Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van de leden Van Raan en Wassenberg over het «Special Report on the Ocean and Cryosphere in a Changing Climate (SROCC)» van het IPCC
Vragen van de leden Van Raan en Wassenberg (beiden PvdD) aan de ministers van Economische Zaken en Klimaat, van Infrastructuur en Waterstaat, van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit en voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking over het IPCC «Special Report on the Ocean and Cryosphere in a Changing Climate» (ingezonden 26 september 2019).
Antwoord van Minister Wiebes (Economische Zaken en Klimaat), mede namens de Ministers
van Infrastructuur en Waterstaat, van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit en voor
Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking (ontvangen 26 november 2019). Zie
ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2019–2020, nr. 397.
Vraag 1
Kent u het Intergovernmental Panel on Climate Change (IPCC) «Special Report on the
Ocean and Cryosphere in a Changing Climate»?1
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Kent u de berichten «De oceanen zijn geen bodemloze put, ze zitten aan hun taks» en
«The world has a third pole – and it's melting quickly»?2
3 Wat is daarop uw reactie?
Antwoord 2
Ja. Deze berichten vragen aandacht voor de conclusies van het SROCC. Het kabinet heeft
inmiddels een uitgebreide appreciatie van dit rapport aan de Kamer gezonden.
Vraag 3
Kent u de berichten «VN-rapport benadrukt noodzaak voor meer beschermde gebieden in
de oceanen» en «One billion people threatened by climate change risks to oceans, polar
and mountain regions, UN report warns»?4
5 Wat is daarop uw reactie?
Antwoord 3
Ja, ik ken de berichten. Een intergouvernementele conferentie (IGC) bijeengeroepen
onder auspiciën van de Verenigde Naties onderhandelt sinds 2018 over de totstandkoming
van een Uitvoerende Overeenkomst (juridisch bindend instrument) onder het VN Zeerechtverdrag,
over het behoud en duurzaam gebruik van de mariene biologische diversiteit in gebieden
buiten nationale rechtsmacht in de oceanen (BBNJ-proces). Een van de onderwerpen van
deze onderhandelingen betreft gebiedsgerichte beheerinstrumenten, met inbegrip van
beschermde gebieden op volle zee. Nederland coördineert zijn positie met betrekking
tot de onderhandelingen over de Uitvoerende Overeenkomst met de andere lidstaten van
de EU.
Vraag 4
Erkent u dat, in het huidige tempo, aan het eind van deze eeuw mogelijk twee derde
van het gletsjerijs in het Himalayagebergte zal zijn verdwenen? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 4
Ja. Het IPCC geeft in haar rapport aan dat voor een hoog emissiescenario (RCP8.5)
het massaverlies van gletsjerijs in de hooggebergten van Azië, waaronder de Himalaya,
aan het eind van deze eeuw ca. 2/3 kan bedragen.
Vraag 5
Erkent u dat, zelfs als het 1,5°C-doel behaald zou worden, naar verwachting een derde
van het gletsjerijs in het Himalayagebergte zal zijn verdwenen? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 5
Het IPCC-rapport geeft geen specifieke cijfers voor het verwachte massaverlies bij
1,5 graden opwarming. Voor een laag emissiescenario (RCP2.6), dat overeenkomt met
ca. 2 graden opwarming, verwacht het een massaverlies van ca. 44%. In het IPCC-rapport
wordt gerefereerd aan een studie van Kraaijenbrink et al. (2017)6 naar massaverlies in de Himalaya, die de bevindingen van de mondiale modellen bevestigt.
Die studie verwacht inderdaad een massaverlies voor de gletsjers in de Himalaya van
ca. 1/3 bij een mondiaal gemiddelde opwarming van 1.5 graden.
Vraag 6
Erkent u dat een dergelijk smelttempo grote gevolgen zal hebben voor diverse Aziatische
rivieren, ecosystemen en leefgebieden van mens en dier? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 6
Een dergelijk snel smelttempo zal volgens IPCC inderdaad grote gevolgen hebben voor
diverse Aziatische rivieren, ecosystemen en leefgebieden van mens en dier.
