Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Kops over het bericht 'Noodkreet bouwers – ‘Ruimte zat in Nederland’'
Vragen van het lid Kops (PVV) aan de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties over het bericht «Noodkreet bouwers – «Ruimte zat in Nederland»» (ingezonden 9 september 2019).
Antwoord van Minister Van Veldhoven-van der Meer (Milieu en Wonen) (ontvangen 11 december
2019).
Vraag 1
Bent u bekend met het bericht «Noodkreet bouwers – Ruimte zat in Nederland»?1
Antwoord 1
Ja, het artikel «Noodkreet bouwers: woningtekort wordt ramp» is mij bekend.
Vraag 2
Kunt u zich herinneren dat u herhaaldelijk hebt beloofd de woningbouw te zullen «versnellen»?
Wat komt daar – na bijna twee jaar ministerschap – in de praktijk van terecht, aangezien
de nu al achterlopende nieuwbouw op een ramp dreigt uit te lopen?
Antwoord 2
Vanaf het begin van dit kabinet is prioriteit gegeven aan de woningbouw. Afspraken
over woningbouw en stadsontwikkeling zijn een belangrijk onderdeel van Nationale woonagenda,
ontwikkellocaties in de ontwerpNOVI en de woondeals die Minister Ollongren heeft gesloten
met vijf regio’s waar de bouwopgave het grootst is. Daarnaast heeft Minister Ollongren
in het voorjaar de Transformatiefaciliteit gelanceerd, die 38 miljoen euro voorfinanciering
biedt voor de ontwikkeling tot woongebied van bedrijventerreinen en kantoorparken
die op een aantrekkelijke locatie liggen. Ook heeft Minister Ollongren de Crisis-
en herstelwet aangepast en uitgebreid om procedures van woningbouwplannen de vereenvoudigen
en versnellen. Verder zet ik het expertteam woningbouw in om gericht projecten te
versnellen.
De beoogde woningbouwproductie van 75 duizend woningen per jaar blijkt in 2018 ruim
gehaald, met een productie van bijna 80 duizend nieuwe woningen, inclusief transformaties.
Ook voor 2019 wordt verwacht dat het doel van 75 duizend toevoegingen, inclusief transformaties,
gehaald gaat worden. De Nationale woonagenda en woondeals vormen een stevige basis
om verder samen te werken aan de gezamenlijke opgave waar we voor staan. Maar om echt
te zorgen dat we sneller meer betaalbare woningen kunnen bouwen is een grote stap
vooruit nodig van alle partijen.
Tijdens Prinsjesdag heeft het kabinet een pakket aan maatregelen aangekondigd om de
verschillende aspecten van de woningnood aan te pakken. Onderdeel van dat pakket is
een woningbouwprogramma van 2 miljard euro, waarmee sneller en meer betaalbare woningen
kunnen worden gebouwd in een goede leefomgeving. Dit programma bestaat uit een budgettaire
impuls voor de woningbouw van 1 miljard euro, waarmee per 2020 wordt gewerkt aan het
inlopen van het woningtekort en het meerjarig hoog houden van de bouwproductie, om
te zorgen dat middeninkomens toegang houden tot de woningmarkt. We vragen en stimuleren
gemeenten en marktpartijen om maximaal bij te dragen aan dit doel. Daarnaast bevat
het programma een impuls van 1 miljard euro via de verhuurderheffing voor de komende
tien jaar. Hiermee ontstaat een gerichte stimulans voor woningcorporaties en andere
verhuurders die meer betaalbare woningen bouwen. Daarnaast komt er een vrijstelling
in de verhuurderheffing voor de bouw van flexwoningen, zodat snel extra woningen worden
gerealiseerd waarmee diverse groepen geholpen zijn (bijvoorbeeld studenten, dak- en
thuislozen, mensen die er ineens alleen voor komen te staan).
Zie verder het antwoord op vraag 3 bij de Kamervragen over stilgevallen woningbouw.
Vraag 3
Deelt u de mening dat uw aanpak van veel praten, overleggen en vergaderen heeft gefaald?
Zo nee, hoe vindt u zelf dat het gaat? Hoe gaat u het tekort van een kwart miljoen
woningen binnen afzienbare tijd wegwerken?
Antwoord 3
De afgelopen jaren heeft de gekozen inzet goede resultaten opgeleverd. Voor de komende
tijd heb ik zorgen over de omvang van de woningbouwrealisaties. Het hoog houden van
de bouwproductie in de komende jaren vergt grote inzet van alle betrokken partijen.
