Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Westerveld over het percentage coördinatiekosten van totaal jeugdzorgbudget
Vragen van het lid Westerveld (GroenLinks) aan de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport over het percentage coördinatiekosten van totaal jeugdzorgbudget (ingezonden 25 september 2019).
Antwoord van Minister De Jonge (Volksgezondheid, Welzijn en Sport) (ontvangen 13 november
2019). Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2019–2020, nr. 382.
Vraag 1
Bent u bekend met het bericht «30% van jeugdzorgbudget gaat op aan «coördinatiekosten»1
Antwoord 1
Ja
Vraag 2
Was u op de hoogte van de analyse waar Berenschot mee bezig was naar de bestedingen
van de totale zorgkosten binnen het sociaal domein? Zo ja, sinds wanneer?2
Antwoord 2
Nee. Berenschot biedt zelf aan gemeenten een benchmarkproduct aan. De analyse die
ze nu hebben afgerond is een product, waar de gemeenten die hieraan meedoen zelf voor
hebben betaald omdat ze daar behoefte aan hebben.
Een onderdeel van deze benchmarkanalyse zijn de coördinatiekosten. De definitie die
Berenschot hiervoor gebruikt zijn eigenlijk alle kosten die geen cliëntgebonden kosten
zijn bij zorgaanbieders of jeugdzorgaccommodaties. De kosten van toegang bij gemeenten,
de kosten van kantoorruimten en ICT zijn bijvoorbeeld ook coördinatiekosten. De coördinatiekosten
zijn dus eigenlijk overhead.
Vraag 3
Klopt het dat er nu pas voor het eerst de totale kosten voor het coördineren van de
jeugdzorg berekend zijn? Zo ja, waarom heeft u er niet voor gekozen eerder zicht te
krijgen op de verdeling van de middelen jeugdhulp? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 3
Nee. Ook in eerdere onderzoeken worden enigszins vergelijkbare percentages genoemd,
zoals die van GGZ Nederland3. Daarbij gebruiken diverse onderzoekers verschillende definities. Nu zijn het coördinatiekosten,
dan weer overhead of administratieve lasten. Ook ontbreekt het vaak aan een heldere
definitie van overhead. De uitspraak van de voorzieningenrechter over de gehanteerde
tarieven in de regio Haaglanden van 22 oktober jl. bevestigt dit ook.
Het is goed om te beseffen dat administratieve lasten enerzijds slechts een onderdeel
zijn van de overhead, maar dat anderzijds in de cliëntgebonden kosten ook administratieve
lasten zitten. In de benchmarkanalyse onder 26 gemeenten is weer gekeken naar de uitvoeringskosten
voor gemeenten. Het perspectief van de aanbieders zat hier niet in. Uit dit onderzoek
kwam naar voren dat gemeenten gemiddeld vijf procent uitvoeringskosten hebben. Dit
percentage is vergelijkbaar met wat Berenschot noemt in zijn benchmarkanalyse.
Tegelijkertijd hebben we in Tweede Kamer met elkaar geconstateerd dat de benchmarkanalyse,
welke dit voorjaar is uitgevoerd, nog onvoldoende inzicht biedt in waar het jeugdhulpbudget
precies aan uitgegeven wordt. Dit is ook mijn constatering bij het onderzoek van Berenschot.
We moeten preciezer inzicht hebben om vast te kunnen stellen waar en hoe we (Rijk,
gemeenten en aanbieders) winst kunnen boeken. Hiertoe wordt momenteel het diepteonderzoek
«inzicht in besteding jeugdzorgmiddelen» uitgevoerd.
Vraag 4
Heeft u inmiddels al een update over het onderzoek dat u voornemens was te doen naar
de besteding van de middelen jeugdhulp, waarin ook inzichtelijk gemaakt zou worden
welke bedragen naar ambtelijke ondersteuning en extern advies gaan? Zo ja, wat is
de stand van zaken betreft uw onderzoek? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 4
Ja. In de brief over de uitkomsten voorjaarsnotabesluitvorming jeugd en ggz4 heb ik u laten weten dat ik onderzoek zal laten doen om een antwoord te krijgen op
de vraag «waar worden de jeugdhulpmiddelen zorginhoudelijk aan uitgegeven?». In juni
jl. heb ik met uw Kamer nog van gedachten gewisseld over de opzet van dit onderzoek
obv de eerste gedachten over dit onderzoek die ik met uw Kamer heb gedeeld5. Deze zomer heeft het offertetraject plaatsgevonden en begin september is het onderzoeksbureau
KPMG met het onderzoek gestart. KPMG heeft de afgelopen periode gemeenten benaderd
voor deelname en is inmiddels bezig met de dataverzameling. Eind dit jaar moet het
onderzoek zijn afgerond. Na afronding zal ik uw Kamer informeren over de uitkomsten
van dit onderzoek.