Vraag 7
Voorziet u ook directe of indirecte gevolgen voor Nederland en Europa, gegeven de
erkenning dat het smelttempo grote gevolgen zal hebben voor diverse Aziatische rivieren,
ecosystemen en leefgebieden van mens en dier? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 7
De directe of indirecte gevolgen voor Nederland en Europa zijn niet eenvoudig te voorspellen.
Vraag 8
Onderschrijft u de boodschap dat de klimaatcrisis ook een crisis in de oceanen is?
Zo nee, waarom niet?
Antwoord 8
Het IPCC-rapport laat inderdaad zien dat klimaatverandering ook ernstige consequenties
met zich meebrengt voor de oceanen.
Vraag 9
Erkent u dat we mogelijk nog in deze eeuw een nieuw oceaanklimaat zullen meemaken
dat ongekend is ten opzichte van het pre-industriële tijdperk? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 9
Het IPCC geeft aan dat de oceaan in de 21e eeuw naar verwachting een overgang zal
maken naar ongekende omstandigheden met verhoogde temperaturen (vrijwel zeker), grotere
stratificatie van de bovenste oceaanlagen (zeer waarschijnlijk), verdere verzuring
(vrijwel zeker), zuurstofafname (gemiddeld vertrouwen) en veranderde netto primaire
productie (laag vertrouwen). Hittegolven op zee (zeer hoog vertrouwen) en extreme
El Niño/La Niña-gebeurtenissen (gemiddeld vertrouwen) zullen naar verwachting steeds
frequenter worden. De Atlantische golfstroom (AMOC) zal naar verwachting verzwakken
(zeer waarschijnlijk). De snelheid en de omvang van deze veranderingen zullen kleiner
zijn in scenario's met lage broeikasgasemissies (zeer waarschijnlijk).
Vraag 10
Erkent u dat de effecten van klimaatverandering en menselijke uitbuiting op onze oceanen
langdurig en in bepaalde gevallen onomkeerbaar zijn? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 10
De effecten van klimaatverandering op de oceanen is inderdaad langdurig, omdat de
oceanen veruit het grootste deel van de extra ingevangen energie als gevolg van de
toenemende concentraties broeikasgassen in de atmosfeer hebben opgenomen en ook een
groot deel van de uitgestoten CO2. Dit vertaalt zich onder meer een zeespiegelstijging die eeuwen tot millennia doorgaat.
Op menselijke schaal zijn veel effecten – zoals verandering van oceaanstromingen en
zeespiegelstijging – ook onomkeerbaar.
Vraag 11
Kunt u een uitputtend overzicht verschaffen waaruit blijkt op welke wijze u in het
Nederlandse beleid rekenschap geeft van deze kennis over decennialange, onomkeerbare
en onherstelbare menselijke uitbuiting en de gevolgen daarvan op onze oceanen?
Antwoord 11
Een uitgebreide kabinetsappreciatie van het IPCC-rapport over oceanen en de cryosfeer
is aan de kamer toegezonden.
Vraag 12
Erkent u dat het aannemelijk is dat het aantal mariene hittegolven verdubbeld is tussen
1982 en 2016? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 12
Het IPCC geeft inderdaad aan dat wereldwijd het aantal mariene hittegolven tussen
1982 en 2016 is verdubbeld en zeer waarschijnlijk ook langduriger, intenser en uitgebreider
zijn geworden. Het is zeer waarschijnlijk dat tussen 84 – 90% van de mariene hittegolven
die zich tussen 2006 en 2015 hebben voorgedaan, te wijten zijn aan de antropogene
temperatuurstijging. Verwacht wordt dat de frequentie, duur, ruimtelijke omvang en
intensiteit (maximale temperatuur) van mariene hittegolven verder zal toenemen (zeer
hoog vertrouwen).
