Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van de leden Sienot, Van Eijs en Schonis over het artikel ‘Duurzaamheid blijft ondergeschoven kind bij aanbestedingen in de bouw’
Vragen van de leden Sienot, Van Eijs en Schonis (allen D66) aan de Ministers van Economische Zaken en Klimaat, van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en van Infrastructuur en Waterstaat over het artikel «Duurzaamheid blijft ondergeschoven kind bij aanbestedingen in de bouw» (ingezonden 10 oktober 2019).
Antwoord van Minister Ollongren (Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties), mede
namens de ministers van Economische Zaken en Klimaat en voor Milieu en Wonen en de
Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat (ontvangen 11 december 2019).
Vraag 1
Kent u het artikel «Duurzaamheid blijft ondergeschoven kind bij aanbestedingen in
de bouw»?1
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Bent u eens met de constatering dat duurzaamheid nog een te kleine rol speelt in de
aanbesteding van bouwprojecten van publieke instellingen?
Antwoord 2
Het klopt dat uit de genoemde analyse[1]
2 blijkt dat in circa een kwart van de aanbestedingen prestatie-belonende gunningscriteria
zijn toegepast. Een gunningsbeslissing wordt echter genomen op basis van een geheel
van opdrachtspecificaties, geschiktheidseisen, selectiecriteria, uitsluitingsgronden
en gunningscriteria. Bij al deze criteria en eisen kan duurzaamheid een rol spelen.
Eerdere onderzoeken en evaluaties laten zien dat overheden duurzaamheid bijvoorbeeld
in hoge mate als eis opnemen[2]
3. Geen duurzame gunningscriteria betekent dus niet automatisch geen duurzame aanbesteding.
Dit miskent niet het belang dat alle overheden hun verantwoordelijkheid moeten nemen
voor duurzaam aanbesteden. Voor de rijksoverheid is dit aanleiding geweest voor het
opstellen van een nieuwe inkoopstrategie voor de inkoop van het Rijk, gericht op duurzaam,
sociaal en innovatief inkopen. Met deze strategie wil het kabinet – in lijn met de
motie Özütok[3]
4 – ervoor zorgen dat inkopen met impact een opdracht wordt van de gehele Rijksorganisatie.
Vraag 3
Deelt u de grote zorg dat indien duurzaamheid het ondergeschoven kind blijft bij aanbestedingen
in de bouw, de kans gering is dat Nederland in 2050 energieneutraal en klimaatbestending
is? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 3
Ik deel het beeld dat het niet vanzelf gaat. Daarom zetten we hier vol op in. In het
Klimaatakkoord zijn met veel verschillende partijen afspraken gemaakt over hoe we
in Nederland de klimaattransitie willen aangaan.
In de GWW-sector (grond-, weg- en waterbouw) hebben opdrachtnemers en inkopers van
de aangesloten decentrale overheden de aanpak Duurzaam GWW opgesteld. Deze helpt om
in zes stappen te komen tot een duurzame aanbesteding. Om andere overheden te stimuleren
om in 2019 en 2020 CO2-reducerende en circulaire maatregelen (zoals het toepassen van gerecycled beton of
asfalt) te nemen bij hun GWW-werken heeft het kabinet € 10 miljoen beschikbaar gesteld
uit de Urgenda-middelen.
Het Rijksvastgoedbedrijf (RVB) draagt bij aan de kabinetsdoelstellingen voor duurzaamheid
en ontwikkelt routekaarten voor zijn verschillende vastgoedportefeuilles in het kader
van het Klimaatakkoord. De Routekaart voor de portefeuille Rijkskantoren is afgerond
en voor het zomerreces aan uw Kamer aangeboden als onderdeel van de brief over het
Regionaal Ontwikkelprogramma (ROP)5. Daarnaast creëert het RVB ruimte in de aanbestedingen om vernieuwende oplossingen
toe te passen via het principe learning by doing.
Vraag 4
Deelt u de mening dat wanneer circulariteit onvoldoende mee wordt genomen in publieke
aanbestedingen, het doel dat de Nederlandse overheid en haar gemeenten om daadwerkelijk
circulair in te kopen in 2030 niet wordt gehaald? Zo ja, op welke wijze stimuleert
u circulair bouwen bij aanbestedingen op zowel nationaal niveau als gemeentelijk niveau?
