Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Karabulut over beleggingen in wapenproducerende bedrijven die exporteren naar Turkije
Vragen van het lid Karabulut (SP) aan de Ministers van Buitenlandse Zaken en voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking over beleggingen in wapenproducerende bedrijven die exporteren naar Turkije (ingezonden 29 oktober 2019).
Antwoord van Minister Kaag (Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking), mede
namens de Minister van Buitenlandse Zaken (ontvangen 28 november 2019).
Vraag 1
Heeft uw besluit tot een gedeeltelijk wapenembargo tegen Turkije vanwege de acties
van het Turkse leger in het grensgebied met Syrië consequenties voor de leningen en
beleggingen, ter waarde van 631 miljoen euro, van de Nederlandse banken ING, ABN Amro
en Van Lanschot aan of in elf bedrijven die de afgelopen jaren wapens hebben geleverd
aan Turkije?1 Zo ja, welke? Zo nee, waarom niet?2
Antwoord 1
Het kabinet heeft in reactie op de inval van Turkije in Syrië het Nederlandse wapenexportcontrolebeleid
aangepast. De behandeling van vergunningen voor de export van militaire goederen naar
Turkije is per 11 oktober 2019 opgeschort. U bent hierover op 15 oktober 2019 schriftelijk
nader geïnformeerd (Kamerstuk 32 623, nr. 273). Deze aanscherping van het wapenexportcontrolebeleid heeft directe werking voor
bedrijven die militaire goederen exporteren naar Turkije. Het heeft geen directe werking
voor Nederlandse banken en daarmee geen directe consequenties voor de leningen en
beleggingen van de genoemde Nederlandse banken aan of in bedrijven die de afgelopen
jaren wapens hebben geleverd aan Turkije.
Vraag 2
Hebben naar uw opvatting genoemde banken in hun jaarverslagen, mensenrechtenrapportages,
websites of andere publieke bronnen aangegeven dat men druk zal uitoefenen op deze
bedrijven om hiermee te stoppen, dan wel investeringen in deze bedrijven te beëindigen?
Zo nee, deelt u dan de mening dat de Nederlandse regering in het licht van de opschorting
van wapenexportvergunningen een taak heeft?
Antwoord 2
Banken en investeerders maken hun eigen afweging of zij beleggen in of financiering
verlenen aan de defensie-industrie, met in achtneming van het verbod om te investeren
in ondernemingen die clustermunitie of cruciale onderdelen daarvan produceren, verkopen
of distribueren. Zoals aangegeven in antwoord op vragen van de Leden Karabulut en
Alkaya d.d. 24 juli 2019 (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2018–2019, nr. 3527), verwacht het kabinet van Nederlandse banken dat zij, conform de UN Guiding Principles on Business and Human Rights (UNGP’s) en de OESO-richtlijnen voor multinationale ondernemingen (hierna: OESO-richtlijnen),
voor hun investeringen in de defensie-industrie de risico’s op mensenrechtenschendingen
in kaart brengen, hun invloed aanwenden om deze risico’s te voorkomen of aan te pakken,
en hierover verantwoording afleggen.
De naleving van de UNGP’s en OESO-richtlijnen is een individuele verantwoordelijkheid
van de banken en zij bepalen zelf, in dialoog met hun stakeholders, hoe zij hun beleid
ten aanzien van de defensie-industrie vormgeven en toepassen. Het kabinet heeft dan
ook geen analyse gemaakt van de jaarverslagen, mensenrechtenrapportages, websites
of andere publieke bronnen van genoemde banken. In het IMVO-convenant van de bancaire
sector zijn afspraken vastgelegd over de naleving van deze richtlijnen en principes
door de banken. ING, Van Lanschot en ABN AMRO zijn alle drie bij dit convenant aangesloten.
In november start de evaluatie van de IMVO-convenanten en de presentatie van de hoofdlijnen
van het IMVO-beleid is voorzien voor de behandeling van de begroting voor Buitenlandse
Handel en Ontwikkelingssamenwerking 2021.
Vraag 3
Hebt u inmiddels een themakader bereikt met de partijen die met het bankenconvenant
werken? Kunt u aangeven wanneer u dit aan de Kamer kunt sturen?3
Antwoord 3
Ieder convenant kent een andere aanpak, die in samenspraak tussen de convenantspartijen
is opgesteld. Het bankenconvenant werkt – anders dan het verzekeringsconvenant – niet
met themakaders.
Het themakader over investeren in wapens en wapenhandel conform de OESO-richtlijnen
en de UNGP’s wordt ontwikkeld door de partijen bij het IMVO-convenant van de verzekeringssector,
zoals aangegeven in de beantwoording van de Kamervragen van Karabulut en Alkaya van
24 juli 2019 (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2018–2019, nr. 3527). De partijen hebben dit kader nog niet afgerond. Zodra dit het geval is dan wordt
het themakader gepubliceerd op de website van dit IMVO-convenant beheerd door de SER.
Vraag 4
Wilt u, ondanks het feit dat u aangaf dat in het lopende convenant voor internationaal
maatschappelijk verantwoord ondernemen (IMVO-convenant) met de banken geen ruimte
meer is voor aanvullende afspraken, in het licht van de actualiteit alsnog met de
banken in gesprek gaan over deze investeringen zoals u ook, met kennelijk resultaat,
hebt gedaan met de levensverzekeraars?
Antwoord 4
Met het Verbond van Verzekeraars is op 20 februari 2019 gesproken over hoe verzekeraars
omgaan met investeringsbeslissingen met betrekking tot controversiële wapens en controversiële
wapenhandel binnen het IMVO-convenant voor verzekeraars. Daarbij is ook aangegeven
dat het aan verzekeraars zelf is om te bepalen in welke bedrijven zij investeren.
Dat geldt ook voor banken. Banken maken hun eigen afweging of zij beleggen in of financiering
verlenen aan de defensie-industrie. De actualiteit van de aanscherping van het wapenexportcontrolebeleid
heeft geen directe werking op de beleggingen van banken.
Zodra de partijen bij het IMVO-convenant van de verzekeringssector het themakader
over investeren in wapens en wapenhandel gereed hebben, kan de overheid als partij
bij dit convenant het kader delen in een gesprek met de bancaire sector.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
S.A.M. Kaag, minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking -
Namens
S.A. Blok, minister van Buitenlandse Zaken
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.