Vraag 13
Erkent u dat het aannemelijk is dat de wereldwijde frequentie van hittegolven op zee
met ongeveer een factor 50 zal toenemen? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 13
Klimaatprojecties laten volgens IPCC een toename van de frequentie van mariene hittegolven
rond 2.081–2.100 ten opzichte van 1850–1900 zien met ongeveer 50 keer onder een hoog
emissiescenario (RCP8.5) en 20 keer onder een laag emissiescenario (RCP2.6) (gemiddeld
vertrouwen). De grootste frequentieverhogingen worden verwacht voor de Noordpool en
de tropische oceanen (gemiddeld vertrouwen). De intensiteit van mariene hittegolven
zal naar verwachting ongeveer 10-voudig toenemen onder RCP8.5 tegen 2.081–2.100 ten
opzichte van 1850–1900 (gemiddeld vertrouwen).
Vraag 14
Erkent u dat de voortdurende opname van koolstof door de oceaan tot 2100 de verzuring
van de oceanen zal verergeren? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 14
Ja. Overigens betreft het niet opname van koolstof maar van CO2, dat in het water koolzuur vormt.
Vraag 15
Welke gevolgen voorziet u voor de zuurstof afgevende capaciteit van zeeën en oceanen
door het steeds zuurder worden van het water in zeeën en oceanen?
Antwoord 15
Er is geen eenduidig antwoord op deze vraag. Verzuring van de oceanen heeft gevolgen
voor de soortensamenstelling en de ecosystemen in de oceanen, maar de precieze gevolgen
zijn nog niet goed te voorspellen. Daarmee is ook het effect op de zuurstofproductie
door deze ecosystemen nog onvoldoende bekend. Nederland zoekt hier nadrukkelijk de
internationale samenwerking. Zo draagt Nederland in OSPAR-verband bij aan een beter
begrip van de effecten van oceaanverzuring (onder andere op ecosystemen) en een beoordeling
van de huidige situatie met betrekking tot verzuring van de OSPAR-gebieden, en trad
Nederland in september 2018 toe tot de Alliance Against Ocean Acidification.
Vraag 16
Erkent u dat gezonde oceanen een cruciale rol spelen bij het verminderen van de gevolgen
van de klimaatcrisis? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 16
Ja. Het IPCC rapport maakt, net als eerder de GEO67 en IPBES8 rapporten, duidelijk dat gezonde oceanen weerbaarder zijn voor de effecten van klimaatverandering.
Vraag 17
Erkent u dat gebieden waar «blauwe koolstof» in grote hoeveelheden wordt opgeslagen,
zoals in de bodem van een mangrovebos of de diepe zeebodem, betere bescherming nodig
hebben? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 17
Ja. Het verlies van grote hoeveelheden opgeslagen «blauwe koolstof» aan de atmosfeer
draagt bij aan klimaatverandering en dient derhalve te worden voorkomen.
Vraag 18
Erkent u het belang van het aanwijzen van natuurnetwerken in zee om zo de weerbaarheid
van zeeën en oceanen te vergroten ten opzichte van het veranderende klimaat?
Antwoord 18
Ja.
Vraag 19
Wat is uw inzet om, zowel nationaal als internationaal, bij te dragen aan het creëren
van reservaten in zeeën en oceanen?
Antwoord 19
Op de Noordzee zet het kabinet zich in voor het beschermen en verbeteren van het mariene
ecosysteem in op basis van de Vogelrichtlijn en de Habitatrichtlijn. Dit heeft onder
andere geresulteerd in de aanwijzing van de Doggersbank, Klaverbank, Friese Front,
Noordzeekustzone, Voordelta en de Vlakte van de Raan. Deze natuurgebieden zijn opgenomen
in het Europese Natura 2000-netwerk. Voor de natuurgebieden zijn specifieke doelstellingen
vastgelegd voor verbetering van het marine habitat (zeebodem) en specifieke doelsoorten
(o.a. vogels, zeezoogdieren en vissen). Ook in het kader van de Kaderrichtlijn Mariene
Strategie zijn specifieke bodembeschermings-gebieden ingesteld (Friese Front en Centrale
Oestergronden). Dit om invulling te geven aan de doelstelling uit de Mariene strategie
deel I om 10 tot 15% van de Nederlandse Noordzeebodem te vrijwaren van noemenswaardige
bodemberoering9.
