Verslag van een bijeenkomst : Verslag van een gesprek, gehouden op 6 november 2019, met de heer Houben (Europese Commissie) over CETA (handelsverdrag EU-Canada)
31 985 Buitenlands beleid en handelspolitiek
Nr. 63
VERSLAG VAN EEN GESPREK
Vastgesteld 4 december 2019
De algemene commissie voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, de vaste
commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, de vaste commissie voor Economische
Zaken en Klimaat en de vaste commissie voor Europese Zaken hebben op 6 november 2019
overleg gevoerd met de heer Houben (Europese Commissie) inzake CETA (handelsverdrag EU-Canada).
Van dit overleg brengen de commissies bijgaand geredigeerd woordelijk verslag uit.
De voorzitter van de algemene commissie voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, De Roon
De voorzitter van de vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, Kuiken
De voorzitter van de vaste commissie voor Economische Zaken en Klimaat, Diks
De voorzitter van de vaste commissie voor Europese Zaken, Veldman
De griffier van de algemene commissie voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, Van Toor
Voorzitter: Bouali
Griffier: Meijers
Aanwezig zijn zes leden der Kamer, te weten: Alkaya, Amhaouch, Bouali, Diks, Van Haga
en Voordewind,
alsmede de heer Houben.
Aanvang 13.40 uur.
De voorzitter:
Oké collega's, we gaan weer beginnen. Welkom aan de heer Houben hier in de Tweede
Kamer. Hij zal zo dadelijk een korte presentatie houden. Ik stel voor dat u daarvoor,
net als alle andere sprekers, vijf minuten neemt. Daarna geven we het woord aan de
Kamerleden om vragen te stellen. Ik geef u het woord voor uw presentatie.
De heer Houben:
Dank u wel, voorzitter. Dank u wel voor de uitnodiging. Ik heb misschien tussen de
vijf en de tien minuten nodig. Ik ben de enige spreker in plaats van een panel van
vijf personen, en ik probeer antwoord te geven op de vragen die vanochtend zijn gesteld.
Om recht te doen aan de complexiteit van die vragen, heb ik een bepaalde technische
input die ik aan jullie mee wil geven als parlementariërs. Als jullie het goed vinden,
zal ik daar tussen de vijf en de tien minuten voor nodig hebben.
De voorzitter:
Ik kijk heel eventjes naar de collega's, want ik denk dat een aantal Kamerleden daar
bezwaar tegen hebben. Jullie hoeven niet je hand omhoog te steken. Ik doe even een
rondje langs de Kamerleden of het akkoord is dat de heer Houben van de Europese Commissie
iets langer zijn verhaal doet. Ik begin bij mevrouw Diks. Gaat u daarmee akkoord?
Mevrouw Diks (GroenLinks):
Uiteraard.
De voorzitter:
De heer Voordewind knikt ook ja. De heer Van Haga.
De heer Van Haga (Van Haga):
Graag.
De voorzitter:
De heer Weverling is akkoord, evenals de heer Amhaouch. Mevrouw Van Weerdenburg.
Mevrouw Van Weerdenburg (PVV):
Nee. We hebben net ook al een te lang reclamepraatje gehad, dus ik zie daar niks in.
De heer Alkaya (SP):
Zolang het inderdaad geen reclame wordt, vind ik het oké.
Mevrouw Ouwehand (PvdD):
Nee, voorzitter, want ik vind ook de hele besluitvorming over deze rondetafel...
De voorzitter:
Mevrouw Ouwehand, heel kort eventjes.
Mevrouw Ouwehand (PvdD):
... niet oké. De Kamer had besloten hoe we het gingen doen. En toen heeft, met alle
respect, de heer Houben zichzelf zo'n beetje opgedrongen om ook te mogen spreken en
dan ook nog langer dan de rest. Dat vind ik echt niet in orde.
