Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Nijboer over het bericht ‘McKinsey: kaalslag dreigt onder banken bij nieuwe crisis’
Vragen van het lid Nijboer (PvdA) aan de Minister van Financiën over het bericht «McKinsey: kaalslag dreigt onder banken bij nieuwe crisis» (ingezonden 24 oktober 2019).
Antwoord van Minister Hoekstra (Financiën) (ontvangen 13 november 2019).
Vraag 1
Bent u bekend met het artikel «McKinsey: kaalslag dreigt onder banken bij nieuwe crisis»?1
Antwoord 1
Ja, ik ben bekend met het artikel in het Financieele Dagblad waarin wordt gerefereerd
aan een rapport2 van McKinsey. Ik heb ook het rapport van McKinsey geraadpleegd.
Vraag 2
Onderschrijft u de conclusie dat veel banken, met name in West-Europa, een nieuwe
crisis niet aankunnen? Wat vindt u van de stelling dat Amerikaanse banken beter tegen
zwaar weer bestand zijn, omdat zij hogere buffers hebben?
Antwoord 2
In het rapport van McKinsey lees ik niet dat banken in West-Europa «een nieuwe crisis
niet aankunnen» en ook niet «dat Amerikaanse banken beter tegen zwaar weer bestand
zijn, omdat zij hogere buffers hebben». McKinsey zegt dat banken in West-Europa gemiddeld
genomen een lager rendement op eigen vermogen3 halen dan Amerikaanse banken. Hier liggen volgens McKinsey meerdere factoren aan
ten grondslag, zoals verschillen in macro-economische condities, een lagere leningengroei
en de lage rente in de Eurozone. Volgens McKinsey blijven de rendementen die veel
banken maken achter bij de redelijke vergoeding die verschaffers van eigen vermogen
verwachten. Dit zou ertoe kunnen leiden dat banken op termijn geen waarde creëren
voor hun aandeelhouders. Hierbij herken ik de stelling dat Amerikaanse banken recent
gemiddeld een hoger rendement op eigen vermogen halen dan hun Europese peers.4
De afgelopen jaren zijn er vele stappen gezet om ervoor te zorgen dat de Europese
banken beter bestemd zijn tegen een nieuwe crisis. Alhoewel de Europese bankensector
over de hele linie winstgevend is, worden sommige banken geconfronteerd met structurele
uitdagingen. De oplossingen voor deze uitdagingen liggen in de eerste plaats bij banken
zelf. Als het banken niet lukt om met oplossingen te komen, zijn er in het kader van
de bankenunie afspraken gemaakt hoe hier mee om te gaan. Het is verder relevant om
op te merken dat hogere buffers – in de vorm van eigen vermogen – bij een gelijkblijvend
rendement juist zorgen voor een lager rendement op eigen vermogen. Een hoger eigen
vermogen zorgt voor minder risico en daarbij past ook een lager rendement. Tot slot
hebben aandeelhouders door de introductie van nieuwe regels eerder te maken met dividendrestricties
en bail-in. Hierdoor liggen risico’s waar ze horen, namelijk bij de verschaffers van
kapitaal.
Vraag 3 en 5
In welke mate zijn Nederlandse banken voorbereid op een nieuwe crisis?
Wat gaat u doen om ervoor te zorgen dat banken een volgende crisis kunnen overleven,
en dat gewone mensen nooit weer hoeven op te draaien voor het redden van banken? Moeten
banken niet net als in Amerika hogere buffers aanhouden? Bent u bereid de ongewogen
buffers weer te verhogen?
Antwoord 3 en 5
De afgelopen jaren is, zowel in Europa als in Nederland, hard gewerkt om de weerbaarheid
van banken te vergroten. Hierdoor zijn Nederlandse banken beter voorbereid op een
nieuwe crisis en is het risico dat de Nederlandse overheid wederom moet optreden als
redder in nood kleiner dan voor de financiële crisis.
In de eerste plaats zijn de minimale risicogewogen kapitaaleisen die banken moeten
aanhouden verhoogd. De afronding van het Bazel III kapitaalraamwerk zal het risicogewogen
raamwerk verder verbeteren door meer eenheid aan te brengen in de berekening van onderliggende
risico’s.
