Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Nijboer over de rechten van consumenten bij fusies en overnames in de financiële sector
Vragen van het lid Nijboer (PvdA) aan de Minister van Financiën over de rechten van consumenten bij fusies en overnames in de financiële sector (ingezonden 30 oktober 2019).
Antwoord van Minister Hoekstra (Financiën) (ontvangen 25 november 2019).
Vraag 1
Bent u bekend met de uitzending van Radar van 28 oktober 2019?
Antwoord 1
Ja, daar ben ik mee bekend.
Vraag 2, 7
Welke regels gelden er met betrekking tot de overgang van verzekeringspolissen, bankrekeningen,
deposito’s enzovoorts bij fusies, overnames en portefeuilleverkoop?
Deelt u de mening dat de risico’s van overnames en fusies niet op consumenten afgewenteld
mogen worden? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 2, 7
Ik begrijp dat consumenten die financiële producten afnemen het kunnen betreuren wanneer
ongewenste veranderingen plaatsvinden doordat dienstverleners betrokken zijn bij een
fusie of overname. De Wet op het financieel toezicht (Wft) voorziet in verschillende
waarborgen ter bescherming van de rechten van consumenten in geval van fusies en overnames
door banken of verzekeraars. Hiermee wordt beoogd zoveel mogelijk te voorkomen dat
consumenten nadelige gevolgen ondervinden van een fusie of overname. Met de heer Nijboer
ben ik van mening dat dit zoveel mogelijk voorkomen moet worden.
In de eerste plaats geldt dat een verklaring van geen bezwaar (vvgb) van de Europese
Centrale Bank (ECB) of De Nederlandsche Bank noodzakelijk is indien een gekwalificeerde
deelneming wordt verworven in respectievelijk een bank of verzekeraar met zetel in
Nederland.1 Daarvan kan in geval van een fusie of overname sprake zijn. Een gekwalificeerde deelneming
is, kort gezegd, een belang van 10% of meer in de aandelen of stemrechten van een
onderneming, dan wel een daarmee vergelijkbare zeggenschap. Bij het verlenen van een
vvgb wordt onder meer getoetst of de bank of verzekeraar zal kunnen blijven voldoen
aan de prudentiële regels van de Wft, teneinde de soliditeit van de betrokken onderneming
te waarborgen, en of de kandidaat-verwerver betrouwbaar is.2 Daarnaast geldt een afzonderlijke vvgb-verplichting indien een bank een fusie aangaat
of een gekwalificeerde deelneming verwerft in een andere bank. Alvorens in deze gevallen
een vvgb te verlenen wordt door de toezichthouder onder meer beoordeeld of de handeling
in strijd zou kunnen komen met een gezonde en prudente bedrijfsuitoefening. Deze voorafgaande
beoordeling van de toezichthouder in het kader van vvgb-verlening draagt bij aan de
bescherming van de belangen van depositohouders en polishouders.
Ten tweede kent de Wft specifieke bepalingen ter bescherming van consumentenbelangen.
Zo gelden er regels voor een portefeuilleoverdracht door verzekeraars, die er in de
meeste gevallen toe strekken dat DNB met de portefeuilleoverdracht moet instemmen
en dat polishouders onder omstandigheden een recht van verzet toekomt. In het geval
van fusies en soortgelijke operaties bij banken, gelden specifieke regels die samenhangen
met het depositogarantiestelsel (DGS). De regels met betrekking tot een portefeuilleoverdracht
door verzekeraars worden hieronder toegelicht in de beantwoording van vraag 3. In
de beantwoording van vraag 5 en 6 wordt stilgestaan bij de regelgeving die samenhangt
met het DGS.
Vraag 3
Welke rechten hebben consumenten als zij niet mee willen overstappen naar een andere
bank of verzekeraar? Welke mogelijkheden hebben bijvoorbeeld consumenten die bewust
voor een verzekeraar hebben gekozen, maar waarvan de portefeuille is overgegaan naar
een private equitypartij waarmee de consument geen enkele binding voelt?
Antwoord 3
In geval van een portefeuilleoverdracht gaan de rechten en plichten van polishouders
over naar een nieuwe verzekeraar. Zoals hiervoor reeds benoemd omvat de Wft regels
voor gevallen waarin een verzekeraar voornemens is haar portefeuille geheel of gedeeltelijk
over te dragen.3
In de eerste plaats geldt dat een verzekeraar zijn verzekeringsportefeuille niet kan
overdragen aan een private equitypartij, maar uitsluitend aan een andere verzekeraar.
Dit volgt uit artikel 3:111c van de Wft. Een private equitypartij kan wel de eigenaar
zijn van een verzekeraar. In dat geval geldt de vvgb-plicht als omschreven in de beantwoording
van vraag 2 en 7.
