Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van de leden Tielen en Smals over ‘de Nieuwsuurreportage over arbeidsmigranten’
Vragen van de leden Tielen en Smals (beiden VVD) aan de Minister en Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid over de Nieuwsuurreportage over arbeidsmigranten (ingezonden 11 oktober 2019).
Antwoord van Minister Koolmees (Sociale Zaken en Werkgelegenheid), mede namens de
Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (ontvangen 26 november 2019).
Vraag 1
Bent u bekend met de reportage van Nieuwsuur over arbeidsmigranten van 7 oktober 2019?1
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2 en 3
Kunt u de Kamer een overzicht sturen van het aantal meldingen en bewezen overtredingen
op de Wet arbeid vreemdelingen over de afgelopen tien jaren? Kunt u daarbij ook de
aantallen sancties op die overtredingen vermelden?
Hoe zijn deze meldingen en overtredingen verdeeld over de verschillende sectoren?
In hoeverre is er een relatie tussen de sectoren en de hoeveelheid vacatures in die
sectoren?
Antwoord 2 en 3
De Inspectie SZW vermeldt in haar «Staat van Eerlijk Werk 2019 – Risico’s aan de onderkant
van de arbeidsmarkt» hoeveel klachten en signalen ze de afgelopen jaren heeft ontvangen
op het gebied van de Wet arbeid Vreemdelingen. Het aantal klachten en signalen is
toegenomen van 1182 in 2015 naar 1307 in 2016, 1382 in 2017 tot 1817 in 2018. Gegevens
uit eerdere tijdvakken zouden overigens moeilijk te vergelijken zijn met de recente
gegevens aangezien de Wet arbeid vreemdelingen een aantal malen is aangepast, waardoor
voor grote groepen tewerkgestelden (Roemenen, Bulgaren) geen vergunning meer vereist
is.
De relatie tussen meldingen, overtredingen en sancties kent vele aspecten. Een deel
van de klachten en signalen die de Inspectie SZW ontvangt, leidt – vaak in samenhang
met informatie uit andere bronnen – tot inspecties of andere interventies; een deel
is niet onderzoekswaardig, maar wordt gebruikt voor risicoanalyses. Bij inspecties
van werkgevers wordt in de regel gekeken naar de naleving van een aantal arbeidswetten,
niet alleen van de Wet arbeid vreemdelingen.
De Inspectie SZW heeft de afgelopen jaren geïnvesteerd in risicogestuurd en effectgericht
programmatisch werken. Zij stuurt op het behalen van resultaten die bijdragen aan
gezond, veilig en eerlijk werk en bestaanszekerheid voor iedereen. Het gaat daarbij
om maatschappelijk effect. Een focus op kengetallen, zoals aantallen inspecties, biedt
onvoldoende inzicht in de bijdrage van de Inspectie SZW aan dit gewenste maatschappelijk
effect.2
Op sectoren waar de kans op arbeidsrisico’s en de maatschappelijke schade het grootst
is, richt de Inspectie SZW zich in zogenoemd sectorprogramma’s. In haar meerjarenplan
2019 – 2022 beschrijft en onderbouwt de Inspectie haar risicogerichte handhaving in
zeventien programma’s. Alle acht sectorprogramma’s zijn (onder meer) gericht zijn
op de aanpak van oneerlijk werk: Agrarisch en groen, Bouw en infrastructuur, Transport
en logistiek, Horeca en detailhandel, Schoonmaak, Zorg, Uitzendbureaus, Industriële
arbeid.
Vraag 4
In hoeverre stelt de in het regeerakkoord vrijgemaakte extra 50 miljoen euro voor
de inspectie SZW haar in staat om de Wet arbeid vreemdelingen adequaat te handhaven?
Wat is de stand van zaken van de werving, selectie en training van extra inspecteurs
en daarmee van de versterking van het toezicht?
Antwoord 4
In het rapport «Staat van eerlijk werk – risico’s aan de onderkant van de arbeidsmarkt»
schetst de Inspectie zeven mechanismen gerelateerd aan mondiale sociaaleconomische
ontwikkelingen en de regulering en werking van de Nederlandse arbeidsmarkt die oneerlijke
praktijken in de hand werken. Ze zoomt in op de grote groep kwetsbare werkenden die
in potentie te maken heeft met oneerlijk werk en uitbuiting en stelt dat om eerlijk
werk in Nederland op een acceptabel niveau te krijgen en te houden gezamenlijke inzet
nodig is van alle betrokken publieke en private partijen.
