Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van de leden Leijten en Bisschop over het bericht dat de EU honderden miljarden Euro’s niet uitgegeven krijgt
Vragen van de leden Leijten (SP) en Bisschop (SGP) aan de Minister van Buitenlandse Zaken over het bericht dat de EU honderden miljarden euro’s niet uitgegeven krijgt (ingezonden 21 oktober 2019).
Antwoord van Minister Blok (Buitenlandse Zaken), mede namens de Minister van Financiën
(ontvangen 19 november 2019).
Vraag 1
Klopt het bericht dat er 300 miljard euro «op de plank» ligt bij de Europese Unie,
maar dit niet kan worden uitgegeven?1
Antwoord 1
Het bedrag van 300 miljard euro betreft de «reste a liquider» (RAL). Dit is geld dat
wel is toegezegd (gecommitteerd), maar wat nog niet is uitgegeven. Voor een belangrijk
deel is dit te verklaren omdat de EU-begroting voor een groot deel uit investeringen
bestaat, waarbij het besluit tot een bepaalde uitgave pas enkele jaren later tot betalingen
kan leiden. Het beeld dat dit geld niet kan worden uitgegeven klopt dus niet. Lidstaten
hebben tot 31 december 2023 om kosten te declareren. Verder is er ook sprake van vertraging
bij de uitvoering van de Europese begroting in eerdere jaren van dit MFK, waardoor
de RAL wat verder is opgelopen. Om dit in 2021–2027 te voorkomen zet Nederland zich
in voor strengere decommitteringsbepalingen en lagere voorfinancieringspercentages.
Vraag 2
Deelt u de verklaring van de heer Brenninkmeijer, het Nederlandse lid van de Europese
Rekenkamer, dat het Meerjarig Financieel Kader (MFK) op dit moment functioneert als
een geld-zoekt-project-systeem?2
Antwoord 2
Het MFK bestaat uit een groot aantal verschillende programma’s, met uiteenlopende
voorwaarden waaronder geld wordt toegekend en verdeeld op basis van vooraf vastgestelde
criteria. Daarbij zijn programma’s die in gedeeld beheer tussen de lidstaat en de
Europese Commissie worden uitgevoerd. Hiervoor wordt aan de lidstaat een zogenoemde
landenenveloppe toegekend. De lidstaat stelt vervolgens aan de hand van Europees geïdentificeerde
doelen programma’s en selectiecriteria voor projecten op. Kenmerkend voor dit systeem
van gedeeld beheer is dat de beschikbaarheid van de middelen voorafgaat aan de identificatie
van concrete projecten.
Vraag 3
Wat bent u van plan om voor te stellen aan collega’s in de Europese Unie omtrent het
nieuwe MFK, zodat het nieuwe programma meer gefocust is op doelen, waarna dan pas
geld wordt gereserveerd?
Antwoord 3
Voorafgaand aan een nieuw MFK is het van belang dat Nederland inzet op doelen en prioriteiten
die passen bij het Nederlands kabinetsbeleid. Om goede focus in de besteding van de
middelen te behouden zet Nederland tijdens de onderhandelingen voor het nieuwe MFK
in op een sterke thematische concentratie, waarbij lidstaten verplicht worden om middelen
met name in te zetten op onderwerpen met de hoogste Europees toegevoegde waarde, zoals
innovatie en klimaat. Daarnaast zet Nederland voor het nieuwe MFK in op een versterkte
koppeling tussen middelen uit de Europese Structuur- en Investeringsfondsen en structurele
hervormingen.
Vraag 4
Klopt de aanname in het bericht dat het geld dat overblijft ook terugvloeit naar de
lidstaten?
Antwoord 4
Een groot deel van de huidige RAL zal nog in de komende jaren worden uitgegeven. Het
geld daarvoor zal pas in het betreffende jaar aan de EU worden afgedragen en in de
ramingen wordt daar reeds rekening mee gehouden. In dezelfde periode zal echter ook
weer «nieuwe» RAL worden opgebouwd, doordat nieuwe projecten worden aangegaan waarvan
de betaling later volgt.
De systematiek van de Europese jaarbegroting houdt er rekening mee dat wel afgedragen
maar niet uitgegeven geld kan terugvloeien naar de lidstaten, via het jaarlijkse surplus.
De omvang van het surplus kan sterk variëren. Het surplus over 2018 dat in 2019 is
terugontvangen bedroeg voor Nederland 87 mln euro. In 2018 was dat 26 miljoen euro
en in 2017 was het surplus over 2016 een uitschieter met 300 mln euro, wat neerkomt
op een Europees surplus van ca. 6 miljard euro. In voorkomende gevallen waarbij de
Commissie al had voorzien dat geld niet uitgegeven zou worden, is de begroting reeds
vooraf bijgesteld, zodat het geld in de eerste plaats al niet is afgedragen aan de
Europese begroting.
