Voorstel van wet : Voorstel van wet
35 348 Wijziging van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, het Burgerlijk Wetboek en enige andere wetten (tegengaan huwelijkse gevangenschap en enige andere onderwerpen)
ARTIKEL I
ARTIKEL II
ARTIKEL III
ARTIKEL IV
ARTIKEL V
ARTIKEL VI
ARTIKEL VII
Nr. 2
VOORSTEL VAN WET
Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau,
enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is om onder meer het Wetboek
van Burgerlijke Rechtsvordering en Boek 1 en Boek 10 van het Burgerlijk Wetboek te
wijzigen in verband met het tegengaan van huwelijkse gevangenschap en het aanbrengen
van technische en procedurele verbeteringen op het terrein van het personen- en familie(proces)recht;
Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State gehoord, en met gemeen
overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden
en verstaan bij deze:
ARTIKEL I
Het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 30p komt te luiden:
Artikel 30p
1. De rechter kan, indien alle partijen op de mondelinge behandeling zijn verschenen,
tijdens of na de mondelinge behandeling ter zitting mondeling uitspraak doen.
2. In afwijking van de artikelen 230 en 287 bestaat de mondelinge uitspraak uit de beslissing
en de gronden van de beslissing.
3. Van de mondelinge uitspraak wordt door de rechter een proces-verbaal opgemaakt, dat
door hem wordt ondertekend. Bij verhindering van de rechter wordt dit in het proces-verbaal
vermeld.
4. De rechter stelt zo spoedig mogelijk, maar in ieder geval binnen twee weken na de
mondelinge uitspraak een afschrift van het proces-verbaal ter beschikking van partijen.
Het afschrift dat wordt verstrekt aan een partij die tot tenuitvoerlegging van de
uitspraak kan overgaan, is in executoriale vorm opgemaakt.
5. Indien vanwege een spoedeisend belang de schriftelijke uitspraak niet kan worden
afgewacht, kan de rechter in afwijking van het eerste lid, ongeacht of alle partijen
op de mondelinge behandeling zijn verschenen, tijdens of na de mondelinge behandeling
ter zitting mondeling uitspraak doen. De mondelinge uitspraak omvat, in afwijking
van het tweede lid, de beslissing en de belangrijkste gronden van de beslissing. Het
derde en vierde lid zijn niet van toepassing op deze mondelinge uitspraak.
6. Wordt mondeling uitspraak gedaan op grond van het vijfde lid, dan stelt de rechter
zo nodig een verkort vonnis of verkorte beschikking in executoriale vorm op. In ieder
geval wordt zo spoedig mogelijk, maar in ieder geval binnen twee weken na de mondelinge
uitspraak, met inachtneming van de eisen opgenomen in de artikelen 230 en 287, een
volledige schriftelijke uitwerking van de mondelinge uitspraak ter beschikking van
partijen gesteld. De schriftelijke uitwerking vermeldt de datum van de mondelinge
uitspraak alsmede de datum van vaststelling van de schriftelijke uitwerking van die
uitspraak. Is geen verkort vonnis of verkorte beschikking in executoriale vorm opgemaakt,
dan is de volledige schriftelijke uitwerking van de mondelinge uitspraak in executoriale
vorm opgemaakt.
B
Na artikel 801 worden twee nieuwe artikelen ingevoegd, luidende:
Artikel 801a
Artikel 30j, eerste lid, laatste zin, is niet van toepassing op de rechtspleging in
zaken vallend onder deze afdeling.
Artikel 801b
In zaken van verlenging van een ondertoezichtstelling, van verlenging van de machtiging
van de gecertificeerde instelling, bedoeld in artikel 1.1 van de Jeugdwet, om een
minderjarige uit huis te plaatsen niet zijnde een machtiging als bedoeld in hoofdstuk
6 van de Jeugdwet, alsmede van de vervanging van een gecertificeerde instelling door
een andere gecertificeerde instelling kan de kinderrechter bepalen dat de mondelinge
behandeling achterwege blijft indien geen van de belanghebbenden, na te zijn gewezen
op zijn recht te worden gehoord, binnen een door de rechter gestelde redelijke termijn
heeft verklaard dat hij gebruik wil maken van dit recht.