In het Regeerakkoord 2017 is € 50 miljoen per jaar vrijgemaakt voor versterking van
de handhavingsketen van de Inspectie SZW conform het ICF. De komende jaren, tot aan
2023, zal de Inspectie SZW de inzet op de bevordering eerlijk werk verdubbelen. Hiermee
wordt het aantal bedrijven waar een inspectie plaatsvindt (inspectiedekking) substantieel
opgehoogd. De aanpak van oneerlijk werk betreft onder meer schijnconstructies, onderbetaling,
arbeidsuitbuiting, en illegale tewerkstelling. Op de uitbreiding van de Inspectie
SZW en haar programmering wordt ingegaan in respectievelijk het Jaarplan 20183, het Jaarplan 2019 en Meerjarenplan 2019–20224 en mijn brief aan uw Kamer over de uitbreiding van de inspectieketen en de daarin
besloten systematiek van periodieke bijstelling en midterm review.5
Vraag 5
In hoeverre vindt u dat de huidige Europese regelgeving met betrekking tot arbeidsmigranten
voldoende handvatten biedt aan mkb-bedrijven om werkers vanuit de Europese Unie te
matchen met openstaande vacatures? In hoeverre vindt u dat deze regelgeving uitbuiting
van arbeidsmigranten helpt voorkomen?
Antwoord 5
Als het gaat om arbeidsbemiddeling kan worden gewezen op EURES, het Europese portaal
voor beroepsmobiliteit en netwerk van diensten voor arbeidsvoorziening6. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV) is aangewezen als het Nederlandse
nationale coördinatiebureau. EURES heeft tot doel bij te dragen aan de transparantie
van de Europese arbeidsmarkt ook voor het midden- en kleinbedrijf. Op het EURES-portaal
voor beroepsmobiliteit kunnen werkgevers vacatures plaatsen en hebben zij toegang
tot gegevens van kandidaten in andere EU-lidstaten. Een netwerk van EURES-adviseurs
in Nederland kan adviseren bij werving binnen de EU. Dit portaal is er niet op gericht
om arbeidsuitbuiting tegen te gaan.
Vraag 6
Hoe kan het dat een aantal landen in het oosten van de EU, zoals Polen, werkvergunningen
verleent aan zogenoemde «derdelanders» en die «derdelanders» vervolgens binnen EU-regelgeving
wél in Nederland aan het werk gaan? Wat vindt u daarvan?
Antwoord 6
De geschetste situatie komt voort uit het vrije verkeer van diensten binnen de EU
en de daarop gebaseerde jurisprudentie. Al in de zaak Rush Portuguesa van 27 maart
1990 (C-113/895) oordeelde het Hof van Justitie van de Europese Unie dat werknemers
die in het kader van grensoverschrijdende dienstverlening tijdelijk werkzaamheden
verrichten in een andere lidstaat niet toetreden tot de arbeidsmarkt van de lidstaat
waar zij hun werkzaamheden verrichten, omdat zij na voltooiing van hun taak terugkeren
naar hun land van herkomst. Het ontvangende land kan daarom geen voorwaarden stellen
ten aanzien van het verkrijgen van een werkvergunning voor deze werknemers. Het Hof
heeft bovendien bepaald dat dit geldt ongeacht het feit of de betrokken werknemers
onderdaan zijn van een EU-lidstaat (Essent, C-91/13). Echter, indien een onderneming
diensten wil verlenen in een ander EU-lidstaat, en hierbij zijn eigen werknemers in
wil zetten door ze naar het ontvangstland te detacheren, is het van belang dat er
sprake is van echte detachering: de onderneming dient daadwerkelijk substantiële activiteiten
te verrichten in de lidstaat van vestiging en er moet sprake zijn van een gedetacheerde
werknemer die tijdelijk arbeid in Nederland verricht. Werkgevers zijn daarnaast verplicht
een harde kern van arbeidsvoorwaarden en -omstandigheden toe kennen aan het personeel
waarmee zij tijdelijk in Nederland een dienst komen verlenen, die zijn vastgelegd
in wettelijke bepalingen of in algemeen verbindend verklaarde (avv’de) cao’s. Werknemers
uit een derde land kunnen zonder tewerkstellingsvergunning naar Nederland worden gedetacheerd,
maar zij moeten wel gemeld worden en bij verblijf van meer dan 3 maanden moet daarnaast
een verblijfsvergunning worden aangevraagd (met maximale duur van 2 jaar).
