Inbreng verslag schriftelijk overleg : Inbreng verslag van een schriftelijk overleg over de geannoteerde Agenda Raad voor Concurrentievermogen van 28 en 29 november 2019 (Kamerstuk 21501-30-468)
2019D47645 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
De vaste commissie voor Economische Zaken en Klimaat heeft een aantal vragen en opmerkingen
aan de Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat voorgelegd over de geannoteerde
agenda voor de formele Raad voor Concurrentievermogen op 28 en 29 november 2019 (Kamerstuk
21 501-30, nr. 468), het verslag van de Raad voor Concurrentievermogen van 26 en 27 september 2019 (Kamerstuk
21 501-30, nr. 467), het verslag van het schriftelijk overleg over onder andere de geannoteerde agenda
voor de Raad voor Concurrentievermogen op 26 en 27 september 2019 (Kamerstuk 21 501-30, nr. 466) en de Fiche: Herschikking verordening Europees Instituut voor Innovatie en Technologie
(EIT) met besluit Strategische Innovatie Agenda EIT 2021–2027 (Kamerstuk 22 112, nr. 2821).
De vragen en opmerkingen zijn op 22 november 2019 aan de Staatssecretaris van Economische
Zaken en Klimaat voorgelegd.
De voorzitter van de commissie, Diks
Adjunct-griffier van de commissie, Nieuwerf
Inhoudsopgave
I
Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
II
Antwoord / Reactie van de Staatssecretaris
I. Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie
De leden van de VVD-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de geannoteerde
agenda van de Raad voor Concurrentievermogen (RvC) van 28 en 29 november 2019. Aan
de hand hiervan hebben zij nog enkele vragen en opmerkingen.
De leden van de VVD-fractie lezen in het verslag van de RvC van 26 en 27 september
2019 dat met betrekking tot de EU Green Deal er ook enkele lidstaten waren die het
belang van geografische spreiding van financiële middelen naar voren brachten. Wat
is het standpunt van de Staatssecretaris met betrekking tot geografische spreiding
van middelen? Deze leden zijn voorstander van het belang van het stimuleren van projecten
die de grootste meerwaarde en het hoogste rendement per euro halen en dat geografische
spreiding geen doel op zich moet zijn. Is de Staatssecretaris dat met deze leden eens?
Is de Staatssecretaris het met de deze leden eens dat moet worden voorkomen dat geld
ondoelmatig wordt besteed?
De leden van de VVD-fractie lezen dat de RvC tijdens de vergadering ook spreekt over
het «Voorstel voor een Richtlijn van het Europees parlement en de Raad betreffende
representatieve vorderingen ter bescherming van de collectieve belangen van consumenten
en tot intrekking van Richtlijn 2009/22/EG». Zij lezen dat deze richtlijn in het Nederlandse
systeem kan worden geïmplementeerd waarbij dit systeem vrijwel volledig in stand kan
blijven. Dat stemt deze leden positief.
De leden van de VVD-fractie lezen dat de EU oneerlijke concurrentie en handelspraktijken
moet durven aanpakken. Aan de hand daarvan hebben zij nog enkele vragen. Wat kan Nederland
oen om ervoor te zorgen dat de Europese Commissie (hierna: de Commissie) overgaat
naar een meer gecoördineerd en vooruitstrevend gebruik van reeds bestaande instrumenten
zoals handelsbeschermingsinstrumenten, de screening van buitenlandse investeringen,
staatssteun regels, als ook de Europese aanbestedingsrichtlijn? Wanneer denkt Staatssecretaris
dat de herziening volgens artikel 92 van de aanbestedingsrichtlijn (2014/24/EU) zal
plaatsvinden, en is de Staatssecretaris van plan om de Commissie te bevragen over
de mogelijkheid om bijvoorbeeld staatssteun en -eigendom toe te voegen aan de uitsluitings-
en/of gunningscriteria van deze richtlijn? Ziet de Staatssecretaris een mogelijkheid
voor de extraterritoriale toepassing van de Europese regels voor staatssteun om op
die manier ook door de Chinese overheid ondersteunde bedrijven die actief zijn binnen
de Europese markt te kunnen beoordelen, en zo ja, is zij van plan om hierover met
de Commissie in te gesprek te gaan?
