Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van de leden Slootweg en Palland over het rapport van de Algemene Rekenkamer 'Ouderdomsregelingen ontleed'
Vragen van de leden Slootweg en Palland (beiden CDA) aan de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid over het rapport van de Algemene Rekenkamer «Ouderdomsregelingen ontleed» (ingezonden 14 november 2019).
Antwoord van Minister Koolmees (Sociale Zaken en Werkgelegenheid) (ontvangen 27 november
2019).
Vraag 1
Hebt u kennisgenomen van de publicatie van de Algemene Rekenkamer «Ouderdomsregelingen
ontleed»?1
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Wat vindt u ervan dat uit data-analyse van de Algemene Rekenkamer (AR) blijkt dat
34.000–51.000 rechthebbende huishoudens geen beroep doen op de Aanvullende Inkomensvoorziening
Ouderen (AIO)?
Antwoord 2
Ik vind de omvang van het door de Algemene Rekenkamer gerapporteerde niet-gebruik
fors en onwenselijk. Het gaat hier om een kwetsbare groep ouderen. In mijn bestuurlijke
reactie op de aanbevelingen van de Algemene Rekenkamer heb ik aangegeven onderzoek
te zullen laten doen naar de achtergronden en de redenen van het niet-gebruik. Het
rapport van de Algemene Rekenkamer onderstreept het belang van het terugdringen van
het niet-gebruik en het wegnemen van de belemmeringen die de SVB daarbij ondervindt.
Vraag 3
Bent u het eens met de conclusie van de AR dat u verantwoordelijk bent voor de werking
van het stelsel dat een basis-oudedagsvoorziening aanbiedt aan ouderen die dit nodig
hebben?
Antwoord 3
Ja. Daarbij moet ik opmerken dat de AOW hierin de basis-oudedagsvoorziening is en
dat de AIO een bijstandsvoorziening is, die moet voorkomen dat ouderen in Nederland
die geen toereikend beroep op deze basis-oudedagsvoorziening kunnen doen, zouden moeten
rondkomen met minder dan het voor hen geldende sociaal minimum. Van belang daarbij
is het spanningsveld tussen enerzijds de AIO als minimumvoorziening, waarvoor betrokkenen
zelf een aanvraag moet doen, en anderzijds mijn verantwoordelijkheid voor de werking
van het stelsel als geheel.
Vraag 4
Bent u het eens dat niet-gebruik van de AIO en de Overbruggingsregeling AOW (OBR)
betekent dat niet alle mensen de inkomensondersteuning krijgen die zij mogelijk nodig
hebben?
Antwoord 4
Daar ben ik het mee eens, waar het gaat om onbedoeld niet-gebruik. Mensen kunnen er
echter ook bewust voor kiezen om geen beroep op de regelingen te doen. En het is erg
moeilijk om het niet-gebruik nauwkeurig te meten. Voor een onbekend gedeelte kunnen
in het gemeten niet-gebruik ook ten onrechte mensen worden meegenomen die geen recht
hebben of juist mensen niet zijn meegenomen die wel recht hebben. In de technische
toelichting gaat de Algemene Rekenkamer daar uitgebreid op in.
Vraag 5
Is dan de conclusie juist dat u verantwoordelijk bent om het niet-gebruik van deze
regelingen, waardoor ouderen leven onder het bestaansminimum, tegen te gaan? Zo ja,
welke maatregelen neemt u om dit niet-gebruik terug te dringen?
Antwoord 5
Ja. Die verantwoordelijkheid strekt zich uit tot het goed informeren van burgers over
het bestaan van de AIO, de omstandigheden waaronder zij daar recht op hebben en de
verplichtingen die daaraan verbonden zijn en daarnaast tot het in staat stellen van
burgers om hiervoor een aanvraag in te dienen. Het is uiteindelijk wel aan de burgers
zelf om kennis te nemen van die informatie en om zelf te beslissen om al dan geen
aanvraag in te dienen.
Niet-gebruik is, zoals ook de SVB aangeeft, een continu aandachtspunt. Er gebeurt
al veel om niet-gebruik van de AIO te voorkomen en te bestrijden. Maar het rapport
van de Algemene Rekenkamer geeft aan dat het beter moet en is aanleiding om breed
te bekijken wat beter kan. Eerder heeft ook de wethouder Sociale Zaken van de gemeente
Amsterdam dit namens de G4-gemeenten onder mijn aandacht gebracht. In het Algemeen
Overleg over pensioenonderwerpen op 16 oktober heb ik naar aanleiding daarvan aangegeven
dat ik uw Kamer zal informeren over een met de G4-gemeenten afgestemde aanpak. Daarover
ben ik met partijen in overleg.