Zoals aangegeven in de kabinetsreactie op het SER-advies «prioriteiten voor een fair
Europa»7 is het kabinet voorstander van het vrij verkeer. Ik wil er op wijzen dat ook tal
van Nederlandse bedrijven gebruik maken van werknemers uit derdelanden, en daarmee
hun diensten aanbieden in andere EU-lidstaten. Dat versterkt de positie van die bedrijven,
en komt daarmee ook ten goede aan de Nederlandse economie als geheel. Als het gaat
om de voorwaarden waaronder de werkzaamheden van derdelanders moeten plaatsvinden
staat daarbij, net als voor de detachering van EU-burgers, het uitgangspunt van gelijk
loon voor gelijke arbeid op dezelfde plek centraal. Het beleid van het kabinet is
de afgelopen periode gericht geweest op het bestrijden en voorkomen van de nadelige
effecten van het vrij verkeer en zal zich hiervoor blijven inzetten, ook waar het
derdelanders betreft. Uitwassen, misbruik en uitbuiting moeten worden aangepakt.
Vraag 7
Op welke wijze bent u van plan om deze problematiek aan te kaarten bij uw collega-ministers
in de EU? Op welke termijn verwacht u oplossingen die ongeoorloofde arbeidsmigratie
tegengaan en uitbuiting van werkers uit zowel de EU als daarbuiten voorkomen?
Antwoord 7
Nederland spant zich binnen de EU al enige jaren actief in om oneigenlijke concurrentie
op arbeidsvoorwaarden te voorkomen. Zo heeft Nederland een actieve rol gespeeld bij
de totstandkoming van de handhavingsrichtlijn en herziening van de detacheringsrichtlijn.
Nederland heeft ook het initiatief gesteund voor de recente oprichting van de Europese
arbeidsautoriteit.
Zoals ik aangaf in mijn brief over de toekomstige ontwikkeling van de sociale dimensie
van de Europese Unie8, pleit ik bij de Europese Commissie voor een voortvarende en effectieve inzet van
de Europese Arbeidsautoriteit, zodat er op het terrein van effectieve grensoverschrijdende
handhaving binnen de EU verdere stappen gezet kunnen worden. Ook zal ik de Commissie
oproepen toe te zien op de implementatie van recent tot stand gekomen regelgeving
en waar nodig te komen met vervolgstappen voor het verder tegengaan van oneerlijke
concurrentie en voor de adequate bescherming van werknemers.
Vraag 8
Wat kan, wil en gaat u doen om de mkb-bedrijven met tekorten te helpen met het vervullen
van vacatures vanuit het zogenoemde «onbenut arbeidspotentieel» van een miljoen mensen
in Nederland? En hoe geeft u daarin plek voor de motie-Tielen/Palland (Kamerstuk 29 544, nr. 941)?
Antwoord 8
Waar mogelijk probeert het kabinet het mkb en andere bedrijven te helpen met hun moeilijk
vervulbare vacatures. Dat gebeurt onder meer via de werkgeversservicepunten van het
UWV en via gemeenten.
Vanuit Breed Offensief werkt SZW samen met VNG, gemeenten, UWV en de sociale partners
aan een structurele verbetering van de werkgeversdienstverlening van gemeenten en
UWV en het matchen in de 35 arbeidsmarktregio’s. In het programma Perspectief op Werk
bijvoorbeeld wordt gezamenlijk door werkgevers, gemeenten, UWV en onderwijsveld bezien
hoe de arbeidsbemiddeling en samenwerking kan worden versterkt. Er wordt onder andere
gestreefd naar het van dienst zijn van mkb’ers die geen eigen «HR functie» hebben
en daarom extra moeite hebben in de personeelswerving.
Daarnaast is beleid voor een «leven lang ontwikkelen» van belang. Hiertoe zijn recent
stappen gezet om te komen tot een leer -en ontwikkelbudget door middel van een STAP-budget.
Deze conceptregeling is recentelijk aan uw Kamer verzonden.9 Ook wordt gezocht naar innovatieve oplossingen binnen het MKB-Idee om zo mkb’ers
te stimuleren meer te investeren in scholing en ontwikkeling van huidig en toekomstig
werkenden. Als laatste draagt de motie-Wiersma c.s. structureel 48 miljoen euro bij
voor scholing in het mkb.
Voor een volledig overzicht van de acties van het kabinet (ook ten behoeve van doelgroepen
als VSO/Pro jongeren 50-plussers en mensen met een migratieachtergrond) om de krapte
op de arbeidsmarkt tegen te gaan, verwijs ik naar mijn brief aan uw Kamer van 21 juni
201910.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
W. Koolmees, minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid -
Mede namens
T. van Ark, staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.