Verslag van een schriftelijk overleg : Verslag van een schriftelijk overleg over de geannoteerde agenda Landbouw- en Visserijraad 18 november 2019
21 501-32 Landbouw- en Visserijraad
Nr. 1205
VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
Vastgesteld 14 november 2019
De vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit heeft een aantal vragen
en opmerkingen voorgelegd aan de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit
over de brief van 8 november 2019 over de geannoteerde agenda van de Landbouw- en
Visserijraad van 18 november 2019 (Kamerstuk 21 501-32, nr. 1204).
De vragen en opmerkingen zijn op 12 november 2019 aan de Minister van Landbouw, Natuur
en Voedselkwaliteit voorgelegd. Bij brief van 14 november 2019 zijn de vragen, over
onderwerpen die geagendeerd zijn voor de Landbouw- en Visserijraad van 18 november
2019, beantwoord. De overige vragen zullen op een later tijdstip worden beantwoord.
De voorzitter van de commissie, Kuiken
Adjunct-griffier van de commissie, Goorden
Vragen en opmerkingen vanuit de fracties en reactie van de Minister
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie
Geannoteerde agenda Landbouw- en Visserijraad op 18 november 2019
De leden van de VVD lezen dat er op 8 november nog geen definitieve agenda beschikbaar
was. Kan de Minister bij de voorzitter aandringen op hoger werktempo en een snellere
totstandkoming van de definitieve agenda zodat ook in de lidstaten tijdig en concreet
gereageerd kan worden op de agendastukken die besproken gaan worden? Hoe ziet de definitieve
agenda van de L&V raad op 18 november eruit?
Het Finse voorzitterschap streeft ernaar om de Raad zo efficiënt en effectief mogelijk
te organiseren en voor te zitten. Bij de voorbereiding van de Raad en het vaststellen
van de agenda is het voorzitterschap afhankelijk van veel factoren. Het Finse voorzitterschap
is zich ervan bewust dat de lidstaten de agenda voor de Raad zo snel mogelijk willen
ontvangen. Voor de Landbouw- en Visserijraad van 18 november aanstaande zijn op het
moment van schrijven de volgende agendapunten geagendeerd: Toekomst GLB en de verordeningen
over overgangsbepalingen Gemeenschappelijk Landbouwbeleid.
De leden van de VVD willen nogmaals benadrukken dat er meer resultaat geboekt moet
worden op de vereenvoudiging van het GLB. Kan het kabinet een precieze toelichting
geven op het 2de voorstel overgangsbepaling voor de diverse steuninstrumenten van het GLB? Wat is
de inzet van de Minister van LNV?
Zoals ik heb aangegeven in mijn brief aan uw Kamer (Kamerstuk 21 501-32, nr. 1204), is de transitieverordening beleidsarm en bevat deze louter de technische amendementen
die noodzakelijk zijn voor een continuering van het beleid en om de betalingen aan
agrariërs in de transitieperiode mogelijk te maken. Vervolgens is het aan de lidstaten
om te beslissen hoe om te gaan met het hun nationale plattelandsontwikkelingsprogramma’s.
Zoals aangegeven ga ik hierover nog in gesprek met de provincies en uw Kamer.
De leden van de VVD-fractie lezen dat het de Nederlandse wens is om Europees snel
een ambitieus percentage voor een CO2-reductiedoel vast te stellen. Kan de Minister garanderen dat het uitgangspunt gelijk
staat aan de Nederlandse plannen tot CO- reductie?
Zoals in het Regeerakkoord omschreven neemt Nederland het voortouw om het EU CO2-reductiedoel voor 2030 op 55% te krijgen. Ook zet Nederland zich in voor klimaatneutraliteit
binnen de EU in 2050. Ik zet mij er voor in dat het GLB als instrument ondersteunend
is aan het realiseren van Nederlandse en Europese emissiereductiedoelstellingen.
Vragen en opmerkingen van de leden van de PVV-fractie
In hoeverre gaan de drie GLB-herzieningsverordeningen met een focus op de klimaat-
en leefomgevingsaspecten, bij de huidige stand van het onderhandelingsproces, de activiteiten
van de Nederlandse landbouw beïnvloeden? Kan de Minister hier voorbeelden van geven?