Daarnaast zal ik de ontwikkeling van het niet-gebruik uitgebreider volgen. Ik wil
weten hoe de ontwikkeling is sinds het peilmoment van het Rekenkamer-onderzoek (1 januari
2017). Samen met de SVB en het CBS bereidt mijn ministerie nu een onderzoek voor dat
de situatie voor het nu meest recente beschikbare peilmoment in beeld brengt (1 januari
2018) en later herhaald kan worden. Daarvoor wordt mede gebruik gemaakt van de door
de Algemene Rekenkamer ontwikkelde en ter beschikking gestelde methodiek. Nieuw onderdeel
van het onderzoek is de vraag waar – in welke gemeenten – het probleem van het niet-gebruik
van de AIO het grootst is. Mogelijk biedt dat nieuwe aanknopingspunten voor een gerichte
aanpak.
Vraag 6
Klopt het dat de Sociale Verzekeringsbank (SVB) het niet-gebruik van de AIO doelmatiger
en doeltreffender kan aanpakken als zij over inkomensgegevens uit de polisadministratie
van het UWV zou beschikken?
Antwoord 6
Ja. De SVB ziet mogelijkheden om het niet-gebruik van de AIO met behulp van gegevensuitwisseling
doelmatiger en doeltreffender aan te pakken. Ik heb echter moeten vaststellen dat
de eerder voorgestelde gegevensuitwisseling niet proportioneel was. De uitkomsten
van het onderzoek van de Algemene Rekenkamer geven een extra aanleiding om nogmaals
te kijken naar de vraag wat de beste wijze is om niet-gebruik tegen te gaan en daarbij
ook te kijken naar gegevensuitwisseling.
Indien we samen met de SVB concrete mogelijkheden zien om een gegevensuitwisseling
op een proportionele manier binnen het kader van het privacyrecht vorm te geven –
bijvoorbeeld met behulp van technische toepassingen waarbij gegevens gepseudonimiseerd
verwerkt worden of op basis van een experiment – dan zal ik de SVB vragen een uitgewerkt
voorstel (getoetst door de Functionarissen Gegevensbescherming) ter advies voor te
leggen aan de Autoriteit Persoonsgegevens (AP).
Binnen het kader van het privacyrecht moet gegevensuitwisseling ook steunen op een
deugdelijke juridische grondslag. In dit geval gaat het daarbij om een duidelijk omschreven
wettelijke taak, waarvoor deze gegevensuitwisseling noodzakelijk is. Toen besloten
werd om de AIO door de SVB te laten uitvoeren, was dat onder meer met het doel om
het niet-gebruik van de AIO tegen te gaan.
Vraag 7
Is de koppeling met de UWV-polisadministratie de enige wijze waarop het SVB doelmatig
en doeltreffend het niet-gebruik van de AIO kan aanpakken of ziet u nog andere mogelijkheden?
Antwoord 7
Nee. Ik denk dat er daarnaast ook andere wegen zijn waarmee niet gebruik tegengegaan
kan worden. We moeten op zoek naar alle mogelijkheden om bijvoorbeeld in de voorlichting
en de uitvoering verbeteringen aan te brengen.
Vraag 8, 9
Kunt u aangeven wat de SVB administreert wanneer iemand bijvoorbeeld tien jaar tussen
zijn 15de en 65ste niet in Nederland heeft gewoond en daardoor voor tien jaar geen
AOW-rechten heeft opgebouwd?
Kunt u aangeven wat de SVB administreert wanneer iemand bijvoorbeeld geboren is in
een ander land dan in Nederland en op zijn 25ste zich hier vestigt en daardoor voor
tien jaar geen AOW-rechten heeft opgebouwd?
Antwoord 8, 9
De SVB registreert de AOW-opbouw van ingezetenen in Nederland per jaar in de 50 jaar
voorafgaand aan de AOW-gerechtigde leeftijd. Het maakt hiervoor niet uit in welk land
iemand geboren is.
Vraag 10
Klopt het dat de SVB uit de eigen administratie kan nagaan of iemand onvolledige AOW-rechten
heeft opgebouwd?
Antwoord 10
Ja.
Vraag 11
Zijn er redenen in de privacywetgeving die de SVB ervan weerhoudt om schriftelijk,
telefonisch of anderszins contact te zoeken met iemand met onvolledige AOW-opbouw
en in overleg met de persoon na te gaan of er recht is op de AIO?
