Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Baudet over het rapport 'Politiek en Sociale Media Manipulatie'
Vragen van het lid Baudet (FvD) aan de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties over het rapport «Politiek en Sociale Media Manipulatie» (ingezonden 25 oktober 2019).
Antwoord van Minister Ollongren (Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties) (ontvangen
20 november 2019).
Vraag 1 t/m 7
Steunt u het onderverdelen van nieuwsmedia in de categorieën «vuilnis» versus «mainstream»?1 Zo ja, waarom?
Zo nee, neemt u dan afstand van dit onderzoek?
Bent u van mening dat de staat een gevaarlijk pad richting censuur bewandelt als het
onderzoek laat doen waarin in dergelijke bewoordingen onderscheid tussen media wordt
gemaakt?
Bent u het ermee eens dat het waarheidsgehalte van de sectie over «trollen» in twijfel
getrokken moet worden nu blijkt dat het rapport in ieder geval één echte gebruiker
– met een mening die de auteurs onwelgevallig is – als «verdacht» of «nep-achtig»
heeft weggezet, terwijl deze gebruiker simpelweg zijn mening gaf?2
Vindt u het geven van een mening die tegen de mainstream indruist maar geheel binnen
de kaders van de Nederlandse wet valt «verdacht»? Zo nee, bent u van mening dat het
nooit meer mag voorkomen dat auteurs zich in een van overheidswege gefinancierd document
in dergelijke termen uitlaten over Nederlanders die volledig binnen de kaders van
de wet hun mening geven?
In het rapport stellen de onderzoekers: «Generally, the junk news sites, of which
hyperpartisan sites are the largest constituent, can be characterized as right-wing,
anti-immigrant, anti-EU (...).» (Rogers & Niederer 2019, 59)3; bent u het eens met deze stelling – dat «vuilnis»-nieuws zich met name ter rechterzijde
van het politieke spectrum zou bevinden? Zo ja, hoe verklaart u dat? Zo nee, waarom
niet?
Wat vindt u ervan dat dit rapport bepaalde nieuwsmedia als vuilnis bestempelt, maar
dat bewegingen en individuen in dit rapport tegelijkertijd in diskrediet worden gebracht
als ze de objectiviteit van de gevestigde media in twijfel trekken, zoals uit de passage
«Designating a news organization as fake (...) however, has a darker history, associated
with authoritarian regimes or populist bombast diminishing the reputation of «elite
media», blijkt?4 Bent u van mening dat het bevragen van de objectiviteit van gevestigde media een
«donkere geschiedenis» heeft? Zo ja, welke «donkere geschiedenis» dan? Zo nee, waarom
niet?
Antwoord 1 t/m 7
Het is niet aan de overheid om te bepalen welke berichtgeving door media waar of niet
waar is. Ik hecht zeer aan de vrijheid van meningsuiting, die ook online geldt. Dit
is dan ook het eerste uitgangspunt van mijn beleid zoals beschreven in onder andere
de Kamerbrief van 18 oktober: «Rechtstatelijke waarden en grondrechten staan voorop:
vrijheid van meningsuiting, vrijheid van pers, het recht op informatie en het bevorderen
van transparantie.»5 De vrijheid van meningsuiting stopt pas wanneer uitingen strafbaar worden. Ondanks
dat het onderzoek gefinancierd is door het ministerie, benadruk ik dat het hier gaat
om onafhankelijk onderzoek. Dit onderzoek, ter uitvoering van de door uw Kamer aangenomen
motie Middendorp/Verhoeven6, is verricht door onderzoekers van de Universiteit van Amsterdam. De kwalificaties
in dit onafhankelijke rapport van bepaalde sites als «mainstreammedia» of als «junksites»,
evenals de bevindingen en de andere uitingen in het rapport, komen volledig voor rekening
van de onderzoekers, zoals ook gemeld aan uw Kamer in de brief van 18 oktober. Het
kabinet kwalificeert media dus niet op grond van deze criteria.
Vraag 8 en 9
Hoe past uw eigen waarschuwen voor «fake news» in deze al dan niet «donkere» geschiedenis?
