gerichte maatregelen worden ontwikkeld om klanten aan
te pakken, te ontmoedigen en eventueel te leiden naar legale prostitutie. Met de investering
van 10 miljoen in de AVIM wordt specifiek ook geïnvesteerd in digitale opsporingscapaciteit,
zoals ik net heb gezegd. Hierdoor moeten meer jonge slachtoffers, daders en klanten
in beeld komen. Ze worden namelijk vaak aangetroffen op obscure onlineplatforms, zoals
het darkweb, apps enzovoorts. Ook daarvoor is de webcrawler straks een enorm nuttig
instrument. Daarnaast worden verschillende opties om de aanpak van klanten van minderjarige
slachtoffers te versterken, die besproken zijn in een expertmeeting en in gesprekken
met politie en Openbaar Ministerie, momenteel nader onderzocht. Ik verwacht dan ook
al voor de afronding van deze onderzoeken met concrete maatregelen te komen. Op basis
van de onderzoeken kunnen aanvullende maatregelen worden getroffen.
De voorzitter:
Voordat u verdergaat, mevrouw de Staatssecretaris, is er een interruptie van mevrouw
Kuik.
Mevrouw Kuik (CDA):
Deze motie hebben we natuurlijk al een tijdje geleden ingediend. Mijn vraag is dus
wel wanneer dat pakket van maatregelen er dan gaat komen. Ook vraag ik mij af hoe
wij de effecten gaan zien. We willen bijvoorbeeld ook zien dat er meer klanten vervolgd
worden. Gaan wij dat ook terugzien in de Kamer? Dan hebben wij ook een idee of de
inzet daadwerkelijk werkt en dát er wordt ingezet.
Staatssecretaris Broekers-Knol:
Ik kijk even naar rechts wanneer we de informatie kunnen krijgen. Anders kom ik daar
heel graag op terug in de tweede termijn. Is dat akkoord?
De voorzitter:
We wachten tot de tweede termijn. Gaat u verder.
Staatssecretaris Broekers-Knol:
Dan kom ik bij de vraag van mevrouw Van der Graaf: hoe gaat u ervoor zorgen dat klanten
van minderjarige slachtoffers geen taakstraffen meer opgelegd krijgen? Ook de heer
Markuszower heeft zich daarover uitgelaten. Op grond van alle omstandigheden van het
geval oordelen rechters binnen de wettelijke kaders welke straf moet worden opgelegd.
De rechter heeft een ruime straftoemetingsvrijheid en kan steeds per individueel geval
maatwerk leveren en een passende straf opleggen. In enkele zaken, zoals de Valkenburgse
zedenzaak, hebben we gezien dat de rechters een gevangenisstraf van één dag in combinatie
met een taakstraf hebben opgelegd. In een andere zaak zijn wel celstraffen van een
halfjaar opgelegd aan klanten. Maar om te zien of er in zaken waarin klanten van minderjarige
slachtoffers worden vervolgd, stelselmatig taakstraffen in combinatie met korte celstraffen
worden opgelegd, heb ik bij het WODC een onderzoeksaanvraag ingediend om onder andere
te kijken naar de strafoplegging in zaken met slachtoffers onder de 16. In aanvulling
hierop doet het CKM momenteel onderzoek naar de straffen in 248b-zaken: seks tegen
betaling met een 16- of 17-jarige. Op basis van deze onderzoeken zal ik zien of het
nodig is om met de Raad voor de rechtspraak in gesprek te gaan over de strafoplegging
in deze zaken.
De voorzitter:
Per wanneer kan de Kamer dat verwachten?
Staatssecretaris Broekers-Knol:
De onderzoeksaanvraag is ingediend bij het WODC. Het onderzoek is nog niet gestart.
Ik kijk dus weer even naar rechts. Misschien kan ik daar in de tweede termijn iets
meer over zeggen, maar de aanvraag is ingediend. Het CKM doet momenteel ook onderzoek.
Wanneer dat onderzoek boven water komt, is me ook nog niet helemaal duidelijk.
De voorzitter:
Ik stel voor dat we kijken of hier in de tweede termijn een antwoord op is gevonden.
Gaat u verder.
Staatssecretaris Broekers-Knol:
Dank u wel. Dan kom ik bij de prostitutie, waarover vragen zijn gesteld door mevrouw
Kuik. Hoe ziet de Staatssecretaris haar stelselverantwoordelijkheid ten aanzien van
het voorkómen van misstanden in de prostitutie? Ik kan daarop antwoorden dat het belangrijk
is dat er een strikte, uniforme vergunningplicht komt die ervoor zorgt dat alle gemeenten
identiek optreden om misstanden zoals mensenhandel te voorkomen en aan te pakken.
Het wetsvoorstel Wet regulering sekswerk zal daarin voorzien. Op 15 december aanstaande
wordt de consultatietermijn voor dit wetsvoorstel gesloten. Dan weten we ook wat de
consultatie heeft opgeleverd. Daarna gaat het de gebruikelijke weg.
Mevrouw Van der Graaf van de ChristenUnie heeft ook een vraag gesteld over de prostitutie.
De voorzitter:
Voordat u verdergaat, heeft mevrouw Kuik een vraag.
Mevrouw Kuik (CDA):
Ik zat even te kijken: was dit het blokje over Doetinchem of komt er nog meer? Want
dan wacht ik even, maar anders stel ik nu een vraag.
Staatssecretaris Broekers-Knol:
Doetinchem zat hier nog niet bij, mevrouw Kuik. Doetinchem zit er nog in.
De voorzitter:
Dan stel ik voor dat u verdergaat met de beantwoording.
Staatssecretaris Broekers-Knol:
Dan kom ik bij een vraag over prostitutie die gesteld is door mevrouw Van der Graaf.
In hoeverre vertegenwoordigt PROUD alle sekswerkers, inclusief minderjarige prostitués?
PROUD is een belangenvereniging voor en door sekswerkers die landelijk opereert. De
doelstelling is om op te komen voor de belangen van alle sekswerkers, maar ik moet
wel zeggen dat in de praktijk die belangen uiteenlopen en dat de ene sekswerker zich
meer vertegenwoordigd zal voelen dan de andere. Bij minderjarigen die in de prostitutie
werken, is sprake van seksuele uitbuiting. Zij moeten naar hulpverlening geleid worden,
al dan niet via PROUD.
Dan kom ik bij de aanpassing van de verblijfsregeling Dublin, die al even aan de orde
is geweest. De vraag van de heer Van Nispen was of het klopt dat onvoldoende onderzocht
is of de wijziging van de Vreemdelingencirculaire noodzakelijk was. Sinds begin 2019
was een substantiële stijging te zien van het aantal vreemdelingen, met name Dublinclaimanten,
dat aangifte wilde doen van mensenhandel en daarbij aanspraak maakte op de B8/3-verblijfsvergunning.
Door deze stijging is de wachttijd voor het doen van aangifte enorm opgelopen en liep
de aanpak van mensenhandel vast. Veel van deze aangiftes bevatten vrijwel geen opsporingsindicaties
voor Nederland. Ook leidde dit tot grote problemen bij de Dienst Terugkeer en Vertrek
van de IND. Van de voorgaande verblijfsregeling ging voor Dublinclaimanten een verblijfsrechtelijke
prikkel uit. Ik zeg het dan heel netjes: er ging een verblijfsrechtelijke prikkel
van uit. Met die wijziging is de verblijfsrechtelijke prikkel weggenomen. Het is voor
Dublinclaimanten nog steeds mogelijk aangifte te doen van mensenhandel en in aanmerking
te komen voor een verblijfsvergunning, maar sinds 1 augustus is er een termijn van
vier weken om uit te zoeken of het inderdaad een reële claim is, ja of nee. Dit is
dus niet de 24 uursvergunningverlening. Dit geldt alleen voor de Dublinclaimanten.
Voor alle anderen geldt dit niet. Daar geldt nog steeds de 24 uur.
De heer Van Nispen en de heer Van den Berge hebben gevraagd of het klopt dat er geen
sprake is van een warme overdracht. Welke garanties worden gegeven? Ook andere lidstaten
zijn gehouden aan de bepalingen in de Europese Mensenhandelrichtlijn. Vreemdelingen
kunnen zich desgewenst ook in de lidstaat waaraan zij worden overgedragen, op deze
richtlijnen beroepen. Op grond van het interstatelijk vertrouwensbeginsel wordt ervan
uitgegaan dat de verantwoordelijke lidstaat zijn Unierechtelijke en andere internationale
verplichtingen nakomt, dat de Dublinclaimant in dat land aangifte van mensenhandel
kan doen en dat daar onderzoek naar zal worden gedaan. Als dit van toepassing is,
vindt er bij een Dublinoverdracht ook een overdracht plaats van medische gegevens
aan het ontvangende land. Indien na aangifte sprake is van opsporingsindicaties in
een ander land, worden deze door de politie door middel van het Europol-kanaal gedeeld.
