Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van de leden Jasper van Dijk en Bruins over leegloop en braindrain in Oost-Europa
Vragen van Jasper vanDijk (SP) en Bruins (ChristenUnie) aan de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid over leegloop en braindrain in Oost-Europa (ingezonden 14 oktober 2019).
Antwoord van Minister Koolmees (Sociale Zaken en Werkgelegenheid) (ontvangen 13 november
2019).
Vraag 1 en 2
Wat is uw reactie op de waarschuwing in het rapport van de Wereldbank dat het vertrek
van hoger opgeleiden de economische ontwikkeling van een flink aantal Europese landen
bedreigt?1
Deelt u de mening dat (grootschalige) emigratie landen sociaaleconomisch en maatschappelijk
kan ontwrichten?
Antwoord 1 en 2
In het rapport wijst de Wereldbank op leegloop en braindrain als een nadelig effect
van arbeidsmigratie. Tegelijkertijd wijst de Wereldbank er op dat het vergemakkelijken
van migratie een van de meest effectieve instrumenten is om armoede en ongelijkheid
in de wereld te bestrijden. Om die reden noemt de Wereldbank het grote belang van
passende flankerende maatregelen bij arbeidsmigratie, zowel in de landen van herkomst
als in de landen van bestemming.
Als bepaalde landen gedurende langdurige periodes last hebben van emigratie en verlies
van geschoolde arbeid is er volgens de Wereldbank meestal sprake van structurele onderliggende
problemen. Het lost dan weinig op om migratie te beperken. De remedie zal eerder gezocht
moeten worden in het verbeteren van de governance en het versterken van de publieke
instituties in de landen van herkomst.
Vraag 3 en 4
Erkent u dat rijke landen profiteren van de investeringen van armere landen in de
opleiding van hun mensen, wanneer deze na hun opleiding naar de rijkere landen vertrekken?
Bent u het ermee eens dat de meer welvarende West-Europese landen niet moeten meewerken
aan het vertrek van werknemers wanneer in het land van oorsprong grote aantallen vacatures
zijn?
Antwoord 3 en 4
Het vrij verkeer van werknemers en hun familie is een fundamenteel recht in de Europese
Unie, en ook de Wereldbank wijst er op dat het beperken van vormen van migratie geen
antwoord is op de problemen waarmee sommige lidstaten te maken hebben. Lidstaten,
maar uiteraard ook landen van buiten de EU, zijn vrij om hun eigen arbeidsmarktbeleid
in te richten, en het zo voor hun eigen burgers aantrekkelijker te maken om te blijven.
Het is van belang dat alle lidstaten zich structureel inzetten om de sociaaleconomische
omstandigheden en levensomstandigheden van hun burgers te verbeteren.
Arbeidsmigranten leveren een belangrijke bijdrage aan de Nederlandse (kennis)economie,
innovatieve slagkracht en concurrentiepositie en zijn essentieel voor de continuïteit
in bepaalde sectoren.2 Dit geldt zowel voor hoog- als laagopgeleide arbeidsmigranten in verschillende sectoren.
Zodoende profiteert Nederland van migranten die hierheen komen om te werken.
Dat laat onverlet dat we binnen de EU oog moeten hebben voor mogelijk nadelige gevolgen
van arbeidsmigratie. De EU heeft dan ook omvangrijk programma’s om de economie te
stimuleren in regio’s met een achterstand.
Vraag 5
Wat onderneemt de EU tegen leegloop en braindrain in Oost-Europa? Deelt u de mening
dat dit probleem bovenaan de agenda moet komen te staan?
Antwoord 5
Leegloop en braindrain zijn serieuze problemen die ook in EU-verband aandacht verdienen.
Op dit moment bestaat er geen gecoördineerde Europese inzet op dit gebied, maar duidelijk
is wel dat als braindrain in een groeiend aantal lidstaten als een ernstig probleem
wordt gezien, ook op Europees niveau verkend moet worden hoe aan deze uitdaging het
hoofd geboden kan worden. Het onderwerp staat regelmatig op de agenda en dat zal de
aankomende tijd zo blijven. Lidstaten zouden elkaar hierin kunnen ondersteunen, bijvoorbeeld
bij het ontwikkelen van incentives en programma’s om te bevorderen dat arbeidsmigranten
naar het land van herkomst terugkeren. Ook de Wereldbank wijst hierop in zijn studie.
Vraag 6
Erkent u dat, wanneer Noord-Macedonië en Albanië toetreden tot de EU, in die landen
de leegloop eveneens zal toenemen?
Antwoord 6
In Noord-Macedonië en Albanië is momenteel sprake van een relatief grote uitstroom
van veelal jonge mensen. De hervormingen die plaatsvinden in het kader van EU-integratie
dragen bij aan de versterking van de instituties en economische ontwikkeling in Noord-Macedonië
en Albanië. Het perspectief voor een toekomst in eigen land wordt hierdoor vergroot.
Vraag 7 en 8
Juicht u het toe dat de bevolking van Roemenië, een van de armste landen van de EU,
in 2018 kromp met 129.000 mensen, terwijl het aantal Roemenen tussen 2012 en 2018
in Italië toenam met 42%, in Nederland verdubbelde en in Duitsland verdriedubbelde?
Erkent u dat het vrij verkeer van werknemers grote nadelen heeft als gevolg van de
grote welvaartsverschillen tussen de EU-lidstaten? Wat onderneemt u hiertegen?
Antwoord 7 en 8
Zoals hierboven al aangegeven is het vrij verkeer een fundamenteel recht en kent het
ook grote voordelen. Arbeidsmobiliteit kan verschillende redenen hebben. Een belangrijke
oorzaak van arbeidsmobiliteit is dat de sociaaleconomische verschillen tussen EU-lidstaten
aanzienlijk zijn. Daarom vind ik het belangrijk dat de Europese Unie blijft inzetten
op opwaartse sociaaleconomische convergentie om de veerkracht van de economieën van
lidstaten, hun sociaaleconomische prestaties en hun leefomstandigheden te verbeteren,
zoals ik ook heb aangegeven in mijn brief over de toekomst van de sociale dimensie
van de EU.3
Daarnaast kunnen lidstaten met tekorten op de arbeidsmarkt als gevolg van vertrekkende
arbeidskrachten, adequaat beleid ontwikkelen om het voor werknemers aantrekkelijker
te maken in het land van herkomst te blijven.
In dit kader zal het kabinet inzetten op de versterking van het Europees Semester,
onder meer door het gericht onderling vergelijken van de beleidsinspanningen (doelen,
instrumenten en resultaten) van lidstaten («benchmarking») en vormen van beleidsintervisie
tussen lidstaten («peer review»). Ook de effectieve benutting van de middelen uit
de Europese Structuur- en Investeringsfondsen (ESI-fondsen) zoals het Europees Sociaal
Fonds kan een belangrijke bijdrage leveren aan opwaartse sociaaleconomische convergentie.
Tevens draagt de inzet van het kabinet om de koppeling tussen het Europese Semester
en de benutting van Europese middelen te versterken hieraan bij.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
W. Koolmees, minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.