C
Er wordt een artikel 802a ingevoegd, luidende:
Artikel 802a
In alle zaken betreffende een verzoek tot verlening van een machtiging als bedoeld
in paragraaf 6.1 van de Jeugdwet, een verzoek op grond van Afdeling 4 van Titel 14
van Boek 1 of betreffende een voorziening in het gezag als bedoeld in artikel 241
van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek kan de rechter bepalen dat de zitting wordt
gehouden in de gesloten accommodatie, bedoeld in de Jeugdwet, waarin de jeugdige verblijft.
D
In artikel 826, eerste lid, onder c, vervalt «bij toewijzing voor tenuitvoerlegging
vatbaar wordt dan wel bij afwijzing».
E
Artikel 827, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:
1. Onder verlettering van de onderdelen e en f tot f en g wordt een onderdeel ingevoegd,
luidende:
e. een bevel tot medewerking aan het teniet doen gaan van een naast het huwelijk bestaande
religieuze of levensbeschouwelijke verbintenis op grond van artikel 162 van Boek 6
van het Burgerlijk Wetboek in samenhang met artikel 68, tweede lid, van Boek 1 van
het Burgerlijk Wetboek;
2. In onderdeel g (nieuw) wordt «onderdelen a tot en met e» vervangen door «onderdelen
a tot en met f».
ARTIKEL II
Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel 25a, tweede lid, vervalt «ook zonder toestemming van de officier van justitie,
»
B
In artikel 38 vervalt «een».
C
Artikel 68 wordt als volgt gewijzigd:
1. Voor de tekst wordt de aanduiding «1.» geplaatst.
2. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:
2. Een partij bij een religieuze of levensbeschouwelijke verbintenis is gehouden tot
het verlenen van medewerking aan het teniet doen gaan van die verbintenis indien een
andere partij daarom verzoekt, tenzij dit gelet op zwaarwegende belangen in redelijkheid
niet kan worden gevergd.
D
Artikel 80a wordt als volgt gewijzigd:
1. In het vijfde lid vervalt de komma na 58.
2. In het zesde lid wordt «artikelen 69 tot en met 73, 74, 75 tot en met 77, eerste
lid en tweede lid» vervangen door «artikelen 69 tot en met 77».
E
Artikel 80d wordt als volgt gewijzigd:
1. In de aanhef van het eerste lid en in het derde lid wordt «artikel 80c, onder c»
vervangen door «artikel 80c, eerste lid, onder c».
2. In het eerste lid, onderdeel b, wordt «die hen tot hoofdverblijf dient» vervangen
door «die hun tot hoofdverblijf dient» en wordt «een van hen of hen beiden» worden
vervangen door «een van hen of hun beiden».
F
In artikel 80e, eerste lid, wordt «153, 155» vervangen door «153 tot en met 155».
G
In artikel 80f wordt «herleven alle gevolgen van het geregistreerd partnerschap van
rechtswege» vervangen door «worden alle gevolgen van het geregistreerd partnerschap
geacht steeds te hebben bestaan».
H
In artikel 99, derde lid, wordt «herleven van rechtswege alle gevolgen van de gemeenschap»
vervangen door «worden alle gevolgen van de gemeenschap geacht steeds te hebben bestaan».
I
In artikel 133, tweede lid, wordt «artikelen 34, 35, 36, 38 en 126, tweede lid, onder
a en c, van Boek 4, en afdeling 3 van titel 4 van Boek 4» vervangen door «artikelen
34, 35, 36, 38, 63 tot en met 92 en 126, eerste lid en tweede lid, onderdelen a en
c, van Boek 4».
J
Artikel 204 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid, onderdeel a, vervalt «of krachtens artikel 80a, zesde lid, geen
geregistreerd partnerschap met de moeder mag aangaan».
2. In artikel 204, vijfde lid, wordt na «mag slechts erkennen» ingevoegd «of toestemming
verlenen voor erkenning».
K
In artikel 207, tweede lid, onderdeel b, vervalt « of krachtens artikel 80a, zesde
lid, geen partnerschap zou mogen worden geregistreerd».