De voorzitter:
Het is duidelijk, mevrouw Ouwehand. De heer Houben is op uitnodiging van de Kamer
hier aanwezig. Ik stel voor dat hij – een beetje een compromis – acht minuten neemt
om zijn presentatie te houden. Dan is iedereen tevreden. Gaat uw gang.
De heer Houben:
Dank u wel. Ik wil iets over het verdrag vertellen naar aanleiding van de vragen die
u vanochtend heeft gesteld, om daar waar er eventueel verwarring zou zijn, u op weg
te helpen. Mijn doel is uitsluitend om u technische kennis mee te geven over wat er
in het verdrag staat. Mocht u daarna nog vragen hebben, dan kan ik die zo veel mogelijk
beantwoorden.
Het is een belangrijk verdrag voor ons in Brussel. We hebben er zes jaar aan gewerkt.
Het verdrag is een aantal keren opengebroken. Het is zeer controversieel geweest.
Daarin erkennen we wat er ook maatschappelijk leeft, in de Europese Unie en in verschillende
lidstaten. Het is een verdrag dat voor óns heel belangrijk is – ik zal zo dadelijk
uitleggen waarom – maar het is ook voor Canada heel erg belangrijk. Ik denk dat het
heel belangrijk is om dat ook te begrijpen. Canada is een land dat in zijn handelsrelatie
heel veel spanning heeft met zijn eerste handelspartner, de Verenigde Staten. Zij
zoeken eigenlijk een tweede anker, en dat zoeken ze bij Europa. Het is niet voor niets
dat de Minister van Handel ook de Minister van Diversification heet in Canada. Dat
weerspiegelt de wens om de Canadese economie minder afhankelijk te maken van die van
de Verenigde Staten. Ik denk dat het heel belangrijk is om dat te onderkennen.
Het tweede is het traject. Wij zijn in Brussel heel erg voor een toegenomen interactie
met nationale parlementen over de handelspolitiek. Ik wil dat heel duidelijk aan u
meegeven. Dat begint eigenlijk helemaal aan het begin, als een mandaat wordt overeengekomen.
Helemaal aan het begin zouden wij daarover meer met nationale parlementen van gedachten
moeten wisselen. Om een voorbeeld te geven: het investeringsdoel van een investeringsparagraaf
heeft in het mandaat gezeten vanaf het begin van deze onderhandelingen. Dat mandaat
is unaniem door de lidstaten aan de Commissie gegeven en op basis daarvan hebben wij
gedurende die zes jaar onderhandeld. Gedurende de onderhandelingen is het belangrijk
dat die interactie mogelijk is. Dat gaat vaak via de Nederlandse regering in Brussel
en vertegenwoordigers, maar wij proberen heel erg attent te zijn op wat er leeft in
Nederland of in andere lidstaten, om zo een onderhandeling te sturen, zodat we het
vertrouwen mogen hebben dat we uiteindelijk op de goedkeuring van nationale parlementen
kunnen rekenen.
Ik wil kort iets zeggen over de noodrem, over waarden, over ICS en over de besluitvormingsprocedures.
Over de noodrem zijn een aantal vragen gesteld. Voor de vleessector – dus varkens
en rundvlees – zijn er quota. Als die quota eenmaal gehaald zijn, dan stopt het. Het
is dus niet zo dat er een groeivoet is die tot het einde der dagen blijft groeien.
In elke handelsverhouding is er altijd een noodrem. Er zijn in de WTO vrijwaringsinstrumenten.
Die blijven geldig, dus die kunnen we blijven inroepen, mocht er een probleem zijn
in een bepaalde sector in Europa.
Over track and trace zijn een aantal vragen gesteld. Dat de Canadezen tot nu toe geen
gebruik hebben kunnen maken van de vlees- en varkensquota komt volgens mij doordat
ze hun productieproces nog niet omgebouwd hebben om het de Europese regelgeving te
laten volgen. Dat laat zien dat het certificeringssysteem, waarbij douaneambtenaren
inderdaad moeten kunnen bevestigen dat er aan de normen wordt voldaan, werkt. De Canadese
sector is immers nog niet klaar; ze zijn hem aan het uitbouwen.