Antwoord 11
Nee. Er zijn wel redenen van doelmatigheid en doeltreffendheid om niet apart contact
te zoeken met alle mensen die mogelijk aanspraak maken op AIO. De AIO is bedoeld om
te voorkomen dat het inkomen van mensen die de AOW-gerechtigde leeftijd hebben bereikt,
onder het sociaal minimum zakt. Dat kan bijvoorbeeld gelden voor mensen met een onvolledige
AOW-opbouw, maar ook voor AOW-gerechtigden met een nog niet AOW-gerechtigde partner
die als huishouden onvoldoende inkomsten en/of vermogen hebben om boven het sociaal
minimum uit te komen. In Nederland zijn bijna 340.000 mensen boven de AOW-gerechtigde
leeftijd met een onvolledige AOW-opbouw. Daarvan hebben bijna 39.000 mensen een AOW-opbouw
van minder dan 50% en bijna 90.000 mensen een AOW-opbouw van tussen de 50% en 80%.
Een beperkt gedeelte daarvan heeft mogelijk recht op AIO: de Algemene Rekenkamer signaleert
bijvoorbeeld een niet-gebruik van 4.067 personen met een inkomen van minder dan 50%
van de AIO-norm en een niet-gebruik van 12.589 personen met een inkomen tussen de
50% en 80% van de AIO-norm. Iedere AOW’er krijgt informatie over de AIO, maar het
is niet doeltreffend en doelmatig om daarnaast iedereen die mogelijk in aanmerking
komt voor de AIO te bellen of te spreken. Met uit gegevensuitwisseling verkregen gegevens
over het inkomen en het vermogen van mensen met onvolledige AOW en AOW-gerechtigden
met een nog niet AOW-gerechtigde partner zou wel een gerichte benadering kunnen plaatsvinden.
Dan worden mensen met mogelijk recht op AIO gericht met extra informatie benaderd
en hoeven mensen die op basis van deze gegevens niet in aanmerking voor AIO komen
niet extra benaderd te worden.
Vraag 12, 13, 14
Kunt u zich nog herinneren dat de heer Heerma vorig jaar, 2018, tijdens de begrotingsbehandeling
van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid een vraag heeft gesteld over
kleine zelfstandigen met een arbeidsongeschiktheidsverzekering, die in problemen zijn
gekomen door de stijgende AOW- en pensioenleeftijd, de zogenoemde brandende huizen?2
Herinnert u zich nog dat uw toezegging is geweest dat u over deze kwestie de Kamer
in het eerste kwartaal van 2019 zou informeren? Klopt het dat deze toezegging niet
gestand is gedaan?3
Kunt u de Kamer voor de begrotingsbehandeling van uw ministerie in 2019 deze toezegging
alsnog gestand doen? En zo niet, waarom niet?
Antwoord 12, 13, 14
Ja, ik heb vorig jaar aan de heer Heerma (CDA) toegezegd uw Kamer in het eerste kwartaal
van 2019 te informeren over de uitkomst van het onderzoek dat ik zou starten naar
aanleiding van zijn vragen over kleine zelfstandigen met een arbeidsongeschiktheidsverzekering,
die in de problemen kunnen komen door de stijgende AOW- en pensioenleeftijd – i.c.
mijn toezegging in het debat over de begroting SZW 2019 in november 2018. Deze toezegging
heb ik tot mijn spijt tot op heden nog niet gestand gedaan. In mijn brief aan uw Kamer
van 24 juni 2019 heb ik toegelicht dat er vertraging was opgetreden bij dit onderzoek
en dat ik dit onderzoek pas na de zomer aan uw Kamer aan zou kunnen bieden. In mijn
brief van 15 oktober 2019 heb ik toegelicht dat ik onderzoeksbureau SEO Economisch
Onderzoek opdracht heb gegeven om nader onderzoek te verrichten bij onder meer verzekeraars
naar het AOW-hiaat en private arbeidsongeschiktheidsverzekeringen, alsmede naar de
verzekeringsmogelijkheden voor oudere zelfstandigen. Begin november heeft het onderzoeksbureau
het eindrapport opgeleverd. Ik heb dit rapport op 25 november jl. naar uw Kamer gestuurd.
Vraag 15
Wilt u deze vragen beantwoorden voor de begrotingsbehandeling van het Ministerie van
Sociale Zaken en Werkgelegenheid in 2019?
Antwoord 15
Ja.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
W. Koolmees, minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid -
Mede namens
T. van Ark, staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.