Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op de leden Sienot, Dik-Faber en Agnes Mulder over het gebruik van biomassa als energiebron
Vragen van de leden Dik-Faber (ChristenUnie), Sienot (D66) en Agnes Mulder (CDA) aan de Minister van Economische Zaken en Klimaat over gebruik van biomassa als energiebron (ingezonden 14 november 2019).
Antwoord van Minister Wiebes (Economische Zaken en Klimaat), mede namens de Minister
van Milieu en Wonen (ontvangen 20 november 2019).
Vraag 1
Bent u bekend met het rapport «Gevolgen van de inzet van biomassa voor elektriciteit
en warmte productie op emissies naar de lucht» van DNV-GL?1
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Wanneer komt u met een reactie op dit rapport? Is dat mogelijk voor de begrotingsbehandeling
Economische Zaken en Klimaat?
Antwoord 2
Ja, bij dezen. Het rapport van DNV-GL zet voor de Nederlandse situatie op een rij
welke berekende uitstoot van CO2, NOx, SO2 en fijnstof verschillende soorten grootschalige centrales hebben op basis van de
wettelijke regels.
Het onderzoek constateert dat de specifieke emissies van een grote elektriciteitscentrale
die draait op kolen, op biomassa of op een combinatie daarvan vrijwel identiek zijn.
Dit komt onder meer door de filters die benodigd zijn om de eisen te halen. Het onderzoek
laat ook zien dat een minder grote elektriciteitscentrale circa 20% hogere CO2-, stof- en NOx-emissies heeft dan een grote kolencentrale. De oorzaak hiervan is het lagere rendement
dat de minder grote centrale heeft. Dit staat los van de gekozen soort brandstof.
Tot slot wordt er geconstateerd dat warmte-opwekking door middel van aardgas veel
schoner is dan het stoken van biomassa.
Het kabinet laat TNO momenteel onderzoeken of de uitstooteisen voor kleinere en middelgrote
biomassa-installaties (0,5 – 50 MW) verder kunnen worden aangescherpt vanaf 2022 (zie
ook mijn antwoord in vraag 17).
Vraag 3
Kunt u toelichten welke vormen van biomassa er gebruikt worden als energiebron en
op welke wijze dit wordt gestimuleerd?
Antwoord 3
Stimulering van biomassa als energiebron gebeurt op dit moment via de SDE+, de ISDE
en de bijmengverplichting voor transportbrandstoffen.
Via de SDE+ worden verschillende vormen van biomassagebruik gestimuleerd. Onderstaande
tabel geeft een overzicht van alle biomassaprojecten die op dit moment (stand oktober
2019) een SDE(+)-beschikking hebben. Voor de bedragen die in deze tabel genoemd worden
geldt dat dit de maximale uitgaven zijn: naar verwachting zullen de uitgaven in de
praktijk aanzienlijk lager uitvallen. Gemiddeld genomen kan worden uitgegaan van uitbetaling
van circa 2/3 van het totale bedrag over een periode van maximaal 20 jaar.
Categorie
Soort biomassa
Totale waarde subsidiebeschikkingen (in mln. €)
Vergisting
Mest, slib, reststromen uit voedingsmiddelenindustrie
4.060
Bij- en meestook in kolencentrales
Houtpellets
3.537
Verbranding van vaste biomassa
Nationaal snoei- en dunningshout, resthout
5.226
Verbranding van vloeibare biomassa
Dierlijke vetten, olieachtige reststromen
478
Vergassing
Nationaal snoei- en dunningshout, resthout
83
Afvalverbranding
Restafval
734
Totaal
14.118
Ten aanzien van de subsidiering van bij- en meestook in kolencentrales geldt dat het
kabinet reeds heeft besloten dat hiervoor geen nieuwe subsidiebeschikkingen worden
toegekend. Deze categorie wordt sinds 2018 niet meer opengesteld.