Voor wat betreft de waarden: de handelspolitiek is enorm in ontwikkeling op het ogenblik.
Daar zit een enorme groei in en dat zie je ook weerspiegeld in dit CETA-verdrag. Piet
Jan Kuijper heeft erop gewezen dat Canada als gevolg van de CETA-onderhandelingen
twee ILO-verdragen heeft ondertekend, freedom of association en freedom of bargaining.
Dat zijn er twee, en dat was niet gebeurd zonder de onderhandelingen over dit CETA-verdrag.
Op het gebied van dierenwelzijn zijn er vorig jaar nieuwe regels met betrekking tot
het transport van dieren aangenomen. Daar heeft ook de discussie tussen de EU en Canada
toe bijgedragen. In het Regulatory Cooperation Forum, een van de overlegorganen die
we hebben, zijn we dit jaar begonnen met dierenwelzijn te bespreken. Dat is een dialoog
die we in de komende maanden en jaren zullen voortzetten.
De standaarden met betrekking tot slachthuispraktijken enzovoorts liggen vast in de
Europese rechtsorde, in de Europese wetgeving, en die zullen door CETA niet worden
veranderd.
Wat de investeringen betreft, zijn de onderhandelingen over CETA opnieuw opengebroken
in 2015 om recht te doen aan de maatschappelijke discussie die in lidstaten bestond
over de bezwaren tegen ISDS. Dat heeft geleid tot het ICS-systeem. Het ICS is eigenlijk
de overgang van een privaatrechtelijke geschillenprocedure naar een publiekrechtelijke
geschillenprocedure, met een appelmogelijkheid en met het verankeren van het right
to regulate, zoals de Canadese deelnemers in het hieraan voorafgaande gesprek duidelijk
hebben gemaakt. Er is een vernauwing van de beroepsgronden. ICS kun je nu eigenlijk
alleen maar gebruiken voor onteigening, voor discriminatie en voor inbreuk op fair
and equitable treatment. De heel brede scope die er vroeger bestond, is – om ambtelijke
taal te bezigen – gerepareerd via de nieuwe ICS-aanpak, die op termijn moet leiden
tot een multilateral investment court, wat vergelijkbaar is met internationale instellingen
zoals wij die begrijpen.
Voor wat betreft de besluitvormingsprocedure heb ik hier een brief die de Commissie
vorig jaar aan een Europees Parlementslid heeft gestuurd om uit te leggen hoe het
zit met de besluitvormingsprocedure en om duidelijk te maken dat de democratische
procedures niet worden ondermijnd door dit verdrag. Ik kan dat heel kort uitleggen.
Ik heb verder geen document voor vandaag voorbereid, maar ik wil dit graag aan u meegeven,
dus dat doe ik bij dezen. Als de Commissie in de Joint Committee iets wil beslissen,
moet ze daartoe natuurlijk wel bevoegd zijn. Ze kan dat niet in haar eentje doen.
Dus die bevoegdheidsprocedure om een tarief versneld af te bouwen of om een equivalentie
goed te keuren, is afhankelijk van de Europese rechtsorde. Als we daarvoor bijvoorbeeld
goedkeuring van het parlement en de Raad nodig hebben, dan moeten we dat eerst aan
het parlement en de Raad voorleggen. Als zij het eenmaal hebben goedgekeurd, kunnen
we pas naar de Joint Committee gaan om dat in de Joint Committee overeen te komen.
Dat kan alleen als we die goedkeuring hebben gekregen.
De voorzitter:
U hebt nog één minuutje.
De heer Houben:
Een laatste opmerking is dat buiten Europa, Canada de meest gelijkgestelde handelspartner
van ons is. Ik wil eigenlijk aan u vragen of u één land buiten Europa zou kunnen aanwijzen,
waarvan u zou zeggen: dat lijkt meer op ons dan Canada. Ik denk het niet.
