Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Van Weyenberg over het bericht ‘Meer meldingen rond arbeidsmigranten: Cowboybedrijven omzeilen de wet’
Vragen van het lid Van Weyenberg (D66) aan de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid over het bericht «Meer meldingen rond arbeidsmigranten: Cowboybedrijven omzeilen de wet». (ingezonden 9 oktober 2019).
Antwoord van Minister Koolmees (Sociale Zaken en Werkgelegenheid) (ontvangen 26 november
2019).
Vraag 1
Bent u bekend met het bericht «Meer meldingen rond arbeidsmigranten: Cowboybedrijven
omzeilen de wet»?1
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Klopt het dat het aantal meldingen van overtredingen van de Wet arbeid vreemdelingen
(Wav) flink is toegenomen?
Antwoord 2
De Inspectie SZW vermeldt in haar «Staat van Eerlijk Werk 2019 – Risico’s aan de onderkant
van de arbeidsmarkt» hoeveel klachten en signalen ze de afgelopen jaren heeft ontvangen
op het gebied van de Wet arbeid Vreemdelingen. Het aantal klachten en signalen is
toegenomen van 1.182 in 2015 naar 1.307 in 2016, 1.382 in 2017 en 1.817 in 2018.
Vraag 3
Wat voor overtredingen gaat het om?
Antwoord 3
Er is sprake van overtreding van de Wet arbeid vreemdelingen wanneer een werkgever
iemand van buiten de EU laat werken zonder de vereiste vergunning.
Vraag 4
Wat verwacht u dat de aanstaande meldingsplicht in het kader van de Wet arbeidsvoorwaarden
gedetacheerde werknemers in de Europese Unie (WagwEU) gaat betekenen voor het terugdringen
van het aantal buitenlandse werknemers zonder werkvergunning?
Antwoord 4
De meldingsplicht in het kader van de Wet arbeidsvoorwaarden gedetacheerde werknemers
in de Europese Unie (WagwEU) vloeit voort uit de Europese handhavingsrichtlijn en
heeft als belangrijkste doelstelling meer inzicht te verschaffen in aantallen buitenlandse
dienstverrichters uit andere EU- en EER-landen en Zwitserland die hier met hun werknemers
tijdelijk diensten verlenen en de plaatsen waar zij actief zijn. Op basis hiervan
kan de Inspectie SZW zijn integrale risicoanalyses verder verbeteren. De meldingsplicht
kan een belangrijke bijdrage leveren aan de handhaving van de harde kern van arbeidsvoorwaarden
en de identificatie van postbusondernemingen en andere constructies om de detacheringsrichtlijn
te ontduiken.
Vraag 5
Is de uitbreiding van de capaciteit van de Inspectie SZW door het regeerakkoord voldoende
om uitbuiting en schijnconstructies op te sporen en tegen te gaan?
Antwoord 5
De motie-Heerma c.s.2 vroeg naar beoordeling van de toereikendheid van de inspectiecapaciteit. Dit heeft
geleid tot ontwikkeling van het Inspectie Control Framework (ICF). In het Regeerakkoord
2017 is € 50 miljoen per jaar vrijgemaakt voor versterking van de handhavingsketen
van de Inspectie SZW conform het ICF. In de periode tot en met 2022 zal de Inspectie
stapsgewijs haar personeelsbestand met ruim 400 fte uitbreiden ten opzichte van de
startsituatie eind 2017 om de in de begroting en het jaarplan benoemde ICF-indicatoren
te behalen.
De komende jaren, tot aan 2023, zal de Inspectie SZW de inzet van op de bevordering
eerlijk werk verdubbelen. Hiermee wordt het aantal bedrijven waar een inspectie plaatsvindt
(inspectiedekking) substantieel opgehoogd.