De voorzitter:
Voordat u verdergaat, heeft de heer Van Nispen nog een interruptie. Ik sta hem er
nog eentje toe, maar hij begint wel aan het einde van zijn interrupties te komen.
Het overnemen van een interruptie van een ander is niet helemaal zoals we het hier
doen, meneer Van Nispen, maar daarom ben ik wat soepel.
De heer Van Nispen (SP):
Nou, voorzitter, ik moet heel eerlijk zeggen dat het ook een beetje afhangt van de
kwaliteit van de beantwoording. Ik heb hier de vraag gesteld of zo'n warme overdracht
in de gaten wordt gehouden. De Staatssecretaris zegt eigenlijk: «Nee, dat houden we
niet in de gaten. We hebben namelijk het interstatelijk vertrouwensbeginsel, dus we
gaan ervan uit dat andere lidstaten zich aan de regels houden.» Ik heb juist betoogd
dat dat in sommige gevallen niet gebeurt. We hebben bijvoorbeeld indicaties dat zwangere
vrouwen in bijvoorbeeld Italië gewoon op straat komen te staan en dat het dus niet
in de gaten wordt gehouden. Dat was de vraag die ik had gesteld. Daar krijg ik geen
antwoord op, dus dan moet ik een interruptie plaatsen. Dan kan ik dadelijk geen interrupties
plaatsen op punten die ik wel belangrijk vind. Dit is geen verwijt aan de voorzitter,
want dat begrijp ik heel goed, maar het is wel een beetje de kwaliteit van de beantwoording.
Het is een serieus onderwerp en ik vind het heel raar dat de Staatssecretaris eigenlijk
zegt dat we vertrouwen op andere Europese lidstaten, dat die zich aan de regels moeten
houden en dat we dat verder dus niet in de gaten houden. Dat is wat er hier gebeurt.
Staatssecretaris Broekers-Knol:
Ik begrijp dat de heer Van Nispen daar toch wel enige ergernis over heeft. Dat begrijp
ik uit de manier waarop hij reageert. Bij alle overdrachten van Dublinclaimanten aan
lidstaten, of er nou mensenhandel speelt of niet, vindt de overdracht plaats op basis
van het vertrouwensbeginsel tussen de lidstaten. Dat er vervolgens geen controle plaatsvindt
door Nederlandse autoriteiten of de opvang in dat land in orde is: mocht het zo zijn
dat wordt vastgesteld dat de controle niet goed is, zoals in 2011 met Griekenland
is gebeurd – dat is met een uitspraak vastgesteld – dan wordt de overdracht naar Griekenland
gestopt. Maar zolang dat niet het geval is, is er het vertrouwensbeginsel tussen de
lidstaten, het vertrouwen dat er een goede opvang is. Dat wordt niet allemaal gevolgd.
Dat kan ook niet. Dan werkt het systeem niet.
De heer Van Nispen (SP):
Dus zelfs als er serieuze indicaties zijn dat er foute dingen gebeuren, dat er geen
sprake is van een warme overdracht, dan zegt de Staatssecretaris niet «ik ga uitzoeken
hoe dat in een bepaald land gaat»? Dan wachten we dus het oordeel van de rechter af
alvorens te stoppen met de overdrachten, zoals destijds met Griekenland is gebeurd?
Dus ook bij indicaties gaat de Staatssecretaris geen navraag doen bij haar collega
in het buitenland?
Staatssecretaris Broekers-Knol:
Ik vind het vervelend om nog een keer het voorbeeld van Griekenland aan te halen.
Daar waren indertijd signalen – dit betreft niet alleen Nederland maar ook andere
landen – en daar heeft de rechter een uitspraak over gedaan. Als een land op deze
manier die de heer Van Nispen naar voren brengt opereert in relatie tot overdrachten,
dan zal de rechter zeggen: er mogen geen overdrachten meer naar dat land plaatsvinden.
Op die manier wordt het vastgesteld.
De voorzitter:
Gaat u verder met uw beantwoording.
Staatssecretaris Broekers-Knol:
Dan vraagt de heer Van den Berge naar de motie-Segers/Buitenweg. Het eerste deel van
de motie zag op een fenomeenonderzoek naar de toedracht van de stijging. Ik heb deze
onderzoeksvraag bij het WODC ingediend. Het WODC heeft het onderzoek opgenomen in
de voorlopige onderzoeksprogrammering voor 2020. In december wordt het definitieve
programma bekendgemaakt, dus binnenkort – het is nog twee weken tot het kerstreces –
en ik heb er alle vertrouwen in dat ze dit zullen oppakken.
Het tweede deel van de motie ziet op de overdracht van Dublinclaimanten en opsporingsindicaties.
Als na de aangifte sprake is van opsporingsindicaties in een ander EU-land, worden
deze door de politie door middel van het Europol-kanaal gedeeld, zoals ik zojuist
heb aangegeven. Wanneer dit van toepassing is, vindt er bij een Dublinoverdracht ook
een overdracht plaats van medische gegevens aan het ontvangende land. Dat heb ik zojuist
ook geantwoord aan de heer Van Nispen.
De voorzitter:
Voordat u verdergaat, is er een korte interruptie van de heer Van den Berge.
De heer Van den Berge (GroenLinks):
Voorzitter, voordat u zich zorgen gaat maken: ik zal afzien van een tweede termijn,
want ik word straks ergens anders verwacht. Even over de motie. Ik vind het goed om
te horen dat het eerste deel van het dictum wordt uitgevoerd, maar over het tweede
deel heb ik toch wel zorgen, ook naar aanleiding van de antwoorden die de Staatssecretaris
net aan collega Van Nispen gaf. Want het tweede deel van het dictum gaat over een
warme overdracht en over extra aandacht wanneer er indicaties voor medische zorg zijn.
Dat is dus breder dan opsporing alleen. Volgens mij vraagt de motie wel degelijk om
een warme overdracht. Ik hoor in de beantwoording van de Staatssecretaris toch een
zekere passiviteit, zo van «het is aan de andere lidstaten».
Kortheidshalve houd ik het hier even bij. Ik zou toch hopen dat ze nog eens naar het
tweede deel van het dictum wil kijken. Hoe kan dat beter worden uitgevoerd?
Staatssecretaris Broekers-Knol:
Ik heb de heer Van Nispen op hetzelfde punt zojuist een antwoord gegeven, maar u kunt
ervan verzekerd zijn dat wij het natuurlijk heel goed in de gaten houden, want het
zijn gewoon belangrijke zaken.
De voorzitter:
Gaat u verder.
Staatssecretaris Broekers-Knol:
Dan kom ik bij het onderwerp van de verdwijning van minderjarige vreemdelingen uit
de beschermde opvang. Mevrouw Van der Graaf en de heer Van Nispen hebben daar vragen
over gesteld. De beschermde opvang is in het leven geroepen om extra bescherming te
bieden aan kwetsbare alleenstaande minderjarige vreemdelingen. Amv's waarvan op voorhand
een reëel vermoeden is dat zij voortijdig uit de opvang zullen vertrekken, worden
in de beschermde opvang geplaatst indien er sprake is van een verdachte situatie.
In de beschermde opvang worden extra beschermingsmaatregelen getroffen, zoals extra
beveiliging en toezicht. Amv's krijgen er intensieve en persoonlijke begeleiding.
Ook wordt de politie op de hoogte gesteld van eventuele extra risico's. Opvang in
de beschermde opvang vindt echter plaats in een open setting. Het is voor een amv
die dat echt wil altijd mogelijk om de opvang te verlaten. Als een jongere uit de
beschermde opvang vertrekt met onbekende bestemming, worden Nidos en de politie direct
geïnformeerd. Om een beter beeld te krijgen van deze problematiek, heeft mijn voorganger
in april van dit jaar twee gerelateerde onderzoeken aangekondigd naar het vertrek
met onbekende bestemming van amv's uit de opvang, zowel uit de reguliere amv-opvang
als uit de beschermde opvang. Het EMM doet onder andere een fenomeenonderzoek specifiek
naar de verdwijningen van Vietnamese amv's uit de beschermde opvang. Deze twee onderzoeken
zijn inmiddels in de afrondende fase. De verwachting is dat ze voor het eind van het
jaar klaar zullen zijn. De Kamer zal zo spoedig mogelijk daarna worden geïnformeerd
over de onderzoeksresultaten. Afhankelijk van de resultaten zal bekeken worden welke
aanvullende maatregelen genomen kunnen worden om het vertrek met onbekende bestemming
van amv's zo veel mogelijk te voorkomen. Maar ik zeg nogmaals dat de deur niet op
slot zit, ook niet bij de beschermde setting.