Vraag 5
Zo ja, wanneer zal dit geld gaan terugvloeien naar Nederland?
Antwoord 5
Gezien de systematiek zoals beschreven bij het antwoord op vraag 4 is een groot deel
nog niet aan de Europese begroting afgedragen of, wanneer het wel is afgedragen al
weer teruggevloeid naar de lidstaten. Alleen voor zover het geld betreft dat in 2019
wel door de Commissie is opgevraagd bij de lidstaten als afdracht, maar waar aan het
eind van 2019 blijkt dat het niet is uitgegeven, zal dit in 2020 in het surplus aan
de lidstaten worden teruggegeven.
Vraag 6
Kunt u een inschatting maken om hoeveel geld dit zou gaan in het geval van Nederland?
Antwoord 6
De lidstaten ontvangen vooraf geen informatie over de (verwachte) omvang van het surplus
aan het einde van het jaar. De aanvullende begroting (DAB) waarin de Commissie het
surplus van het voorafgaande jaar presenteert wordt in de regel in april gepubliceerd.
Vraag 7
Als op vraag 4 bevestigend geantwoord wordt, bent u dan ook van mening dat dit onnodig
rondpompen van geld is, en dus ingezet moet worden op een kleiner MFK?
Antwoord 7
Nederland zet in op een kleiner MFK omdat een kleinere EU ook een kleinere begroting
moet betekenen. De RAL, zoals toegelicht bij de beantwoording van vraag 4 leidt niet
tot een grote stroom geld die door lidstaten aan de EU wordt afgedragen en weer wordt
terugontvangen.
Vraag 8
Deelt u de mening van de Europese Rekenkamer dat het nodig is om een doelmatigheidscontrole
te laten plaatsvinden en niet alleen een rechtmatigheidscontrole?3
en
4
Antwoord 8
Idealiter vindt een beoordeling van de doelmatigheid plaats voordat een project wordt
uitgevoerd en zou een doelmatigheidscontrole dus onderdeel moeten zijn van de criteria
voor goedkeuring van een project. Controles zoals de Europese Rekenkamer (ERK) die
uitvoert op dit gebied zijn dan ook wenselijk om lidstaten en Commissie kritischer
te laten kijken naar de doelmatigheid voordat projecten worden goedgekeurd zoals de
ERK ook in zijn aanbevelingen opneemt. De wetgevingsvoorstellen die de Europese Commissie
heeft gedaan voor de Europese Structuur- en Investeringsfondsen voor de programmaperiode
2021–2027 zijn een stap in de goede richting om meer focus op doelmatigheid te leggen.
Vraag 9
Deelt u de verklaring van de heer Brenninkmeijer die stelt dat er in het verleden
diverse projecten zijn opgezet, waarbij getwijfeld kan worden aan nut en noodzaak
van de projecten?5
Antwoord 9
Op basis van de beschikbare informatie lijkt deze conclusie van dhr. Brenninkmeijer
voor een aantal projecten uit het verleden te rechtvaardigen. Daarom is het voor het
kabinet ook belangrijk dat er strengere voorwaarden worden gesteld aan het ontvangen
en uitgeven van middelen uit de Europese begroting. Daarbij dient wel opgemerkt te
worden dat de Europese begroting een omvangrijk investeringsdeel bevat waarmee projecten
zijn uitgevoerd die de economische ontwikkeling van lidstaten hebben bevorderd, waarvan
ook andere lidstaten profiteren. Het is een taak van de Europese Rekenkamer om suggesties
te doen voor effectiever besteding van Europees geld. Op basis van deze verklaring
kan echter niet de conclusie getrokken worden dat het merendeel van dit geld slecht
wordt besteed.
Vraag 10
Bent u bekend met onderzoeken van de Europese Rekenkamer naar de doelmatigheid van
door de EU gefinancierde investeringen? Zo ja, kunt u op deze onderzoeken een reactie
geven?6
en
7
Antwoord 10
De door u genoemde onderzoeken van de Europese Rekenkamer tonen aan dat in de programmaperiodes
2000–2006 en 2007–2013 investeringen zijn gedaan uit het Cohesiefonds (CF) en het
Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling (EFRO) die geen kosteneffectief gebruik
van EU middelen inhielden. Dit is niet wenselijk en het is dan ook belangrijk dat
lessen worden getrokken uit deze gang van zaken. Dit is voor de programmaperiode 2014–2020
o.a. gedaan door bepaalde investeringen uit te sluiten voor financiering uit de fondsen,
en strengere eisen te stellen aan de kwaliteit van projecten en kosten-batenanalyses.
