Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van de leden Hijink en Van Gerven over de wachtkamer van de zorg: overvolle Twentse hospices
Vragen van de leden Hijink en Van Gerven (beiden SP) aan de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport over de wachtkamer van de zorg: overvolle Twentse hospices (ingezonden 5 november 2019).
Antwoord van Minister De Jonge (Volksgezondheid, Welzijn en Sport) (ontvangen 20 november
2019).
Vraag 1
Hoe oordeelt u over de berichten dat hospices tegenwoordig functioneren als een wachtkamer
voor het verpleeghuis, vervanging van het verzorgingshuis en alternatief voor een
ziekenhuisbed?1 2
Antwoord 1
Ik vind, net als de hospicesector zelf, dat hospices niet een opvangfunctie moeten
hebben voor alle ouderen. Als er elders in de zorg knelpunten zijn rond voorzieningen
voor ouderen, dan moeten die daar worden opgelost en niet door de hospices.
Vraag 2
Vindt u het acceptabel dat er situaties zijn dat terminaal zieke mensen thuis sterven,
omdat hospices overvol zitten en deze mensen nergens anders terecht kunnen? Kunt u
uw antwoord toelichten?
Antwoord 2
Ik vind dat mensen zoveel mogelijk op de plek van hun voorkeur moeten kunnen sterven.
Dat kan thuis zijn, maar ook in het hospice of het verpleeghuis. Veel mensen willen
graag thuis sterven, maar sommige mensen verkiezen om uiteenlopende redenen voor het
hospice. Ik vind het belangrijk dat mensen daar dan ook terecht kunnen.
Vraag 3
Vindt u het ook beschamend dat er ziekenhuizen zijn die opdracht geven om stervende
mensen te verplaatsen naar een hospice, terwijl dat niet verantwoord is? Kunt u uw
antwoord toelichten?
Antwoord 3
Ziekenhuizen kunnen geen opdracht geven om iemand naar een hospice te verplaatsen.
Transferverpleegkundigen overleggen, bij voorkeur zo vroeg mogelijk, met de cliënt
over zijn/haar wensen voor vervolgzorg. Vervolgens gaat de transferverpleegkundige
op zoek naar gewenste vervolgzorg, bijvoorbeeld naar een plek in een hospice. Hospices
moeten daarbij goed aangeven of ze een cliënt met de geschetste zorgvraag kunnen opnemen.
Vanwege de aard van de patiëntengroep waar het hier om gaat kan het gebeuren dat een
cliënt na overplaatsing snel overlijdt.
Vraag 4 en 5
Wilt u reageren op de stelling van S.R. van hospice Noetsele: «De consequenties van
het sluiten van verzorgingshuizen is ernstig onderschat. Vroeger hadden de gezinnen
acht of tien kinderen. Samen droegen ze de zorg voor hun ouders. De huidige generatie
ouderen heeft twee kinderen. Beiden werken. Je zou een deel van de verzorgingshuizen
moeten terughalen». Bent u het met haar eens? Kunt u uw antwoord toelichten?
Wilt u reageren op de stelling van A.M. van hospice Reggestroom: «Denk aan vereenzaming
onder ouderen die alleen wonen. Vaak zie je dat ze slecht voor zichzelf gaan zorgen.
Ze zitten maar alleen. Soms is de thuiszorg de enige persoon die ze zien op een dag.
Mensen kwijnen weg tot het gewoon niet meer gaat». Deelt u de mening dat de bouw van
kleinschalige woonvormen en zorgbuurthuizen extra aandacht behoeft, gezien deze schrijnende
verhalen over ouderen die van hot naar her worden gestuurd?
Antwoord 4 en 5
Het idee hoe ouderen willen wonen is anders dan twintig of dertig jaar geleden. Mensen
willen nu graag zo lang mogelijk zelfstandig blijven wonen, het liefst in hun vertrouwde
omgeving. Tussen 1980 en 2010 nam het aantal plaatsen in verzorgingshuizen af, van
150.000 naar 84.000 plaatsen, terwijl het aantal 80-plussers in dezelfde periode meer
dan verdubbeld is. Dit betekent overigens niet dat we geen oog moeten hebben voor
het gevoel van veiligheid en de sociale contacten die mensen zoeken. Ondanks dat er
minder vraag is naar de oude verzorgingshuizen, is er vraag naar nieuwe woonvormen
waar ouderen bij elkaar kunnen wonen en waar eventueel ook zorg kan worden geleverd.
Zo is er veel vraag naar bijvoorbeeld Hofjeswoningen. In de brief van 18 oktober jl.
(Kamerstukken 2019–2020, 31 765, nr. 454) zijn de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en ik ingegaan op
de ontwikkelingen om passende woonvoorzieningen voor ouderen te bevorderen.
Vraag 6
Bent u bereid te kijken naar de uitbreiding van beddencapaciteit met een betere bekostigingssystematiek,
zodat zorgorganisaties niet financieel in de problemen hoeven te komen wanneer niet
alle bedden bezet zijn? Zo ja, wilt u de Kamer hierover op de hoogte houden? Zo neen,
waarom niet?
Antwoord 6
In mijn brief van 18 oktober jl. (Kamerstukken 2019–2020, 31 765, nr. 453) heb ik de korte termijnacties geschetst voor de aanpak van de wachtlijsten in de
verpleeghuiszorg. In december van dit jaar stuur ik uw Kamer een brief waarin de bouwopgave
voor de komende 5 tot 20 jaar zowel landelijk als regionaal in kaart wordt gebracht.
In deze brief zal ik ook schetsen welke aanpak voor de komende jaren mij voor ogen
staat.
Vraag 7
Welke maatregelen gaat u op korte en lange termijn nemen om de verkeerde bedbezetting
op te lossen en te zorgen voor voldoende plekken, zodat ouderen op de plek terecht
komen waar zij horen te zijn? Kunt u uw antwoord toelichten?
Antwoord 7
Ik ben in gesprek met de brancheorganisatie van hospices, VPTZ Nederland, en de netwerken
palliatieve zorg om te bezien hoe betere afstemming in de regio ervoor kan zorgen
dat mensen niet te laat of te vroeg naar een hospice gaan. Als mensen toch weer opknappen,
iets wat regelmatig gebeurt door de goede zorg in hospices, is het mogelijk dat snel
een Wlz-indicatie kan worden verkregen. Verder is dan goede afstemming binnen en tussen
regio’s nodig om ervoor te zorgen dat sneller een geschikte plek in het verpleeghuis
wordt gevonden. Deze verpleeghuizen (via de achterliggende zorgorganisaties) zijn
in veel gevallen ook lid van het netwerk palliatieve zorg.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
H.M. de Jonge, minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.