L
In artikel 227, eerste lid, vervalt «of krachtens artikel 80a, zesde lid, geen partnerschap
zouden mogen aangaan».
M
In artikel 237, eerste lid, vervalt «en in twee in de beschikking aan te wijzen dagbladen».
N
Artikel 253aa, tweede lid, komt te luiden:
2. De bepalingen met betrekking tot het gezamenlijk gezag van gehuwde en gehuwd geweest
zijnde ouders zijn van overeenkomstige toepassing, met uitzondering van het omtrent
scheiding van tafel en bed en ontbinding van het huwelijk na scheiding van tafel en
bed bepaalde. Na ontbinding van het geregistreerd partnerschap als bedoeld in artikel
80c, eerste lid, onderdeel d, blijven de ouders die gezamenlijk het gezag hebben,
dit gezag gezamenlijk uitoefenen.
O
Artikel 253p wordt als volgt gewijzigd:
1. In lid 2 wordt na «gerechtelijke ontbinding van het huwelijk» ingevoegd «of van het
geregistreerd partnerschap» en wordt na «de beschikking houdende ontbinding van het
huwelijk» ingevoegd «of van het geregistreerd partnerschap».
2. Het derde lid vervalt.
P
Artikel 253sa, tweede lid, komt te luiden:
2. De bepalingen met betrekking tot het gezamenlijk gezag van gehuwde en gehuwd geweest
zijnde ouders zijn van overeenkomstige toepassing, voor wat betreft het in het vorige
lid bedoeld geregistreerd partnerschap met uitzondering van het omtrent scheiding
van tafel en bed en ontbinding van het huwelijk na scheiding van tafel en bed bepaalde.
Na ontbinding van het geregistreerd partnerschap als bedoeld in artikel 80c, eerste
lid, onder d, blijven de ouder en zijn geregistreerde partner die niet de ouder is,
dit gezag gezamenlijk uitoefenen.
Q
In artikel 401, tweede lid, wordt na «gewezen echtgenoten» ingevoegd «of gewezen geregistreerde
partners».
R
Aan artikel 425, eerste lid wordt toegevoegd «Dit lid is van overeenkomstige toepassing
op de achtergebleven geregistreerde partner en het aangaan van een nieuw geregistreerd
partnerschap.».
ARTIKEL III
Boek 10 van het Burgerlijk Wetboek wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel 45 wordt «het huwelijksvermogensregime niet wordt beheerst door het Nederlandse
recht» vervangen door «het huwelijksvermogensregime wordt beheerst door dat recht».
B
In artikel 79 wordt «het partnerschapsvermogensregime niet wordt beheerst door het
Nederlandse recht» vervangen door «het partnerschapsvermogensregime wordt beheerst
door dat recht».
ARTIKEL IV
Aan het begin van artikel 1 van de Uitvoeringswet Verordening huwelijksvermogensstelsels
en Verordening vermogensrechtelijke gevolgen geregistreerde partnerschappen vervalt
«1.».
ARTIKEL V
In artikel IV, tweede lid, van de Wet van 24 april 2017 tot wijziging van het Burgerlijk
Wetboek en de Faillissementswet teneinde de omvang van de wettelijke gemeenschap van
goederen te beperken wordt «is artikel 96, derde lid, niet van toepassing» vervangen
door «zijn de artikelen 95a en 96, derde lid, niet van toepassing».
ARTIKEL VI
Artikel 271 van de Overgangswet nieuw Burgerlijk Wetboek wordt als volgt gewijzigd:
1. In het tweede lid wordt «de artikelen 42, 43, 44, 46, 47, 48» vervangen door «de
artikelen 42 tot en met 48».
2. In het vierde lid wordt «de artikelen 70 tot met 78, 80, 81, 82» vervangen door «de
artikelen 70 tot en met 82».
ARTIKEL VII
De artikelen van deze wet treden in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen
tijdstip, dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan
worden vastgesteld.
Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries,
autoriteiten, colleges en ambtenaren die zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering
de hand zullen houden.
Gegeven
De Minister voor Rechtsbescherming,
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.