Bent u het ermee eens dat een pluriform media-aanbod essentieel is in een democratie,
en dat alternatieve, kritische media hier een belangrijke bijdrage in leveren?
Antwoord 8 en 9
Een sterke en pluriforme mediasector is – even als een mediawijze bevolking – een
groot goed in een democratische samenleving, ook bij het tegengaan van de verspreiding
van desinformatie. Nederland kent een kwalitatief sterke en pluriforme nieuwsvoorziening.
Het kabinet ondersteunt deze onder meer via het publieke mediabestel en de Samenwerkingsagenda
Nederlandse Mediasector. Daarnaast wordt innovatie in de sector ondersteund door het
Stimuleringsfonds voor de Journalistiek.
Vraag 10
Kunt u garanderen dat u in de toekomst geen maatregelen treft die de journalistieke
vrijheid of de verspreiding van als «vuilnis» betitelde media in dit rapport beperken,
zowel online als offline? Op welke wijze kunt u die garanties gestand doen?
Antwoord 10
Bij de uitgangspunten van beleid staan de persvrijheid en de vrijheid van meningsuiting
(artikel 19 VN-Verdrag inzake burger- en politieke rechten, artikel 10 Europees Verdrag
voor de Rechten van de Mens, artikel 7 Grondwet) voorop, zoals ook gemeld aan uw Kamer
in onder andere de brief van 18 oktober. Eventuele maatregelen dienen deze vrijheden
niet onrechtmatig te beperken, het uitgangspunt van dit juridisch kader is dat preventieve
censuur ontoelaatbaar is. Het kabinet is voorstander van het bevorderen van meer transparantie
over de herkomst van informatie en behoud van een pluriform medialandschap.
Vraag 11
Waarom is dit onderzoek, dat betrekking heeft op Nederlandstalige inhoud, in het Engels
uitgevoerd?
Antwoord 11
De hoofdonderzoeker is van oorsprong Engelstalig. Het Ministerie van Binnenlandse
Zaken en Koninkrijksrelaties is akkoord gegaan met het opstellen van het rapport in
het Engels, dit is voor het ministerie een uitzondering. Er is een uitgebreide Nederlandse
samenvatting aan het rapport toegevoegd. Zoals toegezegd tijdens de begrotingsbehandeling
van Binnenlandse Zaken op 31 oktober jl. zal het gehele rapport ook in het Nederlands
gepubliceerd worden.
Vraag 12
Is dit rapport in de ministerraad besproken, en welke conclusies zijn daar getrokken?
Antwoord 12
De ministerraad heeft op 18 oktober ingestemd met verzending van de brief over de
beleidsinzet bescherming democratie tegen desinformatie aan de Tweede Kamer. Hiermee
is ook voldaan aan de toezegging om de brief voor de begrotingsbehandeling naar de
Tweede Kamer te sturen.
Vraag 13
Wat is de status van dit rapport, en trekt u er beleidsconsequenties uit? Zo ja, welke?
Antwoord 13
Het rapport is gepubliceerd als wetenschappelijk onderzoek. Bevindingen van de onderzoekers
ondersteunen dat de aard van de dreiging in Nederland nu beperkt is. Daarom zet het
kabinet in op preventieve acties, zoals ook is aangegeven in de Kamerbrief over de
beleidsinzet bescherming democratie tegen desinformatie.7
Vraag 14
Hoeveel geld heeft het ministerie aan dit onderzoek uitgegeven?
Antwoord 14
Het onderzoek heeft € 136.623,52 gekost.
Vraag 15
Zult u na verschijnen van dit rapport nu voortaan niet meer suggereren dat Rusland
of andere vreemde mogendheden in onze verkiezingen proberen te interfereren als daarvoor
geen hard bewijs is? Gaat u excuses maken voor eerdere beschuldigingen?
