Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van de leden Leijten en Jasper van Dijk over het zonder waarschuwing incasseren van een openstaande toeslagschuld
Vragen van de leden Leijten en Jasper vanDijk (beiden SP) aan de Staatssecretarissen van Financiën en van Sociale Zaken en Werkgelegenheid over het zonder waarschuwing incasseren van een openstaande toeslagschuld (ingezonden 7 oktober 2019).
Antwoord van Staatssecretaris Snel (Financiën) (ontvangen 29 november 2019).
Vraag 1
Is het een «normale» procedure dat iemand met een betalingsregeling in verband met
een toeslagschuld bij het missen van een termijn binnen twee weken de hele openstaande
schuld moet betalen?1
Antwoord 1
Het uitgangspunt van het terugvorderen van een toeslagschuld is dat teveel ontvangen
toeslag geheel moet worden terugbetaald. Daarbij wordt rekening gehouden met de situatie
van burgers, die bijvoorbeeld in financiële problemen kunnen verkeren en het bedrag
niet in één keer kunnen terugbetalen. Om die reden wordt bij elke terugvordering van
een toeslagschuld een betalingsregeling aangeboden. Als burgers een termijnbetaling
in die betalingsregeling missen, wordt eerst een kosteloze betalingsherinnering verzonden.
Hierin wordt de burger verzocht om de gemiste termijnbetaling binnen twee weken over
te maken. Pas als niet aan dat verzoek wordt voldaan en op de betalingsherinnering
evenmin een andere reactie is gevolgd, wordt de betalingsregeling ingetrokken waarna
de burger gehouden is het openstaande bedrag in één keer te betalen Ook na het intrekken
van een betalingsregeling en eventuele dwanginvorderingsmaatregelen, blijft het mogelijk
om contact op te nemen met de Belastingdienst en een nieuwe betalingsregeling af te
spreken.
Vraag 2
Hoe lang is de procedure al zo?
Antwoord 2
Deze procedure is van toepassing sinds de invoering van de Awir in 2005.
Vraag 3
Hoeveel mensen zijn geconfronteerd met deze procedure omdat ze een betalingstermijn
gemist hebben in de afgelopen jaren?
Antwoord 3
In 2017 zijn circa 206.000 burgers benaderd met een stopzetting van een betalingsregeling,
in 2018 ging het om circa 212.000 gevallen. In ongeveer een kwart van de gevallen
wordt vervolgens een nieuwe betalingsregeling afgesloten. In nog een kwart volgt dwanginvordering,
bijvoorbeeld doordat beslag wordt gelegd op het loon of de uitkering – hierbij wordt
rekening gehouden met de beslagvrije voet. In de helft van de gevallen waarin een
betalingsregeling wordt stopgezet, wordt de openstaande schuld voldaan, wordt deze
buiten invordering gelaten, of wordt deze door middel van verrekening voldaan – in
dat laatste geval kan op verzoek van de burger rekening gehouden worden met het bestaansminimum.
Vraag 4
Erkent u dat een betalingsregeling niet voor niets afgesloten wordt en dat het vreemd
is om ervan uit te gaan dat door het missen van een betalingstermijn wél de toeslagschuld
in één keer kan worden voldaan? Kunt u verklaren wat de logica achter deze procedure
is?
Antwoord 4
In lijn met het antwoord op de eerste vraag benadruk ik dat bij het invorderen zoveel
mogelijk rekening wordt gehouden met mensen die hun toeslagschuld niet in één keer
kunnen betalen, door het aanbieden van een betalingsregeling. Het niet nakomen van
een betalingsregeling is echter onwenselijk, omdat een openstaande toeslagschuld dient
te worden ingelost. Het missen van één betalingstermijn hoeft overigens niet te leiden
tot een betaling in één keer, ook hiervoor verwijs ik naar het antwoord op de eerste
vraag. Als belanghebbende na de betalingsherinnering de termijn alsnog betaalt, hoeft
het openstaande bedrag niet in een keer terugbetaald te worden en wordt de regeling
hervat. Ook kan contact worden opgenomen met de Belastingdienst, bijvoorbeeld om een
nieuwe betalingsregeling af te spreken.