Nederland zet zich ook tijdens de onderhandelingen voor de programmaperiode 2021–2027
in voor een verdere aanscherping van de focus op doelmatigheid.
Vraag 11
Welke gevolgen verbindt u aan deze conclusies van de Europese Rekenkamer?
Antwoord 11
Zie antwoord op vraag 10.
Vraag 12
Neemt u deze onderzoeken ook mee bij de discussie over een nieuw MFK?
Antwoord 12
Alle mogelijk relevante signalen worden meegenomen bij de onderhandelingen voor het
nieuwe MFK; dit geldt ook voor de onderzoeken van de Europese Rekenkamer.
Vraag 13
Welke maatregelen die de Europese Rekenkamer voorschrijft omtrent het nieuwe MFK bent
u van plan om te bespreken met uw collega’s in de Europese Unie?
Antwoord 13
De aanbevelingen van de Europese Rekenkamer met betrekking tot de doelmatigheid zijn
deels reeds meegenomen in de huidige programmaperiode, zoals toegelicht bij de beantwoording
van vraag 10. Nederland zet ook voor de periode 2021–2027 in op vergroting van de
doelmatigheid van EU-uitgaven. De Europese Rekenkamer liet zich eerder ook positief
uit over het principe van een verordening om de EU-begroting te beschermen tegen tekortkomingen
op het gebied van de rechtsstaat. Nederland steunt het Commissievoorstel hiertoe.
Vraag 14
Welke lidstaten schat u in als medestanders voor een kleiner MFK bij de besprekingen
de komende maanden?
Antwoord 14
Nederland werkt in het kader van deze onderhandelingen samen met een aantal lidstaten
dat pleit voor een kleiner MFK. Daaronder vallen in de eerste plaats Denemarken, Zweden,
Oostenrijk en Duitsland omdat deze landen ook inzetten op een begroting van 1% van
het Europese BNI. In de regeringsconsultaties die op 2 okt. jl. met Duitsland hebben
plaatsgevonden stond dan ook in de gezamenlijke verklaring dat de onderhandelingen
moeten worden gevoerd op basis van een omvang van het MFK van 1% van het Europese
BNI.
Vraag 15
Zijn de uitvoeringskosten van overheidswege voor de verschillende fondsen nog steeds
148 miljoen euro per jaar? Bent u bereid uit te zoeken hoeveel de uitvoeringskosten
bedragen voor andere subsidiënten in Nederland?8
Antwoord 15
De totale uitvoeringskosten voor de Europese fondsen over de periode van 2014 tot
2017 lieten een stabiel beeld zien van rond de 148 miljoen euro per jaar. De verwachting
is dat dit beeld zich in 2018 heeft doorgetrokken. Nederland zet in de onderhandelingen
over het volgende MFK in op vermindering van de uitvoeringskosten door voorstellen
te doen ten aanzien van het vereenvoudigen van de uitvoering en meer gebruik te kunnen
maken van risicogebaseerde controles. Om de uitvoeringskosten te kunnen duiden zou
het interessant kunnen zijn om de kosten voor Europese fondsen af te zetten tegen
andere subsidiënten in Nederland.
Vraag 16
Heeft u navraag gedaan wat de uitvoeringskosten van andere landen zijn van de verschillende
fondsen? Zo nee, bent u bereid dat te doen – zoals het kabinet heeft gedaan bij de
uitvoering van de motie Hijink (21 501-20, nr. 1356)? Zo ja, wat bedragen die kosten?
Antwoord 16
Het onderzoek naar aanleiding van de motie Hijink was gericht op de uitvoeringskosten
die gemaakt zijn in Nederland. Naar mijn weten zijn er geen vergelijkbare onderzoeken
gedaan in andere lidstaten. Wel heeft Spatial Foresight in 2018 in opdracht van de
Europese Commissie onderzoek gedaan naar de uitvoeringskosten van de fondsen in de
gehele EU. Hieruit blijkt dat het percentage uitvoeringskosten in de EU gemiddeld
lager ligt dan in Nederland. In hetzelfde onderzoek wordt de omvang van de programma’s
als mogelijke oorzaak voor hogere uitvoeringskosten gegeven.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
S.A. Blok, minister van Buitenlandse Zaken -
Mede namens
W.B. Hoekstra, minister van Financiën
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.