Dan komen we bij de opvang van slachtoffers. De heer Van Nispen constateerde dat er
te weinig opvangplekken zijn en vroeg wat ik daaraan ga doen. Onlangs zijn er 36 extra
opvangplekken gerealiseerd voor slachtoffers met multiproblematiek. Daarnaast is VWS
samen met mijn ministerie voortdurend in gesprek met opvanginstellingen over de beschikbare
capaciteit. Voor de Categorale Opvang voor Slachtoffers van Mensenhandel, de COSM's,
wordt het aantal opvangplekken gemonitord door CoMensha. Als er een tekort is aan
opvangplekken voor COSM's, meldt CoMensha dat aan JenV en VWS. Dan onderzoeken we
de oorzaak en bespreken we of het nodig is om maatregelen te nemen.
De voorzitter:
Dit leidt tot een interruptie van de heer Van Wijngaarden.
De heer Van Wijngaarden (VVD):
Nee, eigenlijk over het vorige punt, over die amv's. Ik moet even nadenken waar die
afkorting voor staat.
Staatssecretaris Broekers-Knol:
Minder ...
De heer Van Wijngaarden (VVD):
Nee, hoor, dank u. Dat was niet mijn vraag. Natuurlijk, ik begrijp heel goed dat de
Staatssecretaris de deur niet op slot doet. Dat zou inderdaad wat zijn. Dan heb je
het over vrijheidsontneming et cetera. Dat kan allemaal niet. Maar tussen zwart en
wit zit soms ook nog wat. Is het niet mogelijk om, een beetje in het verlengde van
wat ik vroeg over Ter Apel, de registratie van de personen die daar rondhangen, de
bezoekersregistratie, dus een beetje de ogen en oren, de sensitiviteit rondom de amv's,
in beeld te krijgen? Dan weten we met welke mensen die minderjarigen, die toch ook
onze verantwoordelijkheid zijn, nou contact hebben. Je kan ze niet achter slot en
grendel zetten, want het zijn geen criminelen, maar je wil ze wel beschermen. Als
je weet dat daar engerds rondhangen die die meisjes of jongens willen uitbuiten, dan
wil je toch maximaal proberen informatie te verzamelen: wat voor mensen zoeken contact?
Daar zoek ik een beetje naar. Wordt daar een inspanning op verricht? Kan daar een
inspanning op verricht worden?
Staatssecretaris Broekers-Knol:
Zoals ik gezegd heb, krijgen de amv's intensieve en persoonlijke begeleiding. Er is
dus nauw contact met de begeleiders. Dat is op zich al een pluspunt. Ik hoop dat ik
meneer Van Wijngaarden daarmee alvast één dingetje mee kan geven. Ook wordt de politie
op de hoogte gesteld van eventuele extra risico's. Dan heb ik het over een amv in
de instelling. Als een amv naar buiten gaat om later weer terug te komen en er iets
op straat ... Het is niet zo dat een begeleider meeloopt om te kijken wat-ie gaat
doen. Dat zicht hebben we niet. Maar als een jongere verdwijnt, wordt er meteen met
Nidos en de politie contact opgenomen. De boel wordt dus zeer grondig in de gaten
gehouden. Welke engerds, zoals de heer Van Wijngaarden ze noemde, komen er over de
vloer? Hoe en of ze over de vloer mogen komen, kan ik u precies in tweede termijn
beantwoorden, maar dit is in ieder geval een deel van het antwoord.
De heer Van Wijngaarden (VVD):
Hartstikke goed, ook die inspanningen en die individuele begeleiding. Ik las dat ook
in de stukken. Maar de Staatssecretaris zei net «met hen meelopen en zo kunnen we
niet doen», maar ik denk dat dat wel kan. We hadden het net over die lokpuber. Dat
zou je hier ook kunnen doen. Kijk nog eens – nu ga ik het meer over recherchewerk
hebben en dat voert hier misschien te ver – hoe we die engerds, om aan die term vast
te houden, in beeld kunnen krijgen, en niet alleen achteraf, als het al te laat is,
maar ook vooraf al. Ik vraag een maximale inspanning van het kabinet op dit punt.
Staatssecretaris Broekers-Knol:
Ik kan in ieder geval de heer Van Wijngaarden geruststellen: er mogen geen bezoekers
komen, dus de engerds komen de instelling niet binnen. Nogmaals, de politie wordt
op de hoogte gesteld van eventuele extra risico's. Een intensieve en persoonlijke
begeleiding is echt een hele intensieve aanpak. De politie zit er bovenop. Er wordt
geen bezoek toegelaten en ik denk dat we daarmee een hele ruime voorziening hebben
om zo veel mogelijk te voorkomen dat minderjarige vreemdelingen verdwijnen, zoals
in het geval van die ene die in die vrieskoelwagen in Essex is omgekomen.
De voorzitter:
Gaat u verder.
Staatssecretaris Broekers-Knol:
Dan is er een vraag gesteld door mevrouw Kuik: hoe kan de ondersteuning worden verbeterd
door de inzet van Chat met Fier? Slachtoffers van seksuele uitbuiting en seksueel
geweld moeten hun verhaal kwijt kunnen. Hiervoor bestaan al veel verschillende meldlijnen
en meldpunten. De chatfunctie van Fier is er hier één van. Ik ga op bezoek bij Fier
op 15 januari. Ik zal met Fier bekijken hoe deze functie zich verhoudt tot de bestaande
meld- en hulppunten om te voorkomen dat er een veelheid aan meld- en hulppunten ontstaat,
want als er te veel zijn, dan ziet men door de bomen het bos niet meer, en dat is
ook niet handig. Ik ga daarover in gesprek met Fier.
Dan kom ik bij de regionale aanpak. Door de heer Van der Staaij is een vraag gesteld
over de regionale aanpak. Hij zegt dat de bestuurlijke aanpak van mensenhandel onvoldoende
loopt en hij vraagt – als ik de vraag goed begrepen heb – of ik mogelijkheden zie
om hierin meer sturend op te treden en zicht te hebben op die keten. Het zwaartepunt
van de uitvoering van de gemeentelijke aanpak van mensenhandel ligt natuurlijk bij
gemeenten. Zij hebben daardoor ook het beste zicht op de keten. Het is daarom onmogelijk
om zonder de gemeenten de samenhang en coördinatie te verbeteren. Ik spreek daarom
in januari met burgemeester Wienen en burgemeester Oskam, met wie ik ook dit punt
zal bespreken. Daarna zal ik samen met de VNG een bestuurlijk overleg organiseren
met de burgemeesters en wethouders die binnen hun regio mensenhandel in hun portefeuille
hebben. Ik zal dan met hen spreken over wat onze gedeelde visie is en hoe we op een
passende manier de samenhang en coördinatie kunnen verbeteren.
De heer Van Nispen stelde een vraag over het onderwijs: wilt u naar aanleiding van
dit rapport in overleg treden met OCW en ervoor zorgen dat OCW een van de trekkers
van het programma Samen tegen mensenhandel wordt? Ik kan de heer Van Nispen toezeggen
dat ik dit rapport met zorg zal bestuderen en hierover in overleg zal treden met het
Ministerie van OCW.
De heer Van Nispen en mevrouw Kuik vroegen wat ik ga doen naar aanleiding van het
onderzoek van het CKM waaruit blijkt dat leraren onvoldoende in staat zijn om mensenhandel
te signaleren en zij vroegen of docenten daarin getraind kunnen worden. Op dit moment
wordt door de Stichting School & Veiligheid al een tool ontwikkeld die het in de toekomst
makkelijker maakt om mogelijke signalen van mensenhandel te melden. Deze tool kan
binnen het onderwijs gebruikt worden om te signaleren dat er iets aan de hand is met
een leerling en om op basis hiervan hulpverlening in te schakelen zonder dat de school
al precies hoeft te weten om welke problematiek het gaat. Want daar moet je natuurlijk
ook een beetje voorzichtig mee zijn. Het signaal wordt vervolgens opgepakt binnen
de bestaande zorgstructuren om te achterhalen welk probleem er precies speelt en op
welke manier de leerling geholpen moet worden. Die tool kan ook gebruikt worden om
slachtofferschap van mensenhandel te signaleren. Dit instrument zal naar verwachting
aan het eind van dit jaar, 2019, op de site van Stichting School & Veiligheid te vinden
zijn. Het is onmogelijk om docenten specifiek te trainen in het signaleren van allerlei
afzonderlijke onderwerpen zoals sexting, mensenhandel, loverboys, huiselijk geweld,
genitale verminking, huwelijksdwang enzovoort, enzovoort. Dat is lastig. Maar die
tool wordt gebruikt om slachtofferschap van mensenhandel te signaleren.