Het is gelet op de stand van de onderhandelingen in Brussel te vroeg om reeds in te
gaan op concrete voorbeelden van activiteiten ten behoeve van klimaat en leefomgeving.
Dit zal bij het opstellen van het Nationale Strategische Plan duidelijk moeten worden.
Wel heb ik uw Kamer in de brief over het GLB-Nationaal Strategisch Plan 2021–2027
van 8 mei jl. (Kamerstuk 28 625, nr. 264) enkele ideeën gedeeld voor een mogelijke invulling van het nieuwe instrument van
de eco-regelingen, waarmee kan worden bijgedragen aan de doelen van klimaat en leefomgeving.
Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie
De leden van de CDA-fractie vragen wat de transitieverordeningen voor het jaar 2021
betekenen voor de inkomensondersteuning in dat jaar ten opzichte van het jaar 2020.
Deze leden vragen of er voornemens zijn voor overheveling van pijler 1 naar pijler
2 in de jaren 2020 en 2021. Zo ja, voor wat en waarom? Wat betekent dat voor de inkomensondersteuning?
Wat zou het niet doortrekken van het huidige Plattelandsontwikkelingsprogramma (POP)
in 2021 betekenen voor de continuïteit van bestaande regelingen, zoals de brede weersverzekering,
het Deltaplan Agrarisch Waterbeheer (DAW) en agrarisch natuurbeheer? Zijn de transitieverordeningen
voor een periode van een jaar (2021) voldoende om in de tussentijd overeenkomst te
bereiken over het MFK en het GLB? Wordt vervolgens de periode van het GLB ook verplaatst
naar 2022–2028?
In de transitieverordening wordt geregeld dat ook in 2021 het GLB kan worden voortgezet
volgens het principe «oude regels nieuw geld». De transitieverordening biedt voor
2021 de mogelijkheid om budget van pijler 1 naar 2 over te hevelen. Hierover hoeft
pas uiterlijk eind 2020 een besluit genomen te worden. Ik wil die tijd ook nemen,
omdat er mogelijk dan een beter zicht is op de verdere POP-programmering en de besluitvorming
van het nieuwe MFK. Het niet doortrekken van het huidige POP in 2021 zou betekenen
dat voor de bestaande regelingen, zoals de brede weersverzekering, het Deltaplan Agrarisch
Waterbeheer (DAW) en agrarisch natuurbeheer in 2022 geen financiële middelen beschikbaar
zijn. Over een eventuele doorloop van het POP3 in 2021 ga ik nog in gesprek met de
provincies en uw Kamer.
Alle inspanningen zijn erop gericht om zo spoedig mogelijk tot overeenstemming te
komen over zowel het MFK als het GLB. Het nieuwe GLB eindigt ook bij een latere inwerkingtreding
dan 2021 in 2027 overeenkomstig de tijdreeks van de EU-begroting.
Verder ben ik voornemens om voor 2020 wederom een bedrag over te hevelen van pijler
1 naar 2 zoals ik dat in de afgelopen jaren van het huidige GLB ook gedaan heb. Ik
zal hier binnenkort een besluit over nemen en ik ben voornemens uw Kamer daarover
uiterlijk begin december te informeren.
Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie
De leden van de D66-fractie lezen dat de Raad in het teken zal staan van discussies
over het Gemeenschappelijk landbouwbeleid 2021–2027 en de voorstellen van de Europese
Commissie voor de verordeningen voor GLB-overgangsbepalingen gericht op de verlenging
van een jaar van het huidige Gemeenschappelijke landbouwbeleid. Deze leden zijn positief
over de inzet van de Minister om te pleiten voor een Europese verplichting voor lidstaten
om ecoregelingen in het Nationaal Strategisch Plan op te nemen en over het oormerken
van een minimumpercentage van het te besteden budget voor ecoregelingen. Kan de Minister
reflecteren op het voorstel van het Finse voorzitterschap en de voorgestelde wijzigingen
betreffende het in aanmerking komen van grond voor rechtstreekse betalingen? Kan de
Minister daarnaast aangeven hoe het staat met de onderhandelingen betreffende de hoogte
van het GLB, waarbij de Nederlandse inzet is om het GLB te verlagen?