In Caribisch Nederland is een reservaat ingesteld ter bescherming van zeezoogdieren
en haaien (Yarari). Binnen Yarari is de Sababank aangewezen als nationaal park ter
bescherming van het koraal. In de regio wordt samengewerkt met Frankrijk, de Verenigde
Staten en de Dominicaanse republiek, die vergelijkbare reservaten hebben ingesteld.
Ook wordt in het Caribisch gebied internationaal samengewerkt in het kader van de
Cartagena Conventie en het Protocol for Specially Protected Areas and Wildlife (SPAW-protocol)
in het bijzonder.
Nederland zoekt internationale samenwerking om op basis van diverse internationale
verdragen, zoals het Verdrag inzake de bescherming van het mariene milieu in het noordoostelijk
deel van de Atlantische Oceaan (OSPAR-verdrag) en Convention for the Conservation
of Antarctic Marine Living Resources (CCAMLR), ook buiten de nationale rechtsmacht
beschermde gebieden te realiseren. Het beheer van deze gebieden buiten nationale rechtsmacht
is momenteel gefragmenteerd geregeld. Een groot aantal internationale organisaties
en arrangementen heeft een mandaat t.a.v. een bepaald gebied, een bepaalde component
van biologische diversiteit, een bepaalde activiteit of combinaties van het voorgaande.
Om verbetering aan te brengen in de geschetste situatie is de Nederlandse inzet internationaal
om in een juridisch verbindend instrument onder het VN Zeerechtverdrag een systeem
voor effectieve samenwerking t.a.v. gebiedsgerichte beheerinstrumenten tot stand te
brengen. Nederland coördineert zijn positie in dit verband met de EU en haar lidstaten.
Vraag 20
Wat zijn de implicaties van het IPCC-rapport op het Noordzeebeleid?
Antwoord 20
Een uitgebreide kabinetsappreciatie van het IPCC-rapport over oceanen en de cryosfeer
is aan de kamer toegezonden.
Vraag 21
Is het IPCC-rapport aanleiding om haast te maken met het aanwijzen van het onderwater
natuurnetwerk in de Noordzee? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 21
Ik verwijs u deels naar het antwoord op vraag 19 en voorts naar de uitgebreide appreciatie
van het rapport die aan de kamer is toegezonden.
Vraag 22
Welk percentage van de Noordzee is daadwerkelijk beschermd voor alle soorten visserij?
Antwoord 22
Op dit moment zijn de zone I gebieden in het Natura2000-gebied Noordzeekustzone beschermd
tegen alle soorten van visserij, ook recreatieve visserij. Dit betreft 140 km2 oftewel 0,2% van de NL Noordzee.
Vraag 23 t/m 27
Erkent u dat de wereldwijde visbestanden zijn gedaald, in de Noordzee zelfs met 35%,
door het warmere zeewater?10 Zo ja, kunt u toelichten hoe u hiermee rekening houdt in uw visserijbeleid?
Erkent u dat visbestanden in warm zeewater dubbel worden geraakt door overbevissing,
doordat het ze kwetsbaarder maakt voor de hogere temperatuur van het water en het
bovendien het herstel van de bestanden hindert? Zo nee, waarom niet?
Kunt u toelichten hoe u in uw visserijbeleid rekening houdt met deze dubbele negatieve
impact op visbestanden in warm zeewater?
Bent u bereid dit gegeven over de dubbele negatieve impact op visbestanden in warm
zeewater onder de aandacht te brengen bij de Europese onderhandelingen over de vangstquota
dit najaar? Zo nee, waarom niet?
Erkent u dat door het warmere zeewater de maximaal duurzame vangst naar beneden bijgesteld
moet worden? Zo ja, hoe gaat u dit aanpakken? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 23 t/m 27
In het rapport wordt de Maximum Sustainable Yield (MSY) potentie van visbestanden
in 1930–1939 vergeleken met de MSY-potentie in 2001–2010. Vissen op MSY-niveau betekent
dat de hoeveelheid vis die jaar na jaar gevangen mag worden duurzaam en zo groot mogelijk
is.