Ten tweede is vorig jaar met het Europese «bankenpakket» voor het eerst een Europees
geharmoniseerde bindende minimum («pillar 1») leverage ratio eis voor alle banken
geïntroduceerd. Deze minimale ongewogen kapitaaleis van 3% is een aanvulling op de
risicogewogen eisen. Een leverage ratio eis zorgt ervoor dat elke bank, ongeacht de
onderliggende risico’s, altijd een minimale hoeveelheid eigen vermogen moet aanhouden.
Als banken niet aan deze eis voldoen, volgen strenge consequenties en kunnen zij uiteindelijk
in resolutie of faillissement worden geplaatst. Voor mondiale systeembanken geldt
als gevolg van een opslag een hogere leverage ratio eis. Dankzij de inzet van Nederland
wordt een verbreding van deze opslag naar nationale systeembanken door de Europese
Commissie nog nader onderzocht.
Banken moeten daarnaast verliesabsorberend vermogen opbouwen om bail-in beter mogelijk
te maken. Voorts zorgen de nieuw geïntroduceerde liquiditeitseisen ervoor dat banken
beter aan hun verplichtingen kunnen voldoen in tijden van stress. Banken dragen daarnaast
ex ante bij aan fondsen die bescherming bieden aan spaarders. Tot slot worden er op
voorhand resolutieplannen opgesteld voor wanneer banken in de problemen komen. Uit
het voorgaande volgt dat de weerbaarheid van banken de afgelopen jaren is vergroot.
Dat neemt niet weg dat nog stappen te zetten zijn, bijvoorbeeld om de potentieel negatieve
wisselwerking tussen banken en overheden verder te verminderen. Hier maak ik me hard
voor, ook in Europees verband. Een overzicht van dit alles leest u terug in mijn brief
met de update risicoreductie Europese banken van 26 augustus 2019.5
Vraag 4
Hoe beoordeelt u de analyse dat er een fusie- en overnamegolf kan komen, en dat banken
groter zullen worden? Acht u een dergelijke ontwikkeling gewenst? Deelt u de mening
dat grotere banken niet te prefereren zijn, omdat banken juist niet «too big to fail»
mogen worden?
Antwoord 4
In mijn brief aan uw Kamer van 20 augustus jl.6 ben ik, op verzoek van de leden Alkaya (SP), Nijboer (PvdA) en Sneller (D66), uitgebreid
ingegaan op Europese grensoverschrijdende banken en de in dat kader bestaande waarborgen
ten aanzien van kapitaal, liquiditeit en bail-in buffers. In die brief Kamer heb ik
onder meer stilgestaan bij mogelijke voor- en nadelen van fusies en overnames.
Wanneer banken geconfronteerd worden met structurele uitdagingen, zoals een lage winstgevendheid,
kan een fusie of overname voordelen met zich brengen. Zo kunnen banken na een fusie
of overname mogelijk efficiënter opereren en kosten reduceren. Dat is bijvoorbeeld
het geval wanneer zij samen diensten gaan inkopen, overlappende diensten of vestigingen
bundelen of verbeterde markttoegang kunnen realiseren. Tegelijkertijd kunnen fusies
en overnames ook risico’s vergroten. Dit is bijvoorbeeld het geval indien er hoge
kosten gepaard gaan met het integreren van systemen of het samenvoegen van activiteiten.
Ook kunnen bankengroepen groter en complexer worden, wat een risico kan zijn voor
de financiële stabiliteit.
De laatste jaren hebben een aantal consolidaties plaatsgevonden. Het is moeilijk om
in te schatten in hoeverre en hoeveel fusies en overnames zich in de toekomst zullen
voordoen. Het is in de eerste plaats aan banken zelf om voor hun eigen organisaties
de voor- en nadelen en de mogelijkheden voor fusies en overnames te verkennen en kansen
en risico’s tegen elkaar af te wegen. Indien zich in een concreet geval risico’s voordoen
in verband met een fusie of overname, kunnen toezichthouders en resolutieautoriteiten
gebruik maken van hun bevoegdheden om deze risico’s te mitigeren.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
W.B. Hoekstra, minister van Financiën
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.