Het voorstel van het Finse voorzitterschap richt zich op het oormerken van een niet
nader genoemd bedrag of percentage van het de totale GLB-budget voor interventies
die bijdragen aan klimaat en leefomgeving. Zoals het voorstel nu staat brengt dit
nog geen directe wijzigingen betreffende de grond die in aanmerking komt voor rechtstreekse
betalingen. De onderhandelingen over de hoogte van het GLB-budget zijn onderdeel van
de MFK-onderhandelingen. Dit wordt niet in de Landbouw- en Visserijraad besproken,
maar in de Raad Algemene Zaken en in de Europese Raad. Veel lidstaten stellen dat
hogere ambities voor klimaat- en leefomgeving in het GLB een gelijk of hoger budget
vragen. Nederland vindt dat de afdrachten aan de EU niet mogen stijgen na de Brexit
en wil ruimte voor nieuwe prioriteiten, en accepteert daarom een budgetdaling voor
het GLB.
De leden van de D66-fractie maken zich zorgen over de geluiden die worden opgevangen
betreffende het niet gereed zijn van de Nationaal Strategische Plannen per 1 januari
2021. Hierdoor zou het huidige GLB-programma nogmaals verlengd gaan worden tot het
nieuwe GLB-programma van start kan gaan. Deze leden lezen dat er nog wel wordt uitgegaan
van een verlenging van een jaar. Klopt het dat de Europese Commissie uitgaat van 1 januari
2022 als datum waarop het nieuwe GLB-programma in werking zal treden? Wat is de inzet
van de Minister tijdens de onderhandelingen over het extra transitiejaar en wordt
de transitieverordening van een jaar voldoende geacht? Op welke manier worden extra
vergroeningsmaatregelen al meegenomen in de transitieperiode? Hoe beoordeelt de Minister
de zorgen van een aantal lidstaten dat één jaar niet voldoende zou zijn voor de transitie
naar het nieuwe GLB-programma en wat zijn hierbij de specifieke vragen van deze lidstaten?
Welke risico’s worden er waargenomen die kunnen zorgen voor een vertraging in het
proces? Kan de Minister haar appreciatie geven over de voorgestelde verordeningen
die reeds op tafel liggen voor de GLB-overgangsbepalingen en wat hierbij de Nederlandse
inzet is? Komt er een kabinetsappreciatie van deze voorstellen middels een BNC-fiche?
De Europese Commissie gaat in haar planning ervan uit dat er in 2020 een akkoord komt
over het Meerjarig Financieel Kader, het nieuwe GLB en de overgangsbepalingen. Vooralsnog
zijn alle inspanningen gericht op het halen van 1 januari 2022. Lidstaten die in hun
eerste reactie op de presentatie door de Europese Commissie hebben aangegeven een
jaar te kort te vinden, hebben niet aangegeven waarom zij dat vinden. Ik hoop dat
dit duidelijk wordt in de komende vergaderingen van de raadswerkgroepen en het Special
Comité voor de Landbouw.
Zoals ik heb aangegeven in mijn brief aan uw Kamer, is de transitieverordening beleidsarm
en bevat deze louter de technische amendementen die noodzakelijk zijn voor een continuering
van het beleid. Vervolgens is het aan de lidstaten om te beslissen hoe om te gaan
met hun nationale plattelandsontwikkelingsprogramma’s. Zoals aangegeven ga ik hierover
nog in gesprek met de provincies en uw Kamer.
Of een BNC-fiche nodig is zal worden bezien zodra de voorstellen formeel gepubliceerd
zijn. Uiteraard zal ik uw Kamer op de hoogte houden van de ontwikkelingen in Brussel.
Op 3 november jongsleden is een artikel verschenen in The New York Times waarbij grote
vraagtekens werden gezet bij de besteding van GLB-budget.1 De leden van de D66-fractie maken zich ernstig zorgen over het gebrek aan inzicht
van de EU over de manier waarop het geld van het Gemeenschappelijk landbouwbeleid
wordt besteed in voornamelijk Midden- en Oost-Europa. Het beschikbare budget zou niet
besteed worden aan boeren, maar verdwijnt in de zakken van politici en gaat naar illegale
praktijken, multinationals en andere zaken waarvan niet is terug te halen waar de
subsidies precies aan worden besteed. Deze leden weten dat het in Nederland mogelijk
is om bijna op het niveau van de individuele boer te bekijken hoeveel subsidiëring
vanuit het GLB wordt ontvangen, maar dit blijkt in andere lidstaten anders te zijn.