Het is hard nodig dat er voldoende nieuwe plannen klaarliggen die tijdelijk haalbaar
zijn. In dit kader zijn er eerder met een aantal grote stedelijke regio’s woondeals
gesloten waarin er onder andere afspraken zijn gemaakt over de woningbouw. In de woondeals
zijn behalve over de woningbouwplannen op korte termijn afspraken gemaakt ook over
de plancapaciteit op de middellange- en lange termijn. Middels de woondeals wordt
de woningbouwproductie in de vijf stedelijke regio’s de komende jaren versneld. Het
woningbouwprogramma van 2 miljard euro dat het kabinet tijdens Prinsjesdag heeft aangekondigd,
zal de versnelde realisatie van bouwprojecten, waaronder plannen waar in de woondeals
afspraken over zijn gemaakt, versnellen en daarmee ook de vergunningverlening stimuleren.
Vraag 4
Bent u ervan op de hoogte dat bouwers schreeuwen om meer bouwlocaties, het liefst
in het groen, omdat daar sneller en goedkoper gebouwd kan worden? Gaat u – conform
uw eerdere belofte dat «er ook in het groen moet worden gebouwd omdat we het anders
niet redden» – hiervoor zorgen?2 Zet u dwarsliggende gemeenten, die te weinig bouwgrond beschikbaar stellen en/of
alleen binnenstedelijk willen bouwen, nu eindelijk aan het werk? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 4
Buitenstedelijke locaties zijn inderdaad vaak sneller en goedkoper te realiseren voor
bouwbedrijven vanaf het moment waarop zij aan de slag kunnen. Deze locaties vragen
vooraf (vaak hoge) publieke investeringen in het gereedmaken van de het gebied voor
woningbouw en het borgen van de bereikbaarheid. Daarmee zijn deze ontwikkelingen in
hun geheel lang niet altijd goedkoper en sneller dan binnenstedelijke locaties, waar
bijvoorbeeld de ontsluiting vaak wel al geregeld is.
Zoals Minister Ollongren eerder heeft aangegeven in de Kamerbrief «Meer prioriteit
voor woningbouw»3 en in eerdere beantwoording op uw Kamervragen4 is het nodig dat elke regio zorgt voor voldoende bouwplannen om tijdig te voorzien
in de woningbehoefte. Daarbij is het wenselijk dat zij de ruimte binnen bestaand bebouwd
gebied optimaal benutten. Wanneer het niet mogelijk is om op termijn de woningbehoefte
volledig binnenstedelijk in te vullen, dan is het nodig dat regio’s ook tijdig de
mogelijkheden aan de randen van de stad verkennen. Waar ik op toezie en hen zo nodig
ook op aanspreek, is dat zij zich inzetten om voldoende locaties beschikbaar te stellen
om te voorzien in de woningbehoefte. Daarbij blijft voorop staan dat er, ook in de
lokale dynamiek, druk blijft om complexe binnenstedelijke locaties te ontwikkelen,
en niet lichtzinnig wordt geschoven naar bouwlocaties buiten de bestaande stad.
Vraag 5
Bent u ervan op de hoogte dat het gasloos opleveren van nieuwbouw zo’n € 25.000 per
woning kost? Deelt u de conclusie dat uw klimaatbeleid niet alleen onzinnig is, maar
ook prijsopdrijvend werkt? Bent u ertoe bereid het vervallen van de gasaansluitplicht
terug te draaien, in het belang van de portemonnee en de achterlopende nieuwbouw?
Zo nee, waarom niet?
Antwoord 5
Zoals in eerdere beantwoording op uw Kamervragen5 is aangegeven, ben ik ervan op de hoogte dat het klimaatbeleid, zoals aardgasvrij
bouwen, leidt tot hogere investeringskosten aan nieuwbouwwoningen. Uw Kamer heeft
per amendement de aansluitplicht voor nieuwbouw in de Gaswet geschrapt. Ik ben niet
bereid dit terug te draaien. Ik acht het duurzaamheids- en energiebeleid van dit kabinet
verstandig.
Tot slot deel ik uw suggestie dat het terugdraaien van de gasaansluitplicht leidt
tot achterlopende nieuwbouwprojecten niet. Het is mij onduidelijk waarom er als gevolg
van het klimaatbeleid vertraging zou ontstaan in de nieuwbouw.
Vraag 6
Wat gaat u doen aan de stikstofregeltjes, waardoor complete woningbouwprojecten stil
zijn komen te liggen, zoals in Den Haag en Eindhoven?6 Deelt u de mening dat uw eigen bouwopgave van 75.000 woningen per jaar hierdoor nooit
gehaald zullen kunnen worden? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 6
De regelgeving in Nederland is gebaseerd op de in de EU vastgestelde Vogel- en Habitatrichtlijn.
Daarin is elke lidstaat gebonden aan de afspraak om een goede staat van instandhouding
te realiseren van de soorten die onder de habitat- en vogelrichtlijn vallen. Landen
maken hier eigen regelgeving voor en zijn ervoor verantwoordelijk dat deze regelgeving
past bij de specifieke kenmerken van een lidstaat.
