Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Peters over het percentage coördinatiekosten van het totale jeugdzorgbudget
Vragen van het lid Peters (CDA) aan de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport over het percentage coördinatiekosten van het totale jeugdzorgbudget (ingezonden 26 september 2019).
Antwoord van Minister De Jonge (Volksgezondheid, Welzijn en Sport) (ontvangen 13 november
2019). Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2019–2020, nr. 380.
Vraag 1
Herkent u het beeld dat maar liefst 30% van het budget voor jeugdzorg, oftewel ongeveer
een miljard euro, op zou gaan aan zogenoemde coördinatiekosten?1
Antwoord 1
In eerdere onderzoeken over administratieve lasten worden enigszins vergelijkbare
percentages genoemd, zoals die van GGZ Nederland2. Het zijn schattingen uitgevraagd via enquêtes van professionals. Daarbij gebruiken
diverse onderzoekers verschillende definities: coördinatiekosten, overhead of administratieve
lasten. Het ontbreekt vaak aan een heldere definitie van overhead. De uitspraak van
de voorzieningenrechter over de gehanteerde tarieven in de regio Haaglanden van 22 oktober
jl. bevestigt dit ook.
Het is goed om te beseffen dat administratieve lasten enerzijds slechts een onderdeel
zijn van de overhead, maar dat anderzijds in de cliëntgebonden kosten ook administratieve
lasten zitten. In een benchmarkanalyse onder 26 gemeenten is weer gekeken naar de
uitvoeringskosten voor gemeenten. Het perspectief van de aanbieders zat hier niet
in. Uit dit onderzoek kwam naar voren dat gemeenten gemiddeld vijf procent uitvoeringskosten
hebben. Dit percentage is vergelijkbaar met wat Berenschot noemt in zijn benchmarkanalyse.
Vraag 2
Wat zijn volgens u realistische percentages voor coördinatiekosten? Kunt u voor andere
domeinen (bijvoorbeeld uitvoering van de Wet maatschappelijke ondersteuning door gemeenten)
aangeven wat vergelijkbare percentages voor coördinatiekosten zijn?
Antwoord 2
De mate waarin coördinatiekosten acceptabel zijn, is normatief. Daarbij gebruiken
diverse onderzoekers verschillende definities, waardoor percentages lastig te vergelijken
zijn. De uitspraak van de voorzieningenrechter over de gehanteerde tarieven in de
regio Haaglanden van 22 oktober jl. bevestigt dit ook.
De benchmarkanalyse van Berenschot heeft ook gekeken naar de coördinatiekosten voor
de Wmo, daar bedraagt het percentage 25.Een breed gedeeld beeld bij alle betrokken
partijen is dat een te groot deel van het zorgbudget niet naar directe zorg voor de
cliënt gaat. De ambitie is om de vermijdbare administratieve lasten te beperken. Hiertoe
is het programma «ontregel de zorg» ingericht. Rita Verdonk is aangesteld als speciaal
adviseur. Zij organiseert onder meer de landelijke schrapdagen met als doel om overbodige
regels (binnen aanbieders) te schrappen.Tegelijkertijd hebben we in Tweede Kamer met
elkaar geconstateerd dat de benchmarkanalyse, welke dit voorjaar is uitgevoerd, nog
onvoldoende inzicht biedt in waar het jeugdhulpbudget precies aan uitgegeven wordt.
Dit is ook mijn constatering bij het onderzoek van Berenschot. We moeten preciezer
inzicht hebben om vast te kunnen stellen waar en hoe we (Rijk, gemeenten en aanbieders)
winst kunnen boeken. Hiertoe wordt momenteel het diepteonderzoek «inzicht in besteding
jeugdzorgmiddelen» uitgevoerd.
Vraag 3 en 4
Klopt het dat gemeenten nog steeds een eigen draai geven aan de manier waarop verantwoording
gevraagd wordt aan instellingen, ondanks dat hierover in het regeerakkoord duidelijke
afspraken gemaakt zijn en er inmiddels ook standaarden afgesproken zijn?
Wat gaat u er aan doen om gemeenten te bewegen zich te houden aan de afspraak om met
de standaarden voor verantwoording te werken?
Antwoord 3 en 4
Ja. Afspraken over verantwoording staan in het contract dat gemeenten met aanbieders
hebben afgesloten. Om hier meer structuur aan te brengen zijn drie uitvoeringsvarianten
(pxq, traject- en lumpsumfinanciering) gedefinieerd en is gesteld dat gebruik moet
worden gemaakt van standaardberichten voor toewijzing, beschikking, start hulp, einde
hulp en declaratie, plus retourberichten.
Gemeenten werken steeds meer met uitvoeringsvarianten en gebruiken de standaarden.
Maar niet alle 355 gemeenten sluiten elk jaar een nieuw contract af. Dus verloopt
de harmonisering van de uitvoering geleidelijk. Het project Informatievoorziening
Sociaal Domein (ISD) gaat dit wel monitoren.
Vraag 5
Kunt u aangeven welke samenwerkingsverbanden van gemeenten de laatste twee jaar uit
elkaar zijn gevallen? Wat gaat u doen om onnodige versnippering en dus meer coördinatiekosten
tegen te gaan?
Antwoord 5
Het is niet bekend welke samenwerkingsverbanden de laatste twee jaar uit elkaar zijn
gevallen. Kinderen, gezinnen, jongeren, gemeenten en aanbieders zijn gebaat bij rust
en orde rond regionale samenwerking. Om dit voor elkaar te krijgen, hebben we stabiele
regio’s nodig die efficiënt samenwerken op regionaal en bovenregionaal niveau. Het
ligt daarbij voor de hand dat regio’s eenzelfde samenstelling behouden.
Vraag 6
Kunt u aangeven hoe het staat met uw stappen om inkoop van zorg eenvoudiger te maken?
Antwoord 6
Zie het antwoord op vraag 4.
Vraag 7
Welke voorlichting geeft u aan gemeenten over de mogelijkheden rond inkoop die nu
al juridisch mogelijk zijn?
Antwoord 7
Gemeenten worden op diverse manieren op verschillende onderdelen van inkoop en sturing
geadviseerd. Via het eerder genoemde ISD voor de hanteren uitvoeringsvarianten, door
het OZJ om afspraken te maken over ambities en kosten voor de inkoop start en het
programma inkoop in het sociaal domein over professionele inkoopprocedures.
Vraag 8
Welke concrete regels in de jeugdhulp zijn inmiddels naar aanleiding van de in het
regeerakkoord afgesproken schrapsessies daadwerkelijk geschrapt? Hoe worden de opbrengsten
van deze sessies gedeeld en overal ingevoerd?
Antwoord 8
De speciaal adviseur Rita Verdonk is direct bij haar aantreden in januari 2019 begonnen
met het organiseren van schrapsessies en heeft daarna in samenwerking met vakbonden,
beroepsverenigingen, aanbieders en de VNG een landelijke schrapdag georganiseerd.
Op 12 juni was de eerste schrapdag waarin professionals de belangrijkste vermijdbare
regels hebben geselecteerd. Deze actiepunten zijn op 4 september door hen gepitched
voor bestuurders van hun aanbieders en gemeenten en in februari 2020 worden de opbrengsten
door die bestuurders gepresenteerd.
Toelichting:
Deze vragen dienen ter aanvulling op eerdere vragen terzake van het lid Westerveld
(GroenLinks), ingezonden 25 september 2019 (vraagnummer 2019Z17947) en van de leden Kerstens en Kuiken (beiden PvdA), ingezonden 25 september 2019 (vraagnummer
2019Z17949)
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
H.M. de Jonge, minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.