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Houben, voor uw presentatie. We gaan meteen door naar de vragen.
Volgens mij was ik bij mevrouw Ouwehand gebleven. U mag nu als eerste. Ik vraag u
om het kort en beknopt te houden, omdat u zelf hebt aangedrongen op een snelle beantwoording.
Mevrouw Ouwehand (PvdD):
Ik hou het maar even concreet. We hoorden hiervoor van de Canadese ambassadeur iets
wat echt niet waar is over het respecteren van elkaars standaarden en het daar ook
niet aan afdoen. Ten eerste is de vraag waar de verwachting op gebaseerd is dat Canada
de Europese regels wel even zou vormen. Alsof ze daar niet te maken hebben met boeren
die op vergelijkbare Malievelden gaan protesteren als er strengere milieuregels dreigen.
Ten tweede hebben we concreet gezien dat Europa na een heel lang gevecht en na het
jarenlange wegkijken van wetenschappelijke rapporten, uiteindelijk toch gekomen is
tot een beperking van het gebruik van neonics. Dat zijn die systemische landbouwgiffen.
Dan volgt Canada níét, dus dat is al vlag één. Canada legt dat niet aan zijn boeren
op. Vervolgens heeft de Europese Commissie op verzoek van Canada voorgesteld om de
maximale residulevels te verhogen. Dus zelfs het voedselveiligheidsaspect, dat dan
wel gelijk zou moeten zijn... Als je in Nederland of Europa aardappels of andere groente
teelt, met die neonics, dan mag er een bepaald niveau overblijven voordat je het in
de supermarkt legt, en dat niveau is voor Canada verhoogd. Ik wil gewoon weten of
dit een illustratie is van wat er in die committees gebeurt. Wij kunnen dat niet controleren.
Die lobby van Canada heeft daar plaatsgevonden en het resultaat was dat niet onze
standaarden aan Canada werden opgelegd, maar dat wij onze standaarden hebben versoepeld
om Canadese boeren tegemoet te komen. Daar wil ik graag een reactie op.
De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Ouwehand. De heer Alkaya.
De heer Alkaya (SP):
Ik heb een soortgelijke vraag als ik in het gesprek hiervoor stelde aan de Canadese
ambassadeur, namelijk of dat investeringsbeschermingsdeel tussen de EU en Canada nou
daadwerkelijk ook economisch beargumenteerd kan worden, of dat het vooral een politiek
signaal is. De heer Houben zegt daar nu over: geopolitiek gezien is Canada op zoek
naar een andere partner, want ze willen minder afhankelijk zijn van de Verenigde Staten.
Dan krijg ik toch weer de indruk – die kreeg ik net bij de ambassadeur ook al – dat
het vooral een politiek signaal is, gericht op volgende verdragen, dus dat we een
standaard willen zetten. Maar wij zitten hier vooral om te kijken wat de Nederlandse
belangen zijn. Dat geopolitieke signaal is voor mij een bijkomend argument. Kan de
heer Houben mij uitleggen of mij ervan overtuigen dat zo'n ICS goed is voor kleine
Nederlandse ondernemers, goed is voor het maatschappelijk middenveld in Nederland,
voor de Nederlandse vakbonden, voor de hardwerkende mensen in Nederland? Of is het
eigenlijk alleen maar een politiek signaal dat de Europese Commissie en Canada de
wereld in willen zenden, namelijk dat het neoliberalisme nog steeds springlevend is,
terwijl wij het toch echt aan het begraven zijn?
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Alkaya. Mevrouw Van Weerdenburg van de PVV.
Mevrouw Van Weerdenburg (PVV):
Voorzitter. Ik wil de Europese Commissie hier vandaag niet nog meer spreektijd geven
dan ze al gehad heeft. Dus kortheidshalve sluit ik mij aan bij de vorige twee sprekers
en hun vragen.
De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Van Weerdenburg. De heer Amhaouch van het CDA.
