Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het Gijs van Dijk over de vertraging van de wet vereenvoudiging beslagvrije voet
Vragen van het lid Gijs van Dijk (PvdA) aan de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid over de vertraging van de wet vereenvoudiging beslagvrije voet (ingezonden 23 oktober 2019).
Antwoord van Staatssecretaris Van Ark (Sociale Zaken en Werkgelegenheid) (ontvangen
10 december 2019).
Vraag 1
Heeft u kennisgenomen van het bericht «Ministerie talmt met rekentool, legt schuld
bij gemeenten, en laat schuldenaars in de steek»?1
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Vindt u ook dat mensen met schulden zeker moeten zijn dat ze de basale levensbehoeften
kunnen betalen, zoals boodschappen en de huur?
Antwoord 2
Ja. De huidige wet is daarin even duidelijk als de Wet vereenvoudiging beslagvrije
voet. Probleem binnen de huidige systematiek is dat een goede vaststelling van de
beslagvrije voet van de schuldenaar vraagt dat hij de beslagleggende partij van allerlei
informatie voorziet. Dat gebeurt vaak niet of onvolledig, waardoor de beslagvrije
voet helaas te laag wordt vastgesteld. Met de Wet vereenvoudiging beslagvrije voet
en met het traject tot verbreding van het beslagregister werken we aan een systeem
waarbij de beslagvrije voet vrijwel geheel op basis van bij beslagleggende partijen
aanwezige informatie automatisch correct kan worden vastgesteld. Dat beperkt de kans
aanzienlijk dat iemand nog met een te lage beslagvrije voet wordt geconfronteerd en
dat maakt de implementatie van de Wet vereenvoudiging beslagvrije voet ook zo belangrijk.
Vraag 3
Hoe kan het dat de wet die het respecteren van het bestaansminimum waarborgt, de Wet
vereenvoudiging beslagvrije voet, wederom wordt uitgesteld, terwijl de wet al in 2017
werd aangenomen?
Antwoord 3
De redenen die ten grondslag lagen aan het verschuiven van de inwerkingtredingdatum
naar 1 januari 2021 heb ik gezamenlijk met de Minister voor Rechtsbescherming en de
Staatssecretaris van Financiën beschreven in de brief van 15 november 2018 (Kamerstuk
24 515, nr. 453). Vanuit de in 2018 ontvangen uitvoeringstoetsen op de lagere regelgeving moest ik
toen constateren dat het doorvoeren van de voor invoering van de wet vereiste ICT-aanpassingen
meer tijd vereiste. In dat kader zijn toen ook tussenmaatregelen aangekondigd om op
korte termijn de borging van het bestaansminimum wel te verbeteren.
Daarnaast heb ik, mede namens de genoemde bewindspersonen, uw Kamer in mijn brief
van 8 oktober 2019 bericht over de voortgang van het implementatietraject en daarin
aangegeven dat dit traject in de komende maanden in een cruciale fase verkeert. Ik
koers daarbij nog steeds op 1 januari 2021 als beoogde inwerkingtredingsdatum. Van
een groot aantal partijen heb ik ook de bevestiging gekregen dat zij deze datum halen.
Voor de andere betrokken partijen geldt dat ik die helderheid op zeer korte termijn
hoop te verkrijgen. Op basis van de dan beschikbare informatie kan ik ook definitieve
uitspraken doen over de inwerkingtreding van de wet per 1 januari 2021. Ik heb uw
Kamer toegezegd u hierover begin 2020 te informeren.
Vraag 4
Waarom slaat niemand met de vuist op tafel om aan te geven dat het respecteren van
het bestaansminimum prioriteit heeft? Is er wel voldoende besef van urgentie? Zijn
relevante organisaties en uzelf zich wel voldoende bewust van de menselijke drama’s
die ontstaan als mensen onvoldoende geld overhouden voor boodschappen en de huur?
Antwoord 4
Ik ben mij zeer bewust van de noodzaak van een spoedige invoering van de wet en zet
alles op alles om invoering per 1 januari 2021 te realiseren. De Staatssecretaris
van Financiën en ik hebben daarom bij het eerdere uitstel ook tussenmaatregelen, als
noodmaatregelen, aangekondigd. Maatregelen die effect hebben voor de op dit moment
getroffen groep – de schuldenaar die met een te lage beslagvrije voet wordt geconfronteerd.