Op dit moment worden verschillende biomassa-opties gestimuleerd via de ISDE-regeling.
Per 1 januari 2020 wordt de subsidiering van pelletkachels en biomassaketels via de
ISDE echter gestopt, vanwege de negatieve effecten op luchtkwaliteit. Ik heb uw Kamer
daarover geïnformeerd in mijn brief van 12 november 2019 (Kamerstuk 31 239, nr. 306).
Voor transportbrandstoffen geldt op basis van Europese afspraken een bijmengverplichting
van biobrandstoffen. Daarnaast is er binnen het Klimaatakkoord een additionele doelstelling
van maximaal 27PJ hernieuwbare brandstoffen overeengekomen. De toename in biobrandstoffen
moet overwegend worden gehaald uit duurzame reststoffen (met inbegrip van cascadering).
Dit past binnen de doelstelling van het kabinet om biomassa zo hoogwaardig mogelijk
in te zetten en bij het ontwikkelen van de circulaire economie. Daarom zullen er niet
meer additionele biobrandstoffen uit voedsel- en voedergewassen in Nederland worden
ingezet dan het niveau van 2020. Daarmee wordt bevorderd dat de groei wordt gerealiseerd
met duurzame geavanceerde biobrandstoffen, geproduceerd uit afval en residuen.
Vraag 4
Kunt u aangeven hoeveel het gebruik van biomassa bijdraagt aan de reductie van broeikasgassen
op dit moment en in de komende tien jaar?
Antwoord 4
Volgens het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) is in 2018 6,6 Mton CO2-reductie gerealiseerd door alle vormen van biomassagebruik gezamenlijk. Ik beschik
niet over prognoses over de exacte omvang van de CO2-reductie door biomassagebruik in de komende 10 jaar.
Vraag 5
Kunt u aangeven hoeveel het gebruik van biomassa bijdraagt aan het behalen van de
doelstelling hernieuwbare energie in 2020 en 2030?
Antwoord 5
In 2020 wordt volgens de Klimaat- en Energieverkenning (KEV) 2019 van het Planbureau
voor de Leefomgeving (PBL) naar verwachting met biomassa 6,6%-punt (139,4 PJ) hernieuwbare
energie geproduceerd.
In 2030 wordt volgens de KEV 2019 naar verwachting met biomassa 6,7%-punt (135,2 PJ)
hernieuwbare energie geproduceerd. In de KEV 2019 zijn evenwel de maatregelen uit
het Klimaatakkoord nog niet meegerekend.
Vraag 6
Hoeveel biomassacentrales groter dan 15 megawatt (MW) zijn er op dit moment in ons
land en wat is daarvan de totale capaciteit?
Antwoord 6
Ik beschik niet over specifieke getallen voor het aantal biomassa-installaties met
een vermogen van meer dan 15 MW.
In gebruik. Op basis van gegevens van het CBS waren er eind 2018 66 houtgestookte
ketels met een vermogen groter dan 1 MW.
In ontwikkeling. Daarnaast zijn er op dit moment nog 46 biomassa-installaties met
een vermogen van meer dan 10 MW in ontwikkeling die al een SDE+-beschikking hebben.
Deze getallen zijn exclusief de bij- en meestook van biomassa in kolencentrales: de
vier kolencentrales die Nederland vanaf 2020 nog telt stoken al biomassa bij of zijn
van plan dit in de nabije toekomst te gaan doen.
Vraag 7
Kunt u inzichtelijk maken welke binnenlandse en buitenlandse soorten biomassastromen
op dit moment worden ingezet voor elektriciteit- en warmteopwekking en in welke mate?
Antwoord 7
De tabel in het antwoord op vraag 3 geeft aan welke soorten biomassa worden ingezet
en welk beslag deze verschillende soorten leggen op de SDE(+). Ik beschik niet over
exacte informatie over de herkomst van alle biomassastromen die in Nederland gebruikt
wordt.