De heer Amhaouch (CDA):
Voorzitter, dank u wel. Twee zaken. De heer Brakman van de Rijksuniversiteit Groningen
had het er in de vorige ronde over dat we niet alles in zo'n verdrag moeten stoppen.
Eerst sec handel, en dan komt daarna duurzaamheid, eerlijke arbeid en ga zo maar door.
Maar dan toch. Als je kijkt naar het CETA-verdrag, dan is mijn vraag aan de heer Houben
welke positie de ngo's hebben. Er zijn namelijk partijen in dit huis die zeggen: die
ngo's hebben helemaal niks te vertellen en die doen helemaal niet mee. De vraag is:
hebben ze een bepaalde positie en hoe kunnen ze die invullen binnen het kader van
CETA?
De voorzitter:
Dank u wel. Ik kijk even naar de heer Weverling. Wilt u nu een vraag stellen of bij
de tweede batch? Dat laatste. Dan geef ik nu het woord aan de heer Houben voor de
beantwoording van de drie vragen die gesteld zijn.
De heer Houben:
Dank u wel. Ik denk dat ik expliciet vast kan stellen dat CETA niet leidt tot een
verlaging van onze gezondheids- of andere normen. Dat is een kernpunt van de Europese
handelspolitiek op het ogenblik. De procedure om bijvoorbeeld een gmo of minimum importtolerantie
goed te keuren, waar u naar vroeg, wordt door Europese wetgeving vastgesteld. Dat
is onze interne rechtsorde en die wordt door CETA niet veranderd. Als u het daar niet
mee eens bent, dan moet dat in de Europese rechtsorde veranderd worden en dan verandert
ons beleid. Dat is het traject waarlangs dat gebeurt.
Dan de investeringsbescherming. Het nieuwe raamwerk dat wij hebben, probeert een evenwicht
te bereiken tussen het garanderen van het recht van overheden om te reguleren – dat
staat heel erg vast – en het beschermen van belangen van buitenlandse investeerders
in bepaalde, goed gedefinieerde gevallen, waarin hun eigendomsrechten worden aangetast.
En nogmaals, dat gaat alleen over schadevergoeding. Het gaat niet om de onderliggende
regel, die in een democratie wordt aangenomen.
Waarom met Canada? Dat heeft te maken met de ontwikkeling van de internationale handelspolitiek.
Wij zijn als Europa netto-exporteurs van kapitaal. Daarbij moet u niet alleen denken
aan multinationale bedrijven, maar ook aan pensioenfondsen, die de spaarcentjes van
burgers internationaal beleggen. Europa is netto-exporteur van kapitaal. Dat probeer
je te beschermen, zodat je dezelfde bescherming in den vreemde hebt die je binnen
de Nederlandse rechtsorde ook hebt. Dan heb je te maken met een coherentie-uitdaging.
Je kan niet over vijf jaar met China onderhandelen en vragen om een handelsverdrag
te sluiten met zo'n instrument erin, als dat niet onderdeel is van je coherente handelspolitiek
in het algemeen. Ik denk dat dat de reden is waarom op Europees niveau die weg is
ingeslagen.
Voor de toegang van ngo's tot de mechanismen van handelsverdragen is CETA ook vernieuwend.
Je hebt voor het eerst domestic advisory groups. Dat zijn platforms die bij elkaar
komen en waar dus ook ngo's toegang toe hebben. Als de ambtelijke organisaties aan
beide kanten bij elkaar komen, kunnen ngo's ook input geven om het verdrag verder
te ontwikkelen, om het op een andere manier in te vullen. Die mogelijkheid wordt voor
het eerst geboden via dit verdrag.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan ga ik naar de heer Weverling van de VVD.
De heer Weverling (VVD):
Dank u. Het was op zich allemaal heel helder en duidelijk. Dank voor uw bijdrage.
Ik denk dat het antwoord nee zal zijn, maar is het denkbaar dat er opnieuw onderhandeld
wordt als er geen groen licht uit Nederland komt?