Zo nee, waarom niet?
Antwoord 4
Circulariteit moet inderdaad voldoende worden mee genomen om het doel te halen, in
de brief van BZK en IenW6 is toegelicht hoe dat wordt aangepakt vanuit overheden. De inzet van het Rijk op
het punt van circulariteit blijkt uit de kabinetsreactie op de transitieagenda’s7: het Rijksvastgoedbedrijf, Rijkswaterstaat en ProRail zullen actief hun inkoopkracht
inzetten voor circulaire innovaties. De ambitie is dat zij vanaf 2030 al hun opdrachten
circulair gaan aanbesteden. Dit betekent dat volgens circulaire principes wordt uitgevraagd.
Het hoofdwatersysteem en (vaar)wegennet van Rijkswaterstaat en de rijkskantorenportefeuille
worden uiterlijk in 2030 circulair beheerd. Hierin is ook de samenwerking opgenomen
om regionale CE-strategieën op te stellen, onder andere wat betreft circulair aanbesteden
van gebouwen en infrastructuur.
Het Ministerie van BZK doet een impuls van € 1 miljoen via de AKCI (subsidieregeling
Advies bij Klimaatneutraal en Circulair Inkopen) richting mede-overheden voor ondersteuning
bij circulair aanbesteden, specifiek voor de bouw.
Vraag 5
Bent u van mening dat er momenteel te veel barrières zijn voor aanbestedende diensten
om duurzaam te bouwen waardoor het nu inefficiënt en onrendabel is? Zo ja, op welke
wijze gaat u ervoor zorgen dat het duurzaam bouwen gemakkelijker en goedkoper zal
worden? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 5
Ik deel deze mening niet. De Aanbestedingswet 2012 biedt juist verschillende mogelijkheden
om duurzaamheid mee te nemen in aanbestedingen. Zo schreef ik in het antwoord op vraag
2 over duurzame gunnings- en selectiecriteria en een groene uitvraag in het bestek.
Voorbeelden zijn een duurzaam gunningscriterium dat een hogere score toekent bij een
lagere CO2-emissie. Sinds 2016 is het ook mogelijk om te gunnen op basis van de laagste levenscycluskosten,
waarbij een overheid rekening houdt met de duurzaamheid van een product en externe
milieukosten. Als gevolg hiervan wordt het juist heel rendabel om duurzaam te bouwen,
want dan kunnen bijvoorbeeld toekomstige energiebesparingen worden mee gewogen in
de beoordeling. Daarnaast stuurt de Aanbestedingswet 2012 aan op gunning op basis
van de beste prijs-kwaliteitverhouding en niet de laagste prijs. Bij de beste prijs-kwaliteitverhouding
beoordeelt de opdrachtgever zowel de kwaliteit als de prijs van de inschrijving. Specifiek
in de bouw is het gebruik van de laagste prijs als gunningscriterium dan ook aan het
afnemen de afgelopen jaren; van 18% in 2016 en 2017 naar 14% in 2018.
Vraag 6
Deelt u de mening dat het juist belangrijk is dat Nederlandse publieke instellingen
bij aanbestedingen van bouwprojecten voldoende rekening houden met duurzaamheid, om
zo een goed voorbeeld te zijn voor ook de private instellingen?
Antwoord 6
Ja, die mening deel ik.
Vraag 7
Welke stappen onderneemt u om papier en praktijk ten aanzien van het certificaat van
de zogeheten «CO2-Prestatieladder», waarover bedrijven vaak beschikken en die laat zien dat zij zich
bewust zijn van hun CO2-uitstoot, meer met elkaar in lijn te brengen, aangezien zo’n certificaat niet precies
laat zien wat ze doen om hun uitstoot te reduceren?