Het gaat om negen tussenmaatregelen, die daar waar gevraagd werd om aanpassing van
de uitvoeringspraktijk alle vanaf 1 oktober 2019 in uitvoering zijn. Dit geldt onder
meer voor het bij de inzet van de overheidsvordering en het verrekenen van toeslagen
vooraf rekening houden met het bestaansminimum zoals toegelicht in de brief van 13 februari
jl. (Kamerstuk 24 515, nr. 468). Dit was oorspronkelijk voorzien voor 1 januari 2020, maar kon alsnog eerder tot
uitvoering worden gebracht. Dat is een belangrijke eerste stap, die een grote groep
schuldenaren kan helpen.
Daarnaast vroeg ook een aantal tussenmaatregelen om wetgeving. Die wetgeving is inmiddels
bij uw Kamer gepasseerd. Zeker waar het gaat om de in de Verzamelwet SZW 2020 opgenomen
wijzigingen2, is mijn verwachting dat deze per 1 januari 2020 tot uitvoering kunnen worden gebracht.
Vraag 5
Klopt het dat de deadline van 1 januari 2021 wel haalbaar is als de benodigde gegevens
zoals gepland in het najaar van 2020 worden aangeleverd?
Antwoord 5
In de brief die ik, mede namens de Staatssecretaris van Financiën en de Minister voor
Rechtsbescherming, op 8 oktober 2019 aan u heb doen toekomen, heb ik gewezen op de
zaken waarover ik in de komende maanden duidelijkheid verwacht te krijgen. Het gaat
dan om zaken die invloed kunnen hebben op de vraag of alle partijen per 1 januari
2021 de wet volledig kunnen uitvoeren. Ik heb de huidige periode op dat vlak dan ook
als cruciaal betiteld. Zodra duidelijkheid is verkregen kan ik ook definitievere uitspraken
doen over de inwerkingtreding van de wet per 1 januari 2021. Ik heb uw Kamer toegezegd
u hierover begin 2020 te informeren.
Vraag 6
Waarom laat het ontwikkelen van de benodigde software zolang op zich wachten, terwijl
gerechtsdeurwaarders zelf reeds een werkende rekentool hebben gebouwd? Waarom is niet
in een veel eerder stadium besloten om zo’n rekentool te ontwikkelen?
Antwoord 6
In 2018 werd – zoals richting uw Kamer gecommuniceerd – duidelijk dat partijen inwerkingtreding
per 1 januari 2019 niet gingen halen. Toen is het besluit genomen om een centrale
rekentool te bouwen om aldus implementatie voor een groot aantal partijen te vereenvoudigen.
In de brief van 13 februari 2019, die ik samen met de Staatssecretaris van Financiën
aan uw Kamer heb doen toekomen, heb ik daarbij uitgelegd dat een innende instantie
die bij haar incasso te maken heeft met de beslagvrije voet deze kan bepalen door
de gegevens handmatig te verwerken in een verkorte rekenmodule. De gerechtsdeurwaarders
refereren hieraan als zij het hebben over de gereed zijnde rekentool. Voor massale
processen waar onder meer Belastingdienst, SVB, UWV en ook lokale belastinginners
mee te maken hebben, leent zich deze handmatige vorm echter niet. Een gedegen ICT-matige
inbouw van enerzijds de voor de berekening noodzakelijke datastroom en anderzijds
de in de wet opgenomen berekening is dan onontbeerlijk.
Om dit te realiseren zijn in het door mij ingestelde Programma implementatie wet vereenvoudiging
beslagvrije voet, tezamen met alle partijen, de specificaties nader uitgewerkt en
is in kaart gebracht wat partijen nodig hebben om op de rekentool aan te sluiten.
De bouw en implementatie wordt nu ter hand genomen. Begin 2020 heb ik meer helderheid
over het tempo van de verschillende deeltrajecten binnen de implementatie en zal ik
uw Kamer nader informeren over de inwerkingtreding van de wet per 1 januari 2021.
Vraag 7
Welke maatregelen gaat u nemen als de invoering van de wet wederom moet worden uitgesteld?
Hoe gaat u er dan voor zorgen dat het bestaansminimum wordt gerespecteerd? Overweegt
u een nationaal moratorium totdat iedereen er zeker van kan zijn dat ze altijd voldoende
geld overhouden voor basale levensbehoeften, zoals boodschappen en de huur?
Antwoord 7
Ik verwacht de komende periode duidelijkheid over de haalbaarheid van volledige uitvoering
van de wet per 1 januari 2021 bij alle afzonderlijke partijen. Op basis van het dan
verkregen beeld, kan ik bezien of aanvullende maatregelen nodig zijn. Daar wil ik
niet op vooruitlopen.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
T. van Ark, staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.