Kan de Minister reflecteren op het stuk uit The New York Times? Klopt deze berichtgeving?
Zo ja, wat wordt de inzet van de Minister in de Raad? Is de Minister het met deze
leden eens dat transparantie over de bestedingen van het GLB-budget van groot belang
is voor de voortzetting van deze manier van subsidiëring? Is de Minister bereid om
tijdens de aankomende Landbouw- en Visserijraad haar zorgen uit te spreken over de
huidige stand van zaken, waarbij transparantie wordt geëist in de bestedingen van
de GLB-gelden door lidstaten?
Het artikel in The New York Times onderstreept ook voor mij het grote belang dat de
implementatie en uitvoering van het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid in alle EU-lidstaten
op een rechtmatige manier gebeurt. Lidstaten en de Europese Commissie hebben beide
de verantwoordelijkheid de systemen en het toezicht erop zo in te richten dat de bestedingen
van het GLB-budget rechtmatig en transparant plaatsvinden. Tijdens discussies en besluitvorming
in de Landbouw- en Visserijraden over het GLB is het te allen tijde mijn inzet eraan
bij te dragen dat aan eisen van transparantie en rechtmatigheid wordt voldaan.
Vragen en opmerkingen van de leden van de GroenLinks-fractie
De leden van de GroenLinks fractie willen aandacht vragen voor landschapselementen
als onderdeel van het GLB na 2020. Landschapselementen zoals heggen, houtwallen en
singels zijn voor natuur, biodiversiteit en landschap van belang. Dat zegt ook deze
Minister. Deze elementen zijn een manier waardoor de landbouw beter verbonden wordt
met de natuur en het landschap. De EU biedt, via de gedelegeerde verordening Nr. 640/2014,
lidstaten de mogelijkheid om landschapselementen in de subsidiabele oppervlakte van
pijler 1 op te nemen. Echter maakt Nederland hier nog steeds geen gebruik van. Waarom
maakt Nederland hier geen gebruik van? En is de Minister van plan om dit wel toe te
voegen aan het Nationaal Strategisch Plan voor het nieuwe GLB? De enige manier om
landschapselementen te kunnen beschermen is een goede registratie. Daarmee wort ook
financiële steun voor dergelijke elementen via betalingen uit het gemeenschappelijk
landbouwbeleid mogelijk, inclusief directe betalingen aan alle deelnemende boeren.
Is de Minister bereid om te investeren in een registratiesysteem van landschapselementen
op zodanige wijze dat deze elementen meegenomen kunnen worden in de hectarevergoedingen
als onderdeel van de directe betalingen?
Ik heb het consultancybureau Ecorys gevraagd alle opties in beeld te brengen om landschapselementen
in het nieuwe GLB beter te beschermen, waaronder ook de optie waarbij landschapselementen
onder de hectarevergoeding gebracht worden. In dat licht wordt ook gekeken naar de
registratie van landschapselementen en de kosten daarvan. Het onderzoek is in een
afrondend stadium. Naar verwachting kan ik uw Kamer over de uitkomsten nog voor het
einde van het jaar informeren.
Vragen en opmerkingen van de leden van de PvdD-fractie
Van 18 tot en met 22 november vinden de jaarlijkse consultaties plaats tussen de EU
en Noorwegen. Hier wordt onderhandeld over vangstquota voor de gezamenlijk beheerde
visbestanden, waaronder kabeljauw. Welke maatregelen zal Nederland voorstellen om
de visserijdruk op kabeljauw te verlagen?
Op dit moment wordt er gesproken over mogelijke maatregelen ten behoeve van het herstel
van het kabeljauwbestand in de Noordzee, onder andere in de Scheveningengroep. Dit
is een regionale groep waarin alle landen die grenzen aan de Noordzee deelnemen, zo
ook Nederland. Er wordt daar een breed scala aan mogelijke maatregelen besproken.
