Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van de leden Remco Dijkstra en Van den Bosch over het bericht 'Boeren moeten het ontgelden, waterschapsbelasting omhoog'
Vragen van de leden RemcoDijkstra en Van den Bosch (beiden VVD) aan de Ministers van Infrastructuur en Waterstaat en van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties over het bericht «Boeren moeten het ontgelden, waterschapsbelasting omhoog» (ingezonden 15 november 2019).
Antwoord van Minister Van Nieuwenhuizen Wijbenga (Infrastructuur en Waterstaat), mede
namens de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (ontvangen 12 december
2019).
Vraag 1
Bent u bekend met het bericht van omroep Flevoland van 28 oktober jongstleden getiteld
«Boeren moeten het ontgelden, waterschapsbelasting omhoog»?1
Antwoord 1
Ik ben bekend met dit bericht.
Vraag 2 en 3
Wat vindt u van een stijging van de waterschapsbelasting met bedragen van 500 euro
of meer?
Wat vindt u van een stijging met 7,3%? Hoe denkt u dat dit overkomt? Kunt u zich indenken
dat een dergelijke lastenstijging vrij onrechtvaardig voelt?
Antwoord 2 en 3
Waterschappen hebben de autonome bevoegdheid om de hoogte van de waterschapsbelasting
vast te stellen. De belastingverordeningen met daarin de tarieven worden vastgesteld
door middel van democratische besluitvorming in de algemene besturen van de waterschappen.
Waterschappen zijn bij uitstek in staat om met het oog op de lokale belangen en opgaven
de hoogte van de waterschapsbelasting vast te stellen.
De Unie van Waterschappen geeft aan dat waterschappen in verband met klimaatverandering
meer moeten investeren, onder andere om dijken en watersystemen tijdig aan te passen.
Deze extra investeringen zijn een belangrijke oorzaak van de gemiddelde verhoging
van de waterschapsbelastingen voor huishoudens en bedrijven in 2020 van 3,6% ten opzichte
van 2019. Voor agrariërs pakt de stijging wat hoger uit, naar verwachting gemiddeld
6% over heel Nederland. Dit komt vooral door een uitspraak van de Hoge Raad.
Vraag 4 en 5
Kunt u meer zeggen over het specifieke juridische proces waar de Hoge Raad nu een
uitspraak in heeft gedaan en waar geen hoger beroep meer mogelijk is?
Waaruit zou blijken dat in plaats van wegbeheerders voortaan agrariërs moeten betalen
voor gebruik van onverharde bermen?
Antwoord 4 en 5
De uitspraak van de Hoge Raad heeft betrekking op de watersysteemheffing van Waterschap
Zuiderzeeland. Deze belasting dient tot dekking van de kosten die het waterschap maakt
voor het beheer van het watersysteem.
De Waterschapswet geeft regels voor het toedelen van de kosten aan de groepen belastingplichtigen
van een waterschap. Via de systematiek, vastgelegd in deze wet, komen de kostenaandelen
voor de ingezetenen, de eigenaren van gebouwde onroerende zaken, de eigenaren van
ongebouwde onroerende zaken en de eigenaren van natuurterreinen tot stand. Het kostenaandeel
per categorie wordt via maatstaven verdeeld over de belastingplichtigen binnen de
categorie. De uitspraak van de Hoge Raad speelt zich af binnen de categorie «eigenaren
ongebouwde onroerende zaken». Binnen deze categorie heeft het waterschapsbestuur de
bevoegdheid om voor verharde openbare wegen binnen een bepaalde bandbreedte een hoger
tarief vast te stellen dan volgt uit de hoofdregels voor het toedelen van de kosten.
Tot nu toe werden bij de verharde wegen ook gerekend aanpalende onverharde delen.
