Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van de leden Van der Graaf en Van Dam over het voornemen van de nationale politie tot sluiting van de arrestantencomplexen van de politiebureaus van Deventer, Doetinchem, Ede en Tiel
Vragen van de leden Van der Graaf (ChristenUnie) en Van Dam (CDA) aan de Minister van Justitie en Veiligheid over het voornemen van de nationale politie tot sluiting van de arrestantencomplexen van de politiebureaus van Deventer, Doetinchem, Ede en Tiel (ingezonden 30 oktober 2019).
Antwoord van Minister Grapperhaus (Justitie en Veiligheid) (ontvangen 29 november
2019). Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2019–2020, nr. 886.
Vraag 1
Heeft u kennisgenomen van het voornemen van de nationale politie de arrestantencomplexen
van de politiebureaus in Deventer, Doetinchem, Ede en Tiel te sluiten?1
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Bent u bekend met de zorgen van de burgemeesters in de regio Oost-Nederland aangaande
de nadelige gevolgen van een dergelijke sluiting van arrestantencomplexen voor onder
andere de beschikbare politiecapaciteit, aangezien agenten soms meer dan een uur onderweg
zullen zijn om een arrestant naar een arrestantencel te brengen? Erkent u dat hierdoor
te weinig politiecapaciteit in de regio beschikbaar zal zijn?
Antwoord 2
Ik ben bekend met deze en andere zorgen van een aantal burgemeesters in de regio Oost-Nederland.
De eenheidsleiding van Oost-Nederland heeft in afstemming met haar gezag een extern
onderzoeksbureau opdracht gegeven om met inachtneming van de strategische doelen van
de politie (waaronder een effectieve arrestantenzorg en een efficiënte bedrijfsvoering)
een toekomstbestendige arrestantenzorg in de eenheid te onderzoeken. Hierbij zijn
ook de zorgen van de burgemeesters in beeld gebracht. De komende tijd werkt de politie,
in afstemming met medewerkers en het lokale gezag, aan een duurzame oplossing.
Vraag 3
Hoe verhoudt dit zich tot de aangenomen Kamermotie Van Toorenburg/Kooiman waarin expliciet
werd opgeroepen de korpsleiding opdracht te geven niet over te gaan tot sluiting van
het cellencomplex in Deventer?2
Antwoord 3
Deze motie is verworpen.
Vraag 4
Kunt u aangeven hoe het besluitvormingsproces rondom een besluit, zoals het onderhavige
besluit tot sluiting van de arrestantencomplexen van diverse politiebureaus, plaatsvindt?
Antwoord 4
Het is aan de politie om binnen het gestelde financiële kader te bepalen hoe zij haar
huisvesting het beste kan inrichten en voorgenomen wijzigingen hierin af te stemmen
met het betrokken gezag.
Vraag 5
Deelt u de waarneming dat een besluit, als het besluit tot sluiting van de arrestantencomplexen
van de politiebureaus van Deventer, Doetinchem, Ede en Tiel genomen wordt door de
nationale politie, de lokale bestuurders pas in het eindstadium van de besluitvorming
betrokken worden?
Antwoord 5
Bij het nemen van een besluit door de politie over mogelijke sluiting van een arrestantencomplex
worden altijd de lokale bestuurders meegenomen. Ook in dit geval is het lokale gezag
op meerdere momenten nauw betrokken geweest.
Vraag 6
Waar eindigt de verantwoordelijkheid van de politie voor de eigen bedrijfsvoering
en waar begint het gezag op de openbare orde en veiligheid van de burgemeester? Hoe
is bij dergelijke besluiten de beslisbevoegdheid tussen politie enerzijds en lokale
besturen anderzijds verdeeld?
Antwoord 6
De politie is verantwoordelijk voor de eigen bedrijfsvoering en mag zelfstandig over
bedrijfsvoeringstaken besluiten. Daarbij spelen overwegingen van doeltreffendheid
en doelmatigheid alsook overwegingen over kwaliteit van het politiewerk en de kwaliteit
van de dienstverlening een rol. Het is goed gebruik bij de politie dat zij het gezag
in de lokale driehoeken en de andere bestuurlijke overleggen in Oost-Nederland vroegtijdig
meeneemt in de geplande besluiten met betrekking tot de bedrijfsvoering. Op die manier
kunnen de reacties voorafgaand aan de besluitvorming worden meegenomen bij de afwegingen.
Vraag 7
Bent u op de hoogte van de mogelijke nadelige gevolgen van een dergelijke sluiting
vanwege de te verwachten extra reistijd van rechercheurs, advocaten, hulpverleners
en forensisch artsen?
Antwoord 7
Ja.