Dan over de arbeidsuitbuiting.
De voorzitter:
Voordat u verdergaat: ik zie dat mevrouw Van der Graaf u wil interrumperen.
Mevrouw Van der Graaf (ChristenUnie):
Voordat ik gebruikmaak van de mogelijkheid tot interruptie, merk ik op dat ik ook
had gevraagd naar een brede bewustwordingscampagne.
Staatssecretaris Broekers-Knol:
Een wat?
Mevrouw Van der Graaf (ChristenUnie):
Een brede bewustwordingscampagne. Komt u daar nog op terug?
Staatssecretaris Broekers-Knol:
Ja, die komt later nog.
Ik was inmiddels bij de arbeidsuitbuiting aanbeland, waarover de heer Van Nispen een
vraag stelde. De bestuursrechtelijke aanpak geeft de slachtoffers van arbeidsuitbuiting
niet dezelfde rechten. Hij vraagt wat ik daaraan ga doen. Zaken van mensenhandel worden
strafrechtelijk aangepakt. De Inspectie SZW ziet echter ook gevallen van ernstige
benadeling. Dat betreft werkenden die ernstig worden benadeeld door hun werkgever,
maar geen slachtoffer zijn van mensenhandel. Ik ben samen met de Minister van SZW
aan het verkennen hoe we die groep van ernstig benadeelde werkenden kunnen ondersteunen.
Bij deze verkenning zijn naast de ministeries, de Inspectie SZW en het OM, de FNV,
CoMensha, FairWork en het bureau van de Nationaal Rapporteur Mensenhandel betrokken.
Het OM is er dus ook bij betrokken.
De heer Van Nispen heeft nog een vraag gesteld: kunt u een algemene reactie geven
op de brief van de FNV? Ik deel niet de mening dat er geen urgentie wordt gevoeld
om arbeidsuitbuiting echt aan te pakken. Die urgentie is er zeker wél. De FNV wordt
betrokken bij de verkenning – ik heb dat zojuist gezegd – van de verbetering van de
aanpak van arbeidsuitbuiting, die ik samen met SZW, het OM, CoMensha, FairWork en
het bureau van de Nationaal Rapporteur Mensenhandel ga doen. Die verkenning richt
zich op het grote grijze gebied tussen een slechte werkgever en een mensenhandelaar.
Voor het kabinet is het belangrijk om de malafide werkgevers aan te pakken en tegelijkertijd
de benadeelde werknemers te ondersteunen bij het krijgen van dit recht. Ik verwacht
dat we komend jaar met de uitkomsten van deze verkenning aan de slag kunnen gaan.
De voorzitter:
Heel kort, meneer Van Nispen.
De heer Van Nispen (SP):
Ik zou graag aan de Staatssecretaris willen vragen om, als die verkenning er is, in
ieder geval echt inhoudelijk en diepgaand te reageren op de brief van de FNV, want
wat de FNV zegt, is nogal een aantijging. Ik denk dat die terecht is. De Staatssecretaris
zegt hier van niet. Kunnen we dan feiten en cijfers krijgen? Hoeveel mensen werken
er bij de Arbeidsinspectie? Hoeveel zaken worden er aangepakt et cetera? Een onderverdeling
in categorieën. Het lijkt mij heel goed om daar schriftelijk op terug te komen, want
anders wordt het een beetje een welles en nietes. Daar heeft de voorzitter niks aan
en daar heeft denk ik niemand iets aan. Die toezegging krijg ik dan graag.
Staatssecretaris Broekers-Knol:
Dat moet natuurlijk allemaal goed op een rij gezet worden, maar op die vraag kunnen
we wel schriftelijk terugkomen.
De voorzitter:
Er komt een schriftelijke reactie op.
Staatssecretaris Broekers-Knol:
Ja.
In het vervolg hiervan is gevraagd waarom er bij het wegtransport zo weinig wordt
gehandhaafd. Dat hangt hier weer mee samen. Bij het toezicht op de naleving van wet-
en regelgeving in het wegtransport zijn diverse inspectiediensten actief, zoals de
Inspectie Leefomgeving en Transport en de Inspectie SZW. Het wegtransport wordt door
de inspecties als een risicosector gezien. Het programma Transport en Logistiek van
de Inspectie SZW richtte zich de afgelopen jaren en richt zich ook het komend jaar
op het tegengaan van oneerlijk werken bij internationaal transport. De Inspectie SZW
en de ILT werken daarbij op nationaal en op internationaal niveau samen, onder meer
via het Transport Informatie Expertise Centrum, het TIEC. Daarnaast voert de Inspectie
SZW herinspecties uit bij eerdere overtreders. Er wordt dus wel werk van gemaakt,
zo zeg ik tegen de heer Van Nispen.
Dan kom ik bij de UNODC. Ik weet nooit hoe je het uit moet spreken, maar het is het
UN Office on Drugs and Crime. Misschien is het het handigst om het zo te zeggen. De
heer Van den Berge heeft daar een vraag over gesteld. Nederland werkt al geruime tijd
met dit UN Office on Drugs and Crime. Nederland financiert nu twee verschillende programma's
gericht op de aanpak van mensenhandel en mensensmokkel. Een ervan betreft een programma
met vijf West-Afrikaanse landen: Ivoorkust, Gambia, Senegal, Mali en Niger. De capaciteit
van de overheid voor opsporing en vervolging wordt daarin versterkt en daarin wordt
regionale samenwerking gestimuleerd. Bij dit programma is ook het VN-bureau voor de
mensenrechten betrokken. Het andere UNODC-programma betreft het verbeteren van de
capaciteit van de Financial Intelligence Unit in Marokko en Egypte, opdat geldstromen
verdiend met mensenhandel en mensensmokkel beter kunnen worden opgespoord en aangepakt.
Beide zijn meerjarige programma's. Het West-Afrikaprogramma zal in de loop van 2020
worden geëvalueerd. De inzet is om dat voort te zetten. Dat geldt eveneens voor het
programma in Egypte en Marokko. Dat zal eveneens eind 2020 aflopen.
Dan kom ik bij de motie-Van Ojik/Becker over mensensmokkel. Daar hebben de heer Van
den Berge en de heer Van Wijngaarden iets over gevraagd. Wat is de stand van zaken
met betrekking tot de motie-Van Ojik/Becker? De motie ziet op het intensiveren van
controle op mensensmokkel, want mensensmokkel is iets anders dan mensenhandel, hoewel
ze in elkaars verlengde liggen en het een vaak overgaat in het ander. In het kader
van het vreemdelingentoezicht en het Mobiel Toezicht Veiligheid worden door de nationale
politie en de KMar controles uitgevoerd bij de asielzoekerscentra en de landsgrenzen
om mensensmokkel tegen te gaan. Dit heeft in de afgelopen periode reeds tot aanhoudingen
op verdenking van mensensmokkel geleid. Ook in Europol-verband werkt Nederland al
nauw samen met andere lidstaten. Tijdens het begrotingsdebat heb ik aangegeven dat
we nu bezien waar we de aanpak van mensensmokkel kunnen intensiveren. De Kamer zal
voor het krokusreces geïnformeerd worden.
Dan nog een vraag over de publiekscampagne. Mevrouw Van der Graaf vraagt waarom we
geen publiekscampagne voeren gericht op het herkennen van signalen van mensenhandel
en zij vraagt of de Staatssecretaris, ik dus, daarbij gebruik zal maken van de actie
Serious Request. Met de Dienst Publiek en Communicatie is het gesprek gevoerd over
de mogelijkheden voor een effectieve publiekscampagne. Met behulp van een vernieuwde
methodiek is gekeken of een publiekscampagne gericht op mensenhandel in brede zin
het gewenste effect zou hebben, want als een publiekscampagne geen effect heeft, is
die niet zo zinvol. Uit dit gesprek kwam naar voren dat mensenhandel in brede zin
zich vanwege de complexiteit en de vele verschijningsvormen minder leent voor een
publiekscampagne. Een campagne is maatwerk en moet gericht zijn op een specifieke
doelgroep om het maximale effect te behalen. Met de ketenpartners wordt bezien op
welke manier we een dergelijke publiekscampagne toch vorm kunnen geven en op welke
doelgroep deze gericht moet worden. Ook stakeholders zijn zeer actief in dat opzicht.