Daarbij zal ik benadrukken dat eventuele maatregelen gericht moeten zijn op de directe
kabeljauwvisserij, in de gebieden waar veel kabeljauw voorkomt. Daar zullen maatregelen
immers de meeste impact hebben.
Kan de Minister toelichten op welke ecologische onderbouwing haar standpunt berust
dat de bijvangst van kabeljauw in Nederlandse netten uitgezonderd zou moeten worden
van deze vangstreductie en alleen voor directe visserij zou moeten gelden?
Maatregelen moeten worden genomen, daar waar ze het grootste effect hebben. Dat betekent
dat ze zich moeten richten op de netten die gebruikt worden voor directe kabeljauwvisserij
en op visserijen die een hoge bijvangst van kabeljauw kennen. Dat is voor de Nederlandse
visserij in slechts zeer beperkte mate het geval. Maar voor zover de Nederlandse vissers
ook deze typen visserijen uitoefenen en/of deze netten gebruiken, moeten zij vanzelfsprekend
ook voldoen aan de eventueel genomen maatregelen.
Erkent de Minister dat vertegenwoordigers van de visserij deel uitmaken van de officiële
EU-delegaties naar de EU-Noorwegen onderhandelingen, maar natuurorganisaties niet?
Is de Minister bereid ook vertegenwoordigers van natuurorganisaties in de Nederlandse
delegatie op te nemen? Zo niet, is zij dan bereid de sectorvertegenwoordigers te weren
uit de Nederlandse delegatie?
Ja, vertegenwoordigers van de visserijsector maken deel uit van de EU-delegaties.
Wat mij betreft is dit ook mogelijk voor de natuurorganisaties. Hierover is echter
geen overeenstemming binnen de EU en met Noorwegen. Ik wil net als andere lidstaten
dat hier Europese overeenstemming over is. Daarom ben ik tevreden met de nu voorgestelde
werkwijze van de Europese Commissie, waarbij natuurorganisaties dagelijks worden bijgepraat
over het verloop van de consultaties en hun inbreng kunnen leveren. Overigens wijs
ik erop dat de visserijsector niet bij de consultaties aan tafel zit, maar enkel aanwezig
is op de locatie en regelmatig wordt bijgepraat door de Commissie.
Walvisjacht Noorwegen
Van 18 tot en met 22 november vinden de jaarlijkse EU-Noorwegen consultaties plaats.
Hier wordt onderhandeld over vangstquota voor de gezamenlijk beheerde visbestanden.
Commerciële walvisvangst is geen onderdeel van de agenda, zo schrijft de Minister,
en daarom zou er geen mogelijkheid zijn om het aan de orde te stellen bij Noorwegen.
De Partij voor de Dieren zou graag zien dat Nederland, en in het verlengde de EU-lidstaten,
niet meer onderhandelt met Noorwegen over visquota, zolang Noorwegen op walvissen
blijft jagen. Ziet de Minister de mogelijkheid de onderhandelingen met Noorwegen op
te schorten zolang Noorwegen op walvissen jaagt? Kan zij hiervoor steun vergaren bij
de andere EU-lidstaten? Kan de Minister hiervoor het krachtenveld schetsen?
Zoals ik heb aangegeven in Kamerstuk 21 501-32, nr. 1201 is walvisjacht in Noorwegen geen onderdeel van de consultaties over de vangstmogelijkheden.
Zoals ik ook heb aangegeven worden de onderhandelingen niet door de verschillende
lidstaten, maar door de Europese Commissie gevoerd. Het is dus niet aan individuele
lidstaten de onderhandelingen te verbreken. Het gaat mij te ver om in te zetten op
het stopzetten van alle visonderhandelingen met Noorwegen, ook omdat ik mij ook verantwoordelijk
voel voor een verantwoord en duurzaam beheer van de gedeelde bestanden met Noorwegen.
Dat betekent dat ik hiervoor ook geen steun wil zoeken bij de Europese Commissie en
de lidstaten. Ik verwacht overigens dat ook andere lidstaten niet bereid zullen zijn
om de visonderhandelingen te verbreken vanwege dit punt.
Ondertekenaars
-
, -
Eerste ondertekenaar
A.H. Kuiken, voorzitter van de vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit -
Mede ondertekenaar
F.C.G. Goorden, adjunct-griffier