Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van de leden Asscher en Nijboer over financiële overschotten op de Najaarsnota
Vragen van de leden Asscher en Nijboer (beiden PvdA) aan de Minister-President en de Minister van Financiën over financiële overschotten op de Najaarsnota (ingezonden 29 oktober 2019).
Antwoord van Minister Hoekstra (Financiën) (ontvangen 22 november 2019).
Vraag 1
Bent u bekend met het bericht van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) dat
het overschot van de overheid halverwege 2019 bijna 14 miljard euro bedraagt?1
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Hoe rijmt u dit financiële overschot met de grote tekorten die er zijn bij de politie,
in de zorg en in het onderwijs? Deelt u de mening dat zo’n groot overschot onwenselijk
is als het Rijk tegelijkertijd de mensen tekortdoet die zulk belangrijk werk doen
voor ons allemaal?
Antwoord 2
Het EMU-overschot voor het jaar 2019 zoals dat is geraamd in de Miljoenennota 2020
bedraagt 10,8 miljard euro. Dit overschot is hoofdzakelijk het gevolg van incidentele
conjuncturele meevallers aan de inkomstenkant. In diezelfde Miljoenennota wordt voor
de jaren 2021 en verder een tekort geraamd. Net als vorige kabinetten voert dit kabinet
een trendmatig begrotingsbeleid. Dit betekent dat meevallers veroorzaakt door hogere
belastingopbrengsten, de staatsschuld verlagen. En omgekeerd, als het minder goed
gaat met de economie waardoor er minder belasting binnenkomt en er meer geld nodig
is voor uitkeringen, het kabinet de staatsschuld kan laten oplopen waardoor het niet
meteen hoeft te bezuinigen.
Daarbij deel ik de mening niet dat het Rijk de mensen bij de politie, in de zorg en
in het onderwijs tekort doet. In het Regeerakkoord en bij de daaropvolgende budgettaire
besluitvormingsmomenten heeft dit kabinet miljarden euro’s extra beschikbaar gesteld
voor onder meer de politie, de zorg en het onderwijs. Zo tellen de maatregelen uit
het regeerakkoord op tot 9 miljard hogere uitgaven in 2020 en 8 miljard euro in 2021.
Daarnaast is in de Miljoenennota 2020 aangekondigd dat er volgend jaar naast extra
middelen voor het klimaatakkoord, defensie en het toekomstbestendig pensioenstelsel
ook 134 miljoen extra beschikbaar is voor de asiel- en migratieketen, 300 miljoen
beschikbaar voor gemeenten om uitgaven in de jeugdzorg tijdelijk op te vangen, 41
miljoen voor bèta- en techniekopleidingen en 61 miljoen voor het aanbrengen van balans
in de financiën van de Rechtspraak en het Openbaar Ministerie. Daarbij ging het in
de meeste gevallen om structureel geld, waarmee dus onder meer salarissen kunnen worden
betaald. Het overschot waar de vraag over gaat is zoals bekend eenmalig geld.
Vraag 3
Hoe verhoudt dit financiële overschot zich tot de uitspraak van de premier dat hij
«moet kiezen in schaarste»?2 Hoe legt u het mensen in de publieke sector uit dat er 14 miljard euro over is terwijl
zij te lijden hebben onder te weinig salaris, te veel werkdruk en te weinig collega’s?
Antwoord 3
Zie antwoord op vraag 2.
Vraag 4
Zijn er voornemens om (een deel van) het financiële overschot in te zetten voor het
onderwijs, de zorg of de politie, bijvoorbeeld bij de Najaarsnota? Zo ja, deelt u
de mening dat de mensen in de publieke sector behoefte hebben aan structureel extra
middelen? Zo nee, waarom kiest dit kabinet voor geld afstorten in de staatsschuld
als er zulke tekorten zijn bij de mensen die zulk belangrijk werk doen voor ons allemaal?
Antwoord 4
Tijdens de Algemene Politieke Beschouwingen van 18 en 19 september jongstleden is
door de Minister-President aan de Kamer toegezegd te verkennen of extra incidentele
middelen beschikbaar gesteld kunnen worden voor het onderwijs en voor de aanpak van
ondermijnende criminaliteit. Inmiddels heeft het kabinet besloten om een deel van
de onderuitputting van 2019 uit te geven aan maatschappelijke prioriteiten als onderwijs,
ondermijning, de stikstofproblematiek, de rechtsbijstand en veiligheid en beschermen.
In de Najaarsnota 2019 wordt het parlement verder geïnformeerd over het budgettaire
beeld voor 2019. De Najaarsnota wordt uiterlijk op 1 december aan het parlement gezonden.
Vraag 5
Klopt het dat er ten opzichte van de Miljoenennota 2019 3,3 miljard euro onderbesteding
in 2019 en 2,3 miljard onderbesteding in 2020 wordt doorgeschoven naar de jaren 2022–2024?
Hoe kan het dat dit kabinet pronkt met extra investeringen terwijl u minder uitgeeft
dan beloofd? Deelt u de mening dat de miljarden onderbesteding moeten worden gebruikt
voor wat er nu nodig is in de samenleving? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 5
Het klopt dat er ten opzichte van de Miljoenennota 2019 in de Miljoenennota 2020 sprake
is van lagere uitgaven onder het uitgavenplafond. Ten opzichte van de Miljoenennota
2019 zijn de geraamde uitgaven onder het uitgavenplafond afgenomen met respectievelijk
3,7 en 2 miljard euro in de jaren 2019 en 2020. In de Miljoenennota 2020 is aangegeven
dat de in het Regeerakkoord begrote ambitieuze investeringsplanning naar verwachting
in zowel 2019 als in 2020 niet allemaal worden gerealiseerd volgens de in het Regeerakkoord
opgenomen planning. Hiervoor is het kasritme van deze investeringsmiddelen aangepast.
Daarbij zijn middelen geschoven uit de jaren 2019–2020 naar latere jaren. Dit gold
met name voor de investeringsmiddelen voor infrastructuur en Defensie.
Dit komt ten eerste doordat het tijd kost om grote investeringen in infrastructuur
en defensie op te starten, omdat dergelijke investeringsplannen zorgvuldig dienen
te worden vormgegeven. Kasuitgaven zijn pas aan de orde als projecten gerealiseerd
worden. Ten tweede maakt krapte in de markt, mede als gevolg van de economische conjunctuur,
het lastig om projecten versneld uit te voeren. Deze middelen zullen in latere jaren
alsnog tot besteding komen. Daarom heeft het kabinet de niet-bestede middelen in 2019
en 2020 via een plafondcorrectie doorgeschoven naar latere jaren. Op deze manier blijven
de middelen behouden en blijven de ambities uit het regeerakkoord voor infrastructuur
en defensie onverkort overeind.
Vraag 6
Kunt u deze vragen zo snel mogelijk – in ieder geval voor de Najaarsnota 2019 – beantwoorden?
Antwoord 6
Ja.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
W.B. Hoekstra, minister van Financiën
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.