De voorzitter:
Dank u wel. De heer Van Haga.
De heer Van Haga (Van Haga):
Dank u wel voor dit heldere betoog. Ik ben het helemaal met u eens. Canada lijkt natuurlijk
op ons. Het heeft dezelfde standaarden, waarden, cultuur enzovoort. CETA is goed voor
ons. Het splijtende thema lijkt toch dat ICS te blijven. U gaf net aan dat het al
een verbetering is ten opzichte van het ISDS. Ik vond het ISDS overigens helemaal
niet zo slecht, maar goed. Er is een vernauwing geweest van de beroepsgronden. U heeft
dat allemaal uitgelegd. Er is een balans tussen de overheid en de investeerder gevonden.
Ik zit altijd wat meer aan de kant van de investeerder, want ik vertrouw de overheid
over het algemeen niet, maar dat is nu goed geregeld. Kunt u mij uitleggen hoe het
komt dat voornamelijk linkse partijen toch zo tegen dit ICS blijven, terwijl dit al
een hele uitgeklede versie is om onze ondernemers te beschermen?
De voorzitter:
Dank u wel. Ik geef het woord aan de heer Voordewind van de ChristenUnie.
De heer Voordewind (ChristenUnie):
Dank u wel, voorzitter. Dank voor uw komst. Het is goed om wat helderheid te krijgen.
Mijn vraag is: wat gebeurt er als de ratificatie wordt uitgesteld? We krijgen van
onze regering het antwoord dat dat een onontgonnen gebied is. Maar stel dat we niet
ratificeren en dat we het uitstellen. Dan treedt toch alleen het ICS niet in werking?
En dan gaat 95% toch gewoon door? Kunt u daarop reageren?
Mijn tweede punt gaat over het volgende. U zegt ook dat de registratie en de inspectie
op boerderijniveau in Canada nog niet op orde is. Daarom zal je zien dat weinig vlees
van varkens en rund deze kant op komt. Die quota worden dus niet gehaald. Maar het
zegt toch heel veel dat het heel lastig is om dat te controleren? De normen zijn misschien
wel hetzelfde, maar het is heel lastig om dat op boerderijniveau in Canada te controleren,
en dat zal in de toekomst dan toch ook lastig blijven?
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Voordewind. Mevrouw Diks van GroenLinks.
Mevrouw Diks (GroenLinks):
Dank u wel, voorzitter. De Europese Commissie gaat uit van een soort Europeanisatie
van Canada, net zoals er bij toekomstige lidstaten altijd van Europeanisatie wordt
uitgegaan. We gaan daarvan uit door ze steeds dichter aan de borst te klemmen. Laat
ik het zo maar zeggen. U geeft aan dat Canada van alle landen die u kent het meest
vergelijkbaar is met Nederland. Ik ben mij zeer bewust van de juridische structuur,
maar u moet toch toegeven dat de voedselproductie en het dierenwelzijn in Canada niet
in de buurt komen van wat wij hier in Nederland acceptabel vinden? Ik vind het de
omgekeerde wereld. Net als bij toetredende lidstaten, wil je dat zo'n land zich eerst
bewijst in Europese zin, naar Europese waarden en normen, en dan pas laat je zo'n
land toe. Dat doen we niet bij dit soort verdragen. We gaan nu misschien meteen het
verdrag goedkeuren, om vervolgens met elkaar in gesprek te gaan over hoe het beter
zou kunnen in Canada. Ik vind dat echt de omgekeerde wereld. Je zou zo'n verdrag als
hefboom willen gebruiken, maar die kans hebben we blijkbaar laten liggen. Daar zou
ik u graag over willen horen.
Er is jaren met elkaar gesproken over het arbitragesysteem. Je zou kunnen zeggen dat
de tijden inmiddels zijn veranderd, want in de handelsverdragen waarover we nu spreken,
komt het bijna al niet meer terug. De gedachte dat dat nodig is tussen nette, juridisch
goed georganiseerde landen hebben we eigenlijk al losgelaten. Is de constructie met
het ICS inmiddels niet achterhaald?