Zoals u al zei, zal het Rode Kruis het onderwerp mensenhandel gebruiken tijdens zijn
jaarlijkse actie 3FM Serious Request. Ik waardeer dit initiatief dan ook zeer. Ik
bekijk ook hoe ik met de kerst eventueel mee kan doen aan Serious Request. Momenteel
zijn we daarover in gesprek.
Mevrouw Van der Graaf (ChristenUnie):
Dan ben ik wel benieuwd of de Staatssecretaris de etappe van 17 kilometer gaat lopen of wat anders gaat doen.
Staatssecretaris Broekers-Knol:
Nou, dan zal ik u zeggen ...
De voorzitter:
We gaan dit ordelijk doen! Mevrouw Van der Graaf stelt haar vraag en dan gaat de Staatssecretaris
antwoorden.
Staatssecretaris Broekers-Knol:
Ik deins niet terug voor 17 kilometer. Daar heb ik helemaal geen probleem mee, maar
ik moet wel tegen mevrouw Van der Graaf zeggen dat ik niet van de partij zal zijn
als zich dit afspeelt op eerste kerstdag.
Mevrouw Van der Graaf (ChristenUnie):
Volgens mij heeft de Staatssecretaris dan geluk, want het is voor kerstavond afgelopen.
Het is in de week ervoor.
Ik wil toch even een vraag stellen over de publiekscampagne. De Staatssecretaris zegt
dat daarnaar onderzoek is gedaan, dat het effectief moet zijn en dat het voor mensenhandel
in brede zin geen zin heeft, maar ook dat zij in overleg is met ketenpartners en met
stakeholders aan het praten is. Kan zij ook namen en rugnummers geven? Ik probeer
even een beetje te ontdekken of dit bijvoorbeeld gaat over slachtoffers van mensenhandel
die terechtkomen in de gedwongen prostitutie. Is dat de hoek waarop de Staatssecretaris
denkt een publiekscampagne te gaan richten? Dat lijkt mij een heel goede. Ik denk
hierbij aan de uitbuitingssituaties, ook binnen Nederland, waar de Nationaal Rapporteur
Mensenhandel ons op heeft gewezen. Is dat een richting die zij daarbij voor ogen heeft?
Staatssecretaris Broekers-Knol:
Ik heb gezegd dat met de ketenpartners wordt bekeken op welke manier die publiekscampagne
gevoerd kan worden, maar de suggestie die mevrouw Van der Graaf doet, geef ik meteen
door, opdat die meegenomen wordt als men bekijkt wat voor soort publiekscampagne het
moet worden. Dat is een belangrijke bijdrage van mevrouw Van der Graaf. Dank.
De voorzitter:
Dan stel ik voor dat u verdergaat.
Staatssecretaris Broekers-Knol:
Ik ben bijna klaar.
De voorzitter:
Ik denk dat u richting het einde begint te komen.
Staatssecretaris Broekers-Knol:
Ja, voorzitter, dat is inderdaad het geval. Ik ben nu bij de vragen over de programmasturing.
De heer Van der Staaij heeft gevraagd of er niet meer sturing in dit domein moet komen
om de bekende problemen aan te pakken en of er nu onvoldoende samenwerking is. Om
mensenhandel effectief aan te kunnen pakken moet op verschillende terreinen tegelijk
inzet worden gepleegd: preventie, signalering, zorg, opvang, opsporing en vervolging.
Daar kun je nog aan toevoegen: en zo nodig bestraffing. Het programma Samen tegen
mensenhandel wordt daarom gekenmerkt door een integraal karakter, waarbij heel veel
ketenpartners betrokken zijn. De algehele coördinatie ervan ligt bij mij en die rol
neem ik zeer serieus. Ook ben ik voornemens om een klankbordgroep op te richten die
hieraan moet bijdragen.
De heer Van der Staaij (SGP):
Voorzitter, mag ik hierop nog een interruptie plaatsen? Dit punt maakte ik ook even
naar aanleiding van de opmerking van de Rapporteur Mensenhandel dat vaak toch nog
onvoldoende helder is hoe de initiatieven van het programma Samen tegen mensenhandel
zich tot elkaar verhouden en hoe die bijdragen aan het realiseren van duidelijk vastgestelde
doelen met een tijdpad. Hij suggereert daarmee ook, of geeft het advies, om toch een
uitgebreide programmacoördinatie en -monitoring te realiseren. Ik ben ook benieuwd
hoe de Staatssecretaris daarop reageert.
Staatssecretaris Broekers-Knol:
Ik heb die opmerking van de Nationaal Rapporteur Mensenhandel natuurlijk ook gelezen.
Hoewel je bij dit onderwerp heel erg kritisch moet zijn, denk ik dat hij misschien
iets te somber gereageerd heeft. Ik mag hopen dat ik u met de antwoorden die ik u
heb gegeven en met de acties waar we mee bezig zijn een goed inzicht heb kunnen geven
in hoe belangrijk wij dit onderwerp vinden en hoe wij proberen om zo snel en zo goed
mogelijk alles voor elkaar te krijgen om het verschrikkelijke fenomeen mensenhandel
zo goed mogelijk onder controle te krijgen. Op de vraag die de Nationaal Rapporteur
Mensenhandel heeft gesteld en die u ook heeft gesteld, meneer Van der Staaij, kom
ik toch in de richting van: wij zijn heel druk bezig om te proberen alles zo goed
mogelijk te coördineren en samen te voegen om zo te komen tot de aanpak waarmee we
de mensenhandel in ieder geval heel erg onder controle kunnen krijgen en zo veel mogelijk
mensenhandelaren te pakken kunnen nemen. Ik zeg u ook welke rapporten ik op korte
termijn krijg en bij welke dat iets langer duurt.
De voorzitter:
Dank u wel. Ik stel voor dat u richting afronding van de tweede termijn gaat.
Staatssecretaris Broekers-Knol:
Voorzitter. Mijn laatste onderwerp is de pilot. Ik zie de diverse Kamerleden al opgelucht
ademhalen. Daar is hij dan toch: de pilot. Onder anderen de heer Van Nispen, mevrouw
Van der Graaf en de heer Van den Berge vroegen waarom de pilot bij het SGM niet wordt
doorgezet. De voornaamste reden om te stoppen met de pilot is dat het beoogde doel
van de pilot niet is bereikt. Ik zeg het nu nog een keer heel nadrukkelijk. De pilot
moest uitwijzen of een procedure waarin op een multidisciplinaire manier geadviseerd
werd over de aannemelijkheid van het slachtofferschap meerwaarde had voor een brede
groep slachtoffers en voor betrokken partijen zoals de IND, het SGM en de opvanginstellingen.
De pilot heeft deze meerwaarde voor een brede groep slachtoffers niet aangetoond.
Ook is niet gebleken dat de deskundigenberichten gebruikt zijn om toegang te krijgen
tot andere voorzieningen dan een verblijfsvergunning en, in een enkel geval, een uitkering
uit het Schadefonds Geweldsmisdrijven. Bij dit besluit spelen ook de lange doorlooptijden
en de hoge kosten voor het inrichten van een dergelijke werkwijze een rol. Daar wil
ik niet aan voorbijgaan, maar dat zijn niet de voornaamste redenen voor het niet voortzetten
van de pilot.
Er was nog een vraag van de heer Van Nispen, mevrouw Van der Graaf en de heer Van
den Berge over dit onderwerp: bent u ook van mening dat een onafhankelijke commissie
die bestaat uit uitsluitend experts op het gebied van mensenhandel beter in staat
is om de aannemelijkheid van het slachtofferschap te beoordelen? Ik deel die mening
niet. Ik heb geen reden om te twijfelen aan de deskundigheid van de IND. In het belang
van het onderzoek heeft de IND gedurende de pilot ook zelf naar de aannemelijkheid
van het slachtofferschap gekeken om zo het oordeel van de IND met dat van de commissie
te kunnen vergelijken. Uit de evaluatie van de pilot is gebleken dat de IND in veel
gevallen tot hetzelfde oordeel is gekomen als de onafhankelijke commissie. De pilot
heeft dan ook niet tot een toename van het aantal inwilligingen voor een B9-vergunning
geleid. Het percentage inwilligingen voor een B9-vergunning op grond van slachtofferschap
mensenhandel schommelt al drie jaar – 2017, 2018 en 2019 – rond de 30% tot 40% en
laat geen noemenswaardige stijging zien, maar zelfs een lichte daling.
