Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Van Raan vragen over het advies van de commissie-Remkes en de implicaties voor de subsidie voor het (bij)stoken van biomassa in energiecentrales en de aanleg van nieuwe biomassacentrales
Vragen van het lid Van Raan (PvdD) aan de Minister van Economische Zaken en Klimaat over het advies van de commissie-Remkes en de implicaties voor de subsidie op het (bij)stoken van biomassa in energiecentrales en de aanleg van nieuwe biomassacentrales (ingezonden 1 oktober 2019).
Antwoord van Minister Wiebes (Economische Zaken en Klimaat) (ontvangen 18 november
2019).
Vraag 1
Bent u bereid om, zoals de commissie-Remkes adviseert, de subsidie voor het bijstoken
van biomassa in energiecentrales te heroverwegen? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 1
In het licht van stikstofdepositie is er geen reden de subsidie te heroverwegen. Zoals
de commissie-Remkes zelf constateert draagt heroverweging niet bij aan de reductie
van stikstofdepositie. Het kabinet acht de bijstook van duurzame biomassa in energiecentrales
nodig voor het behalen van de doelen rond hernieuwbare energie en CO2-reductie.
Vraag 2
Kunt u aangeven hoeveel subsidie het afgelopen jaar ging naar biomassa in de brede
zin? Hoeveel subsidie ging er specifiek naar biomassa (bij)stook voor energieopwekking?
Antwoord 2
In deze vraag interpreteer ik «biomassa in de brede zin» als zijnde alle vormen van
hernieuwbare warmte- en elektriciteitsproductie met biomassa. In totaal is hieraan
in 2018 € 310 miljoen subsidie uitbetaald.
Ik ben niet in de positie om specifieke informatie te verschaffen over de hoeveelheid
subsidie die in 2018 is uitbetaald voor de bijstook in kolencentrales, omdat er in
2018 slechts één bedrijf was dat hiervan gebruik maakte en ik met het publiceren van
deze gegevens bedrijfsvertrouwelijke informatie zou verstrekken.
Vraag 3 en 4
Kunt u aangeven hoeveel biomassacentrales er op dit moment gepland of in aanbouw zijn?
Welke van deze centrales zijn nog niet definitief?
Antwoord 3 en 4
Onderstaande tabellen geven een uitsplitsing het soort biomassa-installaties dat op
dit moment een SDE+-beschikking hebben en die in verschillende stadia van ontwikkeling
zijn:
Installaties voor hernieuwbare warmte
Type installaties
Individueel vermogen installaties / soort installatie
Aantal installaties
Installaties op vaste biomassa
< 1 MW
12
1 – 10 MW
10
> 10 MW
2
Installaties op vloeibare biomassa
< 1 MW
1
1 – 10 MW
1
> 10 MW
1
Vergisting
Monomestvergisting
14
Co-vergisting
5
Overige vergisting
2
Installaties voor gecombineerde productie hernieuwbare warmte en elektriciteit
Type installaties
Individueel vermogen installaties / soort installatie
Aantal installaties
Installaties op vaste biomassa
< 1 MW
47
1 – 10 MW
43
> 10 MW
41
Bijstook in kolencentrales
4
Vergisting
Monomestvergisting
96
Co-vergisting
9
Overige vergisting
4
Installaties voor hernieuwbaar gas
Type installaties
Individueel vermogen installaties / soort installatie
Aantal installaties
Installaties op vaste biomassa
>10 MW
1
Installaties op vloeibare biomassa
> 10 MW
1
Vergisting
Monomestvergisting
24
Co-vergisting
15
Overige vergisting
7
Vraag 5
Wat is het vermogen van deze centrales? Hoeveel hiervan zijn warmtecentrales en hoeveel
zijn elektriciteitscentrales?
Antwoord 5
Ja, ik ben ervan op de hoogte dat er weerstand bestaat tegen sommige biomassacentrales.
Vraag 6
Bent u op de hoogte van de toenemende maatschappelijke weerstand tegen biomassacentrales,
zoals blijkt uit het verzet in Diemen en Arnhem?
Antwoord 6
Ja, ik ken de genoemde publicatie van een aantal leden van de European Academies Science
Advisory Council (EASAC).
Vraag 7
Bent u op de hoogte van de wetenschappelijke weerstand tegen biomassacentrales, zoals
blijkt uit de publicatie «Serious mismatches continue between science and policy in
forest bioenergy»?1
Antwoord 7
Nee. Voor een toelichting verwijs ik u naar mijn reactie op de eerdergenoemde EASAC-publicatie.
Vraag 8
Deelt u de mening dat, de eerder genomen beleidsbeslissingen daargelaten, de meest
recente wetenschappelijke inzichten het gebruik van biomassa als duurzame brandstof
niet langer rechtvaardigen? Zo nee, waarom niet? Op welke wetenschappelijke informatie
baseert u dat?