Vraag 8
In hoeverre is in de besluitvormingsprocedure omtrent de voorgenomen sluiting van
arrestantencomplexen onderzoek gedaan naar de mogelijke nadelige gevolgen van dit
besluit? In hoeverre zijn hierbij mogelijke alternatieve oplossingen voor de problematiek
rond de arrestantencellen afgewogen?
Antwoord 8
Een extern onderzoeksbureau heeft meerdere toekomstscenario’s aangereikt. Aan de hand
van verschillende criteria zijn deze scenario’s gewogen. Momenteel worden impactanalyses
uitgevoerd naar het voorkeurscenario van de politie.
Vraag 9
Bent u bereid te zoeken naar een oplossing die ervoor zorgt dat de basispolitiezorg
in de hele regio Oost-Nederland op orde blijft?
Antwoord 9
Het is aan de politie en het lokale gezag om er bij voorgenomen wijzigingen ten aanzien
van de bedrijfsvoering voor te zorgen dat de basispolitiezorg op orde blijft.
Vraag 10
Bent u op de hoogte van alternatieven voor de sluiting van de arrestantencomplexen
zoals de oplossing van een arrestantencomplex «light» in Deventer, waar gewerkt wordt
met beperktere openingstijden en minder personeel? Bent u bereid te onderzoeken of
het mogelijk is om dit alternatief niet slechts als tijdelijke oplossing tot de sluiting
van de arrestantencomplexen in 2022, maar ook op permanente basis mogelijk te maken?
Antwoord 10
Daar ben ik van op de hoogte. Het genoemde alternatief was een van de mogelijke toekomstvarianten.
Gelet op alle criteria en na in- en externe consultatie heeft de politie niet het
voornemen om op structurele basis op deze manier te gaan werken.
Vraag 11
Bent u op de hoogte van mogelijke alternatieven voor het voorgestelde arrestantenvervoer,
zoals het arrestantenvervoer opgezet door het politieteam Maas en Leijgraaf, actief
in de driehoek tussen Boxmeer, Cuijk en Uden? Hoe denkt u over het genoemde alternatief?
Antwoord 11
In algemene zin ga ik ervan uit dat de politie-eenheid verschillende alternatieven
meeneemt in het onderzoek waarbij de overwegingen die ik heb genoemd in het antwoord
op vraag 6 een rol spelen. Het gezag wordt in dit proces meegenomen.
Vraag 12
Bent u bekend met de oproep van de burgemeesters van de Achterhoek om een aparte vervoerdienst
op te richten om het arrestantenvervoer uit te voeren? Hoe denkt u over deze oproep?
Antwoord 12
De politie-eenheid Oost-Nederland spant zich in om teams die nadelige effecten ondervinden
zo ruim mogelijke ondersteuning te bieden. Een vervoersdienst is daarbij een van de
opties die meegenomen wordt in de impactanalyse per locatie.
Vraag 13
Bent u bereid om in te gaan op verschillende mogelijkheden om een aparte arrestantenvervoersdienst
gestalte te geven, zoals een vervoersdienst vormgegeven naar het idee van de Dienst
Vervoer & Ondersteuning (DV&O) van de Dienst Justitiële Inrichtingen of de optie om
de werkzaamheden van de DV&O uit te breiden met het arrestantenvervoer?
Antwoord 13
De politie-eenheid Oost-Nederland heeft reeds gekeken naar het door derden overnemen
van het arrestantenvervoer. Landelijk wordt de zogenoemde «business case rechtbankvervoer»
al enige tijd door DV&O door middel van een landelijke pilot uitgevoerd. Over een
definitieve invoering hiervan is besluitvorming aanstaande. Andere alternatieven uit
de landelijke business case zijn op korte termijn niet voorzien. Wel is de afspraak
gemaakt tussen politie en DV&O om daar waar samenwerking haalbaar is en efficiencywinst
oplevert, dit wordt onderzocht.
Vraag 14
Bent u bereid om samen met politie en lokale bestuurders naar genoemde en andere mogelijkheden
te kijken om sluiting van de arrestantencomplexen van de politiebureaus in Deventer,
Doetinchem, Ede en Tiel te voorkomen en de Kamer hierover te informeren?
Antwoord 14
Het is aan de politie om binnen het gestelde financiële kader te bepalen hoe zij de
bedrijfsvoering het beste kan inrichten en voorgenomen wijzigingen hierin af te stemmen
met het betrokken lokale gezag.
Toelichting:
Deze vragen dienen ter aanvulling op eerdere vragen ter zake van het lid Kuiken (PvdA),
ingezonden 30 oktober 2019 (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2019–2020, nr. 901).
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
F.B.J. Grapperhaus, minister van Justitie en Veiligheid
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.