In het vervolg hiervan was er nog een vraag van de heer Van Nispen, mevrouw Van der
Graaf en de heer Van den Berge: is de IND in staat om een zorgvuldige beoordeling
te maken van de aannemelijkheid van het slachtofferschap? De IND verleent een verblijfsvergunning
aan de vreemdeling die heeft onderbouwd dat van hem of haar op grond van bijzondere
individuele omstandigheden die rechtstreeks verband houden met mensenhandel, niet
kan worden gevergd dat hij Nederland verlaat. De IND beoordeelt in dat kader of het
mensenhandelrelaas dat de vreemdeling naar voren heeft gebracht, aannemelijk is. De
IND betrekt alle aangevoerde specifieke feiten en omstandigheden bij de beoordeling
van de aanvraag en voert deze beoordeling op een objectieve manier uit. Besluiten
van de IND moeten voldoen aan de bestuursrechtelijke uitgangspunten van een zorgvuldige
voorbereiding en een gedegen motivering. Er wordt een hoorzitting gehouden als dat
nodig is om meer duidelijkheid te krijgen over de aangevoerde omstandigheden. In dat
geval wordt daar ruim de tijd voor genomen en is er sprake van een sfeer van veiligheid
en respect. De besluitvorming van de IND kan worden voorgelegd aan de rechter. De
ervaring leert dat dit soort besluiten zelden tot nooit door de rechtbank worden vernietigd.
De voorzitter:
Daarmee zijn we aan het einde gekomen van de beantwoording. Mevrouw Kuik, u kunt eigenlijk
geen interrupties meer plegen. Ik hoor nu dat het anders is. Dat is waar. Mevrouw
Kuik.
Mevrouw Kuik (CDA):
Ik wilde een interruptie plegen, want ik heb het voorbeeld van Doetinchem genoemd.
We hebben gezien dat vrouwen daar worden ingezet door pooiers ... Ah! Ik zie dat de
Staatssecretaris nog wat heeft.
Staatssecretaris Broekers-Knol:
Voorzitter, ik ga helemaal zwaaien. Ja, natuurlijk: Doetinchem heb ik nog. Mevrouw
Kuik stelde een vraag naar aanleiding van de misstanden in de seksclub Escape in Doetinchem,
die naar voren kwamen in de uitzending van Undercover in Nederland. Een vergunning
voor een prostitutiebedrijf is een lokale vergunning die door de gemeente wordt afgegeven
en die ook weer door de gemeente kan worden ingetrokken als een exploitant zich niet
aan de vergunningsvoorwaarden houdt. De gemeente heeft in het afgelopen jaar twee
keer een integrale controle gehouden samen met de politie en de Belastingdienst. Sinds
de afgifte van de vergunning in 2018 zijn door het prostitutiecontroleteam van de
politie vijf controles uitgevoerd. Tijdens deze controles zijn geen misstanden of
overtredingen geconstateerd die leiden tot intrekking van de vergunning. Naar aanleiding
van de uitzending van Undercover is er een gesprek geweest met de exploitant, waarin
deze nogmaals op de vergunningsvoorwaarden is gewezen. In de toekomst zal het bedrijf
regelmatig gecontroleerd blijven worden.
Mevrouw Kuik (CDA):
Dat is denk ik ook wel het probleem. Er vinden controles plaats, maar de misstanden
worden dan niet gezien. Maar als iemand undercover gaat, krijgen we die allemaal wel
te zien. Ik maak mij daar wel zorgen over, want dan komt het eigenlijk neer op een
afvinklijstje van de regeltjes. En dat moeten we niet hebben, want welke ergere misstanden
moeten er dan nog plaatsvinden voordat zo'n tent wordt gesloten? Ik vind echt dat
het systeem op deze manier kraakt en piept.
Staatssecretaris Broekers-Knol:
Ik begrijp de zorgen van mevrouw Kuik, want ik vind het ook zorgelijk, maar het is
wel een lokale aangelegenheid. Het is niet zo dat de Staatssecretaris van JenV de
vergunning geeft voor de instelling Escape in Doetinchem. Het is een lokale aangelegenheid;
dat moeten we niet vergeten. In 2018 zijn er vijf controles geweest door het prostitutiecontroleteam
van de politie – dat weet echt wel hoe het moet kijken – en door de Belastingdienst.
Die laatste kijkt met een andere blik; dat zijn we met elkaar eens. Tijdens die controles
zijn geen misstanden geconstateerd. Nu de uitkomst is dat het bedrijf door hetzelfde
prostitutiecontroleteam regelmatig gecontroleerd zal blijven worden en gezien het
gegeven dat het een lokale aangelegenheid is, denk ik dat nu met argusogen naar die
instelling wordt gekeken en dat ze wel zullen moeten oppassen voor het soort uitwassen
die via de camera geconstateerd zijn.
De voorzitter:
Een heel korte vervolgvraag van mevrouw Kuik.
Mevrouw Kuik (CDA):
Uit die controles blijkt dus wel dat die misstanden dan schijnbaar wel heel goed verhuld
kunnen worden. Is de Staatssecretaris het met ons eens dat het wel van belang is dat
zij een overzicht heeft van de handhaving door gemeenten op het gebied van seksinrichtingen?
Als niks wordt gesloten, dan is dat toch ook een signaal?
Staatssecretaris Broekers-Knol:
Ik heb wel mijn hoop gevestigd op het wetsvoorstel inzake seksregulering, want dan
is het zo dat alle sekswerkers een vergunning moeten hebben en dat de exploitant een
vergunning moet hebben. Dan is het nog veel strakker geregeld dan op dit moment. Ik
hoop dat wij het proces waarbij het wetsvoorstel inzake sekswerkers tot wet wordt
gemaakt, zo snel mogelijk kunnen doorlopen. Inderdaad kunnen we dan toch met een heel
veel strakker systeem uit de voeten.
De voorzitter:
Een laatste korte vraag van mevrouw Van der Graaf.
Mevrouw Van der Graaf (ChristenUnie):
Ik kom even terug op de pilot. De Staatssecretaris zegt dat zij de pilot toch gaat
stoppen. Zij denkt dat de IND voldoende kan borgen dat het slachtofferschap kan worden
vastgesteld. De ChristenUnie heeft daar zorgen over. We gaan zo stemmen, dus ik zal
mijn vraag heel snel stellen. Is de Staatssecretaris bereid om de goede elementen
van die aanpak over te nemen?
Staatssecretaris Broekers-Knol:
Vanwege de bel heb ik een heel kort antwoord: ja.
De voorzitter:
Dat is genoteerd. We gaan stemmen. Die stemming zal niet kort zijn, zeg ik erbij.
De tweede termijn zal daarna plaats moeten vinden. De tweede termijn van de zijde
van de Kamer zal sowieso heel kort moeten zijn, zo geef ik de volgende voorzitter
maar mee. Ik draag het voorzitterschap over aan de heer Van Nispen en ik verzoek hem
of hij gelijk wil schorsen. O, sorry. Meneer Van Wijngaarden.
De heer Van Wijngaarden (VVD):
Ik meld mij af voor de tweede termijn.
De voorzitter:
Dat is genoteerd. Meneer Van Nispen, u heeft het voorzitterschap.
Voorzitter: Van Nispen
De voorzitter:
Ik schors.
De vergadering wordt van 13.18 uur tot 13.43 uur geschorst.
De voorzitter:
Ik stel voor dit algemeen overleg Mensenhandel te hervatten. We gaan verder met de
tweede termijn van de kant van de Kamer. We zitten erg in tijdnood. Daarom sta ik
de woordvoerders een tweede termijn van maximaal anderhalve minuut toe.
Als eerste is het woord aan mevrouw Van der Graaf namens de ChristenUnie.
Mevrouw Van der Graaf (ChristenUnie):
Ik dank de Staatssecretaris voor haar beantwoording, voor de toezeggingen die zij
heeft gedaan en voor het feit dat zij nog op een aantal punten zal terugkomen. Er
is eigenlijk best wel al veel in gang gezet. In de eerste termijn heb ik zeker niet
de indruk willen wekken dat ik meen dat de Staatssecretaris zich persoonlijk geen
zorgen zou maken over de slachtoffers van mensenhandel, want dat heb ik wel degelijk
anders geproefd. Ik merk wel dat er bij ons gewoon behoefte bestaat aan meer snelheid
en urgentie, omdat de problemen die er zijn niet allemaal nieuw zijn. Dat is wat wij
onderstreepten.