De regels in de Wft met betrekking tot een portefeuilleoverdracht door verzekeraars
verschillen al naar gelang het type verzekeraar, diens omvang4 en de plaats van diens zetel. Het algemene uitgangspunt is dat een portefeuilleoverdracht
door een verzekeraar vooraf instemming behoeft van DNB. Dat geldt ook in geval van
een voorgenomen (juridische) fusie5, waardoor de portefeuille van een verzekeraar overgaat.6 DNB beoordeelt hierbij in ieder geval of de verzekeraar waaraan wordt overgedragen
voldoet aan de solvabiliteitsvereisten. Ook indien DNB andere bedenkingen heeft, stemt
zij niet in met de voorgenomen overdracht. Daarbij betrekt DNB zowel de belangen van
de polishouders van de overdragende verzekeraar, als de belangen van de polishouders
van de verkrijgende verzekeraar.
In het geval van levensverzekeraars en natura-uitvaartverzekeraars geldt dat DNB opdracht
geeft tot het publiceren van het voornemen tot overdracht in de Staatscourant en in
enkele dag- of vakbladen. Binnen een door DNB vast te stellen termijn kunnen polishouders
zich vervolgens bij DNB schriftelijk verzetten tegen de overdracht. Indien ten minste
een kwart van de polishouders zich verzet tegen de overdracht, verleent DNB geen instemming
en kan de overdracht niet plaatsvinden.7 Ook de instemming van DNB wordt vervolgens in de Staatscourant gepubliceerd. Met
deze wettelijke verzetprocedure worden polishouders in feite in staat gesteld om mee
te beslissen over een voorgenomen portefeuilleoverdracht.
In het geval van schadeverzekeraars kunnen polishouders op grond van de Wft gedurende
drie maanden na publicatie van de goedkeuring van DNB hun verzekering schriftelijk
opzeggen. In deze gevallen is de schadeverzekeraar verplicht de vooruitbetaalde premie
terug te betalen, alsmede het deel van de voldane assurantiebelasting dat correspondeert
met de nog niet verstreken looptijd van de verzekering.8 In het geval van een levensverzekering geldt dat deze in de praktijk wordt beschouwd
als een eenzijdige overeenkomst. Dat betekent dat de polishouder het recht toekomt
zijn verzekering te beëindigen en de premiebetaling te staken. Doorgaans is in de
overeenkomst vastgelegd wat de gevolgen van het staken van de premiebetaling zijn.
Uit het voorgaande volgt dat in geval van fusies en overnames door verzekeraars steeds
wettelijke waarborgen gelden ter bescherming van de rechten van polishouders. Polishouders
kunnen zich verzetten tegen een overdracht van rechten en verplichtingen aan een andere
verzekeraar. Daarnaast kunnen zij, indien zij dit gelet op de omstandigheden van het
geval wenselijk achten, hun verzekering opzeggen. De Nederlandsche Bank houdt toezicht
op de naleving van deze regelgeving.
Voor de regels die gelden in geval van een portefeuilleoverdracht van banken wordt
verwezen naar de beantwoording van de vragen 5 en 6.
Vraag 4
Wat kunnen consumenten doen als de nieuwe aanbieder bijvoorbeeld veel slechtere klantenservice
blijkt te bieden? En als de nieuwe aanbieder procedures veel ingewikkelder blijkt
te maken?
Antwoord 4
Zoals ook wordt toegelicht in de beantwoording van de vragen 3 tot en met 6, gelden
er in geval van fusies en overnames bij banken en verzekeraars specifieke wettelijke
waarborgen. Daarbij komt dat, indien een verzekeraar de voorwaarden van de overeenkomst
ten nadele van de verzekeringnemer of de tot uitkering gerechtigde wijzigt, de verzekeringnemer
de overeenkomst mag opzeggen tegen de dag waarop de wijziging ingaat en in ieder geval
gedurende één maand nadat de wijziging hem is meegedeeld. Als hier geen gebruik van
gemaakt kan worden, dan kan er een klacht bij de aanbieder van het financieel product
worden ingediend, bijvoorbeeld bij het Klachteninstituut Financiële Dienstverlening
(Kifid).
Vraag 5, 6
Wat moeten consumenten doen wanneer door een portefeuilleoverdracht opeens niet meer
het gehele spaargeld onder het depositogarantiestelsel valt?
In hoeverre klopt het dat bij portefeuilleoverdracht de consument vrij kan overstappen
naar een andere aanbieder zoals banken aangeven? Welke voorwaarden gelden daarbij?
Hoe is dit geregeld bij verzekeraars?