De leden van de VVD-fractie lezen dat er naast de acht bestaande Kennis- en Innovatiegemeenschappen
(KIG’s) een nieuwe KIG wil starten op het thema Cultuur en Creatieve Sector. Hoe verhoudt
deze KIG zich tot artikel 6 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese
Unie (VwEU)? Namelijk dat de EU slechts ondersteunende bevoegdheden heeft. Hoe verhoudt
de KIG Cultuur en Creatieve Sector zich tot het feit dat excellentie en impact voor
Nederland de leidende punten zijn voor het toekennen van gelden voor Horizon Europe?
Hoe kan met betrekking tot cultuur en de creatieve sector worden bepaald wat de impact
is of dat deze excellent zijn? Kan de Staatssecretaris toelichten wat de toegevoegde
waarde is van de Europese KIG Cultuur en Creatieve Sector bovenop het Nederlandse
cultuurbeleid? Is er wat dit betreft een subsidiariteitstoets gedaan?
De leden van de VVD-fractie lezen met betrekking tot het Strategisch Plan voor de
uitvoering van Horizon Europe dat er voor elk van de missies een panel van vijftien
experts is opgezet om de missies vorm te geven. Hoe wordt dit panel van experts samengesteld?
Wie bepaalt welke experts in het panel mogen plaatsnemen en op basis van welke eisen
of criteria worden de experts aangesteld? Kan de Staatssecretaris met betrekking tot
Horizon Europe ook een appreciatie geven op het Strategisch Plan?
Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie
De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van de onderhavige stukken. Zij hebben
daarover de volgende vragen en opmerkingen.
De leden van de CDA-fractie lezen dat de plaatsvervangend Permanent Vertegenwoordiger
de verschillende onderdelen van de RvC op 28 en 29 november zal bijwonen. Betekent
dit dat de Staatssecretaris en/of Minister verhinderd zijn? Met welke reden?
De verwachting is dat een algemene oriëntatie wordt aangenomen over de richtlijn representatieve
acties en over de richtlijn openbaarmaking van informatie over winstbelasting. Ten
aanzien van de richtlijn representatieve acties zijn de leden van de CDA-fractie blij
dat lidstaten hun eigen systeem van collectief verhaal parallel kunnen handhaven,
zolang er een systeem is dat voldoet aan de eisen van de richtlijn, en de inzet is
dat het Nederlandse systeem volledig in stand kan blijven. Ook de invoering van registers,
zodat voor consumenten inzichtelijk is welke collectieve vorderingen in Europa er
lopen, juichen zij toe. Zij vragen zich nog wel af hoe het Nederlandse bezwaar ten
aanzien van het doorkruisen van nationale systemen van collectief verhaal tot uiting
komt in de Raadspositie?
De leden van de CDA-fractie lezen over de richtlijn openbaarmaking van informatie
over winstbelasting dat er weinig steun bestaat voor de Nederlandse standpunten ten
aanzien van de informatie van derde landen en het schrappen van het beginsel van «pas
toe of leg uit». Verderop in de tekst lezen zij dat het de wens is om snel aan de
triloog met het Europees parlement te beginnen. Betekent dit dat Nederland het voorstel
ook zonder de hiervoor genoemde punten kan dragen? Is wel geborgd dat in voorkomend
geval tenminste de informatie van de betreffende dochterondernemingen gevestigd in
de EU wordt gepubliceerd?
Daarnaast lezen deze leden over de discussie hoe dit voorstel te behandelen: als fiscaal
voorstel of als voorstel over financiële verslaglegging. Wat was/is hier de positie
van Nederland?
De leden van de CDA-fractie onderschrijven het belang van een gezamenlijke Europese
aanpak bij het tegengaan van oneerlijke concurrentie en handelspraktijken. Zij lezen
dat onder de diversenpunten de versterking van digitalisering voor de toeristische
sector aan bod komt. Wat betreft dit precies? Zou dit ook voor Nederland relevant
kunnen zijn? Kan de Staatssecretaris een appreciatie geven van de eerste oriëntatie
voor het Strategisch Plan dat de Europese Commissie in oktober heeft gepresenteerd?
De leden van de CDA-fractie ondersteunen het pleidooi van Nederland dat hervorming
van de mededingingsregels dient plaats te vinden op basis van feiten. Zij lezen dat
een aantal lidstaten heeft verzocht om herziening van het beleid over het midden-
en kleinbedrijf (mkb) en stroomlijning van de verschillende Europese mkb-definities.