Vraag 5, 6
Hoe verhoudt deze procedure zich tot het manifest van de Belastingdienst, UWV, SVB,
CJIB, CAK en DUO voor een zorgvuldige en maatschappelijk verantwoorde incasso en tot
de Rijksincassovisie (waarin onder andere staat dat de overheid, indien betaling binnen
de reguliere termijn uitblijft, zoveel mogelijk in een vroeg stadium contact met de
schuldenaar zoekt om afspraken te maken over de afbetaling om zo dwangincasso zo veel
mogelijk te voorkomen en dat de overheid van haar uitvoeringsorganisaties verlangt
dat zij, daar waar de beperkte afloscapaciteit daarom vraagt, maatwerk bieden)?2
Erkent u dat deze werkwijze op geen enkele manier aan te merken is als beleid met
een «menselijke maat»? Kunt u uw antwoord toelichten?
Antwoord 5, 6
Burgers kunnen er bij een toeslagschuld voor kiezen om deze schuld in een keer te
betalen of te voldoen door middel van een standaardbetalingsregeling, eventueel gecombineerd
met verrekening. Als deze standaardbetalingsregeling leidt tot te hoge maandelijkse
lasten, kunnen burgers er ook voor kiezen hun schuld te voldoen door middel van een
persoonlijke betalingsregeling. Bij die regeling wordt rekening gehouden met de betalingscapaciteit
van de burger en wordt dus maatwerk geboden. Als bij deze laatste regeling na 24 maanden
nog niet de volledige schuld is afgelost, worden ten aanzien van de nog openstaande
schuld geen verdere invorderingsmaatregelen meer genomen. Daartoe geeft de Belastingdienst
een beschikking af; hierdoor wordt niet meer actief ingevorderd, maar kan voor een
periode van drie jaar wel verrekening plaatsvinden met eenmalige teruggaven. Ik ben
van mening dat de praktijk van het aanbieden van een persoonlijke betalingsregeling
voor toeslagschulden, waarbij rekening wordt gehouden met de persoonlijke inkomens-
en vermogenspositie, getuigt van een «menselijke maat». Datzelfde geldt voor het in
het antwoord op de vragen 1 en 4 besproken feit dat ook bij het missen van een termijn
contact kan worden gezocht met de Belastingdienst om, bijvoorbeeld, een nieuwe betalingsregeling
af te spreken. Het opnemen van persoonlijk contact vanuit de Belastingdienst is gegeven
de massaliteit van het toeslagenproces (zie ook het antwoord op vraag 3) niet standaard
mogelijk. Daarentegen is de Belastingdienst dus wel bereikbaar als het initiatief
tot persoonlijk contact door de burger wordt genomen.
Tot slot wil ik u wijzen op mijn brief aan uw Kamer van 8 november 2019. In die brief
ga ik in op het niet verlenen van een persoonlijke betalingsregeling als een terugvordering
te wijten is aan opzet of grove schuld en geef ik aan het gehanteerde beleid ten aanzien
van opzet/grove schuld te heroverwegen. In afwachting daarvan heb ik tijdens het wetgevingsoverleg
van 4 november 2019 toegezegd pas op de plaats te maken met de dwanginvordering van
toeslag-schulden als een persoonlijke betalingsregeling wegens opzet/grove schuld
is afgewezen. Ook heb ik toegezegd bij alle nieuwe verzoeken om een persoonlijke betalingsregeling
voor een toeslagschuld voorlopig geen onderzoek te doen naar opzet/grove schuld, tenzij
er in het voortraject (de toekenningsfase) een inmiddels onherroepelijk geworden vergrijpboete
is opgelegd.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
M. Snel, staatssecretaris van Financiën
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.