De aanpak van oneerlijk werk betreft onder meer schijnconstructies, onderbetaling,
arbeidsuitbuiting en illegale tewerkstelling. Op de uitbreiding van de Inspectie SZW
en haar programmering wordt ingegaan in respectievelijk het Jaarplan 20183, het Jaarplan 2019, het Meerjarenplan 2019–20224 en in mijn brief aan uw kamer over de uitbreiding van de inspectieketen en de daarin
besloten systematiek van periodieke bijstelling en midterm review.5
In het rapport «Staat van eerlijk werk – risico’s aan de onderkant van de arbeidsmarkt»
schetst de Inspectie SZW zeven mechanismen gerelateerd aan mondiale sociaaleconomische
ontwikkelingen en de regulering en werking van de Nederlandse arbeidsmarkt die oneerlijke
praktijken in de hand werken. Ze zoomt in op de grote groep kwetsbare werkenden die
in potentie te maken heeft met oneerlijk werk en uitbuiting en stelt dat om eerlijk
werk in Nederland op een acceptabel niveau te krijgen en te houden gezamenlijke inzet
nodig is van alle betrokken publieke en private partijen.
Vraag 6
Klopt het dat het UWV bij het verlenen van een tewerkstellingsvergunning (TWV) of
een gecombineerde vergunning verblijf en arbeid (GVVA) altijd toetst op prioritair
aanbod binnen de EU?
Antwoord 6
In beginsel wordt bij een aanvraag tot het verlenen van een TWV of GVVA altijd getoetst
of voor de desbetreffende arbeidsplaats prioriteitgenietend aanbod op de arbeidsmarkt
aanwezig is in Nederland of de landen van de Europese Economische Ruimte. Op grond
van de Wet arbeid vreemdelingen kan in limit, atieve gevallen (zoals ten behoeve van
de bevordering van internationale handelscontacten of in het kader van opleiding)
worden afgeweken van deze toets. In de Regeling uitvoering Wet arbeid vreemdelingen
is van deze mogelijkheid gebruik gemaakt voor bijvoorbeeld docenten in het internationaal
onderwijs.
Vraag 7, 8, 9, 10, 11 en 12
Zijn arbeidsbureaus in andere EU-landen die ook tewerkstellingsvergunningen verlenen
voor mensen van buiten de EU ook verplicht om prioritair aanbod binnen de EU te toetsen?
En zo ja, doen zij dat ook?
Wat vindt u ervan dat Polen honderdduizenden werkvergunningen heeft afgegeven?
Voor welke sectoren geven Oost-Europese landen werkvergunningen af?
Kunnen deze mensen zonder tussenkomst ook in Nederland aan het werk?
Hebben arbeidsbureaus binnen de EU contact met elkaar om te kijken of zij op dezelfde
manier prioritair aanbod toetsen?
Wat zijn de mogelijkheden als verschillende arbeidsbureaus het niet eens zijn over
of de toets op prioritair aanbod goed is uitgevoerd?
Antwoord 7, 8, 9, 10, 11 en 12
Voorop staat dat elke lidstaat bevoegd is zijn eigen beleid vast te stellen voor de
toegang tot zijn arbeidsmarkt van werknemers van buiten de EU. Zo heeft Nederland
een selectief en innovatief toelatingsbeleid dat uitnodigend is voor migranten aan
wie economisch behoefte bestaat en restrictief is voor anderen. Maar iedere EU-lidstaat
heeft afhankelijk van het karakter van de staat van de eigen economie en arbeidsmarkt
de vrijheid te bepalen aan welk type arbeidskrachten behoefte is.
Dat werknemers uit een derde land vervolgens zonder tewerkstellingsvergunning in Nederland
kunnen werken komt voort uit het vrije verkeer van diensten binnen de EU en de daarop
gebaseerde jurisprudentie. Al in de zaak Rush Portuguesa van 27 maart 1990 (C-113/895)
oordeelde het Hof van Justitie van de Europese Unie dat werknemers die in het kader
van grensoverschrijdende dienstverlening tijdelijk werkzaamheden verrichten in een
andere lidstaat niet toetreden tot de arbeidsmarkt van de lidstaat waar zij hun werkzaamheden
verrichten, omdat zij na voltooiing van hun taak terugkeren naar hun land van herkomst.