De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Diks. Ik geef het woord weer aan de heer Houben.
De heer Houben:
Dank u wel. Als ik even met de laatste vraag zou mogen beginnen: het investeringsframework
is ook ontzettend in ontwikkeling en aan het veranderen. Dat kan je zien aan het verschil
tussen wat er met het ISDS was en wat er nu met het ICS is. Maar de doelstelling van
de Europese Unie is wel om toe te werken naar een multilaterale organisatie, dat multilateral
investment court, waarin dat evenwicht moet worden gevonden en waarin je dus een publiekrechtelijke
procedure mogelijk maakt. Het is volgens mij niet zo dat het hele investeringshoofdstuk
terzijde wordt geschoven. Het moet alleen zo geborgd worden dat het op maatschappelijke
steun kan rekenen.
Dan de vraag over dierenwelzijn. We hadden het hiervoor ook over de werknemersrechten.
Je kunt een derde land niet volledig veranderen via de handelspolitiek. Dat is ook
niet de doelstelling. Het is wel zo dat een Canadese boer de keuze heeft om producten
die van deze keten afkomstig zijn, naar de Europese Unie uit te voeren. In dat geval
moet hij zijn supply chain dus aanpassen. Hij kan dan geen groeihormonen gebruiken
enzovoort. Hij moet dan aan alle Europese voorwaarden voldoen. Daar heeft hij een
aantal jaren voor nodig. Omdat er nu nog tijd nodig is om de productie om te schakelen,
wordt er nu nog geen gebruik van die quota gemaakt. Maar een Canadese boer heeft dus
die keuze. Als hij producten naar ons wil uitvoeren, zal hij die normen moeten respecteren.
De vraag over het investeringshoofdstuk in het algemeen moet u aan de Nederlandse
regering voorleggen. Die vraag doet zich echt op politiek niveau voor. Mocht u als
parlement tot de keuze komen dat het hele verdrag eigenlijk niet goedgekeurd kan worden
vanwege de investeringsparagraaf, dan is dat een politiek probleem voor de Nederlandse
overheid. Die moet dat in eerste instantie samen in de Raad proberen op te lossen.
Dat komt dan te zijner tijd terug bij de Commissie, maar dat is pas op het moment
dat het politieke proces tussen de regering en de Raad doorgang heeft gevonden.
De voorzitter:
Dank u wel. Gelet op de tijd moeten we echt afronden. De heer Voordewind heeft gedurende
deze vier blokken nog geen verklarende vraag gesteld, dus ik sta hem toe om even kort
iets te zeggen.
De heer Voordewind (ChristenUnie):
Heel kort, voorzitter. Mijn vraag was niet wat er gebeurt als we niet ratificeren,
maar wat er gebeurt als we het uitstellen. Dan treedt toch alleen het ICS-deel niet
in werking? En de rest, de overige 95%, gaat dan toch gewoon door?
De heer Houben:
Dat klopt.
De voorzitter:
Meneer Houben, heel veel dank voor uw presentatie. Het was heel verhelderend. Fijn
dat u op uitnodiging van de Kamer hier bent gekomen om dat toe te lichten. Ook zeer
veel dank aan alle Kamerleden. We hebben vandaag nog een technische briefing aan het
einde van de dag, dus ik hoop iedereen daar te zien.
Sluiting 14.05 uur.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
R. de Roon, voorzitter van de algemene commissie voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking -
Mede ondertekenaar
T.J.E. van Toor, griffier -
Mede ondertekenaar
L.I. Diks, voorzitter van de vaste commissie voor Economische Zaken en Klimaat -
Mede ondertekenaar
A.H. Kuiken, voorzitter van de vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit -
Mede ondertekenaar
H.S. Veldman, voorzitter van de vaste commissie voor Europese Zaken