Antwoord 15
De Minister van BZK heeft uw Kamer voor het zomerreces al gemeld geen aanwijzingen
te hebben dat er bij onze provinciale staten en Europees parlementsverkiezingen door
statelijke actoren grootschalig desinformatie is verspreid.8 Wel is blijvende waakzaamheid geboden die verder reikt dan de context van verkiezingen,
nu desinformatie zich ook bij actuele maatschappelijke discussies of economische aangelegenheden
kan voordoen.
Zoals ik ook schreef in de Kamerbrief over de beleidsinzet bescherming democratie
tegen desinformatie9constateert de AIVD dat er sprake is van voortdurende (online) beïnvloedingsactiviteiten
op sociale media vanuit Rusland. De Russische Federatie beschikt hiertoe over steeds
meer geavanceerde technische capaciteiten en IT-systemen. De invloed van de online
beïnvloedingsactiviteiten op het publiek-maatschappelijke debat in Nederland is waarschijnlijk
niet significant. De AIVD heeft al eerder gemeld dat uit Rusland, met beperkt effect,
pogingen zijn gedaan tot online beïnvloeding in het Nederlands op sociale media.
Vraag 16
Heeft de rijksoverheid contact gehad met techgiganten als Facebook en Google over
het tonen of niet tonen van bepaalde inhoud aan gebruikers in Nederland? Zo ja, over
welke types inhoud ging dit, wanneer vonden deze gesprekken plaats, wat was de aard
van deze gesprekken en welke conclusies zijn daaruit getrokken?
Antwoord 16
In de contacten die mijn ministerie heeft gehad met de internetdiensten over de uitvoering
van de gedragscode desinformatie worden geen afspraken gemaakt over het wel of niet
tonen van informatie. Met het uitvoeren van de Europese gedragscode tegen desinformatie
hebben enkele internetdiensten al goede stappen gezet in het verbeteren van transparantie
op hun platforms. Maar verbetering is nodig. Daarnaast is de gedragscode niet ondertekend
door alle internetdiensten die politieke advertenties plaatsen en mogelijk een verspreidingsbron
vormen voor desinformatie. Gezien het belang van transparantie op deze platforms en
de wens om burgers online meer middelen te geven om informatie op waarde te kunnen
schatten, vindt het kabinet het opportuun om transparantie van deze platforms te kunnen
afdwingen, en wil het de invulling hiervan de komende periode nader verkennen.
Vraag 17
Kunt u garanderen dat de overheid geen invloed probeert uit te oefenen op het algoritme
van techgiganten om zo te beïnvloeden welke politiek beladen berichten of websites
gebruikers wel of niet te zien krijgen? Zo nee, hoe beziet u dit in het licht van
de democratische rechtsstaat, de pluriformiteit van de media en de vrijheid van meningsuiting?
Antwoord 17
De overheid oefent geen invloed uit op de techbedrijven om via hun algoritmes bepaalde
politieke meningen te bevoordelen of te benadelen. Algoritmes van de techbedrijven
zijn hun (intellectueel) eigendom. Zij bepalen zelf hoe ze hun algoritmes vormgeven.
Op diverse onderwerpen werkt de overheid samen met de techbedrijven. Bijvoorbeeld
werken aan de bestrijding van strafbare feiten zoals de verspreiding van kinderporno.
Techbedrijven hebben zich via de Europese gedragscode inzake illegale content gecommitteerd
om strafbare content zoveel mogelijk tegen te gaan op hun platform.
Vraag 18
Welke media ontvangen geld van de overheid, en hoeveel per medium?
Antwoord 18
Landelijke en regionale publieke omroepen worden door het Rijk gefinancierd uit de
Mediabegroting. Lokale publieke omroepen worden gefinancierd uit het Gemeentefonds.
In de mediabegroting10 vindt u een toelichting bij inkomsten en uitgaven; in de begroting van de NPO is
een verdeling opgenomen van de totale kosten per zender en per genre. Zowel de NPO
als de publieke omroepen publiceren daarnaast hun jaarverslagen.
Vraag 19
Wilt u deze vragen zo spoedig mogelijk beantwoorden?
Antwoord 19
Ja.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
R.W. Knops, minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.