Antwoord 5, 6
Ten aanzien van fusies, het omzetten van een dochter in een bijkantoor en soortgelijke
operaties bij banken kent de Wft bepalingen die samenhangen met het DGS. Deze regels
volgen uit de Europese richtlijn inzake depositogarantiestelsels (DGS-richtlijn).9 In het geval van een fusie, omzetting van een dochter in een bijkantoor, of soortgelijke
operatie zijn de betrokken banken verplicht om hun depositohouders minimaal een maand
van te voren hierover te informeren.10 Deze informatieplicht houdt verband met de dekking van deposito’s onder het DGS,
dat een bedrag van EUR 100.000,- per rekeninghouder per bank garandeert. Een fusie,
omzetting van een dochter in een bijkantoor of soortgelijke operatie kan gevolgen
hebben voor de mate waarin tegoeden zijn beschermd. De betrokken banken zijn in deze
gevallen op grond van de Wft verplicht om depositohouders, ten aanzien van alle tegoeden
boven de EUR 100.000,-, gedurende drie maanden in de gelegenheid te stellen om hun
deposito’s, inclusief alle aangegroeide rente en voordelen, kosteloos op te nemen
of over te dragen aan een andere bank. Gedurende deze periode is het de bank niet
toegestaan een boete in rekening te brengen aan een depositohouder die zijn deposito’s
opneemt of overdraagt aan een andere bank.
Voor de regels die gelden in geval van een portefeuilleoverdracht van verzekeraars
wordt verwezen naar de beantwoording van vraag 3.
Vraag 8
Kunt u uiteen zetten wat de fiscale gevolgen kunnen zijn van overstappen? Bent u van
mening dat als een consument wenst over te stappen al die kosten door de consument
moeten worden gedragen? Zo ja, waarom vindt u dat redelijk?
Antwoord 8
De premies die betaald worden voor een lijfrenteproduct zijn onder voorwaarden aftrekbaar
als uitgaven voor inkomensvoorzieningen in de inkomstenbelasting.11 Indien op enig moment in strijd met deze wettelijke voorwaarden wordt gehandeld,
worden de premies en bedragen die zijn betaald voor de lijfrente en het daarover behaalde
rendement als negatieve uitgaven voor inkomensvoorzieningen in aanmerking genomen.12 Ook is in dat geval revisierente verschuldigd.
In de wet is opgenomen dat geen sprake is van het in aanmerking nemen van negatieve
uitgaven voor inkomensvoorzieningen als een lijfrente die voldoet aan de wettelijke
voorwaarden voor premieaftrek wordt omgezet in een ander zodanig recht.13 Dat betekent dat wanneer een consument een fiscaal gefaciliteerd lijfrenteproduct
heeft en dit wil overbrengen naar een andere aanbieder, geen belastingheffing en revisierente
verschuldigd zijn als de lijfrente bij de andere aanbieder ook voldoet aan de wettelijke
voorwaarden voor premieaftrek.14 Voorwaarde hiervoor is wel dat (het geld van) de lijfrente rechtstreeks van de ene
aanbieder naar de andere aanbieder gaat en dat de consument hier dus niet op enigerlei
wijze de beschikking over mag krijgen.
Als sprake is van de hiervoor genoemde fiscaal geruisloze omzetting van de ene lijfrente
in de andere lijfrente dan is bij een overstap op het gebied van de belastingheffing
derhalve geen sprake van kosten voor de consument. Overigens geldt dit voor lijfrenten
bij verzekeraars en bancaire lijfrenten.15
Vraag 9
Kan er sprake zijn van verplicht financieel advies bij overstap? Deelt u de mening
dat deze kosten voor rekening moeten komen van de financiële instelling? Zo nee, waarom
niet?
Antwoord 9
Bij complexe financiële producten zoals beleggingsfondsen, hypotheken en levensverzekeringen
kan de aanschaf van een verkeerd financieel product een consument veel geld kosten.
Wanneer een consument er na een fusie of overname voor kiest om over te stappen en
niet zelf over de nodige kennis en ervaring beschikt over dergelijke financiële producten,
is het aan te raden om financieel advies in te winnen bij de aanschaf van een dergelijk
financieel product. De kosten van financieel advies zijn – in het geval van complexe
producten waar het provisieverbod voor geldt – voor rekening van de afnemer van het
advies. Dit ook om te waarborgen dat financieel advies objectief gegeven wordt.
Vraag 10, 11
Bent u bereid te onderzoeken hoe de rechten van consumenten bij fusies, overnames
en portefeuilleoverdrachten versterkt kunnen worden, en daar voor het algemeen overleg
over financiële markten van 15 januari 2020 over te rapporteren?
Kunt u bij dit onderzoek tevens inventariseren welke wettelijke belemmeringen er gelden
bij een overstap, zoals ten aanzien van lijfrentes die reeds in de uitkeringsfase
zitten?
Antwoord 10, 11
Uit het voorgaande volgt dat er reeds diverse waarborgen bestaan ter bescherming van
de belangen van consumenten in geval van fusies en overnames door banken of verzekeraars.
Bovendien kunnen kosten op het gebied van de belastingheffing voor de consument worden
voorkomen met een fiscaal geruisloze omzetting van een lijfrente. Een nader onderzoek
naar het versterken van de rechten van consumenten bij fusies en overnames acht ik
om die reden op dit moment dan ook niet nodig. Dat neemt niet weg dat ik met toezichthouders,
dienstverleners en belangenorganisaties in gesprek blijf om, waar dat noodzakelijk
is, de belangen van consumenten verder te beschermen.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
W.B. Hoekstra, minister van Financiën
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.