Voor wat betreft houtige biomassa geeft het Platform bioEnergie in zijn Jaarrapportage
2018 aan dat in 2018 77% van alle houtige biomassa (snoeihout, dunningshout, resthout,
houtpellets) die gebruikt is voor bioenergie uit Nederland kwam. Het overige deel
komt voornamelijk uit onze buurlanden en de Baltische staten. In 2018 is er geen hout
geïmporteerd uit Noord-Amerika.
Vraag 8
Kunt u aangeven wat op dit moment wordt verstaan onder duurzame biomassa? Hoe zien
de duurzaamheidscriteria voor biomassa eruit?
Antwoord 8
Voor de grootschalige inzet van houtpellets gelden in de SDE+ vanwege de risico’s
strenge duurzaamheidseisen. Houtpellets worden met name gebruikt voor de bijstook
in kolencentrales. De duurzaamheidseisen schrijven voor dat bossen duurzaam moeten
worden beheerd en er geen oerbos wordt gekapt voor de uitbreiding van productiebossen.
De duurzaamheidseisen schrijven bovendien voor dat er nieuwe bomen worden geplant
om de CO2 die bij verbranding van duurzame biomassa vrijkomt weer vast te leggen, waarbij de
bosbeheerder op lange of middellange termijn de koolstofvoorraden behoudt of vergroot.
Deze duurzaamheidseisen zijn opgesteld om de duurzame inzet van houtpellets te borgen.
Mede als gevolg van de strenge duurzaamheidseisen bestaan de houtpellets die in Nederland
ingezet worden in de praktijk uit de onvermijdelijke reststromen van de reguliere
productie van hout.
Vraag 9
Hoeveel duurzame biomassa is in Nederland beschikbaar?
Antwoord 9
Op dit moment wordt in het kader van het duurzaamheidskader voor biomassa dat wordt
uitgewerkt ook een beschouwing gemaakt door het PBL over de beschikbare hoeveelheid
biomassa per biomassastroom, rekening houdend met verschillende invullingen van het
fair share-principe en duurzaamheidsniveaus. De SER zal vervolgens in het eerste kwartaal
van 2020 een advies uitbrengen over draagvlak voor en uitvoerbaarheid van het duurzaamheidskader.
Daarna volgt besluitvorming door het kabinet.
Daarnaast wordt er op basis van de afspraken uit het Klimaatakkoord gewerkt aan het
vergroten van het nationale aanbod van duurzame biomassa. Hiervoor wordt de Routekaart
nationale biomassa ontwikkeld. De uitwerking van deze Routekaart vindt parallel aan
de ontwikkeling van het duurzaamheidskader plaats. In het Klimaatakkoord is afgesproken
dat de Routekaart binnen een half jaar na de vaststelling van de duurzaamheidscriteria
ter beschikking wordt gesteld aan de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit
(LNV).
Vraag 10
Wanneer verwacht u met het duurzaamheidskader te komen voor de cascadering van gebruik
van biomassa? Kunt u aangeven op welke termijn u voornemens bent het in ontwikkeling
zijnde duurzaamheidskader te implementeren?
Antwoord 10
Het streven is dat er in het eerste kwartaal van 2020 een advies ligt van de SER over
draagvlak voor en uitvoerbaarheid van het duurzaamheidskader, waarna door het kabinet
besloten kan worden over dit kader. Parallel hieraan wordt ook – op grond van de afspraken
in het Klimaatakkoord – de Routekaart cascadering ontwikkeld. Voor de implementatie
van het duurzaamheidskader geldt dat per stroom zal moeten worden bezien op welke
wijze en met welke fasering dit kan en wenselijk is.
Vraag 11, 12, 13 en 14
Kunt u een onderbouwing geven van het bedrag van 11,4 miljard euro dat gereserveerd
is voor subsidies aan biomassa voor energieopwekking?
Hoeveel subsidie is beschikt voor biomassacentrales om alleen warmte te produceren
en voor welke periode?