Ik ben blij dat er binnenkort een onderzoek komt naar het aantal verdwijningen uit
de beschermde opvang. Ik vind het wel echt jammer dat de pilot stopt. Ik kom daar
nog op terug door in Kamervragen suggesties aan de Staatssecretaris mee te geven en
haar te vragen daarop te reflecteren.
Voorzitter. Begrijp ik goed dat de Staatssecretaris nu heeft toegezegd dat er een
publiekscampagne komt die zich zal richten op het hebben van aandacht voor signalen
van mensenhandel met minderjarige slachtoffers van seksuele uitbuiting? Graag een
reactie.
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Van der Graaf. Dan is nu het woord aan de heer Van der Staaij.
De heer Van der Staaij (SGP):
Dank u wel, voorzitter. Ik wil de Staatssecretaris ook danken voor de beantwoording.
Op twee punten wil ik nog kort terugkomen. In de eerste plaats is dat het punt van
de informatiedeling. Daarbij worden nu stappen gezet en er komt snel duidelijkheid,
maar ik zou van de Staatssecretaris toch nog graag iets meer kleuring vernemen. Is
het inderdaad de bedoeling – de SGP-fractie hoopt dat in ieder geval wel – dat die
meldingen zonder meer kunnen blijven plaatsvinden en dat de regels worden bijgesteld
als dat binnen de huidige wet- en regelgeving niet het geval is?
Dan het tweede, meer algemene punt. Ik had ook nog wat vragen rond de sturing. Ik
merk dat de Staatssecretaris eigenlijk meer uitlegt hoe het gegaan is, dat iedereen
zijn best doet, dat het complex is en dat het zorgvuldig moet. Dat snap ik allemaal,
maar toch vind ik dat daarmee niet helemaal recht wordt gedaan aan de signalen die
we van verschillende kanten kregen – én van de Nationaal Rapporteur én van CoMensha.
Zij zeggen eigenlijk: kijk of je toch nog wat strakker in de gaten kan houden of bepaalde
concrete doelen worden gesteld, of die ook worden gehaald en of daartoe nog wat extra
kan worden aangespoord als dat niet het geval is. Ik begrijp dat er nog een reactie
moet komen op de laatste rapportage van de Nationaal Rapporteur. Kan de Staatssecretaris
toch nog kijken welke mogelijkheden er zijn om die sturing verder te versterken? Laat
ik het dan zo formuleren.
Dank u wel, voorzitter.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan is nu het woord aan mevrouw Kuik.
Mevrouw Kuik (CDA):
Ook van mijn kant dank voor de beantwoording. Ik kom nog even terug op de controles
in Doetinchem. Het probleem van die controles is dat daarbij niks zichtbaar is geworden,
terwijl dat wel het geval was bij de actie van Undercover. En dat baart mij vooral
zorgen. De gemeente geeft nu aan dat er eigenlijk onvoldoende bewijs is om de zaak
te sluiten. Ik vraag mij dan af hoe erg het moet zijn voordat daadwerkelijk wel een
keer sluiting gaat plaatsvinden. Het is geen sector waarin het gaat om logistiek of
zo. Dit is een sector waarin het gaat om mensen, in ook best wel een kwetsbare positie
natuurlijk. Ik verzoek om informatie over de bestuursrechtelijke aanpak in Nederland
in het algemeen en over de acties die gemeenten ondernemen als er misstanden zijn.
Welke misstanden zien zij? Ik heb ook graag zicht op hoe vaak exploitanten misstanden
melden. Dat geeft ons toch een signaal.
Ik ben blij met het gesprek dat de Staatssecretaris gaat voeren met Fier. Zouden wij
naar aanleiding van dat gesprek een terugkoppeling kunnen krijgen?
Dan de voortgang van de klantenaanpak. Ik hoop daar in het volgende overleg ook echt
de resultaten van te zien. Want volgens mij betreft dat een hele belangrijke schakel
die het mede mogelijk maakt dat mensenhandel nog steeds blijft bestaan. Het hard aanpakken
van ook de klanten is dus van groot belang.
Dan de tool in het onderwijs.
De voorzitter:
Is dat uw laatste punt?
Mevrouw Kuik (CDA):
Ja, laatste punt. Ik wil wel graag weten wat de resultaten daarvan zijn. Is deze voor
docenten nou voldoende om een beter inzicht te krijgen en om beter te kunnen signaleren?
De voorzitter:
De heer Van Wijngaarden?
De heer Van Wijngaarden (VVD):
Ja, toch nog even. Dank voor de toezeggingen. Ik zie graag dat de toezegging dat er
een briefje komt over de gegevensuitwisseling met het Coördinatiecentrum tegen Mensenhandel
op het toezeggingenlijstje wordt gezet. De Staatssecretaris zou in gesprek gaan over
de lijst met gegevens die worden uitgewisseld en het Besluit politiegegevens. Dat
zeg ik dus eigenlijk meer tegen u, voorzitter.
Dan nog heel even over Ter Apel en dat soort plekken. Het ging inderdaad over mensensmokkelaars,
maar uiteindelijk weten we niet of de mensen met die busjes mensensmokkelaars of mensenhandelaars
waren. Onze oproep was daarom vooral om de handhaving te intensiveren. Dank voor de
toelichting die daarop is gegeven, want die mensen daar lossen niet op in de lucht.
Die worden toch echt geholpen. We merken dat aan de zijde van het kabinet toch echt
wel een serieuze intensivering plaatsvindt. En dat geldt in brede zin, voor alle punten
die de Staatssecretaris vandaag met ons heeft gedeeld. Dat is goed. We zien uit naar
de resultaten.
De voorzitter:
Dank u wel. We gaan toch de Staatssecretaris vragen om te reageren op het punt dat
u net richting de voorzitter maakte, want we hebben de toezegging die in eerste termijn
zou zijn gedaan nog niet als zodanig geregistreerd. Ik weet wel waar u op doelt, maar
ik vraag de Staatssecretaris om dat nu te bevestigen. Dan krijgen we daar helderheid
over.
Ik zal zelf nog kort het woord voeren. Ik vraag mevrouw Van der Graaf alleen maar
om de orde te bewaken tijdens mijn tweede termijn.
Voorzitter: Van der Graaf
De voorzitter:
Dan geef ik hierbij het woord aan de heer Van Nispen.
De heer Van Nispen (SP):
Ik vond zelf dat er in de eerste termijn vooral een goed debat was tussen de Kamerleden
onderling. Wij waren behoorlijk eensgezind. Ik was zelf niet heel erg tevreden over
de beantwoording van de Staatssecretaris. Ik vond dat op veel punten diepgang ontbrak
en dat daaruit weinig urgentie sprak. Ik heb nog niet heel erg het idee gekregen dat
hier een Staatssecretaris zit die hier bovenop zit. Het optimisme van de VVD op dit
punt deel ik helaas niet.
Een realistisch en eerlijk beeld over de capaciteitsproblemen bij de politie heb ik
vandaag niet gezien. De discussie over privacy is eigenlijk verder vooruitgeschoven.
Op het punt van te weinig opvangplekken ben ik ook helemaal niet gerustgesteld. En
ik heb toch het idee dat een lopend onderzoek naar de verdwijningen uit de opvang
eigenlijk als excuus wordt gebruikt om daar nu nog niets aan te doen of nog niets
over te zeggen.
Ik heb nog één concrete vraag en die haakt aan op de vraag van mevrouw Van der Graaf
over de pilot multidisciplinaire advisering slachtofferschap mensenhandel. De Staatssecretaris
zei daarover: de IND heeft dezelfde zaken bekeken en kwam tot hetzelfde oordeel. Maar
volgens mij kan de Staatssecretaris niet ontkennen dat de IND daarbij wist van of
wetenschap had van het aandeel van positieve beslissingen inzake slachtofferschap,
dat dat dus niet een geheel objectief en onafhankelijk oordeel kan zijn en dat het
om die reden niet te vergelijken is.
Tot slot wil ik graag de toezegging concretiseren die aan mevrouw Van der Graaf is
gedaan, namelijk om de goede aspecten van die pilot over te nemen in de structurele
aanpak. Wanneer krijgen wij daarover per brief nauwgezette informatie waaruit blijkt
hoe dat er in de toekomst uit gaat zien?
De voorzitter:
Dan geef ik nu het voorzitterschap weer terug aan de heer Van Nispen.
Voorzitter: Van Nispen
De voorzitter:
Dank u wel. Ik kijk naar de Staatssecretaris. Ik ga haar vragen om beknopt te antwoorden.