Dat laatste heeft de Hoge Raad nu gecorrigeerd. In de bedoelde uitspraak oordeelt
de Hoge Raad dat tot de verharde openbare weg niet zijn te rekenen de bij een weg
behorende onverharde delen, zoals bermen en bermsloten. De consequentie daarvan is
dat het extra verhoogde tarief voor verharde oppervlakten nu over minder hectares
oppervlakte kan worden geheven, met als gevolg dat de derving daarvan automatisch
wordt verdeeld over de niet verharde oppervlakten, te weten landbouwgrond, bouwgrond
en andere grond, teneinde kostendekkend te blijven binnen de categorie. Daarmee blijft
de berm ten laste komen van dezelfde eigenaar, maar wel tegen een lager tarief per
hectare dan voorheen en gelijk aan het (vernieuwde) tarief voor alle andere percelen
«ongebouwd».
Het is dus niet zo dat door deze uitspraak specifiek agrariërs moeten betalen voor
de onverharde delen van de weg.
De Hoge Raad verwijst in de uitspraak naar de parlementaire geschiedenis van de bepaling.
Hieruit blijkt dat een belangrijke reden voor de geboden mogelijkheid tot zogenoemde
tariefdifferentiatie is dat de verharde oppervlakten van wegen hoge piekafvoeren van
hemelwater kunnen veroorzaken, waarvoor een grote capaciteit van het watersysteem
nodig is. Voor de onverharde delen gaat dit niet op.
Vraag 6
Geldt deze uitspraak voor heel Nederland?
Antwoord 6
Tegen een uitspraak van de Hoge Raad staan geen rechtsmiddelen meer open. De uitspraak
van de Hoge Raad geldt voor alle waterschappen in Nederland. De effecten op de tarieven
verschillen echter per waterschap. Die zijn afhankelijk van de mate waarin van de
tariefdifferentie gebruik wordt gemaakt, het aantal hectaren waarop de uitspraak van
toepassing is en de aantallen hectares waarover de kosten worden verdeeld.
Vraag 7
Bent u op de hoogte van het feit dat in veel gemeenten agrariërs juist onderhoud verzorgen
aan de bermen en daar regelmatig vanuit de gemeenten of waterschappen vergoedingen
voor krijgen? Wat vindt u van die werkwijze? Is dat niet een mooie oplossing? Wordt
dat initiatief, waarbij er een win-win is, niet doorkruist door deze uitspraak? Blijft
het uitvoeren van werk door boeren nog wel logisch als ze er vervolgens ook een rekening
voor krijgen?
Antwoord 7
Ik ben hiervan op de hoogte. De vergoedingsregelingen hebben echter geen relatie met
het belastingstelsel. De vergoedingen zijn dus ook niet van invloed op de hoogte van
de belasting die een agrariër aan het waterschap moet betalen. Het verzorgen van het
onderhoud van de bermen maakt niet dat de agrariërs belastingplichtig worden voor
deze bermen. De uitspraak van de Hoge Raad doorkruist de huidige praktijk dan ook
niet.
De eigenaar van de berm moet nog steeds de waterschapsbelasting betalen. De uitspraak
van de Hoge Raad zorgt alleen voor een andere lastenverdeling tussen de verschillende
belastingplichtigen binnen de categorie «overig ongebouwd».
Vraag 8
Welke wetswijziging zou dit ongedaan maken? Bent u bereid hier nader naar te kijken
en de Kamer hierover te informeren?
Antwoord 8
De rechtvaardiging van het toepassen van hogere tarieven voor verharde openbare wegen
is de extra capaciteit die nodig is om wateroverlast door hogere piekafvoeren van
hemelwater van de verharde oppervlakten te voorkomen. Het wettelijk mogelijk maken
van het toepassen van tariefdifferentiatie op tot bij de weg behorende onverharde
delen ligt niet voor de hand, omdat dit argument hiervoor niet geldt.
In december a.s. bepaalt de Ledenvergadering van de Unie van Waterschappen hoe er
verder gegaan wordt met het proces en onderzoek naar verbeteringen van de waterschapsbelastingen.
De belasting van wegen in de watersysteemheffing maakt naar alle waarschijnlijkheid
onderdeel uit van dit onderzoek. De waterschappen zullen mij over hun besluitvorming
informeren. Nadat ik een officieel advies heb ontvangen informeer ik uw Kamer.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
C. van Nieuwenhuizen Wijbenga, minister van Infrastructuur en Waterstaat -
Mede namens
R.W. Knops, minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.