Antwoord 8
Het kabinet is ervan overtuigd dat duurzame biomassa een bijdrage kan leveren aan
de transitie naar een klimaatneutrale samenleving en een circulaire economie. Het
kabinet erkent dat niet alle gebruik van biomassa duurzaam is. Om die reden stelt
het kabinet nu al strenge duurzaamheidseisen aan houtige biomassa die met subsidie
in energiecentrales wordt gebruikt. Daarnaast werkt het kabinet aan een duurzaamheidskader
voor alle biomassa. Voor een verdere toelichting verwijs ik naar mijn reactie op de
EASAC-publicatie.
Vraag 9
Benoemt u op dit moment biomassa nog steeds als duurzaam? Zo ja, op welke gronden?
Hoe luidt (ter voorkoming van misverstanden) de definitie van duurzame biomassa op
dit moment en op welke wetenschappelijke gronden is die definitie tot stand gekomen?
Antwoord 9
Het kabinet gaat uit van de bestaande internationale en Europese afspraken.
Vraag 10
Kunt u aangeven wat de consequenties voor Nederland en het Nederlandse klimaatbeleid
zou zijn wanneer het verstoken van biomassa niet alleen door de wetenschap, maar ook
door internationale organisaties zoals de EU en de VN niet langer als duurzame energie
gezien zou worden?
Antwoord 10
Nee, het Nederlandse klimaat- en energiebeleid is erop gericht om in alle sectoren
en met gebruikmaking van vele verschillende technologieën de transitie naar 49% broeikasgasreductie
in 2030 te realiseren, als tussenstap naar 95% reductie in 2050.
Vraag 11
Deelt u de mening dat Nederland en haar klimaatbeleid ontzettend kwetsbaar zijn nu
de regering voor de verduurzaming grotendeels inzet op een energievorm waarvan de
wetenschap al aangeeft dat deze niet duurzaam is?
Antwoord 11
Het kabinet gaat uit van de bestaande internationale en Europese afspraken.
Vraag 12
Wat dient er te gebeuren alvorens Nederland haar kwalificatie «duurzaam» voor biomassa
aanpast?
Antwoord 12
Nee, het kabinet is ervan overtuigd dat de inzet van duurzame biomassa nu en richting
2030 en 2050 noodzakelijk is voor de verduurzaming van onze economie en het realiseren
van de klimaatopgave. Daarbij gelden voor het kabinet twee uitgangspunten: alleen
duurzame biomassa kan een bijdrage leveren aan de transitie naar een CO2-arme en circulaire economie, en duurzame biomassa moet uiteindelijk zo beperkt en
hoogwaardig mogelijk worden ingezet. Op basis van deze uitgangspunten heeft het kabinet
verschillende acties in gang gezet op het gebied van duurzame biomassa, in het bijzonder
de ontwikkeling van een duurzaamheidskader en routekaarten voor nationale biomassa
en cascadering. Uw Kamer is op 4 juli jl. geïnformeerd over de uitwerking van deze
acties (Kamerstuk 32 813, nr. 375).
Vraag 13
Heeft u een plan in voorbereiding om de noodzakelijke klimaatopgave alsnog te realiseren,
mocht het gebruik van biomassa niet langer als duurzaam geclassificeerd worden? Zo
nee, waarom niet? Bent u bereid, gegeven het gebrek aan wetenschappelijk en maatschappelijk
draagvlak voor biomassacentrales, zo’n plan voor te bereiden? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 13
Nee. Het kabinet gaat niet over de bouw van biomassacentrales. Het kabinet gaat wel
over de subsidie voor het gebruik van duurzame biomassa. Nieuwe subsidiebeschikkingen
voor bijvoorbeeld biostoomketels in de industrie of biomassacentrales in de gebouwde
omgeving die worden afgegeven in de periode tot het duurzaamheidskader er is, moeten
voldoen aan de huidige wettelijk geldende duurzaamheidscriteria.
Hoewel het PBL pas na 2030 knelpunten verwacht in de beschikbaarheid van duurzame
biomassa, is het verstandig om rekening te houden met onzekerheden in prognoses van
vraag en aanbod. Daarom wordt het PBL gevraagd om jaarlijks inzicht te bieden in de
ontwikkeling van vraag en aanbod van duurzame biomassa en eventuele knelpunten in
de beschikbaarheid van duurzame biomassa tijdig te signaleren. Zoals in het Klimaatakkoord
is opgenomen, gaat het kabinet terughoudend om met het afgeven van nieuwe subsidiebeschikkingen
ter stimulering van het gebruik van duurzame biomassa zodra partijen op basis van
de jaarlijkse monitoring knelpunten in de beschikbaarheid van duurzame biomassa vóór
2030 verwachten, totdat het duurzaamheidskader is geïmplementeerd. Hiermee wordt uitvoering
gegeven aan de motie Van Raan en Wassenberg (Kamerstuk 32 813, nr. 316).
Vraag 14
Bent u bereid in ieder geval een tijdelijke stop op de bouw van nieuwe biomassacentrales
af te kondigen terwijl de heroverweging van de subsidie en het bredere biomassa beleid
plaatsvindt? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 14
Ja.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
E.D. Wiebes, minister van Economische Zaken en Klimaat
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.