Die zouden leiden tot verwarring en problemen voor ondernemers en het mkb. Welke problemen
zijn zoal genoemd?
Ten aanzien van de fiche «herschikking verordening Europees Instituut voor Innovatie
en
Technologie (EIT) met besluit Strategische Innovatie Agenda EIT 2021–2027» steunen
de leden van de CDA-fractie de inzet van Nederland, en benadrukken het belang van
toegankelijkheid van nieuwe partners, zoals het bedrijfsleven, NGO’s en burgers. Zij
roepen de Staatssecretaris regering op zich daarvoor te blijven inzetten.
De leden van de CDA-fractie zijn ook positief over een nieuwe KIG Cultuur en Creatieve
Sector. Zij lezen dat om de impact te vergroten de Commissie de toegankelijkheid van
de KIG’s wil bevorderen zodat meer partners deel kunnen nemen; zijn hier nog consequenties
aan verbonden, voor- en/of nadelen bij te benoemen? Het kabinet ziet in de evaluatie
voor het veertiende operationele jaar van de KIG of en hoe een KIG zelfstandig kan
blijven functioneren zonder EIT-financiering; is dat tijdig genoeg voor het veertiende
jaar? Tot slot vragen deze leden zich af hoe het krachtenveld in de Raad ten aanzien
van het EIT-voorstel eruit ziet?
Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie
De leden van de D66-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de geannoteerde
agenda van de RvC van 28 en 29 november 2019 en de overige onderliggende stukken.
Deze leden willen de Staatssecretaris enkele vragen voorleggen.
De leden van de D66-fractie verwelkomen het voorstel van de richtlijn representatieve
acties en de Nederlandse inzet. Deze leden vragen de Staatssecretaris te verhelderen
of het gewijzigde voorstel van de richtlijn ook de mogelijkheid creëert om op Europees
niveau een collectieve zaak te kunnen starten of dat zaken alleen bij nationale rechtbanken
kunnen voorkomen. Tevens vragen deze leden naar het Nederlandse standpunt betreffende
een register van lopende zaken.
De leden van de D66-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de stand van
zaken rondom het richtlijnvoorstel over openbaarmaking van informatie over winstbelasting.
Deze leden vragen de Staatssecretaris toe te lichten welke landen op dit moment negatief
tegenover het voorstel staan. Tevens vragen deze leden of de blokkerende landen naast
de grondslag van de richtlijn, nog meer inhoudelijke bezwaren aandragen.
De leden van de D66-fractie zijn verheugd dat op nog twee onderdelen een akkoord lijkt
te worden bereikt over de Verordening Horizon Europe 2021–2027. Deze leden vragen
de Minister toe te lichten op welke onderdelen van de Verordening nog een akkoord
gesloten moet worden en of de onderhandelingen daarover reeds plaatsvinden. Tevens
vragen deze leden wanneer een akkoord over het geheel van het Kaderprogramma wordt
verwacht.
De leden van de D66-fractie hebben kennisgenomen dat Eurocommissaris Moedas in antwoord
op schriftelijke vragen van het Europees parlement heeft aangegeven dat een deel van
het «widening»-budget besteed moet worden aan de ontwikkeling van nieuwe excellente
Europese universiteiten. Heeft de Commissie het idee voor dit instrument eerder naar
voren gebracht en wat is de appreciatie van de Staatssecretaris?
De leden van de D66-fractie hebben met bezorgdheid kennisgenomen van het compromisvoorstel
over het Europees Meerjarig Financieel Kader 2021–2027 voor wetenschap en innovatie.
De volharding van de Nederlandse inzet op een lagere afdracht zou gecompenseerd worden
met een korting op de nieuwe prioriteiten zoals onderzoek en innovatie. Deze leden
vragen de Minister om toe te lichten of dat voorstel op tafel heeft gelegen. Tevens
vragen deze leden of de Staatssecretaris het risico waarschijnlijk acht dat de volharding
van de Nederlandse inzet op een lagere afdracht kan leiden tot een verandering in
het politiek krachtenveld rondom Horizon Europe.
II. Antwoord / Reactie van de Staatssecretaris
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
L.I. Diks, voorzitter van de vaste commissie voor Economische Zaken en Klimaat -
Mede ondertekenaar
L. Nieuwerf, adjunct-griffier
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.