Hoeveel subsidie is beschikt voor biomassacentrales om warmte en stroom te produceren
en voor welke periode?
Hoeveel subsidie is beschikt voor biomassa bij- en meestook in kolencentrales en,
of omgebouwde kolencentrales om stroom te produceren en voor welke periode? Betreft
dit een bedrag van 3,6 miljard euro?
Vraag 11, 12, 13 en 14
Hiervoor verwijs ik u naar mijn antwoord op vraag 3.
Vraag 15
Hoeveel nieuwe biomassacentrales zijn er de komende jaren gepland en voor hoeveel
daarvan is reeds subsidie toegezegd? Hoeveel van de geplande centrales hebben een
vermogen van kleiner dan 15 MW? Voor hoeveel daarvan is de subsidie reeds toegezegd?
Antwoord 15
Onderstaande tabellen geven een uitsplitsing het soort biomassa-installaties dat op
dit moment een SDE+-beschikking heeft en die in verschillende stadia van ontwikkeling
zijn:
Installaties voor hernieuwbare warmte
Type installaties
Individueel vermogen installaties / soort installatie
Aantal installaties
Installaties op vaste biomassa
< 1 MW
12
1 – 10 MW
10
> 10 MW
2
Installaties op vloeibare biomassa
< 1 MW
1
1 – 10 MW
1
> 10 MW
1
Vergisting
Monomestvergisting
14
Co-vergisting
5
Overige vergisting
2
Installaties voor gecombineerde productie hernieuwbare warmte en elektriciteit
Type installaties
Individueel vermogen installaties / soort installatie
Aantal installaties
Installaties op vaste biomassa
< 1 MW
47
1 – 10 MW
43
> 10 MW
41
Bijstook in kolencentrales
4
Vergisting
Monomestvergisting
96
Co-vergisting
9
Overige vergisting
4
Installaties voor hernieuwbaar gas
Type installaties
Individueel vermogen installaties / soort installatie
Aantal installaties
Installaties op vaste biomassa
>10 MW
1
Installaties op vloeibare biomassa
> 10 MW
1
Vergisting
Monomestvergisting
24
Co-vergisting
15
Overige vergisting
7
Vraag 16
Kent u het artikel «Elektriciteitscentrale verruilt steenkool voor hout, maar is dat
wel duurzaam?»2, waaruit blijkt dat de Amercentrale vrijwel volledig draait op houtkorrels? Kunt
u aangeven wat de herkomst van deze houtkorrels is?
Antwoord 16
Ja, ik ken dit artikel. De herkomst van de houtpellets van een specifiek bedrijf kan
ik – in verband met bedrijfsvertrouwelijke aard van deze informatie – niet openbaar
maken. Deze houtpellets voldoen aan de strenge duurzaamheidseisen die er gelden voor
de gesubsidieerde inzet van houtpellets, en hierop wordt ook toegezien.
Voor alle houtige biomassa voor bioenergie, geeft het Platform bioEnergie in zijn
Jaarrapportage 2018 aan dat in 2018:
77% uit Nederland kwam;
het overige deel voornamelijk uit buurlanden en de Baltische staten kwam;
geen hout geïmporteerd is uit Noord-Amerika.
Vraag 17
Ziet het kabinet in het rapport van DNV-GL uitgevoerd in opdracht van het Ministerie
van Infrastructuur & Waterstaat aanleiding om aan kleine biomassacentrales strengere
emissiegrenswaarden te stellen in het activiteitenbesluit alvorens tot subsidieverstrekking
over te gaan? Zo ja, welke en op welke termijn? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 17
Het kabinet laat TNO momenteel onderzoeken of de uitstooteisen voor kleinere en middelgrote
biomassa-installaties (0,5 – 50 MW) verder kunnen worden aanscherpt vanaf 2022.