Het eerste pakket maatregelen wat het kabinet op 13 november heeft aangekondigd wordt
het in de woningbouwsector mogelijk om in 2020 de benodigde 75 duizend woningen te
realiseren. Aan de Zuid-Hollandse kust, in het bijzonder de regio Leiden-Den Haag,
zullen mogelijkerwijs sneller grenzen bereikt worden, gegeven de grote woningbouwvraag.
Daarom moet er kritisch gekeken worden naar hoe deze ruimte zo efficiënt mogelijk
benut kan worden. Ook kan het betekenen dat er lokaal aanvullende maatregelen genomen
moeten worden. Er kunnen mogelijkheden voor intern salderen worden gezocht, bijvoorbeeld
het versneld opruimen van een verouderd bedrijventerrein of een parkeergarage. Hoeveel
woningen er precies gebouwd kunnen worden, is afhankelijk van de regionale afspraken
die gemaakt worden over de verdeling van de vrijgekomen ruimte. Hierbij is samenwerking
tussen gemeenten, provincies en het Rijk cruciaal. Samen met het kabinet en de overige
interbestuurlijke partners zetten we ons vol in om ook in de komende jaren 75 duizend
woningen te realiseren.
Vraag 7
Bent u ervan op de hoogte dat niet alleen de nieuwbouw van koopwoningen, maar ook
van sociale huurwoningen terugloopt? Wat gaat u hieraan doen? Deelt u de mening dat
het te schandalig voor woorden is dat Nederlanders gemiddeld 9 jaar op de wachtlijst
moeten staan, terwijl statushouders nog altijd voorrang krijgen? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 7
De nieuwbouwproductie van corporaties is al sinds 2014 beperkt. In een enquête die
begin dit jaar door Aedes onder haar leden is gehouden, komen verschillende oorzaken
naar voren. Als belangrijkste redenen worden genoemd de stijgende bouwkosten, locatietekorten,
gemeentelijk commitment en de financiële haalbaarheid van projecten. De komende jaren
hebben corporaties nog extra middelen om te investeren, bovenop de reeds geplande
investeringen in de meerjarenplannen. Met de impuls van € 1 miljard voor nieuwbouw
in de verhuurderheffing, zoals aangekondigd op Prinsjesdag, helpt het kabinet bovendien
de financiële haalbaarheid van nieuwbouwprojecten verder te vergroten. Zo kunnen corporaties
meer gereguleerde woningen bouwen. Het is nu aan corporaties om volop plannen te maken
en gebruik te maken van deze regeling. Daarvoor is het ook belangrijk dat gemeenten
hun rol oppakken en voldoende locaties beschikbaar stellen. In de woondeals die ik
in verschillende gebieden heb gesloten, is dit een belangrijk thema.
Een belangrijke hulpmotor om meer sociale huurwoningen te realiseren zijn de flexibele
woningen. Die kunnen bijvoorbeeld ook gerealiseerd worden op locaties die slechts
tijdelijk voor wonen bedoeld zijn. Daarom komt er een vrijstelling van de verhuurderheffing
voor de bouw van flexwoningen, zodat snel extra woningen worden gerealiseerd waarmee
diverse groepen geholpen zijn (bijvoorbeeld studenten, dak- en thuislozen, mensen
die er ineens alleen voor komen te staan). Het PBL onderzoekt momenteel hoeveel locaties
geschikt zijn voor tijdelijke woningen.
Uw mening ten aanzien van statushouders deel ik niet. Zoals u weet is de automatische
urgentiestatus voor statushouders op instigatie van de Tweede Kamer geschrapt uit
de Huisvestingswet en is het een afweging op lokaal niveau om te bepalen of er al
dan niet bij de toewijzing van woningen voorrang aan statushouders wordt gegeven.
Hierover heeft Minister Ollongren u eerder in de beantwoording van uw Kamervragen
geïnformeerd. Bovendien is het juist de bedoeling dat statushouders snel uitstromen
uit de asielopvang om een snelle(re) start met integratie te bevorderen en kosten
te besparen. Nog belangrijker dan de toewijzing van woningen is de beschikbaarheid
van voldoende woningen. Door heel veel partijen wordt hard gewerkt om het aanbod te
vergroten.
Vraag 8
Bent u er nu eindelijk toe bereid om de tijdelijke asielvergunningen van de in Nederland
verblijvende statushouders in te trekken en ervoor te zorgen dat de daardoor vrijkomende
sociale huurwoningen, evenals alle andere sociale huurwoningen, uitsluitend aan de
Nederlanders worden toegewezen? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 8
Zoals Minister Ollongren in eerdere beantwoording op uw Kamervragen7 heeft aangegeven wordt iedereen in Nederland in gelijke gevallen gelijk behandeld.
Dat uitgangspunt is in onze Grondwet verankerd. Er wordt geen onderscheid gemaakt
op basis van nationaliteit.
Zie verder het antwoord op vraag 7.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
S. van Veldhoven-van der Meer, minister voor Milieu en Wonen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.