Antwoord 7
De CO2-prestatieladder is ontwikkeld door overheid en bedrijfsleven samen en wordt beheerd
door de Stichting Klimaatvriendelijk Aanbesteden & Ondernemen (SKAO). Bedrijven die
gecertificeerd zijn op de ladder zijn zich niet alleen bewust van hun CO2-uitstoot, maar hebben hun eigen CO2-uitstoot in kaart gebracht en moeten doorlopend acties ondernemen om deze te blijven
reduceren. Wanneer opdrachtnemers een project gegund hebben gekregen met de CO2-Prestatieladder
dan zijn ze ook verplicht om op projectniveau voorstellen aan opdrachtgever te doen
voor CO2-reductie. Deze kunnen door opdrachtgever in overweging worden genomen. Marktpartijen
worden hierop gemonitord door een certificerende instelling. Het certificaat laat
zien dat het bedrijf hieraan voldoet. Daarmee zijn papier en praktijk met elkaar in
lijn.
Vraag 8
Deelt u de constatering dat de Milieukostenindicator (MKI) en de Milieuprestatieberekening
Gebouw (MPG) serieuze middelen zijn om de duurzaamheid bij aanbestedingen te verhogen?
Zo ja, vindt u dat meer bouwprojecten van publieke instellingen moeten gaan werken
met een MKI en/of MPG? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 8
Ja, de MKI en de MPG zijn beide serieuze instrumenten om de duurzaamheid te verhogen.
In essentie gaat het om de inzet van één instrument, dat voor de GWW-sector uitmondt
in een MKI die kan worden gebruikt bij duurzame aanbestedingen en voor gebouwen in
de MPG (milieuprestatie van gebouwen). Door toepassing van een uniforme uitvraag ontstaat
marktvolume en investeringsperspectief voor de markt. Sinds 1 januari 2018 is als
basisniveau voor nieuwe woningen en kantoren een milieuprestatie-eis van 1 opgenomen
in de bouwregelgeving. De Minister BZK en de Staatssecretaris van IenW hebben aangekondigd
dat de wettelijke eis stapsgewijs strenger wordt om de milieuprestatie van gebouwen
te vergroten[1]. Het RVB past in de uitvoeringspraktijk bij het aanbesteden van nieuwbouw
kantoren maximaal 0,9 als eis toe en gaat de komende tijd projecten doen met een steeds
lagere eis. In 2030 moet het maximaal 0,5 zijn. Dit is in lijn met aankondiging van
de Minister BZK in de brief van 8 oktober jl. Rijkswaterstaat past al sinds 2010 de
milieukostenindicator toe als gunningscriterium en heeft deze toepassing sindsdien
verbreed naar steeds meer aanbestedingen, waarbij het gunningcriterium zwaarder is
gaan meewegen. Vanaf 2020 zal bovendien een maximale MKI-waarden per ton asfalt als
eis in contracten worden opgenomen. De toepassing van MKI bij infra aanbestedingen
is onderdeel van de Green Deal Duurzaam GWW en wordt sindsdien bij steeds meer publieke
tenders in de infrastructuur gebruikt.
Vraag 9
Zou u meer informatie kunnen geven over hoe het staat met de uitvoering van de motie-Schonis
c.s. (Kamerstuk 35 000 A, nr. 120) over duurzame innovatieve technieken bij infrastructurele projecten?
Antwoord 9
Rijkwaterstaat onderzoekt momenteel de mogelijkheden van toepassing van duurzame innovatieve
technieken zoals Smart Maintenance. Er worden in dit kader meerdere pilots en experimenten
uitgevoerd. Naar verwachting zijn tussenresultaten van deze pilots en experimenten
beschikbaar op de in de motie aangegeven termijn van 1 januari 2020.
Voordat echter tot opschaling en bredere toepassing in infrastructurele werken kan
worden overgegaan moeten financiële en operationele consequenties in beeld zijn gebracht.
Tenslotte zal in overleg met de sector worden bepaald met welke snelheid deze technieken
standaard en geharmoniseerd in aanbesteding kunnen worden uitgevraagd.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
R.W. Knops, minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties -
Mede namens
M.C.G. Keijzer, staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat -
Mede namens
S. van Veldhoven-van der Meer, minister voor Milieu en Wonen -
Mede namens
E.D. Wiebes, minister van Economische Zaken en Klimaat
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.