Vraag 18
Ziet u andere mogelijkheden om te bevorderen dat de emissies van stikstof, fijnstof
en zwavel uit biomassacentrales beperkt gaan worden? Zijn daarvoor internationale
voorbeelden?
Antwoord 18
Ik ken daar geen voorbeelden van.
Vraag 19
Kunt u een reactie geven op de studie van de European Academies Science Advisory Council
over biomassa (EASAC)?3
Antwoord 19
Uw Kamer heeft op 15 november separate brief ontvangen met de reactie op dit rapport.
Vraag 20
In hoeverre moet bij de inzet van biomassa ermee rekening gehouden worden dat het
decennia duurt voordat de CO2 die vrij komt bij het stoken weer is opgenomen door het bos dat nog moet aangroeien?
Indien daar geen rekening mee wordt gehouden, waarom niet?
Antwoord 20
Het opiniestuk van een aantal leden van EASAC over de grootschalige inzet van houtpellets
waar eerder naar verwezen vraagt terecht aandacht voor de «koolstofschuld» van de
gebruikte biomassa, oftewel de snelheid waarmee de vrijkomende CO2 bij de verbranding van biomassa weer opnieuw wordt opgenomen. De strenge duurzaamheidseisen
die Nederland hanteert voor houtpellets waarborgen dat de koolstofschuld van de gebruikte
biomassa beperkt is.
Vraag 21
Hoe voorkomt u dat er bij de totstandkoming van de regionale energie strategieën (RES)
zwaar wordt geleund op gesubsidieerde biomassacentrales, terwijl die mogelijk niet
voldoen aan de voorwaarden van het nieuwe biomassakader? In hoeverre bent u bereid
om de subsidieverstrekking voor biomassacentrales te staken tot het biomassakader
is opgesteld om mogelijk valse verwachtingen te voorkomen?
Antwoord 21
Het kabinet heeft in het Klimaatakkoord aangegeven ernaar te streven om in de loop
van 2020 een duurzaamheidskader af te ronden om het duurzaam gebruik van biomassa
te borgen. Om een wildgroei van biomassacentrales te voorkomen worden, in aanvulling
daarop, in de Regionale Energiestrategieën (RES’sen) en de uitwerking per gemeente
van een transitievisie Warmteplannen gemaakt voor de transitie vanaf 2021. Daarin
mogen alle hernieuwbare opties worden meegewogen, waaronder biomassa. Dat is in lijn
met het uitgangspunt van het kabinet dat duurzame biomassa noodzakelijk is voor transitie
richting 2030 en 2050. Ik zie dan ook geen risico dat er bij de totstandkoming van
de RES’sen en de transitievisies Warmte te zwaar wordt geleund op biomassacentrales
die niet in lijn zijn met het duurzaamheidskader.
Ook heeft het kabinet in het Klimaatakkoord aangegeven tot de implementatie van het
duurzaamheidskader terughoudend te zijn met het afgeven van nieuwe subsidiebeschikkingen
ter stimulering van het gebruik van duurzame biomassa, zodra partijen op basis van
de jaarlijkse monitoring knelpunten in de beschikbaarheid van duurzame biomassa voor
2030 verwachten. Op dit moment zijn er geen signalen dat er knelpunten in de huidige
beschikbaarheid zijn. Dat blijkt onder andere uit de SDE+-openstellingen van 2019;
in de voorjaarsronde heeft 1 project een beschikking gekregen voor specifiek het gebruik
van houtpellets voor de productie van hernieuwbare warmte en elektriciteit; in de
najaarsronde hebben hiervoor 2 projecten een aanvraag gedaan die nog moet worden beoordeeld.
Voor installaties op gesubsidieerde houtpellets gelden te allen tijde de bestaande
strenge duurzaamheidscriteria in de SDE+.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
E.D. Wiebes, minister van Economische Zaken en Klimaat -
Mede namens
S. van Veldhoven-van der Meer, minister voor Milieu en Wonen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.