Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Van der Lee over de reactie op het verzoek van het lid Van der Lee inzake aanwijzingen dat staalfabriek Tata Steel meer CO2 uitstoot dan wordt opgegeven (Kamerstuk 32813, nr. 397)
Vragen van het lid Van der Lee (GroenLinks) aan de Minister van Economische Zaken en Klimaat over de reactie op het verzoek van het lid Van der Lee inzake aanwijzingen dat staalfabriek Tata Steel meer CO2 uitstoot dan wordt opgegeven (Kamerstuk 32 813, nr. 397) (ingezonden 31 oktober 2019).
Antwoord van Minister Wiebes (Economische Zaken en Klimaat) (ontvangen 5 december
2019).
Vraag 1
Bent u bekend met het feit dat het onderzoek van De Groene Amsterdammer niet gebaseerd
is op aannames, maar dat dit onderzoek is gebaseerd op de vergunningsaanvraag van
Tata Steel IJmuiden zelf? Bent u bekend met het feit dat in een e-mail aan De Groene
Amsterdammer de omgevingsdienst Noordzeekanaalgebied stelt dat «de debieten die in
vergunningaanvragen zijn opgenomen in het algemeen gebaseerd [zijn] op metingen» en
dat de cijfers van De Groene Amsterdammer dus op basis van daadwerkelijk gemeten uitstoot
van Tata zelf zijn?1
Antwoord 1
Ik ben bekend met het onderzoek van De Groene Amsterdammer en de e-mail van de omgevingsdienst.
Het artikel haalt debieten van procesgassen aan volgens de vergunningsaanvraag. Dergelijke
debieten hoeven niet direct overeen te komen met de uiteindelijk bereikte debieten.
Naast het feit dat middels deze debieten niet direct de CO2-emissie te meten is, is het aannemelijk dat Tata in de vergunningsaanvraag een ruime
marge heeft genomen op de emissieruimte.
Tata kan bijvoorbeeld grotere hoeveelheden procesgas hebben aangevraagd, om bij eventuele
toename van emissies in de toekomst niet «knel» te komen zitten. Het is ook mogelijk
dat Tata rekening heeft gehouden met foutmarges in metingen van procesgassen. De kwaliteit
van dergelijke metingen voldoen immers niet aan de gestelde eisen ten aanzien van
betrouwbaarheid en onzekerheid binnen het systeem van emissiehandel. Dergelijke marges
zijn geaccepteerd om te voorkomen dat een bedrijf bij de dagelijkse procesvoering
in de problemen komt.
Vraag 2
Bent u bekend met het feit dat dit onderzoek is geverifieerd bij zowel Tata als de
Omgevingsdienst? Waarom beweert u in uw brief dat deze aannames niet geverifieerd
zijn?
Antwoord 2
Allereerst merk ik op dat de reactie van de Omgevingsdienst algemeen is geformuleerd.
De Omgevingsdienst stelt niet dat de cijfers uit de vergunningsaanvraag daadwerkelijk
overeenkomen met emissies, maar slechts dat die in het algemeen daarop gebaseerd zijn.
Uit de reactie van Tata Steel blijkt dat zij de conclusies van het onderzoek stellig
weerspreken.
Mijn bewering heeft betrekking op verificatie voor het gebruik binnen het systeem
van CO2-emissiehandel. Verificatie daarvoor wordt in de praktijk gedaan door een externe
verificateur die is geaccrediteerd voor verificaties t.b.v. CO2-emissiehandel bij staalfabrieken. Dergelijke verificatie van de gebruikte cijfers
zoals gebruikt in het onderzoek is naar mijn weten niet gedaan.
Vraag 3
Deelt u de constatering dat de cijfers die Tata aanlevert bij de Nederlandse Emissieautoriteit
(NEa) inderdaad afwijken van de cijfers waar De Groene Amsterdammer over bericht,
maar dat de cijfers die Tata aanlevert op de in- en uitstroom van koolstof in het
productieproces zijn gebaseerd en de cijfers van De Groene Amsterdammer op daadwerkelijk
gemeten uitstoot bij emissiepunten?
Antwoord 3
De cijfers van de Groene Amsterdammer wijken inderdaad af van de cijfers die Tata
bij de NEa heeft ingediend.
Ik ben het echter niet eens met de stelling dat de cijfers die De Groene Amsterdammer
hanteert zijn gebaseerd op de daadwerkelijk gemeten uitstoot bij de (vele) emissiepunten.
De cijfers van De Groene Amsterdammer zijn gebaseerd op een inschatting van de hoeveelheid
geproduceerde procesgassen en hun samenstelling ten behoeve van de vergunningsaanvraag,
en niet op metingen aan de schoorstenen. Op basis van cijfers in de vergunningsaanvraag
kunnen geen conclusies worden getrokken over de daadwerkelijke emissie van Tata.
Vraag 4
Deelt u de constatering dat de methode die Tata gebruikt inderdaad als betrouwbaar
wordt omschreven, maar dat de methode die in het artikel van De Groene Amsterdammer
wordt aangehaald op basis van metingen ook als betrouwbaar wordt gezien? Deelt u de
opvatting dat het daarom juist zo curieus is dat de cijfers van Tata en De Groene
Amsterdammer maar liefst 20% van elkaar verschillen? Zo ja, bent u bereid hier dieper
onderzoek naar te doen?
Antwoord 4
De methode die De Groene Amsterdammer hanteert is in theorie juist. Op basis van de
geproduceerde procesgassen, de samenstelling van deze procesgassen en de hoeveelheid
ingezette aardgas kan inderdaad de CO2-emissie van Tata worden berekend.
Echter, elke methode staat of valt bij de juistheid van de gebruikte cijfers. De gebruikte
cijfers van procesgassen uit de vergunningsaanvraag zijn veel hoger dan de cijfers
die Tata aan de NEa rapporteert. Uit deze cijfers blijkt een veel lagere hoogovengasproductie
dan waar De Groene Amsterdammer rekening mee houdt.
Ik heb vertrouwen in het oordeel van de NEa over de door Tata gerapporteerde cijfers.
De cijfers zijn gerapporteerd in het kader van de aanvraag voor gratis emissierechten.
Dit betekent dat de cijfers nauwkeurig worden getoetst door de NEa, en bovendien zijn
de cijfers geverifieerd door een externe geaccrediteerde verificateur.
Vraag 5
Wat vindt u van het advies van deskundigen, in het artikel in De Groene Amsterdammer,
om de uitstoot van Tata ook te meten aan de emissiebronnen, en niet alleen te berekenen
op basis van de koolstof in- en output, zodat door een vergelijking eventuele tekortkomingen
in de rapportage kunnen worden opgespoord en gecorrigeerd?
Antwoord 5
Dergelijke metingen zijn kostbaar en daarom vind ik het advies niet proportioneel.
Op het Tata terrein zijn er zeker 90 schoorstenen (emissiepunten) aanwezig. Het is
niet mogelijk om op kosteneffectieve wijze op al die emissiepunten continu de CO2-emissie te monitoren volgens de kwaliteitstandaarden die daarvoor binnen het emissiehandelssysteem
vereist zijn. Ik zie daarom nog steeds geen aanleiding om aanvullend onderzoek te
doen.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
E.D. Wiebes, minister van Economische Zaken en Klimaat
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.