Staatssecretaris Broekers-Knol:
Dank, voorzitter. Ik behandel de vragen in de volgorde van de sprekers die de vragen
hebben gesteld.
Mevrouw Van der Graaf heeft gevraagd naar de publiekscampagne. Zij is blij dat ik
heb toegezegd dat er een publiekscampagne komt. Ik heb gezegd dat we dit samen met
de ketenpartners onderzoeken. De intentie is om zoiets te doen, maar ik heb gezegd
dat we samen met de ketenpartners onderzoeken wat de goede aanpak kan zijn. Dus zo
stellig als mevrouw Van der Graaf dit uit mijn mond meende te hebben vernomen, is
het niet; dat is net ietsje te veel stelligheid. Er wordt aan gewerkt.
Mevrouw Van der Graaf (ChristenUnie):
Wanneer krijgen we daar dan duidelijkheid over?
Staatssecretaris Broekers-Knol:
Januari? Februari hoor ik hier rechts van mij. Februari, voorzitter.
De heer Van der Staaij heeft met name vragen gesteld over de sturing: kijk nog meer
naar de mogelijkheden en versterk de sturing. Ik kom daarop terug in de kabinetsreactie
op de Slachtoffermonitor.
Dan kom ik bij mevrouw Kuik. Zij heeft verschillende dingen gezegd. Op de informatie
over de bestuurlijke aanpak in het algemeen kom ik in februari 2020 per brief terug.
Wanneer is het pakket maatregelen gereed om de klanten aan te pakken? Daarover zal
ik uw Kamer ook informeren in het eerste kwartaal van 2020. Ik betrek daarbij de uitkomsten
van de gesprekken die samen met het OM en de politie worden gevoerd. Op basis van
de aangekondigde onderzoeken zal ik bezien of aanvullende maatregelen nodig zijn.
Met de Nationaal Rapporteur Mensenhandel zal ik in gesprek gaan over de vraag of de
aanpak van klanten standaard meegenomen kan worden in de Dadermonitor om het effect
van de maatregelen te monitoren.
Is de tool voor de docenten voldoende? De tool moet nog gelanceerd worden. Vanzelfsprekend
gaan we, nadat daarmee enige tijd is gewerkt, samen met OCW bezien hoe dit loopt.
De terugkoppeling na Fier: ga ik doen.
Dat was het.
De heer Van Wijngaarden van de VVD vroeg naar het gesprek met CoMensha over de gegevens
van de politie. Dat gaan we doen. Die toezegging is er dus bij dezen. U dacht dat
die er nog niet helemaal was, maar die is er dus bij dezen.
Dan is er nog een punt van de SP: het gesprek met de IND. De IND was op de hoogte
van de zaken waarin een deskundigenbericht bij de commissie was aangevraagd. Dat was
noodzakelijk om de beslissing in de zaak aan te kunnen houden totdat het deskundigenbericht
beschikbaar was. In het belang van het onderzoek heeft de IND zelf naar de aannemelijkheid
van het slachtofferschap gekeken om zo het oordeel van de IND met dat van de commissie
te kunnen vergelijken. Ik heb geen reden om te twijfelen aan het oordeel van de IND.
Dat heb ik ook in de eerste termijn gezegd. De onderzoekers hebben hierover ook geen
opmerkingen gemaakt in het rapport. Het feit dat de IND in enkele gevallen tot hetzelfde
oordeel kwam, zowel positief als negatief, toont aan dat hier onafhankelijk naar gekeken
is. Ik hoorde de heer Van Nispen zeggen dat het in alle gevallen precies hetzelfde
was, maar ik heb gezegd «in een groot aantal gevallen». Dat is niet een-op-een hetzelfde
Ik kan wel melden dat ik de leden van de subcommissie zal vragen of zij willen bijdragen
aan een professionaliseringsbijeenkomst voor de medewerkers van de IND. Verder worden
momenteel bij zowel de IND als het SGM mogelijkheden onderzocht om vaker een hoorzitting
te houden. Ook wordt bekeken of er bij de IND een externe werkinstructie voor het
afhandelen van de aanvragen voor voortgezet verblijf kan worden opgesteld waarin de
lessen van de pilot eventueel kunnen worden meegenomen. Tot slot wordt bij het SGM
gekeken of bij de behandeling van aanvragen van slachtoffers van mensenhandel mensenhandelexpertise
betrokken kan worden. Hiervoor zouden mogelijk de leden van de subcommissie uit de
pilot benut kunnen worden. Uw Kamer wordt in het eerste kwartaal van 2020 geïnformeerd
over de definitieve vervolgstappen.
Ik denk dat het daarmee klaar is. Dat was het denk ik, voorzitter.
De voorzitter:
Ik kijk naar de leden. Als niemand reageert, dan denk ik ook dat dit de beantwoording
in tweede termijn was. Ik zie dat mevrouw Van der Graaf nog iets wil zeggen.
Mevrouw Van der Graaf (ChristenUnie):
Zo meteen gaan we natuurlijk nog de toezeggingenlijst horen, maar volgens mij hebben
best wel veel toezeggingen betrekking op informatie die in het eerste kwartaal naar
de Kamer wordt gestuurd. Het lijkt mij goed om hierover snel daarna weer te vergaderen.
De voorzitter:
De Kamercommissie gaat natuurlijk zelf over de planning van een algemeen overleg,
als u daarop doelt. Het is aan u om dat in te brengen in de commissievergadering.
Er is inderdaad een lange lijst met toezeggingen. Ik kan het niet beknopt doen, want
ik moet die letterlijk voorlezen. De eerste.
De Staatssecretaris zegt toe de halfjaarlijkse rapportage Samen tegen mensenhandel
aan de Kamer te sturen.
Staatssecretaris Broekers-Knol:
Het gaat in dit geval om de motie-Segers/Asscher, om de 10 miljoen.
De voorzitter:
Dit ging over de politie-informatie genoemd in de motie-Segers/Asscher, over de intensivering
van de middelen van de politie, die 10 miljoen.
Staatssecretaris Broekers-Knol:
Ja. Twee keer.
De voorzitter:
Twee keer.
De Staatssecretaris zal een jurisprudentieonderzoek doen. Daarin zit ook de eis en
de opgelegde straf. Dat komt in februari/maart 2020. Ook zal er informatie komen over
de veroordeelden wegens mensenhandel die vrijlopen.
De Staatssecretaris zal in het eerste kwartaal van 2020 de rapportage over de knelpunten
plus de handreiking bij de informatiedeling tussen ketenpartners aan de Kamer sturen.
De Staatssecretaris is bereid om met CoMensha in gesprek te gaan over uitbreiding
van de lijst van gegevens.
De Staatssecretaris zal de Kamer zo snel mogelijk informeren na de twee onderzoeken
– die zullen eind van het jaar zijn afgerond – naar de verdwijning van amv's uit de
beschermde opvang en de reguliere opvang.
De Staatssecretaris zal in het kader van het inzetten van leerkrachten uit het onderwijs
in overleg treden met de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap.
De Staatssecretaris komt na de verkenning ten aanzien van arbeidsuitbuiting met een
schriftelijke reactie op de brief van de FNV.
De Staatssecretaris zal de Kamer voor het krokusreces informeren over de voortgang
inzake de motie-Van Ojik/Becker over de intensivering van de controle door de nationale
politie plus de Koninklijke Marechaussee aangaande mensensmokkel.
Volgens onze registratie waren dat de toezeggingen. Ik kijk nog een keer naar de leden.
Mevrouw Kuik.
Mevrouw Kuik (CDA):
De terugkoppeling na het gesprek met Fier.
Staatssecretaris Broekers-Knol:
Ja, dat klopt.
De voorzitter:
De terugkoppeling na het gesprek met Fier: ook die is toegezegd.
Hadden we daar ook een termijn over afgesproken? Ik kijk naar de Staatssecretaris.
Staatssecretaris Broekers-Knol:
Op 15 januari bezoek ik Fier. De terugkoppeling van het gesprek? Die komt in een van
die brieven. Is dat goed?
De voorzitter:
Dat is helder. Dank u wel.
Er zijn geen nadere opmerkingen. Ik dank de mensen op de publieke tribune en alle
mensen die dit debat op een andere wijze hebben gevolgd. Ik dank de Staatssecretaris
en de ondersteuning van harte, evenals de aanwezige leden en natuurlijk de onvolprezen
griffier. Hartelijk dank allemaal.
Sluiting 14.00 uur.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
P.H. van Meenen, voorzitter van de vaste commissie voor Justitie en Veiligheid -
Mede ondertekenaar
A.E.A.J. Hessing-Puts, griffier
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.