Vraag 5
Deelt u de mening van onderzoeker Wouter Poels (Berenschot) en Eva de Vroome (Jeugdzorg
Nederland) dat het percentage van zo’n 30% van het budget van jeugdhulp niet naar
zorg gaat maar naar coördinatiekosten, veel is? Kunt u het antwoord toelichten?
Antwoord 5
Ja. Een breed gedeeld beeld bij alle betrokken partijen is dan ook dat een te groot
deel van het zorgbudget niet naar directe zorg voor de cliënt gaat, maar naar overheadkosten.
Ook in eerdere onderzoeken worden enigszins vergelijkbare percentages genoemd.
Vraag 6
Bent u het eens met de onderzoeker dat een deel van de coördinatiekosten vermijdbaar
is en veroorzaakt wordt door de vele beleidsplannen die het Rijk en gemeenten over
de sector uitstorten? Zo ja, wat kunt u doen om de situatie te verbeteren? Zo nee,
waarom niet?
Antwoord 6
Ja, ik ben het eens dat een deel van de coördinatiekosten vermijdbaar is. De ambitie
is om de vermijdbare kosten (met name overbodige administratieve lasten) terug te
dringen. Hiertoe is het programma «ontregel de zorg» ingericht. Rita Verdonk is aangesteld
als speciaal adviseur. Zij organiseert onder meer de landelijke schrapdagen met als
doel om overbodige regels (binnen aanbieders) te schrappen.
Daarnaast is het belangrijk dat gemeenten of regio’s vooraf goede afspraken maken
over ambitie, geld, in te kopen jeugdhulp, interpretatie van het berichtenverkeer
en verantwoording. Hier vervult desgevraagd het OZJ een ondersteunende rol alsook
het programma inkoop in het sociaal domein. Om de variantie aan inkoopafspraken te
beperken zijn uitvoeringsvarianten en standaarden voor het berichtenverkeer gedefinieerd
en het gebruik hiervan is in de Jeugdwet vastgelegd.
Ook in de brief over de uitkomsten voorjaarsnotabesluitvorming jeugd en ggz heb ik
laten weten aanvullende bestuurlijke afspraken te willen maken met de VNG hoe we het
jeugdhulpstelsel effectiever, efficiënter en beter kunnen maken. Een deel van de afspraken
zit op het thema «terugdringen van vermijdbare uitgaven». Onderdeel van deze afspraak
is het diepteonderzoek van KPMG «inzicht in besteding jeugdzorgmiddelen». Daarnaast
maakt hier ook inkoop, aanbesteden en open house en het verminderen van regeldruk
en administratieve lasten hier onderdeel van uit.
Vraag 7
Heeft u het beeld dat de uitkomsten van de schrapsessies, die mede door uw ministerie
worden georganiseerd, ook gaan bijdragen aan het verminderen van de administratie-
en coördinatiekosten zoals beschreven in dit rapport? Zo ja, waarom? Zo nee, waarom
niet?
Antwoord 7
De speciaal adviseur administratieve lasten Rita Verdonk is direct bij haar aantreden
in januari 2019 begonnen met het organiseren van schrapsessies en heeft daarna in
samenwerking met de bonden, beroepsverenigingen, aanbieders en VNG landelijke schrapdagen
georganiseerd. Op 12 juni was de eerste schrapdag waarin professionals de belangrijkste
vermijdbare regels hebben geselecteerd. Deze actiepunten zijn op 4 september door
hen gepitched voor bestuurders van hun aanbieders en gemeenten en in februari 2020
worden de opbrengsten door die bestuurders gepresenteerd.
Vraag 8
Zijn er nog andere concrete voornemens om ervoor te zorgen dat budget dat is bedoeld
voor jeugdzorg, ook daar terecht komt en dus wordt besteed aan de jeugdzorgmedewerkers
en de jongeren? Zo ja, welke? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 8
Zie het antwoord op vraag 5 en 6.
Vraag 9
Is het bekend wat de situatie was voor de decentralisatie in 2015 betreft de verdeling
coördinatiekosten? Zo ja, kunt u dat toelichten? Zo nee, waarom is dat niet bekend?
Antwoord 9
Nee. De ervaren vermijdbare administratieve lasten/coördinatiekosten van voor en na
de decentralisatie laten zich lastig vatten in een vergelijkbaar getal en percentage.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
H.M. de Jonge, minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.