Deze MSY-potentie is in de genoemde periode inderdaad afgenomen in de Noordzee. Overigens
is het tijdsbestek waarop de vergelijking van toepassing hierbij relevant. Er is namelijk
in het afgelopen 10 jaar weer sprake van een toename van de omvang van een aantal
belangrijke visbestanden, bijvoorbeeld tong, tarbot, haring, wijting en schol in de
Noordzee. Daarbij wil afname van de MSY-potentie niet direct betekenen dat de omvang
van het bestand ook kleiner is. Zo kan fluctuatie in de samenstelling van het bestand
(de hoeveelheid jonge of oude vis) ook leiden tot een hoger of lager MSY advies.
De International Council for the Exploration of the Sea (ICES) adviseert jaarlijks
hoeveel vis er gevangen zou mogen worden van een visbestand op basis van de MSY-benadering.
ICES analyseert hiervoor de belangrijkste visbestanden en kijkt daarbij met name naar
de ontwikkelingen van het visbestand over de laatste 3 tot 10 jaar. Er wordt onder
andere gekeken naar de aanwas van jonge vis, de omvang van het totale visbestand en
de visserijsterfte. Impliciet kijkt ICES hierdoor ook naar de impact van de opwarming
van de zee. Immers, als door opwarming de vissen kleiner blijven of minder reproduceren
– en dat het herstel van het bestand hindert – dan komt dit terug bij de analyse van
het bestand en zal het advies hier rekening mee houden. Dit betekent dat de adviezen
van ICES voor de vangstmogelijkheden rekening houden met de opwarming van het zeewater.
Net als voorgaande jaren zet Nederland tijdens de Europese onderhandelingen over de
vangstquota zich in voor het volgen van de MSY-benadering zoals opgenomen in het wetenschappelijke
advies. Door ICES adviezen te volgen wordt dus rekening gehouden met de impact van
opwarmend zeewater op de visbestanden.
Vraag 28
Erkent u dat een goed beheer van mariene gebieden niet gezien moet worden als vervanging
van de immer noodzakelijke snelle vermindering van de broeikasgasemissies? Zo nee,
waarom niet?
Antwoord 28
Ja, beide zijn nodig.
Vraag 29
Erkent u dat diepgaande economische en institutionele transformaties nodig zijn om
de klimaatcrisis het hoofd te bieden? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 29
Op de implicaties van de IPCC-rapporten voor het nationale en internationale beleid
is ingegaan in de kabinetsappreciatie die aan de kamer is toegezonden.
Vraag 30
Erkent u dat het missen van de Nederlandse klimaatdoelen, te beginnen met het klimaatdoel
van 2020, volstrekt onverantwoord is? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 30
Nee. Nederland heeft zijn klimaatdoelen, zoals afgesproken in mondiaal (Kyoto Protocol)
en EU kader (voor de niet ETS sectoren) niet gemist. Voor 2020 heeft Nederland geen
nationaal doel geformuleerd, maar tracht het Kabinet om de uitspraak in de Urgenda
zaak na te leven. Met de klimaatdoelstelling van 49% reductie in 2030 ten opzichte
van 1990 ligt Nederland op schema voor een reductie van 95% in 2050, zoals vastgelegd
in de Klimaatwet. Deze nationale doelstellingen zijn volgens het PBL in lijn met de
afspraken onder de Overeenkomst in Parijs om de mondiaal gemiddelde temperatuur te
beperken tot ruim beneden 2 graden en zo mogelijk 1,5 graad en derhalve is het kabinet
van mening een verantwoord klimaatbeleid te voeren.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
E.D. Wiebes, minister van Economische Zaken en Klimaat -
Mede namens
C. van Nieuwenhuizen Wijbenga, minister van Infrastructuur en Waterstaat -
Mede namens
C.J. Schouten, minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit -
Mede namens
S.A.M. Kaag, minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.