Het ontvangende land kan daarom geen voorwaarden stellen ten aanzien van het verkrijgen
van een werkvergunning voor deze werknemers. Het Hof heeft bovendien bepaald dat dit
geldt ongeacht het feit of de betrokken werknemers onderdaan zijn van een EU-lidstaat
(Essent, C-91/13). Echter, indien een onderneming diensten wil verlenen in een andere
EU-lidstaat, en hierbij zijn eigen werknemers in wil zetten door ze naar het ontvangstland
te detacheren, is het van belang dat er sprake is van echte detachering: de onderneming
dient daadwerkelijk substantiële activiteiten te verrichten in de lidstaat van vestiging
en er moet sprake zijn van een gedetacheerde werknemer die tijdelijk arbeid in Nederland
verricht. Werkgevers zijn daarnaast verplicht een harde kern van arbeidsvoorwaarden
en -omstandigheden toe te kennen aan het personeel waarmee zij tijdelijk in Nederland
een dienst komen verlenen, die zijn vastgelegd in wettelijke bepalingen of in algemeen
verbindend verklaarde (avv’de) cao’s. Werknemers uit een derde land kunnen zonder
tewerkstellingsvergunning naar Nederland worden gedetacheerd, maar zij moeten wel
gemeld worden en bij verblijf van meer dan 3 maanden moet daarnaast een verblijfsvergunning
worden aangevraagd (met maximale duur van 2 jaar).
Vraag 13
Wie houdt er toezicht op de mensen die op basis van deze tewerkstellingsvergunningen
werken? Of zij bijvoorbeeld wel aan het werk zijn in de sector waarvoor zij een vergunning
hebben gekregen? Ligt dat bij de lidstaat die de tewerkstellingsvergunning heeft verleend
of bij de lidstaat waar de werkende aan de slag is?
Antwoord 13
Het toezicht of de grensoverschrijdende dienstverlening feitelijk wordt uitgevoerd
conform de notificatie, kan uiteraard alleen maar plaatsvinden in het land waar de
desbetreffende werkzaamheden worden verricht. In lijn met Europese jurisprudentie
verbindt het Besluit uitvoering Wet arbeid vreemdelingen (BuWav) daar nadere voorwaarden
aan. Zo moet de gedetacheerde vreemdeling onder meer voldoen aan alle voorschriften
inzake verblijf, werkvergunning en sociale zekerheid om als werknemer van de werkgever
arbeid te verrichten in de lidstaat waar de werkgever gevestigd is. Ook mag de vreemdeling
niet een andere vreemdeling vervangen die gelijksoortige arbeid heeft verricht binnen
dezelfde dienstverrichting. De Inspectie SZW kan in voorkomende gevallen controleren
of aan deze voorwaarden wordt voldaan.
Vraag 14
Klopt het dat de helft van de arbeidsmigranten die in 2017 in Nederland aan het werk
was, van buiten de EU komt?
Antwoord 14
Uit de cijfers van het CBS6 volgt dat in 2017 ruim 838 duizend banen werden vervuld door buitenlandse werknemers.
Bijna 424 duizend banen, iets meer dan de helft, werden vervuld door werknemers met
een herkomstland buiten de EU. Hiervan waren ruim 125 duizend banen van werknemers
uit het Amerikaanse continent en bijna 121 duizend banen van werknemers uit Europese
landen buiten de EU, inclusief Rusland. Relatief weinig banen, een kleine 3,5 duizend,
werden vervuld door werknemers uit Oceanië.
Echter, niet alle werkenden met een nationaliteit van buiten de EU zijn arbeidsmigranten.
Hieronder vallen ook gezinsherenigers en dergelijke. In 2017 zijn ongeveer 16 duizend
verblijfsvergunningen afgegeven voor kennis en talent, zijn er minder dan 3 duizend
vergunningen afgegeven voor arbeidsmigranten7, zijn er 5.708 tewerkstellingsvergunningen afgegeven en zijn er 3.800 werknemers
gemeld die gebruik maakten van het dienstenverkeer.
Vraag 15
Bent u bekend met de signalen van de Federatie Nederlandse Vakbeweging (FNV) dat er
nu zelfs Nederlandse bedrijven zijn die zich in Polen vestigen om daar mensen uit
Oekraïne te werven?
Antwoord 15
Ja.
Vraag 16
Wat is de reden dat deze Nederlandse bedrijven zich in Polen vestigen om mensen van
buiten de EU te werven? Wat is de reden dat het vanuit Nederland minder aantrekkelijk
is?
Antwoord 16
Ik ben niet bekend met de beweegredenen van individuele Nederlandse bedrijven om zich
in Polen te vestigen.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
W. Koolmees, minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.